Een doorlichting van het media-imperium van Tony O'Reilly (Kevin McMullan)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK 3. O’REILLY IN IERLAND

 

1. INLEIDING

 

In dit hoofdstuk zullen we de groei van het media-imperium van O’Reilly in Ierland toelichten. De ontwikkelingen in het buitenland worden in het volgende hoofdstuk weergegeven. Voor een duidelijk overzicht van het imperium verwijzen we naar hoofdstuk 5.

 

We beginnen met Ierland omdat dat nu eenmaal de thuismarkt is van Independent News & Media en omdat daar de marktdominantie van het bedrijf het meest frappant is. Vooraleer de historiek van de Independent-groep aan te vatten, schetsen we kort het Ierse perslandschap en de Ierse mediawetgeving, zodat een summier referentiekader kan gevormd worden. Het verdere verloop van het hoofdstuk is in hoofdzaak chronologisch opgebouwd en bestaat achtereenvolgens uit een deel over Independent Newspapers, een deel over de Sunday Tribune, een deel over het verdwijnen van de Irish Press, een deel over de onderzoeken van overheidswege naar de dominantie van de Independent-groep op de Ierse krantenmarkt en een deel met daarin aandacht voor recente ontwikkelingen. In het besluit tenslotte maken we enkele bemerkingen.

 

Zoals wel vaker het geval is bij het doorlichten van media-imperia, is het moeilijk álles in kaart te brengen. Ik ben mij er dus wel degelijk van bewust dat niet elke overname of participatie vermeld wordt, maar dit was bij aanvang ook geenszins de bedoeling. Het oogmerk ligt vooral in de weergave van de krachtlijnen en een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen.

 

 

2. KORTE SCHETS VAN HET IERSE PERSLANDSCHAP

 

Ierland telt 3,6 miljoen inwoners. Het perslandschap bestaat er uit vier nationale ochtenddagbladen (de Irish Independent, de Irish Examiner, de Irish Times en de Star), twee nationale avonddagbladen (de Evening Echo en de Evening Herald), vijf nationale zondagskranten (de Sunday Independent, de Sunday World, de Sunday Business Post, de Sunday Tribune en de Irish Farmers Journal) en een dertigtal regionale kranten[32] die veelal een wekelijkse periodiciteit hebben. Naast deze binnenlandse bladen, worden er in Ierland ook veel Britse kranten geconsumeerd. Ongeveer 20 % van de dagbladen en 26 % van de zondagsbladen die verkocht worden, zijn uit Engeland afkomstig. Dit hoge percentage komt onder andere doordat Britse kranten goedkoper zijn dan Ierse wegens de btw die in Ierland op kranten geheven wordt (12,5 %) en de positieve schaaleffecten die Britse kranten wegens de grootte van hun omzet ervaren (Kelly & Truetzschler, 1997).[33] Bovendien zijn de Britse krantenuitgevers meer dan bereid om hun kranten tegen een vriendelijke prijs in Ierland van de hand te doen, omdat de Ierse oplages door het Audit Bureau of Circulation (ABC) worden opgenomen in de algemene oplagecijfers. Hierdoor krijgt men hogere ‘Britse’ oplages waardoor kranten meer geld kunnen vragen voor advertenties (Murphy, 2000, 8 september). Vooral de Britse tabloids, zoals de Mirror en de Sun zijn populair in Ierland[34], met als gevolg dat er slechts twee Ierse boulevardbladen zijn, de Sunday World en de Star (Grisold, 1996; Kelly & Truetzschler, 1997).

 

Wanneer we naar de oplage-evolutie kijken in de afgelopen 10 jaar, zien we dat de totale oplage van de Ierse nationale kranten (dag- en zondagsbladen tezamen) na een forse duik tijdens de eerste helft van de jaren ’90, de laatste vijf jaar weer steeg en nu 1.412.388 bedraagt. Vooral de ochtendbladen kenden na de terugval in 1995 door het wegvallen van de Irish Press-kranten (cfr. infra), een opmerkelijke groei de laatste jaren (totale ochtendoplage nu: 448.440). De avondbladen en zondagsbladen daarentegen gingen achteruit (van 224.911 in 1990 naar 133.050 nu voor de avondoplage en van 894.086 naar 757.437 voor de zondagsoplage). Daarbovenop worden er wekelijks zo’n 650.000 regionale kranten per week verkocht (http://www.nni.ie.circfigs.htm). In bijlage worden de oplagecijfers van de afgelopen 30 jaar opgenomen.    

 

Er is een zekere graad van kruisparticipatie binnen de Ierse media. Lokale bladen zijn vaak actief in commerciële radio’s (sinds 2001 is de restrictie van een maximum van 25 % opgeheven) en we zien dat Independent News & Media bijvoorbeeld ook in de telecommunicatiesector actief is (cfr. infra) (Truetzschler, 2002).

 

Er is weinig interesse vanwege buitenlandse groepen in de Ierse printmedia. Vroeger had een Amerikaans bedrijf 50 % van de aandelen in de Irish Press in handen, maar sinds het verdwijnen van die dagbladgroep, is de buitenlandse participatie enorm beperkt gebleven. Door de groeiende economie en de grotere opbrengsten die de Ierse pers genereert de laatste jaren (door de hogere advertentie-inkomsten), is er echter wel een stijgende belangstelling. Zo kocht de Britse regionale dagbladgroep Trinity International Holdings (die later met de British Mirror-groep zou fusioneren) in 1998 de zondagskrant Sunday Business Post en heeft de Mirror-groep ondertussen het merendeel van de regionale kranten uit de provincie Donegal in handen. Allicht zullen we, gezien het feit dat er geen wettelijke beperkingen zijn op ‘foreign ownership’ en dat het financieel steeds aanlokkelijker wordt, doorheen de jaren een stijging van de buitenlandse – vooral Britse – participatie zien in Ierland (Truetzschler, 2002). 

 

Van de kranten die niet tot de O’Reilly-stal behoren is de Irish Times ongetwijfeld de belangrijkste, een kleine uitweiding:

 

In 1859 ontstond de Irish Times als krant die op dinsdag, donderdag en zaterdag verscheen. Later in hetzelfde jaar werd het een dagblad (Moody & Martin, 2001). De oprichter was Major Lawrence Knox, een man in zijn prille twintigerjaren. Het tijdstip van ontstaan is niet toevallig, tijdens die periode werden namelijk belemmeringen van overheidswege op het drukken van publicaties gevoelig versoepeld (cfr. infra). Heel wat nieuwe bladen verschenen er toen, waaronder dus de Irish Times, overigens het enige blad uit die tijd dat nu nog bestaat. Politiek gezien kon men de Irish Times als een unionistische pro-Britse krant beschouwen. Zelf bestempelde het zich als een conservatief dagblad. Na het ontstaan van de Ierse staat ging het een meer onafhankelijke redactionele lijn volgen (http://www.ireland.com/about/print/ history.htm).

 

Na het overlijden van de stichter in 1873 kwam de krant in handen van de Arnott-familie. Nog later werd het een publieke onderneming, maar bleven de Arnotts toch de controle over de krant behouden. In 1974 werd er een stichting opgericht die de Irish Times van dan af zou beheren en ervoor zou zorgen dat het blad “an independent newspaper primarily concerned with serious issues for the benefit of the community throughout the whole of Ireland, free from any form of personal or party political, commercial, religious or other sectional control” zou blijven (http://www.ireland.com/about/print/history.htm). Dit beheer door een stichting is uniek in Ierland en vrij zeldzaam wereldwijd (Horgan, 2001).

 

De oplage van de Irish Times bleef de afgelopen 30 jaar stelselmatig stijgen en bedraagt nu 119.252 (http://www.nni.ie.circfigs.htm). De troef van de krant is niet zozeer haar oplage (de Independent van O’Reilly heeft een oplage van 168.253), maar des te meer haar publiek. Ze wordt vooral door studenten, academici en zakenmensen gelezen (http://www.ireland.com/ about/print/history.htm).

 

De Irish Times wordt nu als de meest progressieve krant in Ierland beschouwd en is vooral sterk wat betreft buitenlandse berichtgeving met permanente journalistieke aanwezigheid in Londen, Brussel, Washington, New York, Berlijn, Parijs en Beijing (Horgan, 2001; http:// www.ireland.com/about/print/history.htm).

 

 

3. WETGEVING

 

Ierland is een land dat liberale waarden hoog in het vaandel draagt. De rechten van het individu zijn meer prioritair dan de aspiraties van bepaalde belangengroepen. Zo zijn er bijvoorbeeld weinig vooruitstrevende maatregelen ter bescherming van werknemers, hebben de vakbonden weinig slagkracht en is er geen goed uitgebouwde sociale zekerheid (Grisold, 1996).

 

3.1. De prioriteiten binnen het Ierse mediabeleid

 

De afgelopen jaren kende Ierland heel wat veranderingen. De enorme groei van de economie (wat Ierland de naam van Keltische Tijger opleverde), het vredesproces in Noord-Ierland, veranderende opvattingen in verband met zaken zoals abortus en scheiding,… Kortom, de Ierse samenleving moderniseerde en zo ook haar politiek. In verband met mediaregelgeving zien we een liberaliseringstrend (Dinan, 2001). 

 

Het Ierse mediabeleid heeft zich de laatste jaren voornamelijk geconcentreerd op vier punten: de deregulering en privatisering van de omroep, de installatie van een nieuwe Ierse televisiezender, het stimuleren van de filmindustrie en de privatisering van de telecommunicatiesector. Vooraleer de Irish Press failliet ging (cfr. infra), was er totaal geen politieke interesse voor de Ierse krantensector. (Grisold, 1996). Er is dan ook geen specifieke wetgeving, zoals bijvoorbeeld de omroep die heeft, in verband met de geschreven pers (Kelly & Truetzschler, 1997; McGonagle, 1997).

 

 

3.2. Anti-trust

 

Om monopolies tegen te gaan heeft de minister voor het ondernemingswezen, handel en tewerkstelling van de wetgever enkele bevoegdheden meegekregen. Een interventie mag echter enkel in situaties waar er een echt monopolie gevormd kan worden, waardoor de optredens van de minister wel bijzonder schaars zijn (Kelly & Truetzschler, 1997). Omdat naast monopolievorming ook andere zaken concurrentie kan doen afnemen, werd in 1991 een nieuwe anti-trustregelgeving uitgewerkt. Met de Competition Act kwam er voor het eerst een duidelijke regelgeving in verband met marktcompetitie, maar zoals wel vaker het geval is, werd er geen speciale vermelding gemaakt van mediabedrijven. Een algemene wetgeving die voor alle markten geldt werd genoeg bevonden, zodat er in Ierland tot voor kort geen specifieke mediaregelgeving bestond wat betreft anti-trust (Grisold, 1996). We schrijven tot voor kort omdat heel recentelijk nieuwe wetten gestemd zijn (cfr. 7.2.), waarvan de concrete toepassingen evenwel nog onduidelijk zijn (Dinan, 2001).

 

Een ander probleem in Ierland is dat het controlerend orgaan dat samen met de nieuwe regelgeving het licht zag, de Competition Authority, geen grote slagkracht meekreeg om maatregelen op te leggen. Het gevolg is er wel een regelgeving bestaat, maar dat die niet bijzonder streng wordt toegepast (Grisold, 1996). 

 

 

3.3. Cross-ownership

 

De Ierse wetgeving bevat strikt genomen geen restricties in verband met kruisparticipatie. Alle eventuele participaties in omroepen vanwege ‘restricted investors’ moeten evenwel voorgelegd worden aan de Broadcasting Commission of Ireland (BCI)[35], die kan beslissen hoeveel die ‘restricted investors’ in de onderneming mogen participeren. ‘Restricted investors’ zijn onder meer eigenaars van dagbladen in het binnen- en buitenland. De BCI hanteert nu een maximale participatie van 27 %; omgekeerd mogen omroepen zoveel ze willen participeren in dagbladen omdat dat geen bevoegdheid is van de BCI. De facto is er dus wel een zekere beperking op kruisparticipatie, alhoewel er geen vastgelegde regels zijn. Eigenaardig genoeg is er niet veel kruisparticipatie in Ierland (Dinan, 2001; McGonagle & Van Strien-Reney, 1999). Er zijn geen kruisparticipatiebeperkingen tussen telecommunicatiebedrijven en andere mediaondernemingen (Productivity Commission, 2000).

