De berichtgeving over de Poolse crisis van 1980-1981 in Le Monde en The Times. Een comparatief onderzoek. (Tineke Van Vooren)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

4. METHODOLOGIE

Wie op krantenartikels een beroep wil doen bij een historisch onderzoek, moet zich kunnen oriënteren op een bepaalde methode. In de methodologie spreekt men o.m. over de ‘Content Analysis’ en ‘Discourse Analysis’. Het leek ons nuttig ons te verdiepen in beide disciplines. Vandaar dat we in dit hoofstuk eerst beide methodes beschrijven. In een tweede luik betrekken we een aantal facetten ervan op ons onderzoek. Zowel Content Analysis als Discourse Analysis zijn veelal complexe methodieken. We lieten er ons door inspireren en stemden er ons onderzoek zoveel mogelijk op af. De opzet en de beperkte omvang van ons onderzoek liet ons niet toe op een nog meer diepgaande wijze deze methodieken toe te passen.

 

4.1. Content Analysis

‘Content analysis is nothing other than what everyone is doing when reading a newspaper, except on a larger scale[1].’ Dit citaat van Krippendorff biedt op het eerste gezicht een eerder naïeve weergave van wat Content Analysis precies inhoudt. Krippendorff nuanceert en verbetert deze formulering echter door eraan toe te voegen dat deze uitspraak enkel geldend is in een vroeg stadium van Content Analysis. Er bestaan namelijk meerdere tactieken om de vooroordelen van de onderzoeker uit te schakelen en verschillende regels en criteria worden geëxpliciteerd om de geldigheid en vooral de repliceerbaarheid te verbeteren. Maar met deze opmerking situeren we ons meteen in de complexe materie over validiteit en betrouwbaarheid, iets wat we later summier zullen behandelen.

We starten met een kort overzicht om de evolutie in Content Analysis te schetsen. Krippendorff wijst op het feit dat er al in de achttiende eeuw sprake is van kwantitatieve analyse van teksten. Het eerste standaardwerk wordt echter pas gepubliceerd in 1948 of zelfs pas in 1952[2]. Deze data zijn niet toevallig, maar hangen samen met de vooruitgang die op dit domein werd geboekt tijdens de Tweede Wereldoorlog door het analyseren van propaganda. Men maakte toen voor de eerste maal op grote schaal gebruik van inhoudsanalyses, en dit met een praktische doelstelling die er onder meer in bestond politieke controle op de eigen media te verkrijgen en analyse van de media bij de tegenpartij door te voeren. Men wou op die manier de strategieën van de vijand ontmaskeren. Men maakte hierbij gebruik van nieuwe methodes, ontleend aan de methodiek van de exacte wetenschappen en statistiek.

Sindsdien is Content Analysis nog verder geëvolueerd. De ambities werden ingeperkt en de methodiek werd genuanceerd en aangevuld met nieuwe technieken zoals het gebruik van computers. Berelson definieert Content Analysis in 1952 als volgt: ‘A research technique for the objective, systematic and quantitative description of the manifest content of communication.[3]’.

Krippendorff past deze definitie aan, rekening houdend met de stand van zaken in 1980: ‘Content Analysis is a research technique for making replicable and valid inferences from data to their context.[4]

Objectief en systematisch wordt in de tweede definitie eigenlijk gewoon geëxpliciteerd in de term ‘replicable’. Vernieuwend is dat kwantitatief door Krippendorff weggelaten wordt. Deze vereiste is immers te restrictief (Content Analysis is meer dan het tellen van kwantitatieve data, zoals woorden en verwijzingen). Krippendorf omschrijft ook duidelijker wat verstaan wordt onder Content (door een nadruk te leggen op de context).

De definitie van Krippendorff duidt de positie van de onderzoeker tegenover zijn onderwerp, maar ze moet worden aangevuld met een methodologische omkadering. Deze bestaat volgens Krippendorf uit zes basisconcepten[5]:

 

The data as communicated to the analyst.

