Negentiende-eeuwse passionele misdrijven. Beelden en werkelijkheid. (Jorre Biesmans) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
HOOFDSTUK III: 19de-EEUWSE PASSIONELE MISDRIJVEN
III.1) SOORTEN PASSIONELE MISDRIJVEN
A.d.h.v. onze definitie van passionele drama’s(misdaden tussen twee mensen die een relatie met elkaar hebben/hadden dat gebaseerd is/was op gevoelens voor elkaar, waarbij er sprake is dat deze gevoelens – of één aspect van hen – functioneert als de motor achter deze criminele daad) selecteerden we 37 dossiers. Deze dossiers uit het HAOOST kunnen ruwweg in 6 groepen worden ingedeeld. Dit gebeurt niet louter op basis van de motieven die de dader uitspreekt, maar ook op basis van bevindingen uit het gehele dossier.[56] Als de dader bijvoorbeeld beweert dat hij handelde uit jaloersheid, maar het verdere verloop van het onderzoek toont aan dat het om een banaal geval van mishandeling met dodelijk afloop gaat, dan hebben wij dit geval niet gerekend bij de groep van misdaden uit jaloersheid, maar bij mishandelingen met de dood als gevolg. Slechts in vier gevallen was het onmogelijk om de ware toedracht te achterhalen. Ten gunste van het verdere verloop van dit betoog zal elke groep ook een naam krijgen.
De grootste groep – 13 gevallen – gaat om moord(poging) nadat de ene partner de andere verlaten had en weigerde – ondanks één of meerdere verzoeken – terug te komen.[57] Hieronder rekenen we ook één geval van dreiging om de partner te verlaten.[58] We noemen deze groep Passioneel drama na verlaten.
Zes dossiers kunnen onder moord(poging) of doodslag uit jaloersheid geplaatst worden : Passioneel drama uit jaloersheid.[59]
Een derde groep, vijf dossiers, omvat deze misdaden die ontstaan door provocerend gedrag van het slachtoffer (in alle gevallen een vrouw).[60] Passioneel drama door provocatie is dan ook de naam die we eraan geven.
Al dan niet geslaagde pogingen om de partner uit de weg te ruimen, op het eerste zicht wegens de liefde voor iemand anders, is een vierde categorie die we kunnen onderscheiden. Het gaat om vijf gevallen.[61] Aangezien men bij dit soort misdrijven een duidelijk doel voor ogen heeft: Het wegruimen van iemand die een bepaalde liefdesrelatie in de weg staat, noemen we dit utiliteitsmoord.
Vervolgens onderscheiden we nog twee dossiers waarin er sprake is van mishandelingen met de dood als gevolg.[62]
Verder vonden we nog 2 gevallen van moord(poging) na een afwijzing, Passioneel drama na afwijzing genaamd.[63]
En tenslotte is er nog een categorie van moord(pogingen) waarbij de motieven onduidelijk zijn. Hierbij gaat het om 4 gevallen. De reden waarom de beweegredenen van de dader en de omstandigheden van het passionele misdrijf niet helder zijn komt door de – vaak – halsstarrige weigering van de daders om te bekennen en het gebrek aan (voldoende) getuigen. Deze 4 dossiers zijn dan ook bijzonder pover qua informatie.[64]
III.2) PASSIONEEL DRAMA NA VERLATEN
Volgens Zeldin gaat liefde meestal gepaard met angst om de geliefde te verliezen.[65] Lévi-Valensi (1931) zegt hierover het volgende : “Mais si l’on est toujours deux pour s’unir, on n’est pas toujours deux pour se séparer. L’ amour est souvent synchrone chez les amants, la lassitude rarement.[66]”
In dit onderdeel zullen we het eerst hebben over de omstandigheden waarbij een breuk in de liefdesrelatie tot stand komt. Na dien komen de verschillende redenen voor het verlaten van het echtelijk huis aan bod. Een volgende punt is de reacties van de man, wanneer hun vrouw hen verlaat. Tenslotte zullen we het hebben over de redenen die de man tot het uitvoeren van een passioneel misdrijf brengen.
Dertien dossiers kunnen geklasseerd worden als passionele drama’s nadat het slachtoffer de dader had verlaten.[67] Dit betekent dat in het grootste aandeel van de geselecteerde misdrijven het moment van de tragedie gebeurde nadat het koppel reeds uit elkaar was. Ook Guillais komt tot de conclusie dat eerder de breuk dan jaloersheid of andere passies gelinkt aan liefde verantwoordelijk is voor de beslissing om een moord te begaan.[68]
In alle gevallen gaat het om de vrouw die haar man verlaat, in één geval dreigt de vrouw haar echtgenoot in de steek te laten. Toch moet er een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen “vrouwelijke desertie” en een vrouw die na onderlinge overeenkomst het echtelijke huis verlaat.
Van de dertien dossiers zijn er 6 gevallen waarvan het duidelijk is dat de breuk niet door beide partijen is overeengekomen.[69]
Van Derborght Pierre-Alexander, 49 jaar, dronk veel en werkte weinig. Dikwijls ontstond er ruzie tussen hem en zijn vrouw, Peeters Elizabeth. Ook fysiek geweld bleef niet uit. In het begin van 1887 moest de vrouw om een niet nader genoemde reden voor acht dagen in een gevangenis. Toen ze echter vrijkwam weigerde ze om verder met haar man te leven. De man “die ondanks zijn slechte handelswijze ten opzichte van zijn vrouw, haar beminde en zonder haar niet kon blijven, verzocht haar menigmaal bij hem weder te komen wonen.” Elizabeth weigerde echter halsstarrig om terug te keren.[70]
Bij 4 dossiers was het onmogelijk om zoiets te achterhalen.[71] Twee echtparen gingen uit elkaar na onderlinge overeenkomst.[72]
Constant Van Veegaete, 52 jaar, werkte weinig en mishandelde zijn vrouw regelmatig. Uiteindelijk kwamen ze overeen dat zij alleen zou gaan wonen, mits de voorwaarde dat ze hem een som van 150 fr. zou schenken.[73]
III.2.1) REDEN TOT VERLATEN
Uit onze dossiers valt onmogelijk op te maken of het gaat om een wettelijke echtscheiding, een scheiding van tafel en bed, of een “onwettelijke scheiding”. Slechts in één geval is er expliciet sprake van een vrouw die door de rechtbank van Brugge werd verplicht om van haar man te scheiden. Bovendien is het ook onmogelijk om met honderd procent zekerheid te zeggen wat nu juist de doorslaggevende factor was om het echtelijk huis te verlaten.
Wat is nu de reden die de vrouw in zulke gevallen tot het nemen van dergelijke beslissing dreef? De getuigenissen en/of de juridische instantie vermelden in 2 gevallen financiële problemen, in 4 dossiers regelmatige mishandelingen en in 5 gevallen komen beide redenen aan bod. Voor twee dossiers hebben we niet kunnen opmaken welke de rede voor het verlaten was.
De meest voorkomende rede die door getuigenissen of door de juridische instantie gegeven wordt
is dus mishandelingen door de man van de vrouw. Toch zal zij in het algemeen niet van bij de eerste de beste slag of stoot het echtelijke huis verlaten. Herhaaldelijk komt het voor dat de vrouw regelmatig, in sommige gevallen bijna dagelijks, door haar man getrakteerd werd op een portie geweld. Er moest dus sprake zijn van één of meerdere barrières om het huwelijksleven vaarwel te zeggen. Zo’n eerste obstakel was ongetwijfeld de ingewikkelde en ontmoedigende Belgische echtscheidingsprocedure.
C. Meulders en K. Matthijs toonden in hun artikel over echtscheidingen in de negentiende eeuw aan hoeveel barrières de wetgever had ingebouwd om tot een definitieve wettelijke scheiding te kunnen komen.[74] Deze procedurele moeilijkheden werden door de wetgever heel bewust in het leven geroepen; dit wegens een dubbelzinnige reden. Enerzijds wou men niet dat echtscheidingen een dagdagelijks fenomeen werden en dus zou leiden tot ontwaarding van het huwelijk. Anderzijds wou men een “hardnekkige broedplaats van schandalen, een blijvend schandelijk en immoreel schouwspel” vermijden. Zodoende kon men slechts onder bepaalde voorwaarden de echtscheiding aanvragen. Eén van die voorwaarden was: “buitensporigheden, mishandelingen of grove beleedigingen van den eenen jegens den anderen.[75]” Maar het is slechts wanneer de rechter de schuld en het tekortschieten van één of van beide partijen bewezen achtte, dat hij toestemde met een wettelijke scheiding. De auteurs wijzen er echter op dat 28 % van de door hun onderzochte echtscheidingsprocedures nooit tot een “goed” einde werd volbracht. Redenen om dergelijke procedures stop te zetten door één of beide partijen waren: gebrek aan financiële middelen, het omzetten van de echtscheidingsvraag in een vraag tot scheiding van tafel en bed, het verwerven van betere levensomstandigheden vooraleer de scheiding wettelijk werd bezegeld, door de partner geuitte dreigementen,…[76].
Beide auteurs zien hierin twee mogelijke verklaringen. Enerzijds het feit dat een groot deel van de koppels - ondanks de vele verwijten en het vele geweld - hun huwelijk nog een kans willen geven. De mentale weerstand tegen echtscheidingen in de 19de eeuw moet, aldus de auteurs, heel groot geweest zijn. Anderzijds speelt de angst om de huidige levensstandaard uit handen te moeten geven een rol.[77] En hier zijn we bij een tweede mogelijke barrière beland.
Ook financiële problemen konden aan de basis liggen van een scheiding. Maar Guillais wijst er – terecht – op dat vrouwen soms te maken kregen met financiële moeilijkheden nadat ze hun partner verlaten hadden. Het belang dat men hechtte aan financiën bij het overwegen van een breuk suggereert dat een huwelijk naar een economische eenheid moest evolueren, wou ze haar slaagkansen verhogen.[78] Vandaar dat, buiten herhaaldelijk geweld, de werkloosheid of werkonwilligheid van de man de spreekwoordelijke druppel was die de emmer deed overlopen en de vrouw ertoe bracht een sprong in het – financiële – ongewisse te wagen.
Leopold Nuytte was in 1862 getrouwd met Maria Van Hoorick. Na 4 jaar besloot de vrouw om naar het ouderlijk huis terug te keren. In de akte van beschuldiging wordt de reden voor haar beslissing uit de doeken gedaan. De vrouw zei dat ze niet meer bij hem wou blijven omdat ze vanaf de eerste dag van het huwelijk door hem werd mishandeld en omdat hij de laatste weken geen werk meer had. Ze voegde eraan toe dat ze niet meer kon instaan voor hun zoontje. Vervolgens is ze met al haar bezittingen naar het ouderlijk huis gegaan en heeft ze haar kind bij een kennis afgezet. De dag nadien stond Leopold haar op te wachten als ze van haar werk kwam. Hij vroeg haar of ze het echtelijk leven terug wou hernemen met hem, belovende dat hij haar geld zou geven. Zij weigerde echter. De volgende dag stond hij haar weer op te wachten en vroeg haar opnieuw om bij hem terug te keren. Opnieuw weigerde ze. De dader zei: “Indien gij niet wilt, gaat vergiffenis vragen aan uwen vader, want het is uwen laatsten dag”. Leopold heeft haar, onder het mom dat hij haar geld zou geven om kleren te kopen, meegelokt naar een plaats achter de “Bylocke” en haar daar neergeschoten.[79]
Financiële problemen konden echter ook onrechtstreeks aanleiding geven tot een breuk.