 

 

3.4. Buitenlandse participatie

 

Er zijn geen beperkingen wat betreft de participatie van buitenlandse personen of bedrijven in Ierse mediaondernemingen (Dinan, 2001).

 

 

3.5. Kritiek

 

Het grootste verwijt dat we aan het adres van de Ierse overheid kunnen maken, is dat er geen voldoende maatregelen genomen worden om een pluralistisch medialandschap te garanderen. Zeker in het verleden werd er veel te laks opgetreden en heeft men als resultaat dat er een zeer grote concentratiegraad is met een ongelooflijke dominantie van Independent News & Media (cfr. infra). De enkele maatregelen die de afgelopen jaren getroffen werden, zorgden voor het behoud van de status quo (Grisold, 1996). Er werden wel enkele nieuwe initiatieven genomen, maar zonder dat daar op werd doorgegaan. Zo publiceerde de minister van kunst, cultuur en de Gaeltacht[36] in 1995 bijvoorbeeld een groenboek met daarin wetsvoorstellen[37] die het medialandschap zouden moeten verbeteren, maar 6 jaar later zijn deze nog steeds niet in wetten omgezet (Dinan, 2001).

 

Bovendien is er geen wetgeving wat betreft de gedrukte media. De bevoegde instantie die toezicht uitoefent op de dagbladsector is de Competition Authority, onder leiding van de minister voor het ondernemingswezen, handel en tewerkstelling. Later in dit hoofstuk beschrijven we hoe de minister aanbevelingen kreeg vanwege de Commission on the Newspaper Industry en de Competition and Mergers Review Group, maar hier niet op inging.

 

In plaats van de wetgeving te verstrengen zien we net het omgekeerde gebeuren…

 

 

3.6. Recente ontwikkelingen

 

De Competition Authority heeft onlangs bevestigd dat de cross-ownershiprestricties in de toekomst zullen versoepeld worden. De precaire financiële situatie waarin vele radiozenders in Ierland zitten is hiervoor de voornaamste motivatie. De Competition Authority stelt:

 

“there is a concern that a too-rigorous application of BCI rules on radio ownership could have the unfortunate effect of stifling the flow of capital to broadcasters. We recommend that the BCI provide for specific waivers to any such restrictions, in circumstances where the public interest benefits resulting from cross ownership and the resultant capital flows outweigh the threat to diversity and localism.” (Competition Authority geciteerd in: Humphreys, 2001, 2 september).

 

 

4. INDEPENDENT NEWSPAPERS

 

4.1. Het ontstaan van de Ierse pers

 

Net zoals in Groot-Brittannië en op het Europese vasteland zien we in Ierland de eerste kranten ontstaan in de 17e eeuw. Het waren er echter bijzonder weinig en lang bleven opgerichte titels nooit bestaan. Bovendien bleken de meeste slechts kopieën van Britse kranten, aangevuld met wat lokale advertenties en een schaars aantal lokale artikels (Nowlan, 1984).

 

In tegenstelling tot in vele andere landen had men in Ierland geen politieke opiniepers: “…the newspapers, conscious of the watchful eye of authority, remained politically silent more often than not.” (Nowlan, 1984, p. 8).[38] Ook zag men geen regionale pers ontstaan zoals bijvoorbeeld in Groot-Brittannië, de hele krantenwereld was geconcentreerd rond de hoofdstad Dublin. Oplages waren doorheen de 18e eeuw vrij laag, doordat de kranten zich voornamelijk richtten tot de hogere Engelssprekende protestantse klasse (Nowlan, 1984).

 

Maar halfweg de 18e eeuw kwamen er enkele veranderingen: de kranten gingen zich steeds meer politiek roeren en meer Iers nieuws brengen, daarbij ook steeds meer rekening houdend met andere delen van het land dan de hoofdstedelijke regio. Met deze evolutie namen conflicten tussen de pers en de overheid fors toe, hiermee een maatschappelijke trend weerspiegelend. De Ieren werden namelijk in het algemeen rumoeriger, onder andere omwille van de impact van de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd, de sterke opinies van mensen als Grattan en Flood, de oprichting van de Volunteers (het latere I.R.A.), de eisen voor vrije handel en wetgevende onafhankelijkheid en de groeiende aspiraties van de katholieken (Nowlan, 1984). Het was niet meer dan logisch dat de pers deze tendens volgde, wat mogelijk was doordat er in Groot-Brittannië – en dus ook in Ierland – een vrij grote persvrijheid was in die tijd (De Bens, 2000). De regeringen in Dublin en Londen keken met grote argwaan naar deze evolutie en namen maatregelen om de oppositiepers de mond te snoeren. Zo werd in 1774 door het Ierse parlement de zegelbelasting ingevoerd, waardoor kranten duurder werden, en namen inkomsten uit reclame af door een extra belasting. Kranten die geen steun ontvingen van de overheid kregen het moeilijk, wat uiteraard de bedoeling was. Journalisten die kritisch schreven werden opgepakt en gevangen genomen. Na een periode van vrij grote pluriformiteit, kreeg men nu een pers met grote dominantie van overheids- en Britsgezinde bladen. Pas rond 1830 kwam hier verandering in. Subsidies aan kranten door de overheid werden stelselmatig afgebouwd en de zegelbelasting werd verlaagd – en uiteindelijk afgeschaft – zodat het weer financieel gemakkelijker werd een blad uit geven. Men trad minder drastisch op en er ontstond een soepeler, vrijer persregime. Meer nog, de persvrijheid werd wettelijk gewaarborgd. Het gevolg was dan ook dat er, vooral op het einde van de 19e eeuw, een hele reeks nieuwe titels werden opgericht, zo ook de twee dagbladen waaruit de Irish Independent zou ontstaan (Nowlan, 1984).

 

    

4.2. William Martin Murphy en het ontstaan van de Irish Independent

 

Om hoge krantenoplages te bekomen evolueerde men in Groot-Brittannië op vlak van de redactionele inhoud. Kranten gingen naast politiek nieuws ook steeds meer ander nieuws brengen met een hoger entertainmentgehalte. Lord Northcliffe was de eerste die deze strategie toepaste, met enorm financieel succes tot gevolg. Anderen zoals Lord Beaverbrook sprongen mee op de trein en veranderden daardoor “the whole course of British journalism by making it popular, lively and prosperous.” (McCartney, 1984, p. 30). De eerste die eenzelfde revolutie zou teweegbrengen in Ierland was William Martin Murphy (McCartney, 1984).

 

William Martin Murpy werd in 1844 in Bantry geboren als zoon van een aannemer. Hij liep school in Belvedere – toeval of niet, maar dezelfde school waar O’Reilly heen zou gaan (cfr. hoofdstuk 2). Zijn vader stierf toen hij 19 jaar oud was en hij nam de zaak over. Murphy bouwde kerken, bruggen en scholen in Ierland, legde treinsporen in West-Afrika en tramsporen in heel Engeland en Schotland, bezat het grootste hotel van Dublin en verscheidene winkelcentra, werd voorzitter van de Dublin United Tramway Company en zetelde als president in de Dublin Chamber of Commerce, ondanks het feit dat hij katholiek was en dat de Ierse economie gedomineerd werd door enkele grote protestantse families. Kortom, Murphy was één van Ierlands grootste zakenmensen uit de 19e eeuw. Hij was een correcte, maar uiterst strikte werkgever, gekend voor zijn enorme wilskracht en vastberadenheid (McCartney, 1984).

 

Naast zakenman was hij ook politicus. Hij zetelde in de hoedanigheid van nationalist in het parlement tussen 1885 en 1896. Het is als politicus dat hij tot het besef kwam van de impact van kranten. Op het eind van de 19e eeuw werd de publieke opinie voornamelijk gevormd door twee pro-Parnell-kranten[39], United Ireland en de Freeman’s Journal. De anti-Parnellieten konden dit allerminst appreciëren en richtten hun eigen dagblad op, de National Press, met fondsen afkomstig van Murphy. Na een tijd echter veranderde de Freeman’s Journal van redactionele lijn en werd het ook een contra-Parnellblad. In plaats van mekaar te beconcurreren, vond men het misschien wel verstandig om de krachten te bundelen. De familie Gray, die de Freeman’s Journal bezat, bedong met Murphy een fusieovereenkomst waardoor de twee kranten één werden met als titel de Freeman’s Journal and National Press. De controle over deze fusiekrant werd uitgeoefend door een raad van bestuur, samengesteld uit mensen van de twee kanten. Dat liep evenwel niet van een leien dakje en er ontwikkelde zich algauw een machtsstrijd die Murphy verloor.[40] Gekrenkt in zijn eer, richtte hij zijn eigen dagblad op in 1896, de Daily Nation. Op hetzelfde ogenblik lanceerden de Parnellieten de Irish Daily Independent. Het Ierse perslandschap kreeg dus eensklaps vier dagbladen in plaats van twee, terwijl hier hoegenaamd geen ruimte voor was. Een moordende concurrentie en financiële kopzorgen bij de eigenaars waren het gevolg. Het onvermijdelijke geschiedde na enkele jaren toen de Irish Daily Independent failliet ging. Murphy kocht het blad over en liet het met de Daily Nation fusioneren: de Irish Daily Independent and Daily Nation was geboren. Deze nieuwgeborene maakte in de eerste jaren enorme verliezen – meer dan IR£100.000 –, maar Murphy beschouwde dit niet als zeer problematisch daar het runnen van de krant voor hem een ontspanningsfunctie had waarin hij gerust wat geld in wilde stoppen, zo zei hij zelf (McCartney, 1984).

 

De Irish Daily Independent and Daily Nation was een krant die gelijkaardig was aan die van haar concurrenten: ze had een saai ogende lay-out, veel tekst, geen echte diepgang, geen politieke punch en weinig Iers nieuws. De inhoud omvatte vooral uit Groot-Brittannië komende nieuwtjes en roddels. Koppen als ‘The King on dancing’, ‘Lady injured by bull’ of ‘Madman in church’ zijn een greep uit het aanbod en geven een idee wat voor soort krant het was. Ondanks haar populistische karakter had de Irish Daily Independent and Daily Nation evenwel geen grote oplage en dat terwijl Murphy zag hoe in Groot-Brittannië Lord Northcliffe grote winsten boekte met zijn kranten. Hij vond de tijd rijp voor een radicale koerswijziging, wat gepaard ging met een naamsverandering: in 1905 werd de Irish Daily Independent and Daily Nation omgevormd tot de Irish Independent (McCartney, 1984). 1905 is dan ook het officiële jaar waarin de Irish Independent ontstond, alhoewel de krant dus een voorgeschiedenis heeft (Independent News & Media, 2000).

 

De strategie die Murphy hanteerde om de Irish Independent winstgevend te maken was de volgende: hij reduceerde de prijs van de krant naar een halve penny, waardoor ze het goedkoopste dagblad van Ierland werd. Hierdoor steeg de oplage met als gevolg dat hij de advertentieprijzen mee kon doen stijgen. De winsten die hij met deze tactiek verkreeg investeerde hij om de kwaliteit van zowel de inhoud als de vorm te verhogen. Zo ging hij op vormelijk vlak nieuwe printtechnieken toepassen waardoor er foto’s konden worden ingelast en nieuwe advertentiemogelijkheden ontstonden die nog meer adverteerders aantrokken. Op inhoudelijk vlak zorgde hij er bijvoorbeeld voor dat eminente politieke en literaire figuren redactionele bijdragen leverden, dat er een vrouwenpagina kwam, dat er telkens een vervolgverhaal afgedrukt werd zodat lezers zouden uitkijken naar de volgende editie en dat de sportberichtgeving prominenter aanwezig werd. De nieuwe formule sloeg aan: de Irish Independent liet haar concurrenten algauw mijlenver achter op vlak van oplages en winsten. De strategie van Murphy om de krant tezelfdertijd zowel kwalitatief hoogstaander als populairder te maken kon gerust als een triomf bestempeld worden (McCartney, 1984).

 

Het grote succes van de Irish Independent leidde Murphy tot het oprichten van de Evening Herald (een avondkrant) in hetzelfde jaar en van de Sunday Independent (een zondagsblad) in 1906. Ook deze beide kranten deden het meteen bijzonder goed. Independent Newspapers Limited, de holding die de drie titels bundelde, kende van bij het ontstaan echte hoogdagen (McCartney, 1984).