The context of the data.

How the analyst’s knowledge partitions his reality.

The target of a content analysis.

Inference as the basic intellectual task.

Validity as the ultimate criteria of succes.

 

Ten eerste moet de onderzoeker duidelijk maken welke data en welke soort data hij onderzoekt. In ons geval zijn dit artikels uit Le Monde en The Times die de stakingen van Gdansk behandelen, dus artikels die zich situeren in de periode van juli 1980 tot en met 15 december 1981 (enkele dagen na het afkondigen van de Staat van Beleg door generaal Jaruzelski).

Vervolgens is het belangrijk dat de context waarin deze data worden geanalyseerd, expliciet door de onderzoeker wordt vermeld. In ons onderzoek wordt de relevante voorgeschiedenis geschetst, m.n. de voorgaande stakingsgolven, om zo het klimaat vlak voor de respectieve gebeurtenissen te schetsen. Dit doen we aan de hand van literatuur. De gebeurtenissen (die ook deel zijn van de context) zelf worden onderzocht in de beide kwaliteitskranten, en getoetst aan de literatuur.

Een ander aspect van de algemene context is ook de context van de bron. In hoofdstuk 3 gingen we reeds in op Le Monde en The Times als instituut.

Ten derde is het ook belangrijk dat de onderzoeker, in ons geval de historicus, zich bewust is van zijn eigen tekortkomingen, die een afbreuk doen aan de objectiviteit omdat het zijn perceptie op de gebeurtenissen kleurt. Wij noemen dit de context van de onderzoeker. Deze zal niet worden geëxpliciteerd in ons onderzoek, maar we zijn er ons wel bewust van geweest tijdens ons onderzoek (m.a.w. we hebben tijdens het onderzoek zoveel mogelijk gestreefd naar objectiviteit).

Ten vierde (en zeker niet in het minst) moet elke case-study in Content Analysis een duidelijke doelstelling bevatten. Een inhoudsanalyse van de vermelde teksten zonder meer heeft weinig zin, indien het doel ervan niet bekend wordt gemaakt. Het doel van ons onderzoek is tweevoudig, we willen enerzijds een duidelijk beeld schetsen van de Poolse verwikkelingen in de door ons geselecteerde periode, anderzijds willen we een onderzoek doen naar de neutraliteit van de kwaliteitspers over een eerder geladen onderwerp. Hiermee samenhangend behandelen we de verschillen qua visie tussen twee gezagdragende kwaliteitskranten en gaan we na welke hoeveelheid aandacht ze schenken aan de stakingen van Gdansk.

Ten vijfde is het de opdracht in elke inhoudsanalyse om uit de data bepaalde aspecten af te leiden van de context, gerechtvaardigd door de kennis van deze data en de context. Dit betreft de manier waarop uit de data en de respectieve context conclusies getrokken worden. Bij het gebruik van een gegevenstabel bijvoorbeeld wensen we bepaalde bevindingen als indicator te gebruiken voor de hoeveelheid aandacht die door de kranten gegeven wordt aan de Poolse kwestie. Deze opdracht zal vervuld worden in ons besluit.

Ten zesde moet de onderzoeker de geldigheid van zijn onderzoek aantonen, dit is immers een essentiële voorwaarde voor wetenschappelijk onderzoek. Geldigheid of validiteit slaat dan op het feit of het onderzoek effectief dat meet wat de onderzoeker in oorsprong wou meten. Belangrijk is echter dat het onderscheid wordt gemaakt tussen de begrippen betrouwbaarheid en validiteit. Betrouwbaarheid is immers een essentiële voorwaarde voor validiteit. Betrouwbaarheid slaat bijvoorbeeld op het feit of de onderzoeker geen telfouten gemaakt heeft, m.a.w. de term slaat op de praktische uitvoering van het onderzoek. Het is evident dat indien hier fouten gebeuren, dit een weerslag zal hebben op de geldigheid van het onderzoek. Veelal wordt de geldigheid uitgedrukt aan de hand van een parameter, omdat maximale betrouwbaarheid slechts zelden bereikt kan worden.