In 1882 trouwde Bucke François met Leontine Spelliers. Het was geen goed huwelijk. In 1888
verhuisden ze van Brussel naar Gent. Na een hele reeks ruzies, waarbij tijdens de laatste ruzie
de dader zijn revolver bovenhaalde, stapte de vrouw naar de politie. Ze vroeg de scheiding aan. De man bleef haar echter lastigvallen en stelde voor om terug bij haar te komen. De vrouw weigerde pertinent en bleef bij haar moeder wonen. De dag nadien wachtte hij haar op langs een weg die ze gebruikte om naar de markt te gaan. Daar schoot de dader haar neer. In het vooronderzoek beweert een getuige dat ze de dader vóór de feiten eens was tegengekomen en dat hij zei dat hij maar 2000 fr. ontvangen had van zijn ex en haar moeder. Bulcke maakte zich sterk dat indien hij niet meer zou krijgen, hij ze allebei zou doodschieten. Achteraf verklaarde de dader – die beweerde veel spijt te hebben – dat het allemaal de schuld is van zijn schoonmoeder. Deze zette haar dochter tegen hem op. Dit conflict was begonnen toen François 7 of 8 maanden achterzat met het betalen van zijn maandelijkse 190 fr. onderhoudsgeld aan de moeder. Daarenboven zat hij nog met 3000 fr. schulden die hij ooit eens had geleend van zijn schoonmoeder. Toen hij zijn meubels van Brussel, waar het echtpaar eerder had gewoond, liet overbrengen naar Gent, heeft de schoonmoeder beslag laten leggen op zijn huisvoorraad. Het gevolg was een rechtszaak en een aaneenschakeling van conflicten waarbij de moeder haar dochter zo ver wou krijgen dat ze haar man liet vallen.[80]
Financiële problemen konden ook zorgen voor een gespannen toestand. Een kleine vonk is dan nodig om een passioneel drama te ontketenen.
Theofiel-Hector Danneels, 22 jaar, was pas enkele maanden met Maria De Romme getrouwd. Zijn vader was tegen dit huwelijk omdat zij maar “een arm werkmens” was. Toen Danneels de middag voor de moord, op 16 juni 1891, aan zijn vader ging melden dat hij zonder werk zat, antwoordde deze hem “dat dat er nu van kwam, door tegen mijnen wil te trouwen.” De dader verklaart : “Onder den indruk van deze verwijtsels ben ik terug naar huis gekeerd en mij op zulk onbetamelijke wijze jegens mijne vrouw gedragen dat deze is beginnen weenen zeggende dat zy naar haar vaders huis zoude teruggekeerd zijn.” Volgens de dader gebeurde dan het volgende : “Ik ben dan in gramschap geschoten, heb haar bij de keel genomen met het gedacht haar te doden en haar tegen den grond gehouden tot dat zy bijna geene teeken van leven
meer gaf.” Nadat hij alles aan zijn ouders verteld had zat hij wel een half
uur bij haar te wenen.[81]
Het verlaten van het echtelijk huis mits vooruitzichten van eventuele eenzaamheid en mogelijke financiële moeilijkheden, illustreren aldus Guillais de onafhankelijkheid van de vrouw uit de arbeidersklasse. Het beeld van de arbeidersvrouw die volledig afhankelijk is van haar man, zowel financieel als wettelijk, wordt doorbroken wanneer de grenzen van het draaglijke bereikt worden en de vrouw haar onafhankelijkheid opeist. Men moet ze dus niet als rebellen of aanvallers op de mannelijke heerschappij beschouwen, deze vrouwen eisten gewoon een draaglijker en – eventueel – een financieel gezondere levenssituatie op.[82] Het beeld van de verlaten, wanhopige vrouw dat veel werd beschreven door 19de-eeuwse moralisten en schrijvers is dus een beetje overroepen; ook al omdat zij weinig of geen aandacht besteedden aan haar mannelijke tegenhangers.[83]
Uiteraard moet het verlaten niet noodzakelijkerwijze uitlopen op een financieel debacle. Sommige vrouwen waren perfect in staat om in financieel opzicht voor zichzelf te zorgen dankzij de uitoefening van één of ander beroep. Veel hing uiteraard af van de vraag waar die vrouwen naartoe gingen. Van 6 dossiers was het onmogelijk om na te gaan waar de vrouw ging vertoeven na de echtelijke breuk. Twee vrouwen kozen ervoor om bij hun zuster in te trekken.[84] In 4 gevallen was er spraken van de vrouw die terug bij haar moeder ging gaan wonen;[85] en één geval van een dreiging om naar het ouderlijk huis terug te keren.[86] Het spreekt voor zich dat het beeld van de onafhankelijke en moedige vrouw die voor een eenzaam leven koos, moet genuanceerd worden wanneer ze bij haar moeder of bij haar zuster ging wonen. Op deze manier werden eventuele financiële en psychische moeilijkheden van een eenzaam leven opgevangen door financiële en emotionele ondersteuning.
III.2.2) REACTIES VAN DE MAN
Uiteraard zal de uiteindelijke reactie van de man deze zijn waardoor ze voor eeuwig in de archieven werden vastgelegd. Maar voordat deze dramatische gebeurtenis plaatsvond, waren er andere – minder drastische reacties – waar te nemen. Opmerkelijk is het feit dat de meeste mannen uit de bestudeerde dossiers, zelfs diegene die hun vrouw dagelijks sloegen, haar meerdere keren verzochten om het echtelijk leven terug op te nemen. De kwetsbaarheid van de man werd sterker geaccentueerd door het doorzettingsvermogen van de vrouw.
In acht van de 13 gevallen was er duidelijk sprake van de man die herhaaldelijk zijn vrouw verzocht om terug te komen.[87] Deze verzoeken konden de vorm van een smeekbede of een dreigement aannemen.
Pierre-Alexandre Van Derborght, die we al eens eerder opvoerden, nam zich voor om wraak te nemen op zijn vrouw. Hij schoot haar neer waarbij hij haar ernstig verwondde. Vijf dagen later schreef hij haar volgende brief: [88]
Lise cherie,
Plus que jamais je t’aime
Je sens que je vais devenir fou
Grace et pardon…
Rependre ou chercher a parvenu
A nous remettre dans une bonne position
Grace pas de divorce rien
Qu’un avenir bonheur
Grace Lise je t’aime
Si tu veux je me tuerai
Si tu veux je vivrai pour te rendre heureuse
Lieve woordjes zijn een manier om de geliefde te proberen terug te winnen, dreigementen een andere. Sommige daders gingen daarbij redelijk ver en bedreigden hun ex verschillende keren vooraleer ze tot de misdaad overgingen. Het lijkt een klassiek patroon : de dader verschaft zichzelf een wapen (een mes of een geweer), wacht haar op op een plaats waarvan hij zeker weet dat ze zal passeren (meestal de weg naar haar werk). Eenmaal in het vizier begint hij haar te vragen of ze niet wil terugkomen of begint hij haar te overladen met scheldwoorden. Dit alles eindigend in een criminele daad. Dergelijke gang van zaken komt in 6 gevallen voor.[89]
Vergauwen Jozef, 42 jaar, is zo iemand die, nadat zijn vrouw hem had verlaten in januari 1892, haar dikwijls stond op te wachten aan de fabriek waar zij werkte. Telkens als zij naar buiten kwam – vergezeld van een vriendin omdat ze wist dat hij daar weer ging staan – begon hij haar allerlei scheldwoorden en bedreigingen toe te roepen. Zo zei hij o.a. dat ze wel met hem moest samenleven, of dat zij anders dood moest; aldus verschillende getuigen. Tegen al wie het wou horen zei hij : “Mijne vrouw moet kapot, het zal haar leven kosten”. Het ging zelfs zo ver dat vele buren rondom de fabriek het gedrag van de man reeds gewoon waren. Zo zei iemand tegen een getuige toen hij Jozef weer zag staan : “Tjeef de zot staat daar weder zijne vrouw af te wachten, het zal wat gaan zijn.[90]”
Mertens Augustus, 46 jaar, mishandelde zijn vrouw regelmatig. Uiteindelijk verliet Coleta De Zilken hem en weigerde, ondanks zijn herhaaldelijke verzoeken, om terug te keren. “Hierover verbitterd ging Mertens zijn vrouw afwachten bij de ingang van een bos dat zij gewoon was door te trekken. Hij was vergezeld van zijn dochter Leoutein en hield zich verdoken achter een boom. Als hij zijn vrouw zag afkomen, zei hij aan het meisje dat ze weg moest gaan en niet bevreesd te zijn, indien zij hem hare moeder zag vastnemen. Hierop ging hij zijn vrouw tegemoet en vroeg of ze van zin was om wederom terug naar huis te keren.” Volgens het slachtoffer vond er volgend gesprek plaats :
Hij : “Wat zijt gij van zin?”
Zij : “Ik weet het niet.”
Hij : “Zijt gij van zin om naar huis te gaan?”
Zij : “Neen, en als gij mij nog aanspreekt moet het bij vreemde menschen zijn.”
Hij : “Nu is het uw laatste”.
Volgens het verslag van het vooronderzoek gebeurde dan het volgende : Hij “wierp haar ten gronde en poogde met zijn mes haar de keel af te snijden. Maar zij verweerde zich uit al hare krachten en gelukt erin op te staan en weg te vluchten. Hij liep haar achterna, stootte haar nogmaals omver met het aangezicht in den grond en trachtte haar ditmaal den nek af te sneyden.” Uiteindelijk slaagden een paar voorbijgangers erin om hem weg te jagen.[91]
In drie gevallen is er sprake van de dader die het huis binnendringt waar het slachtoffer logeerde/woonde.
Zo achtervolgde Jan Schram, nadat hij zich een revolver had gekocht, zijn vrouw die met haar vriendin – Angelika - op straat liep. Ze gingen het huis van Angelika binnen. Even later kwam laatstgenoemde weer buiten omdat ze nog een boodschap moest gaan doen. Daarop drong de dader het huis binnen. Toen hij haar zag zei hij dat hij iets te zeggen had. Zij antwoordde echter dat zij “van zijnen praat niets meer moest weten.” “Hij trok dan zijn revolver uit zijn zak en loste op haar, op min dan twee meter afstand, een schot dat haar in het linkerbeen trof en eene hevige bloedstorting te weeg bracht. De ongelukkige liep naar buiten op de koer maar de moordenaar volgde haar.” Hij schoot nog twee keer, miste en vluchtte dan weg.[92]
Constant Van Veegaete bedreigde zijn vrouw nadat ze waren overeengekomen om apart te gaan leven. Ook hier speelden klassieke redenen zoals zware mishandelingen en werkonwilligheid vanwege de man een rol. De man uitte herhaaldelijke bedreigingen aan het adres van Maria. Zo zou hij volgens het slachtoffer ooit gezegd hebben : “Uwen dood is geteekend, kerstdag kunde treffen, maar nieuwjaar niet meer. Het mes is geslepen. Ik zal u goed treffen, ik zal met u doen, gelijk degene die de President van Frankrijk getroffen heeft.” Enkele dagen later drong hij het huis binnen waar zij toen verbleef met haar dochter en verwondde haar met verscheidenen messteken.[93]
Twee mannen kiezen ervoor om hun slachtoffer met een smoes ergens naar toe te lokken en ze daar te vermoorden.
Zo beloofde Hendrik Nuytte zijn slachtoffer geld om kleren te kopen voor haar kind als ze met hem zou meegaan. Vervolgens leidde hij haar achter de “bylocke” en schoot haar daar neer.[94]
Ook Charles Sonneville koos ervoor om Mathilde Van Gijsegem mee te lokken naar een nabijgelegen veld. Daar verplichtte hij haar, onder bedreiging, om seks met hem te hebben. Nadien stak hij haar neer met een mes.[95]
Tenslotte is er nog één geval van een vrouw die werd opgehangen. Aangezien de dader alles bleef ontkennen tast men in het duister omtrent de juiste omstandigheden van de moord. Niettemin viel de verdenking onmiddellijk op hem.[96]
III.2.3) REDENEN VOOR HET PASSIONELE MISDRIJF
Net zoals de redenen voor het verlaten van de man kon verschillen van casus tot casus, konden ook de redenen die hem ertoe aanzette om zijn (ex-)vrouw te vermoorden uiteenlopend zijn. Als we naar de literatuur kijken, dan is het opmerkelijk dat auteurs uit de 19de en de 1ste helft van de 20ste eeuw het vooral hebben over gekrenkte eigenliefde, idée fixe en eer.