 

Politiek gezien zou de Irish Independent zich neutraal houden, maar dat bleek in werkelijkheid niet echt het geval te zijn. Alhoewel het blad wel degelijk een zekere onafhankelijk genoot, steunde het voornamelijk de politici, visies en opvattingen waar Murphy zelf achter stond. Juister gezegd, de krant bekritiseerde vooral de politici, visies en opvattingen waar Murphy níet achter stond. Zo kreeg de Irish Party er geregeld van langs toen die onder leiding stond van John Redmond, een man die Murphy grondig haatte. Murphy volgde het reilen en zeilen op de redactie van heel dichtbij en had een grote invloed op zijn hoofdredacteur Harrington en de politieke redacteurs. Hij verstuurde nota’s en commentaren omtrent alle belangrijke politieke kwesties waar de reporters maar beter rekening mee dienden te houden. Ook bepaalde hij zelf vaak wanneer bepaalde informatie ‘gelost’ mocht worden (McCartney, 1984).

 

William Martin Murphy stierf in 1919. Hij was Ierlands eerste mediatycoon en speelde in die hoedanigheid een belangrijke rol in Ierland. Hij had eigen uitgesproken standpunten omtrent het hele politieke gebeuren en beïnvloedde veel mensen – al dan niet op subtiele manier – door zijn grote mediamacht. Of zoals McCartney (1984) het schreef:

 

“It would be difficult to exaggerate the contribution which this lone press baron had made to Irish life” (p. 38).

 

4.3. Independent Newspapers na William Martin Murphy

 

Na de dood van Murphy kwamen de kranten in handen van zijn nabestaanden. Die runden de hele operatie verder, maar vertoonden niet dezelfde band en gedrevenheid als William Martin Murphy (Horgan, 2001).

 

Vóór 1922, toen de Britten nog controle over Ierland hadden, was er een grote diversiteit aan kranten doordat er naast de Ierse, ook veel Britse kranten waren die grote oplages haalden. Van de Ierse nationale titels richtte de Irish Times zich naar de protestantse professionele klasse (10 % van de bevolking was protestants), terwijl de kranten van de Independent-groep en de Irish Press voornamelijk door de groeiende katholieke middenklasse en de landbouwgemeenschap gelezen werden (Horgan, 2001; Fallon, 1994).

 

De Independent-kranten steunden in navolging van hun oprichter de onafhankelijkheids-beweging (McCartney, 1984). De Irish Times ook wel, maar logischerwijze veel minder uitgesproken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het vooral de Irish Independent was die na het ontstaan van de Ierse natie in 1922[41] een spectaculaire stijging in verkoop kende. Maar niet alleen de Irish Independent deed het sindsdien beter, alle Ierse kranten gingen erop vooruit doordat er taksen geheven werden op de import van buitenlandse kranten, waardoor de oplages van de Britse titels fel slonken (Kelly & Truetzschler, 1997).

 

De redactionele lijn die de Independent-kranten volgden was zeer katholiek en conservatief. Zo waren de Irish Independent, de Sunday Independent en de Evening Herald tijdens de Spaanse burgeroorlog uitgesproken pro-Franco, vanwege hun loyaliteit met de katholieke kerk. Politiek gezien werd de groep doorheen haar bestaan niet echt verbonden met een specifieke partij, al moet gezegd worden dat de Independent-kranten affiniteit vertoonden met Fine Gael doordat ze zich vooral richtten tot de katholieke middenstand en Fine Gael daar nu eenmaal de meest coherente politieke uitdrukking van was (Horgan, 2001; Fallon, 1994).

 

In de jaren ’50 was er een algemene oplagedaling in de Ierse pers, onder andere doordat mensen weer meer Britse kranten begonnen te lezen. De Independent-kranten bleven het echter ondanks de algemene crisis bijzonder goed doen. De oplages bleven maar stijgen doorheen de jaren. De Irish Independent was veel meer dan eender welke concurrent dé populaire familiekrant bij uitstek en de groep breidde uit met aankopen van succesvolle regionale kranten als de Drogheda Independent, de Wexford People en de Kerryman. Men kan gerust stellen dat “between them, the papers comprised by far the most powerful press influence in the Republic” (Fallon, 1994, p. 225).

 

Alhoewel ze naar de beurs getrokken was, was de groep nog steeds een familiebedrijf. Het enige verschil met vroeger was dat door enkele huwelijken nu naast de Murphy-familie ook de Chance-familie in het bestuur was komen zetelen. De aandeelhouders moeiden zich niet met hoe de kranten gerund werden; ze waren tevreden met het louter innen van dividenden die vrij hoog waren (Walsh, 1992). Voor de vijftigste verjaardag van de Irish Independent schreef hoofdredacteur Geary het volgende in de krant:

 

“In the future, as in the past, we shall endeavour to live up to our title, to be both Irish and independent, allied to no party, free to criticize or to help any or all as the interests of the nation may demand, using the mechanism of progressive newspaper production and the power of honest, sober journalists to enlighten, educate and serve the Irish people.” (Geary geciteerd in: Horgan, 2001, p. 66).

 

Die onafhankelijkheid waar Geary naar verwees zou echter niet behouden blijven…

 

4.4. 1973: O’Reilly verwerft controle

 

De jaren ’70 brachten grote veranderingen mee in Ierland op mediavlak. Naast nieuwe titels die verschenen, maakten de ietwat ouderwetse en zelfvoldane eigendoms- en management-systemen baan voor moderne, meer marketinggerichte vormen van ondernemen (cfr. de commercialiseringstrend uit hoofdstuk 1). De Irish Times kende een turbulente periode met veel structurele veranderingen, tot er in 1974 een trust werd opgericht dat de krant van dan af zou leiden (cfr. supra). Maar ook bij Independent Newspapers veranderde er heel wat op datzelfde ogenblik. De groep had zich in een zeer sterke positie gewerkt dankzij de hoge oplages van haar drie nationale titels en het bekomen van een groot aantal regionale bladen over heel Ierland. Zoals al eerder vermeld werd was één van die regionale kranten de Kerryman uit – hoe kan het ook anders – de provincie Kerry, dat het grootste en meest winstgevende regionaal dagblad van Ierland was. Na de dood van de oprichter van de Kerryman, Dan Nolan, kwam het blad in handen van Independent Newspapers doordat de nazaten niet echt geïnteresseerd waren in het runnen van een krant. Ironisch genoeg gebeurde ongeveer hetzelfde met de Independent-groep zelf. De Murphy- en Chancefamilies begonnen langzamerhand hun interesse te verliezen en er werd algemeen gesteld dat de tijd misschien wel rijp was voor een overname. Business and Finance, Ierlands eerste financieel tijdschrift, stelde in maart 1973 dat de groep ondergevalueerd was en de speculatie rondom mogelijke overnemers begon. De rijke McGrath-loterijfamilie werd als de grootste kandidaat beschouwd totdat er een vernietigend artikel over haar verscheen in de Sunday Independent, waarin aangetoond werd hoe ze de rechtsregels regelmatig brak bij het organiseren van haar loterijen. Ze trok meteen alle advertenties uit de Independent-kranten terug en wilde niets meer met de groep te maken hebben. Uiteindelijk werd om de lucratieve reclame-inkomsten van de McGraths te behouden de journalist die het artikel schreef ontslagen, maar van een overname zou niets meer in huis komen (Horgan, 2001; Walsh, 1992).

 

Op 17 maart 1973 werd aangekondigd dat de jonge Ierse zakenman Tony O’Reilly, samen met zijn kompaan Nicholas Leonard[42], een groot deel van de aandelen in Independent Newspapers had overgenomen en zo de nieuwe eigenaar geworden was. Eigenlijk wilde O’Reilly enkel de stemrecht verlenende A-aandelen van de Murphy’s overnemen (slechts 4 % van het totaal), maar door een veranderde wetgeving zag hij zich genoodzaakt ook de geen stemrecht verlenende B-aandelen over te nemen van aandeelhouders die ze wensten af te staan (en zo’n 47 % wenste dit). Om deze dure aankoop te bekostigen, leende O’Reilly veel meer geld dan hem lief was en kwam hij met een afbetaling te zitten die hoger was dan hetgeen hij bij Heinz als manager en als aandeelhouder samen verdiende. De hoge winsten van Independent Newspapers zouden dit euvel verhelpen, zo dacht hij, maar dat bleek lelijk tegen te vallen. De jaren die erop volgden waren echte crisisjaren met veel minder winsten dan verwacht (cfr. infra). Toch slaagde O’Reilly er in een korte periode in om de krantengroep weer zeer succesvol te maken en om de financiële problemen van de baan te ruimen (Coleridge, 1994; Fallon, 1994; Walsh, 1992). Ook sociale onlust loste hij vakkundig en snel op: zo’n 180 journalisten die een sit-in – sommigen zelfs een sleep-in –  hielden uit protest tegen de komst van de industrieel O’Reilly werden op staande voet ontslagen, kwestie van meteen aan te toen wie er de leiding had (Fallon, 1994; Walsh, 1992).

 

“I’m pretty tyrannical in running a business on the notion that I’m a trustee for the shareholders – and to a degree and by the proxy, for the workers – but first, for the owners and shareholders of the business.” (O’Reilly geciteerd in: Walsh, 1992, p. 308-309).

 

Aanvankelijk bezat O’Reilly niet meer dan 20 % van Independent Newspapers, maar hij kon het bestuur van Independent Newspapers overtuigen een prestatiegerelateerde formule goed te keuren waardoor hij zijn aandeel zou kunnen opdrijven indien bepaalde specifieke commerciële objectieven bereikt werden. Aangezien de groep na een tijd die objectieven bereikte en zelfs overtrof, werd zijn aandeel op die manier steeds groter en steeds meer waard. Tegen 1980, het jaar dat hij de rol van ‘chairman’ van Independent Newspapers op zich nam, was zijn initiële investering van IR£1.1 miljoen al meer dan IR£5 miljoen waard. Ter verduidelijking: O’Reilly was ook vóór dat hij ‘chairman’ werd duidelijk de grote man binnen de Independent-groep. Alhoewel hij fysiek meestal niet in Ierland aanwezig was, werd de strategie die de krantengroep van 1973 aan zou volgen voornamelijk door hem bepaald (Coleridge, 1994; Fallon, 1994).

 

4.5. Veranderingen bij Independent Newspapers

 

In hetzelfde jaar dat O’Reilly zich inkocht in de Independent-groep (’73), begon er een economische crisis die de Ierse pers hard zou raken. De olie-uitvoerende landen dreven de prijs van ruwe olie de hoogte in, waardoor de hele wereldeconomie stagneerde. Het kleine Ierland kreeg het bijzonder moeilijk. De prijs van olie en oliegerelateerde producten schoot omhoog, de algemene productie kende een recessie, het consumentenvertrouwen verdween en er kwam een grote inflatie[43]. Al deze factoren zorgden voor een ineenstorting van de advertentiemarkt, zeker in de geschreven pers (met beperkte budgetten kozen vele adverteerders uitsluitend voor televisie en radio). Het gevolg was dat dagbladen snoeiden in hun werknemersbestand waardoor de kwaliteit en de dikte van de kranten afnam. Ook zagen velen zich genoodzaakt bepaalde titels op te doeken, zoals de Irish Times, dat het weekblad Education Times uit de handel nam. Independent Newspapers werd niet gespaard van deze algemene malaise, maar was hier beter tegen opgewassen door haar drievoudige basis. Bovendien reageerde de groep door toedoen van O’Reilly bijzonder goed en snel op de crisis. O’Reilly’s internationale connecties werden aangewend om de groep buiten Ierland te doen groeien. Men begon een expansie- en diversificatiepolitiek te voeren die leidde tot media-acquisities in Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Duitsland en Mexico. Tegen het einde van de jaren ’70 kwam meer dan de helft van de winsten van de groep uit het buitenland (Horgan, 2001).

 

In het begin van de jaren ’80 kende de Irish Independent heel wat inhoudelijke veranderingen. Vincent Doyle, de hoofdredacteur sinds februari 1981, bracht een agressieve nieuwsaanpak met zich mee. Hij wilde kost wat kost dat zijn krant de eerste was met nieuwe verhalen en verhoogde zo de scoopzucht op de redactie. Bovendien werd de lay-out, typografie en design van de krant aangepast, waardoor de Irish Independent het uitzicht van een tabloid begon te krijgen. Zo kreeg de eerste pagina van dan af grote opvallende titels. De kruising van stijlen wierp haar vruchten af: niet alleen werd daardoor de concurrentie van de Britse dagbladen afgezwakt, het zorgde er ook voor dat jonge en vrouwelijke lezers van de saaier ogende Irish Press afgesnoept werden. De oplage steeg meteen (Horgan, 2001). De commer-cialiseringstrend waarvan sprake in hoofdstuk 1 komt hier duidelijk naar voren. Met het doel de winsten op te drijven paste men de krant aan en ging men tabloidiseren. Het is interessant om te lezen dat het hoofdredacteur Vincent Doyle is die vermeld wordt als diegene die de veranderingen doorvoerde, terwijl het duidelijk O’Reilly was die door het aanstellen van Doyle en het uitzetten van economische verplichtingen de fundamenten legde voor deze aanpassingen. 