 

4.2. Discourse Analysis

 

Discourse Analysis is een methode gebaseerd op de meervoudige functies van taal. Taal wordt voor meerdere doeleinden gebruikt dan enkel het meedelen van inhoud. J.P.Gee stelt: Language-in-use is everywhere andalways ‘political’’[6]. En hij verduidelijkt ‘political’ als volgt: ‘Anything and any place where social interactions and relationships have implications for how ‘socials goods’ are or ought to be distributed’.

Onder ‘social goods’ moet meer verstaan worden dan alleen maar kennis, ook moralitiet, technologie, common sense, controle, macht e.a.. We kunnen dus bij een Discourse Analysis van krantenartikels met meer factoren rekening houden dan zuiver inhoudelijke. Dat vergroot, volgens Van Dijk, de adequaatheid van een onderzoek: ‘…in principle a qualitative analysis, based on a theory of news discourse structures and processing, provides a more adequate approach to the study of news than classical content analysis.[7]

We zullen nu kort de ontwikkeling van Discourse Analysis behandelen. De toepassing van Discourse Analysis op massacommunicatie wordt door Van Dijk[8] relatief recent genoemd. De auteur doet dit in ‘News Analysis: Case studies of international and national news in the press’, wat als een standaardwerk over deze toepassing kan worden gezien. We moeten echter opmerken dat Discourse Analysis als discipline ook vrij recent is. Discourse Analysis is een geïntegreerde discipline die voorkomt uit verschillende tradities. De voornaamste zijn: de structurele antropologie van Levi-Strauss, de semiotiek (Barthes en Eco), microsociologie (Van Dijk verwijst naar analyse van conversaties door Sacks, Schlegloff en Jefferson), bepaalde filosofische ontwikkelingen (o.a. Austin en Grice) en de sociolinguïstiek (dit is linguïstiek in concrete sociale situaties). Door deze verschillende invloeden is Discourse Analysis nog altijd geen éénduidige term, maar een benaming die gebruikt wordt in erg uiteenlopende onderzoekstradities. Van Dijk probeert hierin geen eenheid te scheppen, maar gaat wel enkele nuttige concepten uit de Discourse Analysis toepassen op nieuwsberichtgeving.

‘De daadwerkelijke analyses die eruit voortkomen hebben in de regel het karakter van een brede cultuurkritiek die niet onderworpen is aan vastgelegde methodologische regels.’[9], schrijft De Boer.

 

Volgens Van Dijk zijn bij de toepassing van Discourse Analysis op nieuwsberichtgeving onze interesses niet zuiver linguïstisch. We analyseren de structuur van een artikel in functie van de conclusies die we willen trekken, die relevant zijn voor ons historisch onderzoek. Van Dijk wijst er op dat we uit de structuur van een artikel meer te weten komen over het gezichtspunt van de auteur.

De auteur onderscheidt meerdere niveaus waarop we de structuur van een artikel kunnen analyseren[10], o.a. microstructuren en globale structuren. Microstructuren analyseren een tekst en globale structuren behandelen de tekst als geheel. De kleinste microstructuur die hier relevant is, is het niveau van de afzonderlijke zinnen. Deze zinnen kunnen we vanuit vier verschillende invalshoeken bestuderen, nl. fonologisch, morfologisch, syntactisch en semantisch (aangezien we hier geschreven bronnen bestuderen, schenken we geen aandacht aan de eerste categorie). Morfologisch behandelt de vorm van een zin, syntactisch de volgorde van de zinsdelen en semantisch de betekenis van deze zinsdelen en van de zin als geheel. Dit niveau zal door ons niet worden aangewend omwille vande hoeveelheid en omvang van de bestudeerde teksten.