Zo heeft Proal (1900) het over een idée fixe. Hij bedoelt hiermee de hardnekkige overtuiging van een persoon dat een andere persoon alleen maar bij hem of haar hoort en bij niemand anders. Hij noemt dit een psychologische toestand dat ook verantwoordelijk kan zijn voor passionele misdrijven.[97] Zo citeert hij een getuigenis van een vriend van een beklaagde : “Son projet de mariage était devenu chez lui une idée fixe; il contait son amour à qui voulait l’entendre. C’est sous l’influence de cette idée fixe, qui paraît avoir altéré dans une certaine mesure ses facultés, qu’il a dû commettre, selon moi, sa tentative d’homicide.[98]” In dit geval denkt de persoon aan niets anders dan aan zijn geliefde, en wanneer op één of andere manier zijn plannen worden gedwarsboomd en hij zijn “fixatieobject” dreigt te verliezen, kan hij of zij dit onmogelijk aanvaarden. Moord, zelfmoord of alle twee zijn volgens Proal het gevolg.[99]
Daarnaast legt hij de oorzaak bij dergelijke misdrijven ook bij de eigenliefde. Vooral in de arbeidersklasse zou eigenliefde als oorzaak veel voorkomen, meer nog dan bij “des gens du monde”, omdat mensen uit eerstgenoemde klasse “lichtgeraakter” zijn.[100] Philips (1938) is van mening dat dergelijke daders bij een eventuele breuk in de relatie alleen maar aan hun eigen leed denken. “…Hij concentreert zich op de situatie, waarin hij zich bevindt, hij ziet alleen de ellende, die hem treft, hij denkt enkel en alleen aan zich zelf. Bij geen enkel ander misdrijf wordt de misdadiger meer in zijn eigen-ik getroffen dan bij het onderhavige, omdat de liefdesverhouding voor hem een kwestie van bestaan is.[101]” Maar op een ander plaats in diezelfde studie meent Philips nog een andere drijfveer voor dergelijke misdrijven te kunnen onderscheiden: namelijk het gevoel dat bij de dader heerst dat zijn “eigendom, en nog wel zijn wettig” hem ontnomen is.[102]
Maar niet enkel auteurs uit bovengenoemde periode onderkennen de rol van eer bij dergelijke misdrijven, ook Guillais (1989) geeft eer een belangrijke plaats in de 19de-eeuwse Franse arbeidersklasse, aangezien dit het enige was dat ze vaak bezaten. Dergelijke passionele drama’s zijn in zichzelf al een daad van eer, aangezien de dader hiermee eigenlijk het verlies, namelijk de partner die hem verlaat en daarmee gepaard gaande het verlies aan waardigheid, op één of andere manier wil goedmaken. Eer, door Guillais gedefinieerd als “that moral possession which had to be safeguarded to protect one’s position in society”, speelt dus een sleutelrol in dergelijke misdrijven.[103] Het verlaten wordt immers als een falen aanzien.
In geen enkel dossier uit HAOOST is er iemand die expliciet zegt dat hij zijn eer wou herstellen of dat hij zich in zijn eer gekrenkt voelde. Het feit dat dit niet voorkomt in de getuigenissen wil echter niet zeggen dat we eer als motief moeten uitsluiten.
Een indicatie dat eer een rol zou kunnen spelen is het feit dat vele daders op voorhand
rondvertelden dat ze hun (ex-)vrouw gingen vermoorden. Alsof men de buitenwereld duidelijk wou maken dat ze niet zomaar ongestraft het echtelijk huis kon verlaten. Sommigen gingen daarin zo ver dat ze hun wapen toonden aan ieder die het wou zien.
Dergelijk gedrag vindt men bijvoorbeeld terug bij Emmanuel Poppe, 27 jaar. Hij probeerde Karolina Sidders, 7 weken nadat ze hem had verlaten, te vermoorden. De dag voor de misdaad vertelde hij aan enkele mensen dat hij “eene aanslag” op zijn vrouw wou plegen. Maar ook na de aanslag vertelde hij rond wat hij gedaan had. Zo ging hij nadien een drankgelegenheid binnen en vertelde daar aan iedereen die het horen wou dat hij zijn vrouw had doodgeschoten. De meesten geloofden het niet en daarop liet hij hen aan zijn pistool rieken.[104]
Gebrek aan discretie kan ook Jozef Vergauwen verweten worden. Voordat hij een aanslag op zijn vrouw pleegde toonde hij het mes aan verschillende personen, zeggende dat hij daarmee zijn vrouw “koel” ging maken. Tegen andere getuigen zei hij : “Mijne vrouw moet kapot, het zal haar leven kosten”. Volgens één van de getuigen deed hij “teken met de hand gelijk of hij de keel zoude afsnijden.” Op de dag zelf van de aanslag zij hij tegen een voorbijganger, terwijl hij op weg was naar haar : “Den bol is ten einde, er zullen vandage moorden gebeuren buiten de brugschepoort.[105]”
Eer speelt dus in sommige gevallen een rol. Maar ook het verlies aan levensstandaard moet in overweging genomen worden bij dergelijke misdrijven. Guillais wijst erop dat vooral geld de belangrijkste bron van ontevredenheid was bij koppels. Als één van beide partners weggaat wordt plots het financieel evenwicht verbroken.[106] We vermeldden reeds dat het 19de-eeuwse huwelijk verhoogde slaagkansen had als het evolueerde naar een economische entiteit. Beide partners konden hun financiële inbreng in het huishouden verzekeren. Wanneer de vrouw het huis verliet, betekende dit dus ook een financiële opdoffer voor de man. Dit zal ongetwijfeld ook bijgedragen hebben tot de verbittering van de man en zijn herhaaldelijke verzoeken tot de vrouw om het echtelijke leven te hernemen. We kunnen wel – logischerwijze - aannemen dat financiële
overwegingen op het moment van de criminele daad weinig of geen rol speelde. Op dat moment
waren enkel verbittering en wraak de motor achter dergelijke handelingen.
Als we enkel maar rekening houden met redenen die expliciet geformuleerd worden, hetzij door de juridische instantie, hetzij door dader, slachtoffer of getuigen, dan bekomen we volgende
resultaten : [107]
In vijf dossiers worden de woorden “wraak” en “verbittering” in de mond genomen.
Schram Jan’s vrouw ging bij haar zuster wonen en weigerde hardnekkig om terug te keren. De juridische instantie zegt daarover het volgende : “Daarover uiterst vergramd, besloot hij zich op haar leven te wreken….Het is…vastgesteld geweest dat hij gehandeld heeft uit wraak en dat hij het inzicht heeft gehad het leven zijner vrouw te ontnemen, omdat zij van hem afgescheiden wilde blijven.[108]”
Blancquaert Florentin Joannes, 36 jaar, was in 1900 slechts enkele maanden getrouwd toen zijn vrouw, Virginia Vandegehuchte, samen met haar kinderen terug bij haar moeder ging wonen omdat hij niet werkte en zich aan drank te goed deed. Joannes deed er alles aan om de scheiding uit te stellen en het echtelijk leven te hernemen. Virginia weigerde echter om bij hem terug te keren. De instructie van het vooronderzoek vermeldt het volgende : “Door die weigering opgehitst en verbitterd, begon de beschuldigde zijne vrouw met de dood te bedreigen. Den zondag 22 oktober ontmoette hij Gasse Loiuisa, en zegde haar dat indien zijne vrouw met hem niet wilde overeenkomen, het haar leven zou gekost hebben.[109]”
Twee mannen ondernemen een moord(poging) omdat ze blijkbaar niet kunnen verkroppen dat hun vrouw niet meer hun “bezit" is en in de toekomst met andere mannen zal omgaan.
Zo had Van Derborght meermaals gesproken van zich te wreken op zijn vrouw door haar te doden. Als de onderzoeksrechter hem vroeg waarom hij haar dood wou, had hij, naar hij zei, “alleenlijk voor doel haar gelaat te misvormen om haar te beletten betrekkingen met andere
mannen te hebben.[110]”
Een soortgelijke reden werd uitgesproken door Leopold Nuytte. Acht dagen nadat Maria Van Hoorick hem verlaten had, kwam hij haar tegen toen hij met zijn vriend in Gent enkele cafés bezocht. Zij probeerde zich nog te verstoppen achter haar paraplu maar toch merkte hij haar op. Leopold vroeg of ze geen zin had om samen met hem en zijn vriend iets te gaan drinken. Eerst weigerde ze, maar na enig aandringen besloot Maria om toch mee te gaan. Nadat ze één glas had gedronken is ze terug weggegaan. Leopold bleef nog alleen achter en zei tegen zijn vriend : “Jacques Ik moet het u rechtuit zeggen. Ik wil niet dat mijne vrouw hier van iedereen bereeden wordt en ik ben gekomen om haar kapot te maken.[111]”
Misschien een cliché, maar in één dossier is de dader ervan overtuigd dat zijn schoonmoeder bron van alle problemen is.
Bulcke François gaf als verklaring wegens het feit dat hij zijn vrouw poogde te vermoorden de vele ruzies met zijn schoonmoeder. Zijn vrouw zou hem verlaten hebben omdat haar moeder niets van hem moest weten en haar dochter tegen haar man opzette. Volgens een getuigenis van de knecht zag Bulcke er een beetje op om met haar te trouwen. Zo zou hij tegen de knecht gezegd hebben : “niet wegens haar, want Leontires is een goed meisje maar het is de oude die niet deugt en die mij embeteerd.[112]”
Tenslotte is er één dossier waarin financiële moeilijkheden als (mede)oorzaak van het passioneel misdrijf expliciet vernoemd wordt.
Marie Van Watteghem verliet samen met haar drie kinderen Alleman Isidoor in mei 1895 en ging bij haar moeder wonen. Ze was echter niet in staat om de opvoeding van deze 3 kinderen financieel te dragen. Uiteindelijk kreeg ze het zover dat haar man verplicht was om maandelijks 20 fr. van zijn loon af te staan aan haar. “Alleman was hierover erg verbitterd. Hij stelde zijne vrouw voor het echtelijk leven te hernemen, maar deze, de mishandelingen van haren man moede, weigerde hierin toe te stemmen. Bovendien werd hem geweigerd zijn kinderen te zien. De vele brieven die hij heeft gestuurd naar de onderzoeksrechter én naar zijn vrouw tonen duidelijk aan dat hij “verbitterd” was omdat hij geld moest betalen en omdat hij zijn kinderen niet te zien kreeg.[113]”
Sommige auteurs schenken ook aandacht aan de vrouw die in de steek wordt gelaten door haar man. Opvallend is dat ze het daarbij nooit over gevallen binnen een huwelijk hebben, maar over de (jonge) vrouw die verleid en overladen wordt met allerlei beloftes en dan in de steek wordt gelaten.[114] Hiervan hebben wij in HAOOST geen voorbeelden gevonden.
Samenvattend kunnen we stellen dat de breuk waarbij één van beide partners de andere verlaat op twee manieren tot stand kon komen : ofwel ging de vrouw ervandoor tegen de zin van de man, ofwel – in de minderheid der gevallen – gebeurde de scheiding na onderling overleg. Fysieke mishandeling alleen was vaak niet genoeg om de vrouw zover te krijgen het echtelijk huis te verlaten. Ook financiële overwegingen speelden een rol. Een man die weinig of niet werkte had veel kans om het deksel op de neus te krijgen van zijn vrouw. Dit betekent echter niet dat de vrouw zeker was van een leefbare financiële situatie eenmaal ze het echtelijke huis uit was. Een ideaal huwelijk belichaamde immers een economische entiteit. Een breuk betekende dan ook een verstoring van dit financieel evenwicht. Men moet hier echter de kanttekening bij maken dat dit evenwicht in de meeste gevallen door werkloosheid of werkonwilligheid van de man reeds verstoord was. Vrouwen die hun man verlaten doen ons ook inzien dat het beeld van de weerloze, onderdanige vrouw, dat door vele 19de-eeuwse moralisten en schrijvers wordt opgehangen, met een korreltje zout moet genomen worden. De reactie van de man kon gaan van smeekbedes (waarbij ze het beeld van de patriarchale macht enigszins doorprikten) over scheldtirades en bedreigingen, het meelokken van hun slachtoffer tot het binnendringen in het huis waar hun (ex-)vrouw verbleef. Dit alles met een passionele moord(poging) als eindpunt. Volgens vele auteurs is eer(herstel) het voornaamste motief bij dergelijke misdrijven. In oudere werken heeft men het ook over idée fixe en gekrenkte eigenliefde. Maar ook het verlies aan levensstandaard en de verbittering die daarmee gepaard ging moet in overweging worden genomen. We vonden geen expliciete indicatie dat eer de drijvende factor was achter deze daden. Baserend op onze bronnen vonden we wel 5 gevallen waarbij wraak en verbittering expliciet werden geformuleerd als oorzaak van de misdaad. In twee dossiers kon de man het niet verkroppen dat zijn vrouw met iemand anders zou samenleven.