 

De Sunday Independent, waar Aengus Fanning sinds 1984 hoofdredacteur was, verkreeg met een andere tactiek gelijkaardige resultaten. De nieuwe nadruk op opiniestukken, roddels en mode zorgde ervoor dat de lezersvoorsprong van 100.000 van de Sunday Press slonk tot 30.000. In 1989 beende de Sunday Independent de Sunday Press zelfs helemaal bij en hadden ze elk een oplage van zo’n 215.000  (Horgan, 2001).

 

Ierland had lange tijd slechts twee zondagskranten, de Sunday Independent en de Sunday Press. Deze probeerden, niet altijd even succesvol overigens, hun aantrekkingskracht te verhogen door ervoor te zorgen dat zowel het kwaliteitseind als het populaire eind van de markt bediend werden. Een echte zondagstabloid had men niet in Ierland. Er was dus een gat in de markt. In maart 1973 lanceerde Creation, een uitgeversbedrijf dat enkele vrouwenbladen uitbracht en over een vrij gesofisticeerde kleurenprintfaciliteit beschikte, dan ook de eerste Ierse zondagstabloid, Sunday World genaamd. Het blad viel op door haar korte artikels, schreeuwerige titels, veel foto’s en editorialen. Het was duidelijk op Britse leest geschoeid en liet zich regelmatig verleiden tot seksuele toespelingen – haar marketingslogan was ‘We Go All The Way’. Het was ook de eerste Ierse krant die een probleempagina had en veel aandacht schonk aan televisie-programmatie. Ondanks het feit dat de Sunday World 6p kostte – een penny meer dan haar twee concurrenten – werd de lancering een groot succes. Tegen december 1973 had de krant al een oplage van 200.000. Haar lezers waren zowel geografisch als sociaal-economisch enorm verspreid. Mensen uit alle sociale klassen en woonachtig op zowel het platteland als in de steden raakten er vrij snel aan verknocht. Maar hoe goed de Sunday World het ook deed, Creation kwam in de loop van de jaren ’70 in moeilijke papieren te zitten. De economische crisis had haar tijdschriftenbelangen pijn gedaan doordat de advertentiemarkt was ineengestort. De groep speelde met de gedachte haar inkomsten op te drijven door een avondtabloid uit te brengen in de hoop een tweede succesverhaal mee te maken (want ook hier was er een gat in de markt, de Evening Herald en de Evening Press waren ‘broadsheets’). Maar zover zou het niet komen: O’Reilly reageerde op de dreiging van een nieuw concurrerend avondblad en deed een succesvol bod op de aandelen van de hoofdaandeelhouder van Creation (54 %). Independent Newspapers verkreeg zodoende in 1978 de controle over Sunday World. In 1983 zouden de overige aandelen opgekocht worden, waardoor de krant volledig in handen van O’Reilly terechtkwam. Deze aankoop is niet enkel belangrijk omwille van het bekomen van Sunday World, maar ook omwille van het aandeel in het distributiebedrijf Newspread dat toen verworven werd. Newspread verspreidde Sunday World en de Irish Farmer’s Journal en was in handen van deze twee kranten. O’Reilly hield er echter niet van om de macht te delen en dwong de Irish Farmer’s Journal om haar aandeel aan hem te verkopen, met als stok achter de deur het dreigement anders zelf de Sunday World te zullen verdelen waardoor de Irish Farmer’s Journal met een ongelooflijke distributiekost zou worden opgezadeld. Newspread is één van de enige twee grote distributiebedrijven in Ierland vandaag en nog steeds in handen van O’Reilly (Horgan, 2001).

 

Tegen 1984 was het aandeel van de Sunday World in de Independent-winsten IR£1 miljoen. Het was een goede zet geweest het blad op te kopen. De tabloid komt vaak onder vuur te liggen omwille van haar platvloersheid, maar scheert nog steeds hoge toppen met een oplage van om en bij de 300.000 (Horgan, 2001; http://www.abc.org.uk).

 

4.6. Veranderingen in het Ierse perslandschap

 

Het Ierse perslandschap veranderde niet alleen door toedoen van de Independent-groep met haar groei en grotere concurrentiedrang. In tegenstelling tot bijvoorbeeld bij ons waar er een zekere saturatiegraad bereikt werd (De Bens, 1997), zien we dat er in Ierland tijdens de jaren ’80 nieuwe initiatieven met succes gelanceerd werden. Zo richtte men in 1980 de zondagskrant Sunday Tribune op. De oprichters hadden ondervonden dat er nu wel een zondagstabloid (Sunday World) en ook twee middenklassenkranten (Sunday Independent en Sunday Press) waren, maar geen echt kwaliteitszondagsblad, terwijl er daar zeker een markt voor was gezien de hoge verkoopcijfers in Ierland van de Britse Observer en Sunday Times. Ze besloten het gat in de markt op te vullen en werden daarvoor bedankt door de lezer met uitstekende oplagecijfers (Horgen, 2001). Na een tijd daalde de oplage evenwel en kwam de krant wat in moeilijkheden[44], maar het bestaat nog steeds en heeft de laatste jaren een min of meer stabiele oplage van om en bij de 80.000 (http://www.abc.org.uk). Hoe O’Reilly een deel van de Sunday Tribune verworf wordt later besproken.

 

In Ierland bestond sedert de jaren ’30 een formeel samenwerkingsverband tussen de verschillende kranten in de vorm van het Dublin Newspaper Managers Committee (DNMC). Het is echter pas in de jaren ’80 dat men dit orgaan ging omvormen tot een geoliede machine met echte slagkracht. De algemene daling van de oplages en het verlies aan advertentie-inkomsten door toedoen van televisie leidde tot een hechter samenwerken en het bundelen van de krachten om de sector erbovenop te helpen. De nieuwe coöperatiegeest kreeg uiterlijk vorm in de omvorming van het DNMC. In 1985 werd de National Newspapers of Ireland (NNI) als nieuwe organisatie opgericht dat veel actiever dan het DNMC tewerk ging. De NNI bestaat nog steeds en is bijzonder ijverig. In het algemeen kan men stellen dat de NNI zich bezighoudt met het lobbyen voor gunstigere taksen en een voor de kranten betere perswetgeving. Met succes overigens, in ’84 werd een daling van het btw-tarief gerealiseerd (van 23 % naar 10 %[45]) (Horgan, 2001). Over zichzelf stelt de NNI het volgende:

 

“NNI has been responsible for many advances in how the media in Ireland operate whether it is through our work in advertising, circulation, research or campaigning. We are a pro-active body who believe in progress and forward thinking.” (http://www.nni.ie/public.htm).

 

Eén van de hoofddoelstellingen van de NNI is om de regering onder druk te zetten om de wetgeving te veranderen waardoor de import van Britse bladen zou worden tegengewerkt (Horgan, 2001).

 

Een medewerker van de NNI wist ons in een e-mailbericht (Kelly, persoonlijke mededeling, 2001, 16 maart ) te melden dat alle nationale kranten lid zijn van de NNI, maar dat het bestuur enkel bestaat uit eigenaars. Die hebben elk evenveel inspraak, los van het aantal kranten dat ze bezitten. De voorzitter is Gavin O’Reilly, zoon van Tony O’Reilly en sinds februari ‘chief operating officer’ van Independent News & Media (Steiner, 2002, 21 april). Waarom is dit nu relevant? Omdat ondanks het feit dat iedereen evenveel inspraak heeft, de Independent-groep binnen de NNI duidelijk de dominante actor is (Horgan, 2001). De invloed van O’Reilly gaat ook via deze onrechtstreekse weg.

 

De NNI werd dus onder andere opgericht omdat de oplages van de Ierse krantentitels daalden. Dit fenomeen kwam niet zozeer doordat er minder kranten gelezen werden, maar eerder door het feit dat de Britse titels weer aan populariteit wonnen. 15 % van de totale markt was in Britse handen (onder andere 20 % van de ochtendbladenmarkt en 30 % van de zondagsbladenmarkt) (Horgan, 2001). Een rapport uit 1978 merkte hierbij op dat dit kwam doordat Ierse uitgevers gaten in de markt niet voldoende wisten op te vullen. Zo was er in de ochtendbladenmarkt een hiaat: men had een kwaliteitsblad (de Irish Times) en twee kranten die zich in het middenspectrum bevonden (de Irish Independent en de Irish Press), maar geen boulevardblad, waardoor Britse tabloids vrij spel hadden (M.H. Consultants, 1978). Er was dus zeker nog ruimte voor een Ierse tabloid, iets wat men O’Reilly geen twee keer diende te melden…

 

4.7. O’Reilly vult de tabloidleemte op

 

De Britse tabloids waren in Ierland dus populair doordat er simpelweg geen Ierse alternatieven bestonden, althans niet op de ochtendbladenmarkt. De Irish Press probeerde hierop in te spelen door haar formaat aan te passen, zonder veel succes echter omdat er inhoudelijk niet al te veel veranderde. Integendeel, sommige oude lezers haakten af waardoor de hele operatie eigenlijk op een fiasco uitdraaide. Neen, dan was het idee van O’Reilly duidelijk meer doordacht en uiteindelijk ook veel succesvoller. Er werd een alliantie afgesloten met het Britse United Newspapers, uitgever van de Daily Express en de tabloid de Star[46], die een oplage van 47.000 had binnen de Ierse Republiek. Deze alliantie resulteerde in de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming – elk 50 % – om een Ierse editie van de Star uit te geven, gedrukt op de kleurenpersen van de Sunday World (Leahy, 2001, 29 april). De Ierse Star verscheen voor het eerst op 29 februari 1988 (Grisold, 1996). Inhoudelijk bestond  het blad uit de Britse artikels die via een geavanceerde computerlink naar de Ierse redactie werden getransporteerd, aangevuld met eigen nationale berichtgeving. De vorm en de inhoud van de Britse Star werden dus aangepast en aangevuld waardoor er een nieuwe hybride krant ontstond, klaar om de Ierse markt te veroveren. Maar het succes bleef aanvankelijk uit. In navolging van de Britse concurrenten, bracht de Star weinig Iers nieuws en had het blad daardoor niet bijster veel lezers. Men maakte verliezen en de formule werd aangepast. Het aandeel Ierse berichtgeving werd fors opgedreven en de oplage volgde gepast.[47] Het aantrekken van advertenties was geen probleem: Independent Newspapers verkocht ‘pakketten’ waardoor adverteerders in alle Independent-titels dienden te adverteren (Horgan, 2001). De oplage steeg gestaag – tot 71.000 in 1994 – en dat ten koste van de Britse tabloids (http://www.abc.org.uk). De Star werd de bestverkochte tabloid in Ierland en zorgde zo voor een daling van de greep van de Britse titels op de Ierse markt. Het wordt als een Iers dagblad beschouwd, alhoewel dus een deel van haar inhoud letterlijk van de Londense zusterkrant afkomstig is (Horgan, 2001).

 

Bij deze uiteenzetting kunnen we verwijzen naar het gedeelte over synergie uit hoofdstuk 1. Door een samenwerkingsverband met een andere redactie kunnen er heel wat kosten bespaard worden en door het aanbieden van ‘pakketten’ advertentieruimte in verschillende bladen kunnen de reclame-inkomsten gevoelig worden opgedreven. Het bezitten van verschillende mediabelangen brengt zodoende meer op dan het totaal van de opbrengsten dat die mediabelangen in verspreid bezit zouden genereren. 

 

4.8. Independent Newspapers domineert

 

Independent Newspapers controleerde zodoende de ochtendtabloidmarkt, terwijl het ook in het middenspectrum sterk stond. De Irish Independent was koploper en sloeg een steeds grotere kloof met de Irish Press, een trend die enkel nog versterkt werd doorheen de jaren. Daar waar de oplage voor de Irish Press in 1981 nog 105.000 was, moest ze het in 1988 stellen met 72.000 (http://www.nni.ie.circfigs.htm). Het blad was enorm verlieslatend geworden en kon enkel overleven dankzij kruissubsidie van de nog steeds succesvolle Evening Press en Sunday Press. Maar ook met die kranten ging het steeds slechter – de oplage van de Evening Press bijvoorbeeld daalde met 20.000 tot zo’n 102.000 tussen 1987 en 1989. Het zag er met andere woorden steeds benarder uit voor de Irish Press-groep (Horgan, 2001).