Een tweede niveau van microstructuur is de sequentiële structuur. Een tekst bestaat niet uit geïsoleerde zinnen, ook de verhoudingen tussen de zinnen onderling kan worden bestudeerd. Dit wordt in de linguïstiek tekstgrammatica genoemd. De laatste twee categorieën van syntaxis en semantiek zijn ook hier relevant. Welke informatie voorop wordt geplaatst, wat er vet of schuin gedrukt is e.d., ressorteert onder syntaxis. Semantisch kunnen we dan de betekenisevoluties bekijken en thema’s die behandeld worden. Dit zal door ons gehanteerd worden in het onderzoek.

Globale structuren zijn structuren op niveau van de tekst zelf. Van Dijk onderscheidt semantische macrostructuren en formele superstructuren. De semantische macrostructuur gaat over het centrale onderwerp of thema van de tekst. De formele superstructuur gaat over vereisten die worden gesteld aan een tekst opdat hij door de lezer als een compleet verslag zou worden ervaren. De lezer gaat immers uit van een bepaald narratief schema.

 

Er zijn echter nog twee structuren volgens Van Dijk die toepasbaar zijn op alle hierboven vermelde niveaus. De eerste is die van de relevantie; de belangrijkste informatie komt eerst zowel in een zin als in een artikel, de tweede zijn retorische structuren, deze zorgen ervoor dat zowel een tekst als een zin overtuigend zijn. Beide hebben we gehanteerd in ons onderzoek om te klemtonen die de kranten leggen te bestuderen.

Ten slotte kan een tekst als communicatieve gebeurtenis ook tegenover haar context geplaatst worden (dit kan gezien worden als nog een hoger niveau van Discourse Analysis).

 

4.3. Methodiek in praktijk omgezet

 

Het moge duidelijk zijn dat zowel Content als Discourse Analysis een sterk theoretisch gehalte bevatten. Het komt er voor ons onderzoek nu op aan vanuit deze theorie naar de praktijk toe te vertalen en een handzame methode uit te stippelen. We willen daarbij onze methodiek voldoende legitimeren.In ons verdere onderzoek zullen we ons dan ook hoofdzakelijk focussen op de hierna besproken concrete methodiek.

 

4.3.1. De indeling en verwerking van de casussen

 

De indeling van de periodes die we in ons onderzoek behandelen is niet louter toevallig gebeurd. In grote lijnen hebben we geopteerd voor het nauwkeurig onderzoeken van vijf periodes (in deze verhandeling ‘casussen’ genoemd). In wat volgt worden die casussen kort besproken. Hierbij gaat onze aandacht uit naar de afbakening van de casus (‘wat’), de reden van de selectie ervan (‘waarom’) en de manier waarop we de casus verder zullen behandelen (‘hoe’). De manier waarop we de casussen behandelen wordt enkel in de eerste casus uitgelegd omdat de methode gebruikt zal worden bij alle casussen, de specifieke onderdelen per casus worden in de casus zelf besproken.

 

4.3.1.1. Eerste casus: 1 juli 1980 – 7 september 1980

Wat?

Alle krantenartikels in Le Monde en The Times die handelen over Polen in die periode. Vanaf 4 juli[11] wordt in Le Monde melding gemaakt van stakingen ontstaan na de verhoging van de vleesprijzen. We volgen deze stakingsgolf, die volgens de kranten een politiek karakter krijgt vanaf 17 augustus, tot en met de akkoorden van Gdansk die een voorlopig einde kennen op 7 september.

 

Waarom?

We hebben deze gebeurtenis als eerste casus gekozen omdat dit ons hoofdonderwerp is. De volgende casussen zijn in functie van deze eerste gekozen. Het is ook een gebeurtenis die wereldwijd werd gevolgd omwille van haar mogelijke gevolgen die een effect op de hele Oost-West-verhoudingen konden hebben.

 

Hoe?