III.3) MISHANDELINGEN MET DE DOOD ALS GEVOLG
We vonden twee dossiers waarin er op het eerste zicht niet echt sprake was van liefde of andere emoties in dergelijke zin die de onmiddellijke aanleiding gaven tot een passioneel drama.[115] De reden waarom deze echtparen voor eeuwig in de archieven werden vastgelegd zijn zware mishandelingen door de man van de vrouw met de dood als gevolg.
Ondanks het feit dat deze gevallen heel ver van het stereotiep passioneel misdrijf afstaan, menen wij dat ze ook als passioneel drama bestempeld kunnen worden. Deze echtelijke ruzies hebben immers enkele kenmerken gemeen met bepaalde andere soorten passionele misdrijven:
- de spontaniteit van de daad, zonder aan de gevolgen te denken
- als wapen nemen de daders het eerste het beste wat rondom hen ligt, desnoods gebruiken ze hun vuisten
- meestal ligt een verbale of fysische provocatie aan de basis
In onze twee dossiers gaat het duidelijk om barbaars gedrag. Het heeft dus niets te maken met het tuchtigingsrecht. Volgens Ferket kregen mannen namelijk in het 19de-eeuwse België dergelijk recht toebedeeld dat hen in staat stelde om straffeloos een “gematigde vorm van geweld” te gebruiken tegen hun kinderen èn echtgenote wanneer hun gedrag daarom vroeg.[116] Dit betekent dus dat mannen – ondanks de vage juridische omschrijvingen - redenen moesten hebben om geweld uit te oefenen. Zinloos geweld werd niet geduld.
Ook Guillais wijst er voor Frankrijk op dat dergelijk geweld in de lagere klasse aan een bepaalde code moest voldoen. Fysiek geweld werd maar onder bepaalde omstandigheden goedgekeurd.[117]
Het feit dat het geweld die De Paepe Franciscus en Van Nedervelde René tentoonspreidden niet aan dergelijke codes of het tuchtigingsrecht voldeden, wordt juridisch bevestigd door de zware straffen: beiden kregen levenslang.
Franciscus, 36 jaar, was in de buurt “berucht” voor zijn gewelddadig gedrag en de mishandelingen van zijn vrouw. “Somtijds was zij verplicht uit het huis te vluchten om aan zijne mishandelingen te ontsnappen.” Op 19 juli 1897 kwamen ze terug van een cafébezoek. Opeens ontstond er – om een reden dat nooit werd opgehelderd tijdens het vooronderzoek – ruzie tussen man en vrouw. Franciscus begon hierbij zijn vrouw met zijn klomp te slaan. Hun 16-jarige zoon probeerde er tussen te komen, maar zijn vader dreigde ermee ook hem aan te pakken. “De beschuldigde bleef alleen met zijne vrouw en mishandelde haar opnieuw totdat zij niet meer kon opstaan.” Op een bepaald moment vroeg hij aan haar:
“Zoo, gaat ge niet mee naar huis?”
Zij: “Ik kan niet, geeft mij eenen arm.”
Hij: “Ik zou u liever morgen op den weg vinden rotten dan u den arm te geven.”
Vervolgens begon hij haar weer te slaan. Uiteindelijk nam hij haar mee en legde haar in bed. De volgende morgen ging hij aan zijn buren vertellen dat ze dood was.[118]
Het feit dat dergelijk geweld als “barbaars” bestempeld kan worden - en dus buiten het tuchtigingsrecht valt - blijkt ook uit de vaststelling dat beide mannen reeds voorheen meerdere malen veroordeeld werden voor slagen en verwondingen.
Ook René, 25 jaar, had dergelijke veroordelingen reeds op zijn kerfstok staan toen hij in 1883 zijn vrouw mishandelde onder de ogen van een groot aantal getuigen. De dader zelf verklaart dat hij tussen 10 en 11 uur was thuisgekomen. Hij klopte aan de voordeur, de achterdeur, en aangezien er niet werd opengedaan ging hij langs het venster naar binnen. Onmiddellijk hoorde men dat hij zijn vrouw hevig sloeg. Enige tijd later sleurde hij zijn vrouw naar buiten en sloeg haar met een voorwerp dat op een stok geleek. “De vrouw riep: ‘help mij menschen’ en smeekte haren man haar niet te dooden. Hij antwoordde: ‘gij zult mij niet geheel ruineren, zatte rosse’ …” Een getuige dacht zelfs dat de dader zei: “gij moet dood.” “Na lang zijne vrouw zoo
geslagen te hebben, riep hij uit ‘mijn arm wordt moe, ik zal deze kotteraar halen’. Hij ging inderdaad binnen huize, kwam er eenige stonden daarna uit en herbegon zijn slachtoffer te mishandelen, zonder dat de duisternis aan de getuigen heeft toegelaten te onderscheiden of hij inderdaad met den kotteraar sloeg.” Die mishandeling duurde ongeveer een uur, niemand durfde tussen te komen, “zoo hevig was de vrees voor Vannedervelde ingeboezemd.” Nadat het geweld eindelijk beëindigd werd kon ze echter niet meer bewegen, enkel nog spreken. Maar onmiddellijk stond de dader weer bij haar. Daarop begon hij zijn vrouw opnieuw te mishandelen; dit met haar dood als gevolg. De dader is altijd alles blijven ontkennen en beweerde dat hij ze stomdronken in de tuin gevonden had toen hij terugkwam van een avondje uit.[119]
III.4) PASSIONEEL DRAMA DOOR PROVOCATIE
We vonden vijf dossiers waarbij de misdaad werd uitgevoerd na provocerend gedrag van het slachtoffer.[120] Ook hier zijn het enkel maar mannen die een misdrijf op hun vrouw plegen. Net als in de studie van Guillais vinden we, bovenop het provocerend gedrag van de vrouw, in deze geselecteerde misdrijven drie elementen die hierin een rol spelen: fysiek geweld, alcohol en hoogoplopende woordenwisselingen.[121] Naast Guillais is er geen van de door ons geraadpleegde auteurs die het specifiek heeft over het provocerend gedrag van de vrouw.
Als we abstracties maken van bijzonderheden merken we een éénvormig patroon op: één of beide partners leeft a.h.w. in een “gespannen toestand”. Meestal is hij verbitterd en heeft hij zijn relatie al ten dode opgeschreven. Er is maar een klein accidentje nodig, namelijk een provocerende daad van de vrouw en het passioneel misdrijf is geschied.
Wat moet men nu juist verstaan onder provocatie? Over het algemeen ligt een triviale gebeurtenis aan de grondslag van dergelijk misdrijf: een vrouw die de familie van haar echtgenote voor “deugnieten” uitmaakt,[122] een vrouw die later dan afgesproken thuiskomt van een familiebezoek.[123] Er zijn twee gevallen waarbij het echtpaar reeds gescheiden leefde. In het ene geval vraagt de man op straat aan zijn vrouw of zij niet wettelijk wil scheiden, haar antwoord dat ze niet met hem wil gezien worden op straat doet hem in woede ontaarden.[124] In het andere gaat het om de weigering van de vrouw om met haar man naar de procureur te gaan om een einde te stellen aan zijn ballingschap uit Gent wegens landloperij.[125] De dader in het vijfde dossier, tenslotte, schiet in een “colere” wanneer hij zijn vrouw – weeral – stomdronken in haar bed aantreft.[126]
Debussere Basiel vermoordde in 1883 zijn vrouw Marie Craeymeersch. Door hun slechte relatie leefden ze een tijdje gescheiden van elkaar. Enkele dagen vóór kerstmis kwamen ze weer bijeen. Op zondag 31 december kwamen zij rond 11 uur terug van de mis. Vijf minuten later trad De Bussere het huis van zijn buren binnen en vertelde dat hij zijn vrouw had doodgeschoten. Hijj vroeg de burgemeester te gaan verwittigen.
De dag nadien bekende DeBussere zijn vrouw vermoord te hebben. Zijn uitleg gaat als volgt: “Ik was van de mis gekomen met mijne vrouw. Ik was nog maar 10 minuten ‘t huis. Ik zei haar dat ik de commode, die bij hare moeder was, en die ik verkocht had, ging leveren aan mijne moeder. Zij zei dat zij niet wilde, er bij voegende ik zou ze liever in stukken kappen dan ze te leveren aan zulk deugniets volk. Zij zei ook dat ik nog de meesten deugniet was. Daarop wierd ik kwaad, nam mijn geweer, en met den buisloop die geladen was, heb ik op haar geschoten. Ik wist dat mijn vrouw bevrucht was.[127]”
In alle gevallen is er dus reeds vóór de dramatische feiten sprake van een slechte relatie
Ook diezelfde Basiel leefde reeds geruime tijd in onenigheid met zijn vrouw. Volgens het verslag van het vooronderzoek was de man een “verkwister”, dronk hij enorm veel en mishandelde en bedreigde hij zijn vrouw regelmatig. Zijn gedrag ten opzicht van zijn vrouw was zo erg dat ze gedurende een paar dagen bij haar moeder verbleef. Zowel aan deze laatste als aan haar schoonmoeder had ze verteld dat haar man haar meerdere keren met de dood bedreigd had.[128]
Hubert van Paemel, 41 jaar, vermoordde Maria De Buck, zijn echtgenote in 1890. Daarvoor was hij getrouwd met Philippin De Baet. Deze overleed echter en enkele dagen later trouwde hij met Maria. Terwijl de man ging werken hield zij een café open. Via de instructie is het duidelijk dat de juridische instantie de schuld min of meer bij het slachtoffer legt: “Ongelukkiglijk voor Van Paemel geleek Philippine DeBuck zeer weinig aan de vrouw die hij verloren had. Zij gaf
zich over aan den drank, verwaarloosde den handel en verzorgde noch haren man, noch het kind dat uit het eerste huwelijk gesproten was. De donderdag 10 juli laatstleden om 11 uur ‘s morgens was Van Paemel binnengegaan bij den herbergier Ratsaert. Hij toonde zich zeer opgewonden tegen zijn vrouw en van haar sprekende zegde hij dat het hem begon te vervelen van met zulk een wijf te leven en dat hij er eens een einde zoude mede gemaakt hebben.”
Wanneer Hubert op 3 oktober van datzelfde jaar thuis kwam van zijn werk, vond hij zijn vrouw stomdronken in haar bed. Hij had reeds verschillende keren tegen haar gezegd dat ze moest opstaan om geleend geld terug te eisen van iemand uit Ledeberg. Zij weigerde echter en zei dat hij het zelf kon doen. Dit feit was voor Hubert de druppel die de emmer deed overlopen. Hij nam zijn hamer, ging naar de slaapkamer en sloeg ermee op haar hoofd. Het slachtoffer overleed enkele uren nadien aan haar verwondingen.
In één van de ondervragingen zegt hij: “Mijn huwelijk is zeer ongelukkig geweest….Ze dronk bovendien standvastig, verteerde geld en liet onzen handel gaan. Zij verzorgde het kind niet; Het is zoo verre gekomen dat het kind geen eten kreeg. Sedert acht dagen had zij geen twee uren nuchter geweest. Ik heb gehandeld, opgewonden door kolerie, ik had die misdaad niet voorbedacht.[129]”
Het bewijs dat de relatie vóór de misdaad reeds vaak te wensen overliet vinden we ook terug in het feit dat de dader in drie van de vijf gevallen zijn vrouw reeds meerdere malen bedreigd had.