 

Daartegenover stond het succes van Independent Newspapers, dat maar bleef groeien. De groep verkreeg een zeer dominante positie in de Ierse printmedia die klaarblijkelijk alleen maar nog zou toenemen. Een bekend internationaal onderzoek van Sanchez-Taberno (1993) wees erop dat Independent Newspapers 51 % van de markt in handen had, hiermee het tweede hoogste percentage scorend binnen de onderzochte landen (Mediaprint in Oostenrijk controleerde 54,4 %). Het onderzoek gaf ook weer dat in Ierland de twee grootste groepen (Independent Newspapers en Irish Press) samen maar liefst 75 % in handen hadden, het hoogste cijfer binnen de onderzochte landen. Deze dominantie werd steeds meer in vraag gesteld, maar veel maatregelen om de verdere concentratie tegen te gaan werden er niet ondernomen. Het zou zelfs nog erger worden. 

 

4.9. Independent actief in de ‘nieuwe media’

 

4.9.1. MMDS

 

In 1989 richtte O’Reilly een nieuw bedrijf op dat actief moest worden in de televisiedistributiesector. Independent Wireless Cable Ltd., een dochteronderneming van Princess Holding wat op haar beurt een dochteronderneming van Independent Newspapers was (kwestie van het overzichtelijk te houden), deed een succesvol bod op 17 vergunningen voor het MMDS-televisiedistributienetwerk (Multipoint Microwave Distributing System) toen die in ’89 door de minister van communicatie Burke toegewezen werden. Later zou Independent Wireless Cable nog meer greep op het MMDS-netwerk verkrijgen door de vergunningen van andere operatoren over te kopen. Het MMDS-systeem is een systeem ontwikkeld om televisiesignalen draadloos via microgolven te versturen, maar het opent tevens perspectieven voor mobiele telefonie. Er werd veel geïnvesteerd door O’Reilly in deze nieuwe technologie, maar het bracht niet de verhoopte winsten. Tegen 1997 was het cumulatieve verlies al opgelopen tot IR£25 miljoen, ondanks het toen hebben van 140.000 geabonneerden.[48] De reden dat MMDS niet echt van de grond kwam, was dat klanten voor de technologie alleen al enkele honderden Ierse ponden per jaar moesten neertellen, wat een vrij groot afschrikkingmiddel was (O’Keeffe, 1997, 14 juni). Een bijkomend en groter probleem was dat er individuen en bedrijven illegaal dezelfde dienst aanboden voor veel minder geld. De regering kon hier niet veel tegen beginnen omdat ze wist dat het zware electorale gevolgen met zich zou meebrengen indien ze de illegale televisiedistributeurs zou opdoeken (Dinan, 2001).[49] Maar de MMDS-franchisehouders eisten dat de regering tegen deze illegale praktijken zou optreden en spanden enkele rechtszaken in. De regering bevond zich hier tussen twee vuren en zocht wanhopig naar een soort van compromis (O’Keeffe, 1997, 14 juni). Ze vond dat compromis niet echt en op de vooravond van de verkiezingen van juni 1997 gebeurde er iets wat voor jaren controverse zou zorgen. De Irish Independent publiceerde op de ochtend van de verkiezingen een editoriaal op haar frontpagina met de boodschap aan haar lezers om op de Fianna Fail/Progressive Democrat-oppositie te stemmen. Het was een merkwaardige oproep: de krant was voordien altijd Fianna Fail-kritisch geweest, maar maakte nu dus een ommezwaai van 180°. Bovendien was de plaatsing van het artikel op de frontpagina nog nooit gezien en uiterst controversieel (Horgan, 2001). De krant meende haar standpunt louter te baseren op het feit dat de belastingspolitiek van de Rainbow Coalition, bestaande uit Fine Gael, Labour en enkele progressieve linkse partijen, niet voldeed. Het artikel stelde dat het voor de belastingbetaler nu ‘payback time’ was. Fianna Fail en de Progressive Democrats wonnen de verkiezingen, maar in hoever dat te maken heeft met het artikel uit de Irish Independent is niet te zeggen. Dat er een invloed was staat evenwel vast en de Irish Independent kreeg voor de publicatie van het artikel heel veel kritiek. De controverse werd enkele dagen later nog aangewakkerd toen de Irish Times uitreksels van regeringsdocumenten publiceerde waarin duidelijk werd dat op een vergadering tussen ministers en vertegenwoordigers van Princess Holding, deze laatste gesteld hadden dat het niet gauw oplossen van de MMDS-impasse zou leiden tot een verlies aan goodwill ten opzichte van de regering. Het was niet moeilijk te besluiten dat het hoofdartikel op 5 juni 1997 een waarmaken van dit dreigement was, maar Independent Newspapers verwierp elke beschuldiging en hield voet bij stuk dat er totaal geen verband was tussen de beide zaken. Het verlies aan goodwill refereerde naar het ondernemen van gerechtelijke stappen, niet naar het aanwenden van haar mediabelangen, aldus Independent Newspapers. Er volgde een welles-nietesspelletje tussen de Irish Independent en de Irish Times dat een tijdje zou aanslepen en de relaties tussen beide goed zou verzieken. Uiteindelijk waaide de hele zaak over, maar nog steeds blijven veel mensen vragen hebben bij de werkwijze en motivatie van de Irish Independent toen (Horgan, 2001; McCarthy, 1998, 7 maart).

 

4.9.2. Kabeldistributie

 

Ierland is een dichtbekabeld land omdat veel mensen de Britse televisiezenders willen kunnen ontvangen. Rond steden als Dublin en Galway heeft tot 83 % van de bevolking kabeldistributie. Twee grote bedrijven domineren de kabelmarkt, NTL en Irish Multichannel. In Irish Multichannel, dat nu Chorus Communications heet en een sterke marktpositie heeft rond de steden Cork, Limerick en Dublin, nam de Independent-groep via haar dochteronderneming Princess Holding een participatie van 50 %, hiermee haar ambitie in de ‘nieuwe media’ verder etalerend. Het is namelijk zo dat er bij de kabelmaatschappijen heel wat technologische ontwikkelingen op til zijn (digitale televisie, internetaansluiting, nieuwe telefonietoepassingen,…) (Curtis, 2000, 8 september). Chorus Communications is nu de tweede grootste kabeldistributeur in Ierland en biedt naast televisie ook telefonie aan in bepaalde delen van het land (Leahy, 2001, 29 april). In 2000 had het 250.000 abonnees (Cope, 2000, 1 juni).

 

4.9.3. Internet

 

De Independent-groep ging zich in 2000 ook toeleggen op het internet. Het had al een tijdje een website, maar in januari kocht het Internet Ireland, een in 1997 opgerichte internetprovider die voornamelijk bedrijven als klanten had. Internet Ireland werd op 4 februari omgedoopt tot Unison en drie weken later werd er een nieuw initiatief gelanceerd waarbij men internet via een set-top box langs het televisietoestel ging aanbieden (Leahy, 2001, 29 april; Truetzschler, 2002). Unison ging de websites verzorgen van de Independent-kranten, plus die van 38 regionale kranten. Bedoeling was een synergiesamenwerking te bekomen waarin de kranten Unison gingen promoten en Unison de kranten. Verder werkte ook Independent Network News, een in Dublin gevestigde radionieuwsdienst die nieuwsbulletins leverde aan regionale zenders, mee aan de inhoud van Unison. Nu is Unison.ie Ierlands grootste site met betrekking tot nieuwsinhoud en tevens één van de meest bezochte (Horgan, 2001; http://www.unison.ie/unison/info/about_unison.html).

 

In 2000 bekwam O’Reilly tevens iTouch, een onderneming die actief is in de mobiele telefonie- en internetsector. Het werd in 1995 in Zuid-Afrika opgericht “with the aim of linking the internet to mobile phone use.” (Horgan, 2001, p. 315). Wat iTouch precies doet wordt op haar website (http://www.itouchplc.com) als volgt omschreven:

 

“By utilising its strategic partnerships with content providers and mobile network operators, iTouch is positioning itself as a global mobile solutions provider working across a number of mobile standards.”

 

“We work within all areas of the mobile communications market. We provide value added services to network operators for their mobile communications products. We work with media companies to add value to their time sensitive content. We supply innovative mobile technology solutions to corporate clients to enable their mobile office.”

 

Concreet verleent iTouch bijvoorbeeld steun aan bedrijven die een SMS-dienst opstarten om met hun werknemers te communiceren, ontwikkelt het technologieën om internet op GSM’s te kunnen raadplegen (Wireless Application Protocol), levert het informatie zoals weerberichten en beursnieuws aan allerhande websites, biedt het diensten zoals Interactive Voice Responce en Personal Digital Assistance aan bedrijven aan,… iTouch is vandaag de dag actief in zes landen: Zuid-Afrika, Ierland, Groot-Brittannië, Nieuw-Zeeland, Australië en Israël. In Augustus 2000 stapte het naar de Londense beurs wat £43,5 miljoen[50] opbracht (http://www.itouchplc.com/profile; Leahy, 2001, 29 april). Het bedrijf heeft nu een geschatte waarde van £200 miljoen en heeft haar hoofdvestiging in Londen (Independent News & Media, 2000, 26 juli). Na de beursgang behield Independent News & Media 53,8 % in het bedrijf (Independent News & Media, 2001).

 

4.10. Buitenlandse participatie in de Independent-groep?

 

Het Ierse perslandschap werd in 1990 opgeschrikt door de geruchten dat de Washington Post, waar O’Reilly sinds ’78 een bestuurslid was (cfr. hoofdstuk 2), 20 % van Independent Newspapers  ging overnemen. Dit zou de grootste buitenlandse participatie ooit geweest zijn in een Iers mediabedrijf en riep vragen op bij menigeen. De deal ging uiteindelijk niet door, maar het zou niet de laatste keer zijn dat geruchten over buitenlandse interesse in de Independent-groep zouden circuleren (Truetzschler, 1991).

 

4.11. De verovering van het platteland

 

De Ierse Republiek kent in vergelijking met België ontzettend veel regionale en lokale kranten, 31 in totaal. Oorspronkelijk ontstaan door toedoen van de protestantse inwijkelingen, werden de regionale en lokale kranten midden de 19e eeuw overwegend katholiek en nationalistisch. De groeiende katholieke emancipatie, de alfabetisering van de bevolking en de hiermee samenhangende opkomst van een nieuwe katholieke middenklasse werkte dit in de hand. In 1855 waren er 100 regionale en lokale bladen. Tegen 1959 waren het er zo’n 140, maar van dan af zou het aantal afnemen. In 1950 waren er 71; iedere stad van 5.000 of meer inwoners had één of meerdere eigen kranten.[51] Het aantal zou echter doorheen de jaren nog afnemen en na een tijd stagneren rond de 31. Dat aantal bleef bestaan, maar het aantal eigenaars zou wel nog afnemen. Daar waar er in 1980 87 % van de kranten nog onafhankelijk waren, waren dat er in 1993 nog slechts 53 %. En omdat regionale en lokale kranten het, ondanks de komst van regionale radiozenders, nog bijzonder goed deden, bleven ze aantrekkelijke aankopen. Ook voor Independent Newspapers, dat in 1994 de markt begon af te schuimen. In totaal bekwam men 11 regionale en lokale kranten (Horgan, 2001). Nu heeft de Independent-groep ongeveer 1/3 van de regionale en lokale pers in handen en zijn zo goed als alle regionale bladen gaan deel uitmaken van een krantengroep (Truetzschler, 2002).[52]

 

 

5. DE SUNDAY TRIBUNE

 

We zagen voordien al dat de Sunday Tribune in 1980 werd opgericht vanuit de constatatie dat er in Ierland geen echt kwaliteitszondagsblad bestond. Na een groot initieel succes daalden de oplages evenwel jaar na jaar, hoewel de krant steeds winstgevend bleef. In 1990 kwam met een winst van slechts IR£245.000 een groeiend besef dat men iets moest ondernemen. De forse daling van de advertentie-inkomsten gaf aan dat de toekomst er niet zo rooskleurig uitzag (Horgan, 2001). Men zocht toenadering tot onder andere de Irish Times, maar met weinig succes (Competition Authority, 1992). Het alternatief dat men bij de Sunday Tribune uitwerkte was een regelrechte gok: er werd een nieuw huis-aan-huisblad opgestart, de Dublin Tribune genaamd. Het had negen verschillende edities om zo reclameadvertenties uit de hele grootstedelijke regio aan te trekken. Bedoeling was dat de opbrengsten van de Dublin Tribune zouden kunnen aangewend worden voor de Sunday Tribune, maar het draaide enigszins anders uit. Het budget werd op spectaculaire wijze overschreden, terwijl de inkomsten ver beneden de verwachtingen bleef. De hele operatie werd een flop. In één jaar werd de winst van IR£245.000 omgezet in een verlies van IR£2,3 miljoen. Een groot deel van de aandeelhouders stelde als gevolg hun aandelen te koop en Independent Newspapers kocht er een hoop. Het verkreeg een aandeel van 29,9 % in de zondagskrant. De logica achter de aankoop was allicht de volgende: de vrees dat de Irish Times, dat geen zondagsblad had, de aandelen zou opkopen en de angst voor het wegvallen van de Sunday Tribune indien niemand ze zou opkopen, hiermee een gat in de markt creërend voor mogelijke nieuwkomers (Horgan, 2001). De officiële verklaring voor het aankopen van de aandelen stelde dat het een goede investering was (Competition Authority, 1992), maar de slechte financiële toestand van de Sunday Tribune maakte dit niet echt geloofwaardig.