We hebben alle artikels bestudeerd die in deze periode zijn verschenen in Le Monde en The Times. We zullen eerst een algemeen beeld schetsen van de gebeurtenissen aan de hand van de artikels uit Le Monde. Om een algemeen overzicht te geven, hebben we geopteerd om enkel Le Monde te hanteren. Deze beslissing is gebaseerd op twee redenen. Allereerst dienen we aan te stippen waarom we voor het schetsen van het algemeen overzicht ons beroepen op een krant in plaats van de literatuur.

De reden hiervoor houdt verband met de door ons geraadpleegde literatuur zelf. De literatuur geeft ons enerzijds wel een correct en algemeen beeld over de door ons behandelde periodes, maar anderzijds is het onmogelijk om via de literatuur een dagelijkse en erg gedetailleerde beschrijving te verkrijgen, zoals dit wel het geval is bij een kwaliteitskrant. M.a.w. de hoofdlijnen die we, na gedetailleerd onderzoek, in de kranten verkrijgen, vinden we duidelijk terug in de literatuur. We moeten echter wel benadrukken dat we Le Monde, voor wat het eerste onderzoekselement betreft, enkel hanteren om een feitelijk overzicht van de gebeurtenissen te schetsen, interpretatie en visie van de krant komt pas aan bod in de daaropvolgende onderzoekselementen. De zojuist geschetste reden illustreert enkel de keuze van de krant boven de literatuur om een feitelijk overzicht te schetsen.

We hebben immers nog niet vermeld waarom we Le Monde als bron boven The Times prefereren, hiervoor gelden twee redenen.

Omdat we, bij het opstellen van een algemeen overzicht, zo objectief mogelijk trachten te werken (en bijgevolg visie van de krant zo goed mogelijk trachten uit te sluiten), hebben we geopteerd om de krant Le Monde te hanteren omdat deze krant een wereldwijde reputatie heeft van onafhankelijke verslaggeving. The Times zou al eerder gebruik maken van ideologisch getinte visies (cf. supra).

Aan de hand van deze werkwijze is het de bedoeling dat de verslaggeving wordt gefilterd van alle visies, waardoor we enkel feitelijke informatie overhouden. Deze informatie is (bij gelijkaardige behandeling van The Times) erg gelijklopend bij beide kranten, waardoor geopteerd werd om enkel Le Monde te behandelen (uit economisch standpunt). Dit is dan ook meteen de tweede reden waarom we Le Monde gekozen hebben om het algemeen overzicht te schetsen.

Belangrijk om te verduidelijken is dat deze werkwijze enkel wordt toegepast betreffende het eerste onderzoekselement.

De andere onderzoekselementen worden besproken in de casus zelf. Deze onderzoekselementen worden gehaald uit beide kranten om zo de visie van de kranten over een door ons gekozen onderzoekselement te onderzoeken. De visies van beide kranten wordt ten slotte vergeleken met elkaar.

Een tweede aspect van ons onderzoek is een vergelijking van deaandacht die de kranten schenken aan dit onderwerp volgens een aandachtsscore. Dit deel van het onderzoek wordt later nog gespecifieerd.

4.3.1.2. Tweede casus: 17 september 1980 – 12 november 1980

Wat?

We hebben alle artikels bestudeerd in Le Monde en The Times, maar deze keer met betrekking tot de registratie(crisis) van Solidarnosc. We onderzoeken dit vanaf 17 september; toen was er een gemeenschappelijke vraag voor legale registratie van de onafhankelijke, vrije vakbonden onder de naam ‘Solidarnosc’. We beëindigen deze casus op 12 november als er in de kranten verschijnt dat het Hoogste Hof ‘Solidarnosc’ registreert.

 

Waarom?

We hebben deze casus als tweede gekozen omdat ze nauw aansluit bij de eerste. Het is het eerste conflict na de akkoorden met de autoriteiten. In deze casus merken we dat de krachtproef tussen de autoriteiten en de stakers nog niet afgelopen is. In deze casus wordt de alombekende vakbond, Solidarnosc, legaal geboren.