Dit was bijvoorbeeld het geval bij Van Geert Alexander Leander, die in 1888 zijn vrouw Melanie De Vos vermoord heeft. Uit het onderzoek is duidelijk dat de relatie al heel slecht was. Vele getuigen hadden niet enkel kritiek op het gedrag van de man, ook de vrouw werd niet echt op een voetstuk geplaatst. Reeds vier jaar vóór de moord liep hij, aldus de juridische instantie, gewapend rond met een mes en sprak er van om zijn vrouw te doden. Een getuige beweert dat Van Geert na vrij gekomen te zijn uit de gevangenis onmiddellijk rondvertelde dat hij zijn vrouw ging vermoorden. Wat toen de reden was wordt echter niet meegedeeld. Hij ging naar het huis waar zijn vrouw woonde. “Hij was met eene mes gewapend en riep ‘dat gaat zoo door den buik van mijne vrouw. Dat is voor mijn vader en voor mijne vrouw, die loopen alle twee in mijnen weg.[130]”
Een andere indicatie voor de verbittering omtrent de slechte relatie of het slechte gedrag van de vrouw vinden we in het feit dat drie daders expliciet beweren totaal geen spijt te hebben van hun crimineel gedrag.[131]
De Jonghe Eduard stak zijn vrouw in 1887, nadat ze hem met een bierglas had geslaan, neer en gaf hij zich onmiddellijk aan bij de politie. Hij verklaart “dat hij denkt zijne vrouwe gedood te hebben en geen berouw heeft over hetgeen hij gedaan heeft.” Later tijdens het onderzoek zegt hij: “Dat is mij toch onverschillig, dat zij dood zij of niet ik kan met haar niet meer leven….om reden zij mij alreeds te veel heeft geplaagd…Nu den avond van het voorval was mijn geduld ten einde en mijne gramschap zoo groot.[132]”
Centraal kenmerk bij passionele drama’s door provocatie is de slechte relatie tussen man en vrouw. Fysiek geweld en woordenwisselingen komen regelmatig voor. Een triviale gebeurtenis is dan ook meestal voldoende om een huishoudelijke ruzie te doen omslaan in een waar drama. Andere bewijzen voor de huwelijksperikelen zijn het feit dat drie daders hun vrouw reeds meerdere malen bedreigd hadden te doden. Bovendien is er drie keer sprake van een dader die zelf toegeeft totaal geen spijt te hebben van hetgeen voorgevallen is.
Het begrip “utiliteitsmoord” halen we uit Tammenoms Bakkers’ studie over het passionele misdrijf (1951). Hij definieert dergelijke moord als volgt: “Het uit de weg ruimen van een huwelijkspartner omdat zij een nieuwe verhouding wensten aan te gaan.”[133] Dergelijke moorden vallen eigenlijk een beetje buiten onze definitie van het passioneel misdrijf : misdaden tussen twee mensen die een relatie met elkaar hebben/hadden dat gebaseerd is/was op gevoelens voor elkaar, waarbij er sprake is dat deze gevoelens – of één aspect van hen – functioneert als de motor achter deze criminele daad. In theorie kan men ervan uit gaan dat het juist de gevoelens voor een andere persoon zijn die de motor achter deze daad zijn.
Zoals gewoonlijk gaan we eerst een toetsing met de literatuur aan. Nadien zullen we het hebben over de mate waarin de buitenechtelijke relatie in de “omgeving” bekend was. Tenslotte zullen we ons de vraag stellen in hoeverre passie nu eigenlijk een rol speelt bij dergelijke utiliteitsmoorden.
Vijf dossiers vallen onder de noemer utiliteitsmoord.[134] In drie dossiers wil de vrouw haar man uit de weg ruimen, in de overige twee zijn het mannen. In twee van die “vrouwelijke gevallen” is haar minnaar de uitvoerder van de misdaad en is zij diegene die hem ertoe aanzet.[135] In één geval neemt de vrouw alles voor haar rekening, haar minnaar zorgt voor het vergif.[136] In de “mannelijke gevallen”, tenslotte, is de minnares slechts in één dossier op de hoogte;[137] in het andere dossier weet ze van niets.[138]
Er waren blijkbaar verschillende manieren om de partner uit de weg te ruimen. We vonden twee gevallen van vergiftiging. Andere manieren zijn het gebruik van een mes of een riek. Tenslotte
is er nog iemand die zijn vrouw wurgde.
III.5.1) STELLINGEN UIT DE LITERATUUR
Ook Proal (1900) schenkt aandacht aan dergelijke misdrijven. Hij heeft het hierbij enkel en alleen maar over de vrouw. Zo redeneert hij dat mannen moeten oppassen voor overspelige vrouwen. Hij bestempelt ze als meesters in de kunst van het verleiden en als enorm hypocriet. De grootste argwaan had de jurist voor wat hij noemt “sensuele vrouwen”. Indien een man niet aan hun (meestal onverzadigbare) passies kan voldoen, zal ze niet alleen uitkijken naar een “plaatsvervanger”, maar zal ze hem ook proberen te vermoorden. Proal concludeert dat overspelige vrouwen gevaarlijker zijn dan mannen, aangezien ze over een seksuele make-up beschikken dat hen deugdzaam doet lijken.[139]
In onze geselecteerde misdrijven is er nergens expliciet sprake van een vrouw die haar man uit de weg wil ruimen wegens onverzadigbare passies. Het feit dat ze bij haar minnaar wil zijn blijkt - op het eerste zicht - altijd de hoofdreden te zijn. Slechts in één dossier is er sprake van echte haat tussen het echtpaar. De vrouwelijke medeplichtige zegt dat ze enkel met hem was getrouwd omdat ze zwanger was, niet omdat ze hem graag zag.[140]
Deze medeplichtige, Rosalie Everaert, 38 jaar, was in 1849 sedert enkele maanden getrouwd met Jan Baptist. De man klaagde veel bij vrienden over het slecht gedrag van zijn vrouw. Uit het onderzoek blijkt dat hij met rede kloeg. Bijna dagelijks was er ruzie tussen de twee. Zo getuigt een dienstknecht die op hun boerderij werkte van volgend gesprek :
Zij : “Domme kloot, dwaeze kloot, gij zijt voor niets goed. Ik wenschte dat gij dood waert.”
Hij : “Ik wilde het ook wel.”
Haat was dus hét kenmerk van hun relatie. Dit stopte niet enkel bij woordenwisselingen. De vrouw deinsde er niet voor terug om haar echtgenoot het leven daadwerkelijk zuur te maken. Zo
getuigen enkele dienstknechten dat Rosalie op een dag voor haar gezin “goede sausse” klaarmaakte, en voor haar man “sausse van water en azijn.” Een gebuur getuigt dat zij hem eens verbood, toen Jan heel ziek was, om hem te verzorgen.[141]
We kunnen Proal wel volgen in zijn redenering dat dergelijke vrouwen kunstenaars zijn in het verleiden. In de drie gevallen probeert ze haar minnaar met het uitzicht op een gemeenschappelijk leven ertoe te overhalen om ofwel haar man te vermoorden, ofwel vergif te kopen zodat zijzelf haar man uit de weg kan ruimen. Ook de officiële aanklacht gaat in die richting. Zo luidt een aanklacht tegen Rosalie Everaert : “…heeft met kennis de dader bijgestaan bij de misdaad en door middel van giften, beloften, gezagsmisbruik deze misdaad te hebben uitgelokt.[142]
Volgens Tammenoms Bakkers (1951) wordt een dergelijk misdrijf dan ook na “koel overleg” gepleegd; met als enig oogmerk het uit de weg ruimen van iemand dat als een obstakel wordt beschouwd om bij de ware geliefde te zijn. De daad wordt immers zorgvuldig voorbereid, dit meestal in samenspraak met de minnaar of minnares. Het willen samenzijn met de minnaar blijkt het hoofdmotief te zijn.[143]
Ook in onze voorbeelden blijkt er in de meeste gevallen overleg te zijn tussen dader en minna(a)r(es).
Een goed voorbeeld hiervan is het geval van Van Lierde Hortense. Zij jutte haar minnaar Richard Eekhout in 1888 via de belofte dat ze dan met hem ging trouwen op om haar man, Karel Verbeke, te vermoorden. Zo legde de dader volgende bekentenissen af : “Sedert langen tijd bestonden er liefdesbetrekkingen tusschen ons en menigmaal had zij bij mij aangedrongen om haren man om te brengen. ’s Morgens van den moord als ik gereed stond om met haren man honden te gaan branden, heeft zij mij teruggenomen zeggende : ‘laat mijnen man den eerste voortgaan, ik moet u van iets spreken.’ Als Verbeke weg was, zegde zij : ‘Zie gij moet nu juist langs deze weg gaan waar wij geledene acht dagen te samen geweest zijn. Daar staat noch stok noch huis, gij moet daar op hem vallen. Terzelfvertijd gaf zij mij het mes waarmede zij de aardappelen schelde.[144]”
Salens Mathildis had in 1894 een relatie met Louis De Pauw. Ze wou haar man, Henricus Baertsoen, vergiftigen. Zo dwong ze haar minnaar om bij de apotheker te gaan achter vergif. Ze kwamen overeen dat hij daarvoor een kostuum en vijftig fr. zou krijgen.[145]
Het is duidelijk dat utiliteitsmoorden ver afwijken van het stereotiep passioneel drama. Er is meestal geen verlies van emotionele controle, geen vlaag van woede die een rechtschapen man of vrouw in een crimineel doet veranderen.
III.5.2) DE BUITENECHTELIJKE RELATIE : GEEN VERBORGEN FEIT
Een gemeenschappelijk kenmerk bij deze misdrijven is dat de gebuurte meestal op de hoogte was van de buitenechtelijke relatie.
Zo stak Rosalie het niet alleen onder stoelen of banken dat ze haar man haatte, ook het feit dat ze een relatie had met één van haar knechten was voor de buitenwereld geen geheim. Zo beweerde ze aan al wie het horen wou dat haar zeven kinderen niet door haar man, maar door verschillende knechten werden verwekt. Bovendien werd ze ook al eens door de boswachter betrapt als de knecht haar aan het “gebruycken” was.[146]
Het is dan ook niet verwonderlijk dat in bijna alle dossiers waar er sprake is van een buitenechtelijke relatie de man of vrouw hiervan op de hoogte was. Meestal ging hij of zij zijn beklag gaan doen bij de buren.
Het was reeds algemeen geweten dat Van Lierde Hortense vreemd ging. Haar man bekloeg er zich ook over tegen zijn geburen. Wanneer Richard dan met Karel op stap moest voor hun werk zag eerstgenoemde zijn kans om Karel aan te vallen. Deze riep onmiddellijk : “Ik weet wel dat het mijne vrouw is die u opsteekt, maar wilt gij het doen sla mij maar dood.[147]”
In één geval is er zelfs sprake van een anonieme brief, uit 1894, waarin de schrijver Henric Baertsoen er op attent maakt dat zijn vrouw vreemdgaat.[148]
Het gaat opnieuw over Saelens Mathildis, die een verhouding had met Paul De Meester, een soldaat. Mathildis kon hem, mits het uitzicht op een huwelijk, zover krijgen dat hij vergif kocht voor haar. Ze smeerde het vergif tussen de boterhammen van haar man en enkele uren later was Henric Baertsoen dood. De brief die hij enkele dagen vóór zijn dood kreeg gaat over het feit dat Paul De Meester een pakje kreeg van haar wanneer hij in een legerkamp zat :
Gent, 22 mei 1894
Vriend Henrie
Ik laat u eenige regelen weten om u te zeggen hoe dat gij bedrogen word van uwen vrouw. Want hetgeen ik vernemen en hetgene ik zie is onbeschrijffelijk. Het moet tog wel waar zijn want ik ben met mijne cosyn die soldat is om een pak moeten gaan voor eenen zekere Paul De Meester.
…..
Geheel het 2de ligue heeft gezeid ik zou ook alzoo een lief willen hebben die getrouwd is. Henrie daarvoor moet [men] slim zijn om aan mijnen zoon te zeggen als dat het pakje van Paul De Meester lief was.
….
Als gij naar de repetitie gaat kruipt Paul De Meester door de venster bij uw vrouw tot dat gij ‘t huis komt. Want het is hare eigen familie die het mij gezeid heeft.
…
Zoodus Henrie gelooft uw eigen oogen. Dan zal ik zeggen wie ik ben die u dat laten weten heeft.
Uwe vriend
III.5.3) UTILITEITSMOORD : MISDAAD BEGAAN UIT PASSIE?
Tammenoms Bakker is dus van mening dat de hoofdmotor achter deze misdaad over het algemeen de wil om alleen met de minnaar of minnares samen te zijn is. Speelt passie voor de minnaar of minnares eigenlijk wel een rol bij deze utiliteitsmoorden? Om een antwoord te vinden op deze vraag zullen we even kijken naar het emotievocabulaire en naar redenen die de daders en medeplichtigen geven voor hun daden.