 

“On the face of it, it appears to have been primarily a defensive strategy.” (Horgan, 2001, p. 139).

 

Hoe het ook zij, Independent verkreeg een deel van de Sunday Tribune in handen en versterkte hiermee haar greep op de Ierse pers.[53]

 

Maar ondanks de inbreng van vers kapitaal en twee nieuwe bestuursleden kon de Sunday Tribune het tij niet doen keren. Vooral de huis-aan-huisbladen bleven veel verlies maken, wat een doorn was in het oog van O’Reilly. De oplossing was volgens hem om volledige controle over de operatie te verkrijgen om zo radicale veranderingen te kunnen doorvoeren. Het plan was om het aandeel van 29,9 % op te drijven tot 53,09 % wat voor de Sunday Tribune een welkome extra IR£1,9 miljoen zou opleveren (Horgan, 2001). Zoals de wet het voorschrijft, werd het voornemen ter goedkeuring voorgelegd aan de minister voor het ondernemingswezen, handel en tewerkstelling Bruton in januari 1992. De minister ging raad inwinnen bij de net opgerichte Competition Authority – ontstaan na het stemmen van de Competition Act in 1991 – die een negatief advies uitbracht:

 

“The proposed merger would be likely to prevent or restrict competition and restrain trade in the market for Irish Sunday newspapers (…) and it would likely operate against the common good.” (Competition Authority, 1992, p. 6.17).

 

De minister verbood op aanraden van de Competition Authority dan ook de transactie (McGonagle & Van Strien-Reney, 1999). Maar waar een wil is, is een weg en O’Reilly vond die. De Sunday Tribune had  veel geld nodig en Independent Newspapers was bereid deze grote sommen te lenen. Het kwam zo ver dat enkel dankzij deze regelmatige geldtransacties de Sunday Tribune op de markt kon blijven. Via dit mechanisme kreeg de Independent-groep effectieve controle over de zondagskrant en werd het verbod op overname van de Competition Authority dus in concreto omzeild. Het bewijs van deze effectieve controle werd in ’94 geleverd toen de hoofdredacteur van de Sunday Tribune, Vincent Browne, werd ontslagen en vervangen werd door Matt Cooper, een financiële reporter afkomstig van de Irish Independent. Onder Cooper verbeterden de financiën van de Sunday Tribune, maar anno 2000 was de cumulatieve schuld bij Independent Newspapers zo’n IR£12 miljoen. Dit zorgt ervoor dat de greep op de krant behouden blijft en dat eventuele geïnteresseerde kopers afgeschrikt worden (zeker de Ierse kopers, want een overname van de Sunday Tribune zou vooreerst een betaling van IR£12 miljoen aan de grootste concurrent betekenen) (Horgan, 2001).

 

Ondanks het feit dat Independent Newspapers de Sunday Tribune technisch gezien niet bezat, werd haar positie op de zondagsbladenmarkt wel zeer dominant. Het concern bezat rechtstreeks de twee bestverkochte zondagsbladen, de Sunday Independent en de Sunday World, die een gezamenlijke oplage van 546.000 hadden in 1991. Met de oplage van de Sunday Tribune (102.000) erbij, kwam men aan 648.000 (http://www.abc.org.uk). Hiermee had Independent Newspapers een marktaandeel van 71,2 % wat betrof de Ierse zondagsbladenmarkt. Independent relativeerde echter deze cijfers en wees erop dat Britse zondagstitels als News of the World, Sunday Mirror en Sunday People instonden voor een oplage van 300.000 oftewel een marktaandeel van 32 % en dat dus het marktaandeel van Independent Newspapers wel meeviel als men met de totale markt rekening hield. Hoe het ook zij, de dominantie van Independent Newspapers in de perssector in het algemeen en op de zondagsbladenmarkt in het bijzonder werd steeds frappanter (Horgan, 2001). En deze dominantie zou nog toenemen na het verdwijnen van de Irish Press… 

 

 

6. HET VERDWIJNEN VAN dE IRISH PRESS

 

Zoals eerder vermeld, ging de Independent-groep doorheen de jaren steeds nadrukkelijker concurreren met de Irish Press[54]. De Irish Press-groep werd in 1932 opgericht door de politieke partij Fianna Fail, meer bepaald door haar leider en latere president van Ierland Éamon de Valera. Lang zouden de drie kranten van de groep, de Irish Press, de Evening Press en de Sunday Press, haar oprichtende partij steunen, om zich vervolgens langzamerhand onafhankelijker op te stellen, al was het van alle krantengroepen diegene die de sterkste band behield met een politieke zuil (Grisold, 1996).

 

Toen de Valera in 1982 stierf kwam de groep in handen van zijn kleinzoon, eveneens Éamon de Valera genaamd. Deze machtswissel werd vergezeld van pogingen om de krantengroep te moderniseren om de grotere concurrentie met Independent Newspapers aan te kunnen. De Irish Press, de Evening Press en de Sunday Press hadden de moeilijke jaren ’70 overleefd doordat Fianna Fail tussen 1973 en 1977 in de oppositie zat. Hierdoor konden de kranten, na 16 jaar de regering ondersteund te hebben, regeringskritisch zijn, wat altijd voor meer levendige en meer aanslaande journalistiek zorgt. Het was pas eind jaren ’70 dat er een daling vast te stellen was in de oplages. De krantengroep was echter nog steeds marktleider, laat dat duidelijk zijn, maar de achteruitgang baarde het management toch enige zorgen. Bovendien werd het lezerspubliek van de groep steeds minder interessant voor adverteerders. Zo wees onderzoek uit dat de lezers – in tegenstelling tot bijvoorbeeld die van de Independent-kranten – wat ouder en veelal mannelijk waren, in niet-stedelijke gebieden woonden en een kleiner beschikbaar inkomen hadden (Horgan, 2001).

 

“It is less important that people buy your publication than that they are the right kind of people.” (Bagdikian, 2000, p. 109).

 

En de ‘juiste’ mensen zijn die tussen 18 en 49 jaar met een hoger inkomen, iets wat de Irish Press duidelijk niet echt had. Ondanks dit alles deed de groep het nog uitstekend in 1980, met winsten van IR£715.000 (Horgan, 2001) en oplages van 172.000, 384.000 en 100.000 voor respectievelijk de Evening Press, de Sunday Press en de Irish Press (http://www.nni.ie). Maar toch, er diende gemoderniseerd te worden wilde men de Independent-boot afhouden. Die modernisatie verliep bijzonder moeizaam en zorgde voor heel wat sociale problemen. In de zomer van 1983 gingen de journalisten staken omdat ze woedend waren op de directie. Die had namelijk, vanwege de tijd die de journalisten genomen hadden om de voorstellen tot introductie van nieuwe technologieën te bespreken, beslist tot een algemene loonsvermindering. Drie weken lang waren de titels niet verkrijgbaar, wat een ramp was voor de krantenonderneming. De spanningen tussen directie en personeel liepen van dan af alleen maar op. De grote verliezen uit 1983 (IR£1.5 miljoen door de staking) en 1984 (IR£3.5 miljoen), leidde tot een drastische beslissing van het management om in 1985 over te schakelen op gecomputeriseerde ‘typesetting’ zonder enig voorafgaand overleg met de vakbonden. Het gevolg was een twaalf weken durende stopzetting van alle drukactiviteiten. Uiteindelijk werd een akkoord gesloten[55], maar de gevolgen van zo’n actie voor de oplage van een krant zijn dramatisch. De problemen van Irish Press waren verre van gedaan (Horgan, 2001).

 

Integendeel, het ging van kwaad naar erger. In 1988 paste het concern haar avondkrant aan, maar met als gevolg dat het aantal lezers alleen kleiner werd (Horgan, 2001). In hetzelfde jaar lanceerde de Irish Independent een nieuw spel voor haar lezers, Fortuna genaamd, dat nog maar eens lezers van de Irish Press deed overlopen. Het spel werd wel stopgezet na een rechtszaak die de Irish Press inspande, maar het kwaad was toen al geschied (Competition Authority, 1992). De oplages bleven jaar na jaar dalen waardoor het er steeds benarder uitzag voor de krantengroep.[56] De groep had duidelijk nieuwe investeringen en misschien zelfs een nieuw management nodig indien het zich wilde herlanceren. De Irish Press was met andere woorden rijp voor een al dan niet gedeeltelijke overname. Het eerste concrete bod kwam in de herfst van 1994 van een consortium bestaande uit de Daily Telegraph-groep uit Londen, die in handen was van de Canadees Conrad Black, en een in 1990 opgericht Iers zondagsblad, de Sunday Business Post.[57] Ze was bereid onmiddellijk IR£2 miljoen intrestvrij te lenen aan de Irish Press en zo’n IR£20 miljoen te investeren over een tijdspanne van vier jaar. Een voorwaarde was wel dat het bestaande management zou vervangen worden, wat op onbegrip stuitte bij de toenmalige bestuurders. In November maakte Independent Newspapers duidelijk dat ook zij bereid was IR£2 miljoen te lenen aan de noodlijdende groep in ruil voor een aandeel van 24,9 %, zonder enige voorwaarde wat betrof het management. Het bod van de Daily Telegraph en de Sunday Business Post werd van de hand gewezen, omdat men duidelijk prefereerde met O’Reilly in zee te gaan (O’Toole, 2000). Maar toen begon het schoentje te wringen. De regering vroeg aan de Competition Authority om een onderzoek te voeren naar de positie die Independent Newspapers zou verkrijgen bij deze participatie in de Irish Press. De Competition Authority kwam tot de conclusie dat de transactie een “abuse of the dominant position by Independent Newspapers (…) and an anti-competitive agreement” vertegenwoordigde (Competition Authority, 1995, p. 8.62). Het beval de minister van communicatie dan ook aan om, in navolging van de Competition Act, een rechtszaak in te spannen “seeking an injuction and or declaration prohibiting these arrangements.” (Competition Authority, 1995, p. 8.64). Maar zover zou het niet komen. Nog vóór de minister kon ingrijpen, loste de zaak zich op een drastische manier vanzelf op. Colm Rapple, een gerespecteerde financiële journalist van de Irish Press, werd ontslagen nadat hij voor de Irish Times een artikel geschreven had over de financiële toestand binnen zijn eigen krant. Uit protest gingen alle journalisten van de Irish Press staken op 25 mei 1995. De Irish Press, de Evening Press en de Sunday Press verdwenen om nooit meer terug te keren. De Irish Press-groep werd kort erna failliet verklaard (Grisold, 1996). Eensklaps verdwenen dus drie krantentitels in Ierland, met als gevolg dat Independent Newspapers het jaar erop IR£5 miljoen meer winst maakte en dat haar dominantie nog groter werd (O’Keeffe, 1997, 14 juni).

 

“The Press titles closed, in a context in which there was growing concern about the diminution of media diversity and the towering presence of the Independent group in the Irish newspaper market, particularly in its indigenous sector.” (Horgan, 2001, p. 146).