 

4.3.1.3. Derde casus: 3 augustus 1981 – 14 augustus 1981

Wat?

We hebben alle artikels in The Times en Le Monde bestudeerd maar deze keer met als onderwerp de instorting van de nationale onderhandelingen tussen Solidariteit en de regering. Daardoor ontstaan er protesten in Warschau. We stoppen op 14 augustus met de oproep van Solidarnosc aan zijn leden en de maatschappij om de kalmte en de rust te bewaren.

 

Waarom?

In deze casus zien we duidelijk hoe de spanning langzamerhand weer stijgt en de situatie uit de hand loopt. De stakingen krijgen een ‘wild’ karakter en de onderhandelingen tussen de autoriteiten en de nieuwe vakbonden verlopen stroef. Deze casus is gekozen om de latere ontwikkelingen beter te kunnen plaatsen.

 

4.3.1.4. Vierde casus: 25 oktober 1981 – 24 november 1981

Wat?We hebben alle artikels bestudeerd in Le Monde en The Times tussen 25 oktober en 24 november. Het onderwerp is de eerste tekenen van de militarisering van Polen. Het leger wordt ingeroepen, zichtbaar in de kranten vanaf 29 oktober, om de bevolking te ‘beschermen’. Op 24 november zien we dat de besprekingen tussen de Kerk, Solidarnosc en de autoriteiten een nieuwe wending krijgen.

 

Waarom?

Deze casus geeft een duidelijk beeld van de symbolische vooravond van de Staat van Beleg. We zien hoe er even sprake was van onderhandelingen tussen de Kerk, Solidarnosc en de autoriteiten en hoe deze eerst positieve instelling van allen uitloopt op een radicalisering van de houding van de autoriteiten en Soldarnosc. Deze casus is de voorloper van de laatste casus.

 

4.3.1.5. Vijfde casus: 10 december 1981 – 15 december 1981

Wat?We hebben alle artikels in Le Monde bestudeerd tussen 10 december en 15 december. Deze casus behandelt enkele dagen voor en na het uitroepen van de Staat van Beleg. We hebben besloten op 15 augustus te stoppen omdat de Staat van Beleg ons einpunt vormt en we dit ook als eindpunt zullen benaderen.

 

Waarom?

Deze casus toont hoe de 17 maanden van ‘democratisering’ eindigen in een door militairen bestuurd bewind. Dit is het eindpunt van de chaos en de verkregen vrijheden. Het voorlopige officiële einde van Solidarnosc.

 

4.3.2. De gegevenstabel

 

In het verlengde van de zojuist behandelde Content en Discource Analysis hebben we een gegevenstabel ontworpen waarmee we alle behandelde artikels kunnen classificeren. De manier waarop we die artikels classificeren hebben we grotendeels zelf bepaald (wel geïnspireerd door concrete en vergelijkbare voorbeelden uit Content en Discource Analysis). Zo hebben we een concreet voorbeeld teruggevonden van een vergelijkend krantenonderzoek in het boek ‘Methodologie en statistiek voor communicatie-onderzoek. [12]’ In dit onderzoek ontwikkelde men een zogenaamde ‘aandachtsscore’ waardoor een vijftal kranten met elkaar vergeleken kon worden. De aandachtsscore was in dit geval een goede indicator voor het belang dat kranten geven aan een bepaalde materie (in concreto artikelen over gemeentepolitiek).

Het is evident dat de behandelde materie van het zojuist geschetste onderzoek geen raakvlakken vertoont met ons onderzoek, maar de gehanteerde methodiek leek ons uiterst nuttig. De criteria waarop men punten gaf aan artikels in het onderzoek (over aandacht aan gemeentepolitiek) zien er als volgt uit:

 

1voorpagina (ook van katern)                                     1 punt

2langer dan 3/4e kolom                                                1 punt

3boven de vouw                                                             1 punt

4foto, illustratie of steunkleur                                     1 punt

5a kopbreedte 1/3e – 1/2e pagina                            1 punt

b kopbreedte meer dan 1/2e pagina                         2 punten

 