Mathilde geeft op verschillende tijdstippen in het onderzoek even verschillende verklaringen voor het feit dat ze haar man vergiftigde. In een eerste verklaring zegt ze : “Ik ben geheel ongelukkig met mijn man geweest, die mij dikwijls slagen toebracht en verweet van al dat slecht was.” Dit wordt door vele getuigen tegengesproken.[149] Maar als haar minnaar ondervraagd wordt, dan zegt hij : “De zelfde verledene week heeft zij (Mathilde) mij gezegd dat in geval hare man kwam te sterven, ik bij haar mocht komen wonen en eten.” Even later verandert Mathilde haar “tactiek” en probeert ze de schuld in de schoenen van haar minnaar te steken door te zeggen dat hij haar op die gedachten heeft gebracht : “…met altijd te zeggen dat ik alzoo eene slechte man had, ik zou hem rattenvergif geven, het is daarmede dat het in mijn gedacht geschoten is. Hij zei dat hij het nog gedaan had voor één ander vrouwmensch…die ook met een andere te doen had.[150]”
Hortense Van Lierde blijft gedurende het gehele vooronderzoek alles ontkennen. Ook haar minnaar was karig met informatie. Maar volgens de juridische instantie was het overduidelijk dat hij de uitvoerder van de misdaad was en zij de aanstookster. Zo zegt hij : “…Ik ben het inderdaad die de zonde bedreven heb, maar het is de vrouw Verbeke die mij daartoe heeft uitgelokt.” Tengevolge van deze verklaringen is de weduwe Verbeke aangehouden en werd er een vervolging tegen haar ingespannen. Zij heeft ontkent dat ze ooit met Eeckhout liefdesbetrekkingen zou gehad hebben, of hem opgestoken en een mes gegeven te hebben. “Mijnen man was veel te braaf. Ik ging er geheele dagen mede uit, moest naar geenen anderen kijken want mijnen man was kloek. Geheel den parochie kan het zeggen”, probeerde Hortense haar vel nog te redden. Maar de dader blijft erbij dat ze liefdesbetrekkingen hadden – hetgeen bevestigd wordt door een groot aantal getuigen – en dat zij hem heeft opgestoken. Uiteindelijk werd Hortence veroordeeld tot medeplichtige en haar minnaar tot de dader.[151]
Ook Fredericus De Witte probeert de moord op zijn vrouw in 1877 goed te praten door de schuld min of meer op zijn minnares te steken. Hij beweert : “van zijne vrouw niet te klagen gehad te hebben, maar tot deze wreede misdaad door Marie Vanehn, zijne minnares, opgestoken geweest te zijn.” Marie zelf bekent wel dat ze een relatie had met Frederic, maar ze ontkent met klem dat zij hem opjutte. Ze beweert zelfs dat ze het misdadig plan uit zijn hoofd probeerde te praten. Uiteindelijk werd Marie niet schuldig bevonden aan medeplichtigheid, aangezien het onderzoek uitwees dat zij op geen enkel moment haar minnaar aanspoorde om diens vrouw te vermoorden.[152]
Ook in het geval van Rosalie en Jan Baptist blijken ze de schuld op elkaar te steken. In de eerste ondervragingen en het bijbehorend onderzoek komt duidelijk naar voor dat Rosalie en haar minnaar samenwerkten om de buitenwereld te doen geloven dat haar man slachtoffer was geworden van een “aardappeldiefte”. Maar naarmate het onderzoek vorderde, en beiden minder en minder geloofwaardig overkomen, beginnen ze elkaar verdacht te maken. Zo zegt de minnaar in een ondervraging dat Rosalie ooit eens over haar man zei dat hij voor niets deugde en dat hij hem haatte. Rosalie zegt op haar beurt over haar minnaar : “nogtans moet ik bekennen dat hij mij blijgeestiger scheen na dan voor het gepleegde misdrijf, hij deed niets dan lagchen maekte geen verdriet in het verlies van mijnen man, en zegde niets om mij te beklaegen.[153]”
In deze vier gevallen leggen de daders op één of andere manier de schuld bij hun minnaar of minnares. Passie voor hun geliefde lijkt dus niet echt een rol gespeeld te hebben. Men moet er wel rekening mee houden dat er misschien op het moment van de feiten sprake kan geweest zijn van passie. Achteraf kon de ondervraagde (dader of medeplichtige) kennis gekregen hebben van de (voorlopige) resultaten van het onderzoek en/of zich met de rug tegen de muur gedreven voelen. Als enige uitweg om zijn misdaad te verschonen probeerde de dader dan maar zijn of haar minna(a)r(es) de schuld te geven.
Laten we nog even kijken naar Mathildis en de stand van het onderzoek waarop ze haar lief
begon zwart te maken. Op dat moment stond Mathildis al in nauwe schoentjes. Een brief aan de apotheker was het duidelijke bewijs dat zij de uitvoerdster van het misdrijf was.[154]
We kunnen dus besluiten dat het moeilijk is om na te gaan in hoeverre passie voor de andere een rol speelt bij onze utiliteitsmoorden. Volgens Tammenoms Bakker speelt de liefde voor de minnaar wel degelijk een rol, wij zetten er – op basis van onze bronnen – enkele vraagtekens bij. Dit zorgt er ook voor dat utiliteitsmoorden enigszins afwijken van het stereotiepe beeld van het passionele misdrijf. Proal ziet bij dergelijke gevallen de kans om het gevaarlijk karakter van de vrouw te onderstrepen wegens haar onverzadigbare passies; iets wat we niet expliciet tegenkwamen in onze bronnen. Het feit dat vrouwen hun minnaar “verleiden” tot het uitvoeren van of meehelpen aan de misdaad lijkt wel te kloppen met de voorbeelden uit HAOOST. Het gevolg is dat dergelijke misdrijven vaak na “koel overleg” worden gepleegd. De buitenechtelijke relatie, tenslotte, blijkt niet echt een verborgen feit te zijn voor de buitenwereld of zelf niet voor de bedrogen echtgeno(o)t(e).
III.6) PASSIONEEL DRAMA NA AFWIJZING
We vonden twee dossiers waarin er sprake is van een man die zijn lief vermoord heeft nadat zij een huwelijksaanzoek afsloeg.[155]
Waarom Jules Neirynck, 25 jaar, in de nacht van 24 op 25 augustus 1896 Stephanie Ergo neerstak met een mes, wordt door dader en slachtoffer op een verschillende wijze beantwoord. Volgens Stephanie was het omdat ze zijn verzoek afsloeg om naar een rendezvous-huis te gaan. Jules daarentegen bekende zijn misdaad en zei zo gehandeld te hebben omdat zij niet inging op zijn huwelijksaanzoek. Het verdere onderzoek – o.a. een getuige die het koppel wel degelijk een rendezvous-huis had zien binnengaan – bewees dat de versie van de dader de juiste was. Zijn verklaring gaat als volgt : “Het gedacht van haar te steken is mij maar in mijne gramschap gekomen toen zij mij de hand weigerde, ik dacht dat ik zoveel voor haar gedaan had en dat er van haar geenen rechten kant was. Ik kon haar ook niet verlaten omdat ik ze te gaarn zag. Ik heb niet gestoken om haar dood te doen, ook was mijn mes daartoe niet bekwaam. Nu dat mijne gramschap uit is, spijt het mij straf ‘t geen ik gedaan heb.”[156]
Edmundus Lemage, 30 jaar, bekende Ducatelle Odila op 12 september 1897 neergestoken te hebben. Hij was reeds enkele malen met haar uitgeweest. Maar wanneer ze kennis maakte met ene CH. Deuhaerinck “weigerde ze met Lemage voorts te verkeren.” Die bewuste dag kwam laatstgenoemde Odila tegen. Hij vroeg haar waarom ze niet meer met hem wou uitgaan. Zij antwoordde “Als ik geen gedacht voor u heb moet ik met u niet uitgaan.” Daarop ging de dader naar een schoenmaker. Hij vroeg er een mes om zogezegd zijn schoen te repareren maar ging ermee naar het huis van Odila. Hij drong het huis binnen en verwondde haar levensgevaarlijk. Aan de juridische instantie vertelde hij dat hij “kwaad” was omdat ze niet meer met hem wou uitgaan.[157]
Net zoals bij passionele drama’s na verlaten, is het ook bij deze categorie van misdaden uit passie moeilijk om uit te maken wat de werkelijke drijfveren waren om hun slachtoffer aan te vallen.
Beide dossiers zijn ook bijzonder pover qua informatie. Bovendien is het gevaarlijk om enkel maar naar de expliciete redenen van deze daders te luisteren. Zo kon Lemage misschien jaloers geweest zijn omdat ze met iemand anders was. Het kan ook zijn dat hij zich wilde wreken om zijn - door de afwijzing - aangetaste eer te herstellen. Ditzelfde kan gezegd worden van Jules Neirynck. Hierbij kunnen we weer verwijzen naar de discussie omtrent eigenliefde, idée fixe, wraak,… zoals deze bij het onderdeel “Passionele drama’s na verlaten” werd uiteengezet.
III.7) PASSIONEEL DRAMA UIT JALOERSHEID [158]
Zes dossiers kunnen geklasseerd worden onder de noemer “passionele drama uit jaloersheid.[159] Volgens Guillais zijn deze misdaden een bepaalde categorie van passionele misdrijven die het best beantwoorden aan het algemeen beeld van criminele daden begaan uit passie. Deze worden eerder door mannen dan door vrouwen gepleegd.[160] In de door ons geselecteerde dossiers gaat het allemaal om mannen die jaloers zijn op hun vrouw.
Uiteraard starten we dit onderdeel met een omschrijving van de emotie jaloersheid. Vervolgens zullen we enkele stellingen uit de literatuur omtrent dit thema met onze dossiers trachten te vergelijken. Een ander aandachtspunt is het geheel van expliciete verklaringen die daders, getuigen of de juridische instantie geven voor het uitvoeren van dergelijk misdrijf. Tenslotte zullen we een psychiatrische stoornis - het Othello syndroom - trachten te illustreren a.d.h.v. een casus.
Jaloersheid kan, maar moet niet per sé aanleiding geven tot passioneel geweld. Automutilatie, kindermishandeling, sadomasochisme,… zijn vormen van geweld waarvan jaloersheid ook de oorzaak kan zijn.[161] Maar meestal uit de jaloerse persoon zijn emoties d.m.v. geweld op de ander. Veel studies tonen aan dat dit geweld eerder tegen de partner dan tegen de (mogelijke) rivaal is gericht. Onze sample van passionele misdrijven laat dergelijk patroon ook zien. De mythe van het duel, waarbij twee mannen duelleren om de hand van hun geliefde, is dus ver verwijderd van de 19de-eeuwse realiteit.
III.7.1) JALOERSHEID : INHOUD EN DEFINIËRING
Jaloersheid is altijd al een veelbesproken emotie geweest. Volgens Stearns kan deze emotie verschillende vormen aannemen. Enerzijds kan het leiden tot het uiten van extreem geweld of pogingen om anderen te controleren. Anderzijds kan het ook de aanleiding geven tot pogingen om relaties intenser te maken; het kan dus ook motiveren.[162]
De meeste hedendaagse onderzoekers argumenteren dat jaloersheid een sociale emotie is. Het is een mengeling van verschillende basisemoties, bijvoorbeeld angst voor een aanstaand verlies en verdriet of boosheid ten gevolge van dat verlies.[163] Het feit dat het een verzameling is van basisemoties verklaart de verschillende reacties die kunnen ontstaan vanwege de jaloerse persoon.[164]
Jaloersheid is dan ook moeilijk te verwoorden in een éénvormige definitie. Bijna elke auteur heeft zijn eigen omschrijving voor deze emotie. Volgens Beerens, die een onderzoek deed naar de rol van jaloersheid in het hedendaags passioneel misdrijf vanuit criminologisch perspectief, wordt de omschrijving van White en Mullen veel gebruikt.
“Romantic jealousy is a complex of thoughts, emotions and actions that follows loss of or threat to self-esteem and/or the existence or quality of the romantic relationship. The perceived loss or threat is generated by the perception of a real or potential romantic attraction between one’s partner and a (perhaps imaginary) rival.[165]”
Een persoon kan dus jaloers worden op basis van gegronde (reële rivaal) of ongegronde (ingebeelde rivaal) redenen. Zo maakt men in de psychologie onderscheid tussen “achterdochtige” en “reactieve jaloersheid.[166]” Men spreekt van achterdochtige jaloersheid wanneer een persoon denkt dat zijn of haar relatie bedreigd wordt, ondanks het feit dat er daar geen expliciete aanwijzingen voor zijn. Wanneer jaloersheid optreed na het voorkomen van gebeurtenissen die duidelijk het voortbestaan van de relatie of de kwaliteit ervan in gevaar brengen, dan spreekt men van reactieve jaloezie. Deze ontstaat dus na het vaststellen van de schending van de exclusiviteit van de relatie. Hierbij moet de kanttekening gemaakt worden dat er geen duidelijke grens te trekken is tussen deze twee. Beiden kunnen elkaar wederzijds beïnvloeden.[167]
Zo zijn er twee dossiers waarbij de man zijn vrouw ten onrechte van ontrouw verdenkt;[168] en drie dossiers waarbij deze verdenking gerechtvaardigd is.[169] Van één geval is het onduidelijk of de jaloersheid terecht of onterecht is.[170]
III.7.2) ENKELE STELLINGEN UIT DE LITERATUUR
Slechts weinig auteurs uit de 19de en 1ste helft van de 20ste eeuw die we voor onze studie geraadpleegd hebben geven specifiek aandacht aan jaloersheid. Enkel Proal (1900) gaat uitgebreid op dit thema in door er een heel hoofdstuk aan te wijden.