 

Velen in Ierland begonnen zich hierover zorgen te maken en onder andere de Competition Authority drong er bij minister Bruton op aan om actie te ondernemen tegen de dominantie van Independent Newspapers.[58] Hetgeen de minister deed, was een nieuwe commissie oprichten die de hele krantenmarkt diende te analyseren, zodat eventueel na grondig onderzoek weloverwogen beslissingen zouden genomen kunnen worden. De Commission on the Newspaper Industry ging van start in september 1995 (Dinan, 2001; Kelly & Truetzschler, 1997).

 

 

7. DE OVERHEID VERSUS O’REILLY

 

7.1. De Commission on the Newspaper Industry

 

De Commission on the Newspaper Industry ging een aantal kernvragen bestuderen en stelde tegen juni 1996 een rapport op. Concreet ging men de dreiging van het verlies aan pluriformiteit door het verdwijnen van de Irish Press en de dominantie van Independent Newspapers onder de loep nemen, alsook zaken in verband met wetgeving en belastingen, de mogelijke gevaren van de grote Britse import en de competitiviteit van de krantenmarkt in het algemeen (Commission on the Newspaper Industry, 1996). Het spreekt voor zich dat wij ons hier voornamelijk zullen concentreren op het eerste vraagstuk.

 

De commissie werd eerst en vooral geconfronteerd met definitieproblemen. Wanneer wordt een krant als Iers beschouwd en wanneer niet? Het was – en is – niet altijd even duidelijk. Zo wordt de Sunday Business Post algemeen als een Ierse krant beschouwd, terwijl ze vooral niet-Ierse eigenaars heeft en buiten de Republiek gedrukt wordt. Daarentegen wordt de Irish Mirror als Brits ervaren, terwijl de Ierse berichtgeving door een redactie te Dublin geschreven wordt en de krant in Ierland gedrukt wordt. De commissie ging een definitie opstellen: de Ierse nationale krantenindustrie is “located in Ireland, staffed predominantly by Irish residents, directed to the people of Ireland and mainly dealing with Irish affairs national and local.” Ze stelde verder dat:

 

“It consists of daily, Sunday and weekly newspapers which:-

(i) in their editorial and advertising content are directed to the Irish market either nationally or locally;

(ii) are published in Ireland and in the main controlled by Irish interests;

(iii)are written by journalists and editors, the great majority of whom are ordinarily resident in Ireland and

(iv) in most instances are printed and distributed by persons working in Ireland”  (Commission on the Newspaper Industry, 1996, p. 23).        

 

Zo’n definitie is wel mooi, maar gaat voorbij aan het feit dat Ierland en Groot-Brittannië steeds meer een gezamenlijke informatiemarkt aan het vormen zijn en dat het steeds moeilijker wordt een duidelijke lijn te trekken tussen wat nu een Ierse en wat nu een Britse krant is. Toch zullen we deze definitie hanteren als criterium om kranten op te nemen wanneer we het hebben over de ‘Ierse krantenmarkt’.

 

In verband met bepaalde wetten en belastingen volgde de commissie volledig de visie van de krantenindustrie. Zo pleitte ze bijvoorbeeld, net zoals de National Newspapers of Ireland, voor een verlaging van het btw-tarief op kranten. Op andere vlakken daarentegen gaf ze een ander advies dan de kranten hadden gewild. Zo vond de commissie het niet noodzakelijk om speciale maatregelen te treffen om de import van Britse bladen te beperken (Commission on the Newspaper Industry, 1996). Deze laatste gedachte werd later overigens nog gevolgd in het rapport van de Competition and Mergers Review Group van het ministerie van het ondernernemingswezen, handel en tewerkstelling die ook een analyse maakte van de krantenmarkt. De redenering was dat een bescherming van de nationale kranten niet kon omdat men zo een discriminatie maakt op vlak van nationaliteit wat niet toelaatbaar is (Competition and Mergers Review Group, 2000).

 

De meeste tijd en energie stak de Commision on the Newspaper Industry in de vraag van pluriformiteit binnen de Ierse krantenmarkt na het verdwijnen van de Irish Press en hiermee gerelateerd de dominantie van Independent Newspapers. Critici vonden dat de Independent-groep te dominant geworden was en dat hiertegen opgetreden moest worden. Als argument hanteerden ze het feit dat Independent nu zeven van de elf nationale ochtend-, avond- en zondagsbladen in handen had (of er op z’n minst een substantiële participatie in had). Pluralisme was volgens hen daardoor ver te zoeken. Bovendien werd Independent Newspapers wereldwijd steeds groter en winstgevender en om die redenen dus ook steeds aanlokkelijker voor eventuele niet-Ierse kopers. Mocht dit gebeuren, dan zou eensklaps meer dan de helft van de Ierse krantenmarkt in buitenlandse handen vallen. Men speelde met vuur, zo vonden velen (Commission on the Newspaper Industry, 1996).

 

Independent Newspapers plaatste daartegenover een visie die de hele krantenmarkt omvatte, zowel de Ierse als de geïmporteerde titels. In die markt was haar aanwezigheid wel vrij substantieel, maar van een dominantie kon men volgens haar, wanneer men de concurrentiewetgeving volgde, niet spreken. Ook argumenteerde de Independent-groep dat de beste bescherming tegen buitenlandse inmenging, wetgevende en politieke steun ter bevordering van de groei en ontwikkeling van Ierse krantengroepen is. Alleen zo zou men de Britse titels weerstand kunnen bieden. Succesvolle Ierse groepen zoals Independent Newspapers straffen omwillen van het feit dat ze succes hebben is verkeerd en komt alleen de Britse concerns ten goede (Commission on the Newspaper Industry, 1996). Bij deze argumentatie horen we eigenlijk hetzelfde als wat de grote Europese mediaconcerns aanhalen ter rechtvaardiging van hun groeiende dominantie: de groei mag niet belemmerd worden wil men de Amerikaanse bedrijven kunnen beconcurreren. Independent Newspapers stelde verder dat pluriformiteit even goed door een diversiteit aan titels kon bekomen worden als door een diversiteit aan eigenaars. Er was in haar ogen geen probleem te bespeuren (McGonagle & Van Strien-Reney, 1999).

 

Maar wat vond de commissie? Ze stelde dat er in de Republiek “a sufficient plurality of ownership and of title to maintain an adequate diversity of editorial viewpoint and of cultural content” was, maar voegde eraan toe:

 

“Considering the indigenous industry separately, the recent disappearance of the Irish Press titles has involved an unwelcome reduction in diversity. Nonetheless the Commission believes that the existing industry and in particular the indigenous sector of it provides a valuable representation of contemporary Irish culture. The Commission would be concerned that any further reduction of titles or increase in concentration of ownership in the indigenous industry could severely curtail the diversity requisite to maintain a vigorous democracy.” (Commission on the Newspaper Industry, 1996, p. 30).

 

Het gevolg was dus dat alles bij de bestaande situatie bleef en dat Independent Newspapers een globaal marktaandeel van om en bij de 70 % behield op de Ierse krantenmarkt.

 

7.2. De Competition and Mergers Review Group

 

Omdat men wel aanvoelde dat de hele concentratieproblematiek in de printmedia door de Commission on the Newspaper Industry niet volledig was uitgediept, richtte men een nieuwe commissie op die de zaak verder moest analyseren. In maart 2000 bracht de Competition and Mergers Review Group verslag uit bij de minister voor het ondernemingswezen, handel en tewerkstelling. De commissie stelde dat elke nieuwe overname of fusie binnen de krantenmarkt zou moeten bekeken worden vanuit een gedefinieerde ‘common good’. Ministeriële goedkeuringen zouden vanaf dan moeten rekening houden met:

 

       “(a) the strength and competitiveness of the indigenous newspaper industry;

         (b) the plurality of ownership:

         (c) the plurality of titles;

         (d) the diversity of views in Irish society;

         (e) the maintenance of cultural diversity; and

         (f) the position in the media market generally of any of the enterprises involved in the proposed merger or takeover or of any enterprises with an interest in any such enterprises.” (Competition and Mergers Review Group, 2000, p. 249).

 

Hiermee maakte de commissie duidelijk dat fusies binnen de mediasector tegen een meer dan louter economisch-competitief licht dienen gehouden te worden, dat er rekening moet gehouden worden met zaken als pluralisme en diversiteit (Dinan, 2001).

 

Deze aanbevelingen werden in 2001 omgezet in wetgeving. De minister moet nu zijn toestemming geven wanneer fusies in de dagbladsector zich voltrekken, hierbij rekening houdend met de ‘common good’ (Dinan, 2001). Veel zal er daardoor echter niet veranderen. Naar de toekomst toe zal er misschien geen grotere concentratie ontstaan, maar de dominante positie van O’Reilly blijft intact. Bovendien heeft de nieuwe wet enkel betrekking op de dagbladsector, een fusie met een televisieonderneming of telecommunicatiebedrijf bijvoorbeeld kan perfect.      

 

 

8. RECENTE ONTWIKKELINGEN

 

8.1. Independent Newspapers wordt Independent News & Media plc.

 

In 1999 veranderde O’Reilly de naam van Independent Newspapers in Independent News & Media (Horgan, 2001). De grotere participatie van de groep in niet-krantenactiviteiten is hier de reden van (Leahy, 2001, 29 april).

 

8.2. O’Reilly officieel de baas

 

Op 1 mei 2000 nam de bijna 64-jarige O’Reilly de rol van ‘executive chairman’ van Independent News & Media over van Liam Healy. Hij was het jaar daarvoor gestopt met zijn topfunctie bij Heinz en zou zich nu vijf jaar lang fulltime met het runnen van zijn media-imperium gaan bezighouden. Liam Healy, van 1991 af de grote uitvoerende macht bij de Independent-groep, zette een stap terug en werd ‘deputy chairman’. Veel betekenis had deze machtswissel niet, O’Reilly was van in het prille begin de topman en drijvende kracht binnen de Independent-groep (Keena, 2000, 3 mei).

 

8.3. De nieuwe printfaciliteiten

 

Om de import van de succesvolle kleurrijke krantenedities uit Groot-Brittannië tegen te gaan, besliste O’Reilly om een gloednieuwe ultramoderne (volgens O’Reilly zelfs de modernste ter wereld) drukkerij neer te zetten net buiten Dublin op het Citywest-industrieterrein (Independent News & Media, 2001, 21 maart). Net zoals William Martin Murphy vroeger investeert O’Reilly nu in printtechnieken om de attractiviteit van zijn kranten te verhogen.

 

8.4. De overname van Eircom

 

Independent News & Media had in Ierland al 50 % van Chorus Communication in handen (cfr. supra), maar O’Reilly wilde nog actiever worden in de telecommunicatiesector. Gewoontegetrouw wilde hij meer dan een tweederangsrol vervullen en  hij ging in 2000 azen op de recentelijk geprivatiseerde vroegere monopoliehouder op het vlak van vaste telefonie, Eircom.[59] Eircom had naast vaste telefonie ook multimedia-activiteiten en de Golden Pages. Het was na een beursintroductie in 1999 terecht gekomen bij een groot aantal kleinere aandeelhouders. Veel plezier hadden die aandeelhouders niet aan hun aankoop beleefd, want de aandelen daalden in de daaropvolgende maanden. Eircom had het, zoals menig vroeger overheidsbedrijf dat in een nieuwe geliberaliseerde markt terechtkomt, vrij moeilijk en stond om de putten enigszins te dichten eind 2000 haar mobiele telefonietak Eircell af aan Vodafone voor 5,1 miljard euro. Aangezien het stijgen van de aandelenkoers uitbleef, werd het duidelijk dat een overnamebod wel eens succes zou kunnen hebben (McManus & Smyth, 2000, 9 november). Ex-bestuurslid van Eircom, Paul Mackay (2001, 16 december) stelt dat “by deciding to dispose of Eircell, the board effectively put a ‘for sale’ sign on the rest of the company. The predators started circling the remains and it was only a matter of time before it would be sold off (p 41).” Als zakenman die altijd op de uitkijk is voor een volgende zet, was O’Reilly uiteraard één van die ‘predators’. Hij begon een financiële groep rond hem te vormen, want deze aankoop zou niet via Independent News & Media geschieden. Misschien kon het samengaan van de grootste mediagroep met de grootste telecomoperator in Ierland juridische problemen opleveren, vandaar (McManus & Smyth, 2000, 9 november).