Een aantal criteria hebben we dan ook overgenomen omdat ze ons interessant leken m.b.t. ons onderzoek. Aan het criterium ‘voorpagina’ hebben we een zwaardere weging toegekend omdat we dit toch wel relevant vinden. De door ons gehanteerde criteria zien er als volgt uit:

1voorpagina                                                                2 punten

2langer dan 3/4e kolom                                            1 punt

3boven de vouw                                                         1 punt

4a kopbreedte 1/3e – 1/2e pagina                         1 punt

b kopbreedte meer dan 1/2e pagina                      2 punten

5correspondent                                                          2 punten

Het is wellicht wenselijk om wat meer duiding te geven bij het gebruik en de selectie van de verschillende criteria[13]. Het eerste criterium (voorpagina) spreekt wellicht voor zich. Indien artikels gevonden werden over de betreffende casus op de voorpagina dan gaven we dit artikel voor dat criterium een score +2. Waarom we voor een zwaardere weging opteren is af te leiden uit de kranten. Zowel The Times als Le Monde zijn wereldwijd gerespecteerde kwaliteitskranten en indien er in deze kranten op de voorpagina een artikel staat wil dit zeggen dat men aan dat onderwerp heel wat aandacht geeft.

Het tweede criterium (langer dan 3/4e kolom) slaat op de lengte van een artikel. Elk artikel dat (ongeacht de kolombreedte) langer is dan drie vierde van een totale kolom op een blad kreeg de score +1. Het lijkt ons vrij logisch dat een langer artikel meer diepgang en achtergrondinformatie over het behandelde thema verschaft in vergelijking met een kort artikel (dat meestal feitelijke informatie meedeelt).

Het derde criterium (boven de vouw) slaat op het feit dat wanneer de koptekst van een artikel zich boven de plooi van de krant bevindt, het artikel een score +1 krijgt. Artikels die zich situeren boven de vouw hebben immers een verhoogde kans om gelezen te worden, omdat ze meer opvallen.

Het vierde criterium (de lengte van de kopbreedte) werd in twee subcategorieën opgesplitst, namelijk een kopbreedte die groter of gelijk is aan 1/3e pagina en kleiner is dan 1/2e pagina en een kopbreedte die groter of gelijk is aan 1/2e pagina. Deze laatste categorie krijgt dan ook een zwaardere weging, nl. een score +2 in plaats van +1 (bij de eerste subcategorie). De reden waarom we deze subcriteria hanteren, wijst opnieuw op de verhoogde kans dat een dergelijk artikel wordt gelezen.

Het vijfde en laatste criterium (correspondent) slaat op het feit of het betreffende artikel al dan niet geschreven is door een correspondent. Volgens ons is dit eveneens een indicator voor een verhoogde aandacht van de krant voor een bepaalde materie[14]. Wegingsfactor +2 werd uiteindelijk toegekend.

De reden waarom we de categorie foto of illustratie niet betrekken in onze analyse is vrij voor de hand liggend. De krant Le Monde maakt immers geen gebruik van foto’s, enkel van illustraties. Het toepassen van het criterium zou er bijgevolg voor kunnen zorgen dat er een vertekend beeld verkregen zou worden. The Times zou immers beduidend hoger scoren op dat criterium, vandaar de reden waarom we het weglaten.

 

Om deze manier van werken concreet te verduidelijken werd geopteerd om een voorbeeld uit te werken (zie tabel hieronder). In de bovenste rij wordt de krant en de respectieve casus vermeld. De rij eronder vermeldt het aantal records dat in die bepaalde krant betreffende de gekozen casus

gevonden is. De term records slaat op het aantal artikels betreffende de materie. Onder deze rij komt een zestal rijen voor die de bestudeerde kenmerken behandelen. Elke rij wordt in drie delen opgesplitst. In het eerste deel vindt men het betreffende kenmerk terug. In de tweede cel vindt men de frequentie betreffende het gehanteerde kenmerk terug. De frequentie slaat op het aantal keer dat een artikel gevonden werd dat aan het vooropgesteld kenmerk beantwoordde. In de derde cel wordt deze frequentie proportioneel voorgesteld (we hebben geopteerd om de data uit te drukken in procenten). Deze overgang wordt gemakkelijk uitgevoerd door de verkregen uitkomst in de frequentiecel te delen door het aantal records en vervolgens met honderd te vermenigvuldigen.