Volgens Proal zal een persoon die jaloers is zoeken naar redenen die zijn achterdochtigheid bewijzen. Opvallendste kenmerk is dat hij de meest onschuldige daden van de partner in vraag stelt.[171]
Zo gaat een getuigenis van de geburen van Rottier, die een moordpoging ondernam op zijn vrouw in 1886, als volgt : “Rottier is van een zeer jaloersch karakter, overal, in de minste dingen, zag hij feiten ten laste van zijner vrouw te leggen, en alzoo maakte hij om zoo te zeggen deze laatste het leven onmogelijk.” Een andere getuige beweert dat Rottier, op het moment dat zijn vrouw zwanger was, begon rond te vertellen dat het kind niet van hem was. Wantrouwen is dus het sleutelwoord in de relatie tussen hem en zijn vrouw. Dit kon zelfs zo ver gaan dat hij zijn vrouw verbood om hun gehuurde kamer te verlaten als hij daar niet was.[172]
Ook Jacquemin Theodore, 32 jaar, zocht achter iedere daad van zijn vrouw een reden die zijn vermoedens van ontrouw zouden kunnen bevestigen. Niet alleen informeerde hij regelmatig bij vrienden naar het gedrag van Emelie Van Hoecke, ook zijn vrouw zelf was het slachtoffer van ondervragingen. Zo gebeurde het dat Emelie op een dag naar de Lange Munt en de Veldstraat was geweest om, naar eigen zeggen, een nieuwe hoed te kopen. Door een grote regenvlaag zag ze zich verplicht om te schuilen in de Veldstraat. Dit verhaal vergrootte Theodores achterdochtigheid en meerdere keren na elkaar vroeg hij haar of ze echt niet ergens anders geweest was. Zij antwoordde telkens waar ze anders naartoe zou kunnen gegaan zijn. Uiteindelijk bleek zijn achterdochtigheid toch gegrond te zijn.[173]
Proal constateert vanuit zijn praktijk meerdere keren dat het vooral de omgang van de partner met andere mannen of vrouwen is dat de jaloerse persoon tegen de borst stoot.[174] Het verlangen naar exclusiviteit is veelal onlosmakelijk verbonden met de liefdesrelatie.
Opnieuw beantwoordt Rottier aan deze beschrijving. Zo was hij eens een avondje uitgegaan met zijn vrouw. Net zoals de meeste koppels bestonden dergelijke uitstapjes uit het bezoeken van enkele drankgelegenheden in de buurt. In één van dergelijke café’s danste ze met een gendarme. Rottier was daarover enorm “gestoord”, aldus het verslag van het vooronderzoek. Geheel in de lijn van het exclusiviteitsprincipe vond hij dat ze hem eerst toestemming moest vragen om met een andere man te dansen. Hij gaf haar enkele slagen en zond haar naar huis: een abrupt einde van wat een gezellige avond moest worden.[175]
Volgens diezelfde auteur zal de jaloerse echtgenoot die de huwelijkstrouw van zijn vrouw in twijfel trekt er alles aan doen om haar tot bekentenissen te dwingen. Hij wil dat ze een fout toegeeft, zelfs al zal ze die meestal nooit begaan hebben.
Zo verbleef Emelie van 17 mei tot 2 juni 1893 bij haar broer na een felle en gewelddadige ruzie met haar man, die haar weer eens verdacht van een relatie te hebben met iemand anders. Op 2 juni is hij naar het huis gegaan waar ze al die tijd verbleef om haar vergiffenis te vragen. De juridische instantie vertelt : “Hij viel op zijne knieën en hij beloofde van ze niet meer te slaan. Zij weigerde zeggende dat zij met terug te keren naar de dood ging. Dat zij niet meer wilde alle dagen slagen krijgen, dat haar lichaam niet gemaakt was om er op te slaan.” Uiteindelijk, na bemiddeling van haar broer die haar zo snel mogelijk weer terug wou zien bij haar man, kwam er een verzoeningspoging tot stand. De vrouw beloofde dat ze deze avond nog terug zou keren naar de echtelijke woning. Nadien werd er een glas bier gedronken. Maar op een bepaald moment zei de man tegen Emelie : “Gij hebt mij nu alles vergeven, ik vergeef u ook.” Zij antwoordde : “Ik heb u niets misdaan”. Na enkele verwijten heen en weer geslingerd te hebben gingen ze dan toch tezamen naar huis.[176]
Een andere vaststelling van Proal is dat de jaloerse echtgenoot de passionele misdaad pas zal uitvoeren nadat hij nog een laatste nacht in alle vrede met haar heeft doorgebracht.[177] Hiervan hebben we slechts één voorbeeld gevonden.
Amandus Van Den Berghe was de avond voordat hij een passioneel misdrijf uit jaloersheid pleegde samen met zijn vrouw, Sofie Van Audekerke, uitgeweest. Volgens de instructie kwamen ze “in vriendschap” terug van een herberg en gingen slapen. Na een tijdje stond Amandus op. Zonder iets te zeggen ging hij in de kamer ernaast zijn geweer halen. Vervolgens ging hij terug en schoot op zijn slapende vrouw.[178]
Laten we ook bij de overige dossiers even kijken naar het tijdstip waarop de jaloerse echtgenoot in actie schiet. In drie gevallen gebeurt het misdrijf na een hoogoplopende ruzie over de onterechte ontrouw van de partner.[179] In één geval betrapt de man zijn vrouw op het moment van het overspel. Maar daarvoor had de man al vermoedens; met vele ruzies als gevolg.
Fels Josephus, 31 jaar, had reeds lange tijd vermoedens dat zijn vrouw, Marie Thérése Janssens er een buitenechtelijke relatie op nahield. “De beschuldigde leefde sinds lange tijd in onenigheid met zijn vrouw. In de loop van de maand augustus vermeende hij ontdekt te hebben dat zijne vrouw betrekkingen had met een sergeant, Kerstens genaamd, wiens minnares zij geworden was. De twisten vermenigvuldigden zich, het karakter van Hels werd droefgeestiger, zijne jaloerschheid ook meer mistrouwender.” Verschillende keren bekloeg hij zich tegenover zijn vrienden over zijn vrouw. Op zaterdag 7 oktober had er een geweldige twist tussen de twee plaats. Ze sloegen elkaar en de vrouw beet in de arm van de man. De zondag ging hij weg om een pistool te kopen. Hij ging naar zijn vriend waar hij zijn kind had toevertrouwd. Vervolgens ging hij iets drinken en rond 9 uur kwam hij terug thuis. Daar vond hij zijn vrouw in gezelschap van een militair. Beiden zaten op de boord van een tafel. Hij heeft altijd beweerd dat op het ogenblik dat hij de deur opende, de militair zijn vrouw in de armen hield. Beiden ontkennen dit echter. Hij haalde zijn revolver uit de zak en loste 4 schoten op de vrouw, die drie maal werd getroffen.[180]
Tenslotte hebben we nog één dossier waarin de verdenking van ontrouw terecht is, maar de onmiddellijke aanleiding voor het uitvoeren van de misdaad blijkt een misverstand te zijn. Waarschijnlijk leefde de dader – Coppens Benedictus - reeds geruime tijd met het gedacht om zo’n misdaad uit te voeren, maar had hij nog een laatste “opstoot” nodig om tot de uiteindelijke uitvoering ervan over te gaan en zijn vrouw Marie in 1890 te vermoorden.[181]
Het verslag van het vooronderzoek gaat als volgt : “Reeds meermalen had Coppens haar hevige verwijten en bedreigingen toegestuurd wanneer hij in februari laatsleden te Dendermonde eenen draaipistool ging aankoopen, om zoals hij zegde , eerste beide minnaars en daarna zichzelve dood te schieten. Den woensdag 2 April kwam hij ‘s avonds bedronken te huis. Nadat de vrouw hem naar bed had geleid, begaf zij zich in de gebeurte om eenige huiswaren te bestellen en keerde onmiddellijk naar huis terug. Als de dronkaard haar zag binnenkomen, stond hij van zijn bed op, verweet haar dat zy wederom van bij haren minnaar kwam, en zyen draaipistool vooruit stekende loste hij twee schoten op haar af.”
De stellingen van Proal komen dus min of meer overeen met bepaalde door ons geselecteerde casussen.
III.7.3) REDENEN VOOR DERGELIJK MISDRIJF
Uiteraard is jaloersheid de motor achter deze misdrijven. Maar welke expliciete verklaringen geven de daders, getuigen of de juridische instantie als oorzaak voor het crimineel gedrag?
Fels Josephus, die zijn vrouw er terecht van verdacht een buitenechtelijke relatie te hebben geeft als reden voor zijn moordpoging: “Ik kon alzoo niet meer voortleven. Het is te lang dat mijne vrouw zich slecht gedraagt met iedereen, en niet zorgt, zoals het behoort met ons kind dat 6 jaar oud is.[182]”
Dus niet enkel jaloersheid, maar ook het feit dat hij vond dat zijn vrouw haar plichten als moeder niet na kwam, deden hem beslissen om dergelijk misdrijf uit te voeren.
In enkele dossiers zijn het de omgeving en de juridische instantie die de dader als “jaloers” bestempelen.
Het dossier van Rottiers is rijk aan getuigenissen en commentaren van de juridische instantie waarin de jaloersheid van de dader expliciet vernoemd wordt.[183]
Het gerecht en enkele getuigen bestempelen ook Jacquemin Theodore als een persoon met een jaloers karakter. Zo zegt de juridische instantie dat Theodore “jaloers en ook brutaal en gewelddadig” was. In een ondervraging verklaart een kennis van het koppel : “Het is uit jaloerschheid dat Jacquemin op haar vermoedens had. “Jacquemin est un esprit jaloux”, wordt hij door een andere persoon omschreven.[184]”
In drie gevallen steken de daders niet onder stoelen of banken dat ze de dood van hun partner en/of hun minnaar voor ogen hadden.
In het dossier van Benedictus Coppens Joannes geeft de dader als reden voor zijn misdrijf aan dat hij zijn vrouw én haar (terechte) minnaar wou doodschieten en daarna zelfmoord wou plegen.[185]
Gustaaf Ros, 35 jaar, vertelt aan iedereen die het wil horen dat hij zijn vrouw zal vermoorden wegens haar buitenechtelijke relatie. Niet alleen aan zijn geburen vertelt hij dit, maar na de moord bekent hij onmiddellijk dat hij het duidelijke doel had om haar het leven te benemen.[186]
Ook Amandus Van Den Berghe bekent onmiddellijk dat hij het inzicht had om haar te doden. “Ik heb die daed begaen uit jaloursheid op mijne vrouw, daer ik sedert verscheide dagen gewaer geworden was dat zy verkeerde met mijnen knegt Ivo Schockaert, ik heb nochtans nooit mijne vrouw betraept met Ivo Schockaert in overspel, het geen ik verscheide mael gezien heb, is dat zy zeer vriendelijk tegen malkanderen waeren en dat zy teekenen deden van gemeenschap met malkander.” In de instructie van het vooronderzoek staat: “De jaloersheid en gebrek aen onderwijs zijn de redenen die hem in het ongeluk hebben gebragt.”