 

Eircom was in handen van Comsource (de holding bestaande uit het Nederlandse KPN en het Zweedse Telia) (35%), de werknemers die verenigd waren in de Employee Share Ownership Trust (ESOT) (15 %) en zo’n 450.000 particuliere aandeelhouders. Twee grote overnamekandidaten toonden zich present: een groep financierders rond de zakenman Dennis O’Brien, eIsland genaamd, en het Valentia-consortium dat O’Reilly voorzat en dat werd opgericht met steun van de Amerikaanse investeringsmaatschappijen Goldman Sachs, Soros, Warburg Pincus en Provident Equity. Beiden werden gesteund door een aantal grote banken en konden goede papieren voorleggen (McManus, 2001, 23 april; McGrath, 2001, 6 juni). Om een overname van Eircom te bewerkstelligen was het noodzakelijk de twee hoofdaandeelhouders, Comsource en ESOT, over de brug te halen om zo de andere aandeelhouders te overtuigen ook hun aandeel af te staan (McGrath, 2001, 6 juni). Volgens de Ierse wetgeving is het immers noodzakelijk meer dan 80 % van de aandelen te bemachtigen vooraleer een volledige overname wettelijk bekrachtigd wordt (AFP, 2001, 17 juli). Het Valentia-bod  kreeg de goedkeuring van ESOT doordat O’Reilly garandeerde dat de werknemers hun aandeel tot 29,9 % zouden kunnen opdrijven indien ze tot het Valentia-consortium toetraden (eIsland bood een aandeel van 24,9 %). Om Comsourse te overtuigen waren louter financiële argumenten nodig: wie het meeste bood zou Eircom bemachtigen. Het bod van Valentia was aanvankelijk iets lager dan dat van eIsland (1,20 euro tegenover 1,22 euro per aandeel) en dus leek het er op dat O’Brien het zou halen (McGrath, 2001, 6 juni). Maar Valentia overtrof het bod, gevolgd door een hoger bod van eIsland, waarna Valentia weer meer bood,… Er volgde met andere woorden een heuse overnamestrijd, met steeds hogere overnamebedragen tot gevolg (McManus, 2001, 28 augustus; Mackay, 2001, 16 december).

 

Uiteindelijk was het Valentia dat het haalde. Op 22 augustus 2001 beslisten de bestuurleden van Eircom het O’Reilly-bod te steunen. Naast de aandelen van ESOT, verkreeg Valentia nu dus ook de 35 % van Comsource (Mackay, 2001, 16 december). Wekenlang werden de kleine aandeelhouders via de media op de hoogte gebracht van het bod waar ze op konden ingaan. De bestuursleden en ESOT voerden ondertussen lobbywerk achter de schermen (Mackay, 2001, 16 december). De deadline van het bod diende wel verlengd te worden vooraleer 80 % van de aandelen bemachtigd werden, maar het lukte. Op 28 september 2001 verkreeg Valentia 84,6 % van de aandelen en mocht het zich eigenaar noemen van Eircom. 3 miljard euro kostte de aankoop (Caniffe, 2001, 29 september). De minister voor het ondernemingswezen, handel en tewerkstelling verwees de overname niet door naar de Competition Authority en gaf zo zijn goedkeuring. Ook de Europese Commissie trad niet op door er op te wijzen dat dit een loutere Ierse aangelegenheid was (McManus, 2001, 28 augustus). Dat O’Reilly met Chorus al heel wat van de telecommunicatiemarkt bezat en met Independent News & Media de hele Ierse mediawereld domineerde was klaarblijkelijk geen probleem. O’Reilly werd ‘non executive chairman’ van de telecomoperator die rechtstreeks toegang heeft tot 80 % van de woningen in Ierland en die met eircom.net tevens één van Ierlands grootste internet service providers is (Truetzschler, 2002). Volgens ex-Eircombestuurslid Mackay (2001, 16 december) zijn de vroegere aandeelhouders, die hun aandelen van de hand deden aan een lagere prijs dan de aankoopprijs, en de overheid, die door een privatiseringspolitiek haar greep op de telecommunicatiemarkt verloor, de grote verliezers bij deze ontwikkelingen.

 

“The only winners are Tony O’Reilly and his American predators who bought what was once a prize state asset for a knockdown price, in what may yet go down as the sale of the century.” (Mackay, 2001, 16 december, p. 4.2).

 

Alhoewel het percentage dat O’Reilly via Lionheart Ventures Ltd. in Valentia heeft slechts      5 % bedraagt, is er niemand die er aan twijfelt dat Sir Anthony de grote man is achter het concern en dat zijn invloed ongetwijfeld groot zal zijn (Humphreys, 2001, 1 september; McManus, 2001, 17 november).

 

 

9. BESLUIT

 

De rode draad doorheen het hoofdstuk is duidelijk de steeds verdere groei van de Independent-groep en haar steeds groter wordende dominantie op de Ierse krantenmarkt. De industrieel William Martin Murphy legde de fundamenten voor het succes, maar het is vooral na de overname van O’Reilly in 1973 dat het allemaal in een stroomversnelling kwam. De commerciële aanpak van de Heinz-topman legde de groep geen windeieren. Oplages bleven maar stijgen en creërden mogelijkheden tot overnames en nieuwe lanceringen. Eerst de overname van de tabloid Sunday World, dan de lancering van een eigen dagelijkse tabloid, de Star, om af te ronden met controle over het kwaliteitsblad de Sunday Tribune en een derde van de regionale kranten. Innovaties om steeds meer lezers te lokken volgden elkaar op, met als voorlopig hoogtepunt de gloednieuwe drukkerij die nieuwe kleurentoepassingen toelaat.

 

Independent News & Media domineert de Ierse krantenmarkt doordat Tony O’Reilly zelden tegenstand van overheidswege ondervond om zijn expansiepolitiek te voeren. De Commission on the Newspaper Industry uit 1996 erkende wel dat het pluralisme afnam, maar zag geen voldoende redenen om op te treden. De conclusies van de Commission and Mergers Review Group uit 2000 leidden wel tot een aanpassing van de wetgeving (fusies in de krantenindustrie dienen voortaan getoetst te worden aan een aantal ook niet-economische criteria), maar het kalf is al lang verdronken, de positie van Independent News & Media na het verdwijnen van de Irish Press in 1995 onaantastbaar. De concentratie in de pers mag nu dan eindelijk aan banden gelegd zijn, door een quasi onbestaande cross-ownershipwetgeving kan O’Reilly toch nog uitbreiden. Na al enkele MMDS-licenties, de kabeldistributeur Chorus Communication en enkele internetbelangen in bezit te hebben behoort sinds kort ook het grote Eircom tot zijn imperium.   

 

“Whether he is Sir Anthony, Tony, AJF or the Bean Baron, the fact remains that O’Reilly has achieved a level of dominance in the Irish media that has no parallel in the western world.” (Frank Fitzgibbon, 2001, 16 september).

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[32] Voor de volledigheid, de regionale kranten zijn: de Kerryman, de Corkman, de Drogheda Independent, de Dundalk Argus, de Fingal Independent, de Bray People, de Wexford People, de Wicklow People, de Carlow People, de New Ross Standard, de Gorey Guardian, de Kilkenny People, de Tipperary Star, de National & Munster Advertiser, de Leitrim Observer, de Longford Leader, de Nationalist uit Carlow, de Nationalist uit Kildare, de Nationalist uit Laois, de Western People, de Sligo Weekender, de Leinster Leader, de Leinster Express, de Offaly Express, de Dundalk Democrat, de Derry Journal en de Donegal People’s Press

[33] Britse kranten zijn doorgaans een derde goedkoper dan Ierse (Grisold, 1996).

[34] De Sun heeft een oplage van maar liefst 103.000 in Ierland (Horgan, 2001).

[35] Tot april 2001 heette de BCI nog de Independent Radio and Televison Commission (IRTC) (Dinan, 2001).

[36] Gaeltacht: Iers-sprekende gedeelte van Ierland.

[37] Wetsvoorstellen in verband met de openbare omroep, media-eigendomsstructuren, mediacontrole en cross-ownership (Dinan, 2001). 

[38] Men mag hierbij niet vergeten dat Ierland in die tijd integraal deel uitmaakte van Groot-Brittannië (Moody & Martin, 2001).

[39] Charles Stewart Parnell was de medeoprichter van de Land League, een groepering van Ierse nationalisten die met succes bepaalde rechten afdwong. Toen Ierland van Groot-Brittannië eigen bestuursorganen mocht hebben werd Parnell meermaals verkozen om de topposities in te nemen, tot grote ergernis van bepaalde andere nationalisten (Moody & Martin, 2001).

[40] Om het nog erger te maken, moest hij in datzelfde jaar (1896) zijn parlementszitje afstaan aan een kandidaat die gesteund werd door dezelfde mensen van wie hij de strijd om de controle over de krant verloor (McCartney, 1984).

[41] Om precies te zijn was 1922 het jaar waarin de Vrijstaat (Free State) ontstond, die nog banden behield met Groot-Brittannië. Het volledig onafhankelijke Éire ontstond pas in 1937. In 1949 werd  Ierland een republiek (Moody & Martin, 2001).

[42] Leonard, een voormalig financieel redacteur van de Irish Times, had voordien al geprobeerd een greep te krijgen op de Ierse pers. Zijn betrachting Amerikaanse aandelen in de Irish Press-holding over te kopen was echter op een mislukking uitgedraaid (Walsh, 1992). 

[43] In 1976 was er een inflatie van maar liefst 26 % (Horgan, 2001)

[44] Onder andere door de mislukte poging een nieuwe tabloid, de Daily News, te lanceren, met grote verliezen tot gevolg. Vermeldenswaardig hierbij is dat de mislukking mede te maken heeft met het feit dat Newspread, dat dus in handen van Independent Newspapers was, weigerde de distributie te verzorgen (Horgan, 2001).

[45] Nu bedraagt het btw-tarief in Ierland 12,5 %, wat het hoogste is binnen de landen van Europese Unie (De Bens, 1997; http://www.nni.ie). 

[46] Aanvankelijk eerst de Daily Star genaamd, maar in 1985 veranderd in de  Star (De Bens, 2000).

[47] Een onderzoek uit 1996 wees uit dat de Star veel meer Iers nieuws bracht (38 pagina’s op 48 in totaal) dan de Ierse edities van de Mirror (11/36) en de Sun (7/36) (Horgan, 2001).

[48] De helft van de aandelen in Independent Wireless Cable werd aan verscheidene Amerikaanse consortiums verkocht om de put enigszins te dichten (Horgan, 2001).

[49] Een gelijkaardig scenario als bij de komst van de piratenradio’s als het ware.

[50] £ (zonder IR ervoor) staat voor de Britse pond.

 

[51] Er waren hierop vier uitzonderingen: Dun Laoghaire, Bray, Cobh en Killarney lagen te dicht bij een grote stad om een eigen krant te hebben (Horgan, 2001).

[52] Zie hoofdstuk 5 voor een overzicht van de regionale kranten die tot Independent News & Media behoren.

[53] Independent Newspapers verkreeg ook een aandeel van 24,9 % in Drogheda Web Offset Press, het drukkersbedrijf dat de Sunday Tribune drukte (Horgan, 2001).

[54] Irish Press verwijst naar de dagbladgroep, Irish Press (cursief gedrukt) naar het dagblad.

[55] Het akkoord met de vakbonden hield in dat er tweemaal getypt werd. In plaats van de journalisten rechtstreeks hun teksten te laten ingeven – wat mogelijk is met gecomputeriseerde typesetting en net het grote voordeel is – werden ze nog eens overgetypt door de drukkers, zodat niet al te veel banen verloren gingen, maar waardoor het nut en de kostenbesparing die het nieuwe systeem met zich meebracht volledig ondergraven werd (Horgan, 2001).

[56] Het feit dat  het management uit twee clans bestond, de familie de Valera en Ralph Ingersoll, die vele meningsverschillen hadden, bevorderde de zaken niet. Zeker niet wanneer na een tijd deze meningsverschillen voor de rechtbank beslecht werden (Horgan, 2001).

[57] Binnen dit consortium had de Sunday Business Post de meerderheid van de aandelen, namelijk 51 % (Horgan, 2001).

[58] De bezorgdheid omtrent die dominantie werd nog gevoed toen O’Reilly publiekelijk bekend maakte dat het creëren van één groot drukkerbedrijf waarin alle Ierse kranten zouden gedrukt worden, een grote droom van hem was (Grisold, 1996).

[59] Door de liberalisering van de telecommunicatiemarkt was het vroegere Telecom Eireann niet meer de enige operator, maar wel overduidelijk nog de grootste met een marktaandeel van 80 % (Mackay, 2001, 16 december).