De gemiddelde totaalscore dient nog te worden behandeld. Eigenlijk is dit de belangrijkste score uit de hele tabel. Deze score gebruiken we immers als indicator om te achterhalen of de ene krant meer aandacht geschonken heeft vergeleken met de andere krant. De maximumscore die theoretisch gezien behaald kan worden is 8. In een dergelijk geval zou elk artikel zich op de voorpagina moeten bevinden, boven de vouw moeten gedrukt zijn, langer moeten zijn dan 3/4e kolom, zou de koptekst groter dan of gelijk aan 1/2e pagina moeten zijn en zou het artikel geschreven moeten zijn door een correspondent. In de praktijk hebben we zeer zelden een artikel tegengekomen dat aan al deze criteria beantwoordt. Vandaar dat het vrij logisch is dat we veelal zullen te maken hebben met vrij lage scores op het eerste zicht. Nochtans blijven deze scores een goede indicator voor wat wij ermee wensen te doen, namelijk Le Monde en The Times vergelijken op vlak van geschonken aandacht aan de respectieve casus. Er dient ook opgemerkt dat er dikwijls artikels aan geen enkel criterium beantwoorden (dus geen score hebben), terwijl ze wel deel uitmaken van het totaal aantal records. Dit verklaart enigszins de op het eerste zicht lage

scores. Deze artikels zijn echter essentieel voor het onderzoek waardoor we ze er niet uitlaten (indien we dit zouden doen zouden we de betrouwbaarheid en bijgevolg de validiteit in het gedrang brengen).

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 


[1] K. KRIPPENDORFF, Content Analysis: An Introduction to Its methodology, Sage Publications, Beverly Hills, London, 1980, p.11.

[2] P.F. LAZARSFELD, The Analysis of Communication Content, University of Chicago; Columbia University, Chicago; N.Y., 1948, s.p.

B. BERELSON, Content Analysis in Communications Research, Free Press, N.Y., 1952, s.p.  

[3] B. BERELSON, op.cit, p.18.

[4] K. KRIPPENDORFF, op.cit., p.21.

[5] Ibid, p. 26.

[6] J.P. GEE, An introduction to Discourse Analysis: Theory and Method, London; N.Y., 1999, pp.1-2.

[7] T.A. VAN DIJK, News Analysis: case studies of international and national news in the press, Lawrence Erlbaum Associates Publishers, Hillsdale; New Jersey, 1988, p. 31.

66 Ibid., p.3.

 

[9] D.J. DEN BOER; H. BOUWMAN; V. FRISSEN; M. HOUBEN, Methodologie en statistiek voor communicatie-onderzoek, Houten, Diegem, 1994, p.125.

[10] Ibid., pp.10-18.

[11] De data hier besproken zijn de dagen dat er melding van wordt gemaakt in de kranten, de gebeurtenissen moet men dus 1-2 dagen vroeger situeren.

[12] D.J. DEN BOER, H. BOUWMAN, V. FRISSEN, M. HOUBEN, Methodologie en statistiek voor communicatie-onderzoek, Houten, Diegem, 1994, p.133.

71 Deze criteria werden bovendien geëvalueerd en goed bevonden door de heer Van Tricht, eindredacteur bij Het Nieuwsblad.

[14] We hebben contact gezocht, via e-mail, met zowel Le Monde als The Times. Beiden benadrukten dat het gebruik van een correspondent zeker wijst op een grote aandacht voor een gebeurtenis.