III.7.4) OTHELLO SYNDROOM
De casus uit het jaar 1886 over Rottiers Désire – die we eerder in dit hoofdstuk al opvoerden – komt sterk overeen met hetgeen men in het psychologisch jargon “Othello syndroom “ noemt.[187]
Volgens Beerens kan men het Othello syndroom – dat zijn naam ontleent aan het gelijknamige personage uit het stuk van Shakespeare - als volgt definiëren : “een psychiatrische stoornis waarin de waanvoorstellingen omtrent de ontrouw van de partner het centraal dominerend kenmerk is.[188]”
Hoe komen dergelijke jaloeziewanen tot stand? Volgens Tarrier gebeurt dit door een verkeerde interpretatie van bepaalde gebeurtenissen. Cognitieve processen zijn immers de kern van de jaloeziebeleving en het jaloers gedrag en de emoties zijn daar de primaire gevolgen van. De morbide jaloezie is een primaire respons op de misinterpretatie van bepaalde gebeurtenissen. Iedereen beschikt over een gedachtengoed (meaning schema) dat bepaald wordt door vroegere ervaringen en persoonlijkheidskenmerken. Dit schema kan aanleiding geven tot foute veronderstellingen; met misinterpretatie van bepaalde feiten als gevolg. Dit resulteert dan in achterdochtigheid en jaloerse gevoelens, wanen en/of gedragingen.[189]
Waanvoorstellingen omtrent de ontrouw van de partner en misinterpretaties van feiten is het minste wat je van Rottiers Desiré kan zeggen. “Ziekelijk jaloers”, dit is het etiket dat hij opgekleeft krijgt door de juridische instantie. In de nacht van 5 op 6 maart 1886 bood Desiderius zich rond 3 uur aan op het politiebureau met de melding dat hij zijn vrouw gewurgd had. De politiecommissaris ging naar het huis van de beklaagde en vond er zijn vrouw, Therese Seghers, inderdaad dood in haar bed. Deze werd het slachtoffer van zijn jaloerse waanvoorstellingen.
Enige dagen voor de misdaad was een “kanonier” die in het garnizoen te Mechelen was en wiens ouders te Dendermonde woonden, naar deze stad teruggekeerd. Niet wetende dat zijn ouders van woonst veranderd waren, had hij zich naar het huis begeven waar hij vroeger woonde en waar op dat moment het Rottiers en zijn vrouw woonden. De vrouw zei tegen de militair dat hij fout was en hij verliet onmiddellijk het huis. “Dit eenvoudig feit, waarvan hij getuige was, “deed de jaloerschheid van Rottiers tenhoogste ontsteken. Hij verweet zijne vrouw dat zij betrekkingen met dien kanonier had en den dag voor de misdaad deed hij haar ten dien opzichte hevige verwijten.”
Beerens onderscheidt enkele kenmerken van jaloeziewanen : [190]
“a) De wanen dienen ervaren te worden als een zelfevidente realiteit en men dient erin te geloven met een absolute overtuiging; het zijn dus niet louter meningen of opinies.
b) Ze zijn niet vatbaar voor rede of veranderbaar door ervaringen.
c) Ze zijn van een grote persoonlijke betekenis
d) Ze bestaan uit hoogst persoonlijke en idiosyncratische overtuigingen, die niet gedeeld worden door personen met dezelfde sociale en culturele achtergrond.
e) Het verband tussen de waan en de zogezegde aanleiding ervoor is meestal voor iedereen behalve de waanjaloerse persoon zelf onduidelijk of onbegrijpelijk.
f) De waanvoorstelling wordt het centrale punt van waaruit de persoon zijn omgeving, maar ook zichzelf, zal bekijken."
Het merendeel van deze kenmerken kunnen we in het gedrag van de dader terugvinden.
Het lijkt alsof de dader fulltime bezig was met het controleren van het gedrag van zijn vrouw. Zo mocht ze eenmaal in de week van hem haar moeder bezoeken. Wanneer dit gebeurde ging hij naar het café dat rechttegenover zijn schoonmoeders huis lag, om alles in de gaten te houden. Een ex-werkmakker beweert trouwens dat hij hem regelmatig vroeg om koffie naar zijn huis te brengen. Als hij terug was vroeg Rottiers dan “of er niemand bij zijne vrouw was, en als ik hem antwoordde dat er eene vrouw of een kind was die eene muts bracht, dan vroeg hij mij of er geen manvolk in zijn huis was. Wij hadden schoon te spreken, er was geenen middel om dat gedacht uit zijn hoofd te krijgen.”
Reeds enkele jaren vóór de dramatische feiten vertoonde Désire een groot jaloers karakter. Zo vertelt een getuige dat ze vroeger nog een kamertje gehuurd hadden en “…dat hij aan zijne vrouw verbood van hare kamer te verlaten als hij niet daar was…. Het gebeurde hem ook van binnen den dag zijn werk te verlaten en naar huis te komen om zich te verzekeren of zijne vrouw ‘t huis was. Natuurlijk viel het voor dat hij zijne vrouw dan niet ‘t huis vond. Haar beroep van mutsenmaakster verplichtte haar immers om af en toe het huis te verlaten.”
Constant dacht hij - geheel onterecht - dat ze met andere mannen te doen had. Zo was het genoeg dat hij een man in hun straat zag passeren, om daaruit te besluiten dat deze persoon een relatie had met zijn vrouw. Nooit echter kon Rottiers duidelijke redenen geven waarom hij zoiets dacht, ook was hij niet in staat, aldus de juridische instantie, om namen te geven.
Zo wou de dader zijn vrouw kost wat kost ertoe brengen dat ze een buitenechtelijke relatie met deze soldaat zou bekennen. Buren en vrienden probeerden hem ervan te overtuigen dat zijn verdenkingen op niets stoelden, maar hij was niet vatbaar voor enige rede. Zo zegt een getuige : “Désire was schikkelijk jaloersch van zijne vrouw, hij verweet haar liefde betrekkingen te hebben met andere manspersoonen, hetgeen volstrekt valsch was.” Iemand anders zegt : “In de gebuurte was het genoeg geweten dat dien man straf jaloersch was, alhoewel hij daartoe volstrekt geene reden had. Overigens die vrouw was zeer braaf en leefde heel stil.”
Uiteraard leed zijn vrouw onder dergelijke gevallen van waanjaloezieën. Zo durfde ze, aldus een getuige, haar huis bijna nooit te verlaten. Het gebeurde meermaals dat ze aan haar buurman vroeg om iets mee te nemen voor haar wanneer hij naar de stad ging. Daardoor moest ze zelf haar huis niet verlaten.
In een laatste ondervraging vermeldt de juridische instantie dat de beklaagde erbij blijft dat hij met rede kwaad was op zijn vrouw. Hij is van mening dat buitenstaanders niet kunnen weten hoe het er in een huishouden aan toe gaat en dat hij het slachtoffer is van zijn ontrouwe echtgenote.
Het antwoord op de vraag of Désire nu wel of niet lijdt aan het Othello syndroom laten we – gezien ons beperkt psychologisch geïnformeerd standpunt – open. Wel komen we tot de vaststelling dat er heel wat kenmerken van het Othello syndroom in het bovengenoemde dossier lijken voor te komen.
Tijd om even te recapituleren. Jaloezie is dus een emotie dat bestaat uit verschillende basisemoties en die aanleiding geeft tot verschillende reacties hierop. Eén daarvan bestempelen wij als passionele drama’s uit jaloersheid. Men maakt vaak een onderscheid tussen gegronde en ongegronde redenen voor jaloers gedrag. Weinig auteurs uit de 19de en 1ste helft van de 20ste eeuw blijken veel aandacht te schenken aan dit thema, enkel Proal valt uit de toon. Van de meerderheid van zijn stellingen vonden we voorbeelden in het HAOOST. Personen die jaloers zijn zullen, aldus de auteur, er alles aan doen om die achterdochtigheid te bewijzen. Vooral de omgang van de partner met andere personen lijkt het vuur aan de lont te steken. Het slachtoffer tot bekentenissen “dwingen” lijkt een typische reactie te zijn van de dader. Een andere vaststelling van Proal is dat de misdaad pas wordt uitgevoerd na een laatste vredige nacht, hiervan vonden we slechts één casus. De overige misdaden gebeurden na een ruzie, na het betrappen op overspel en na een misverstand. Als we naar de redenen kijken die vermeld worden dan komen we tot de vaststelling dat één dader zegt dat hij zo niet kon verder leven door het slecht gedrag van zijn vrouw, in twee gevallen wordt jaloersheid expliciet vermeld als oorzaak van het misdrijf. Drie daders bekennen dat ze hun partner dood wilden. Tenslotte sloten we dit deel af met een korte illustratie van het Othello syndroom d.m.v. een casus.
A.d.h.v. onze opdeling van misdaden begaan uit passie in 6 categorieën én hun beschrijving hopen we duidelijk gemaakt te hebben dat hetgeen de hedendaagse publieke opinie doorgaans als passionele misdrijven bestempelt niet alle soorten passionele drama’s omvat. Een passioneel drama uit jaloersheid zal dit stereotiepe beeld het best benaderen; terwijl een utiliteitsmoord daar juist heel ver van af staat. Er zijn dus grote verschillen te onderscheiden tussen die 6 categorieën. Zo zijn er verschillen in (eventuele) voorbereiding, motieven, uitvoering van de misdaad, dader-slachtoffer-relatie en hun respectievelijke karakters.
De kans is bijvoorbeeld heel groot dat eer een belangrijk motief is bij passionele drama’s na verlaten, terwijl dit quasi nihil is bij utiliteitsmoorden. Bij deze laatste categorie zal er in de meerderheid van de gevallen sprake zijn van voorbereiding van de misdaad. De uitvoerder van een passioneel drama na provocatie daarentegen zal eerder onvoorbereid tot crimineel gedrag overgaan.
Maar niet enkel tussen de onderscheiden categorieën is er veel verschil; ook binnen één soort passioneel misdrijf kunnen we tot op zekere hoogte verschillen onderscheiden.
Zo schoot Amandus Van Den Berghe, dader van een passioneel drama uit jaloersheid, zijn vrouw in koelen bloede neer; dit zonder één woord tegen haar te zeggen.[191] Bij Jacquemin Theodore ging het er wat theatraler aan toe. Hij zat op zijn knieën en vroeg al wenend aan zijn vrouw of ze daadwerkelijke een buitenechtelijke relatie had. Op het moment dat ze bevestigend antwoordde haalde hij een geweer boven en schoot haar neer. Vervolgens verwondde hij zichzelf met een schot en ging op haar liggen.[192]
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[56] Zo kunnen verschillende motieven een rol spelen binnen één groep of zelfs binnen één misdrijf.
[57] RABeveren, HAOOST 5908, 5982, 7259, 7327, 7423, 7427, 7468, 7487, 7530, 7531, 7601, 7613.
[58] RABeveren, HAOOST 7408.
[59] RABeveren, HAOOST 5712, 7208, 7287, 7380, 7355, 7456.
[60] RABeveren, HAOOST 7034, 7214, 7305, 7360, 7393.
[61] RABeveren, HAOOST 5348, 7045, 7277, 7339, 7469.
[62] RABeveren, HAOOST 7227, 7554.
[63] RABeveren, HAOOST 7523, 7576.
[64] RABeveren, HAOOST 5998, 7202, 7321, 7547.
[65] T. ZELDIN, An intimate history of humanity, London, 1997, p.102.
[66] J. LEVI-VALENSI, Les crimes passionnels (l’homicide passionnel), Paris, 1931, p. 249.
[67] Vanuit juridisch oogpunt is er in 8 dossiers sprake van moord(poging), in 5 casussen van doodslag en één slagen en kwetsuren.
[68] J. GUILLAIS, op.cit., p. 73.
[69] RABeveren, HAOOST 5908, 7259, 7327, 7423, 7601, 7613.
[70] RABeveren, HAOOST 7327.
[71] RABeveren, HAOOST 5982, 7427, 7468, 7530.
[72] RABeveren, HAOOST 7487, 7531.
[73] RABeveren, HAOOST 7487.
[74] C. MEULDERS en K. MATTHIJS, “On ne se jouera pas du divorce! Echtscheiding in de negentiende eeuw in het licht van de echtscheidingspraktijk te Brugge, 1865-1914”, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XXVI, 1996, 3-4, pp. 69-71.
[75] Ibid., p. 72.
[76] Ibid., p. 78.
[77] Ibid., p. 79-80.
[80] RABeveren, HAOOST 7427.
[81] RABeveren, HAOOST 7408.
[82] J. GUILLAIS, op.cit., p. 82.
[83] Ibid., p. 84.
[84] RABeveren, HAOOST 7327, 7601.
[85] RABeveren, HAOOST 5908, 7427, 7530, 7613.
[86] RABeveren, HAOOST 7408.
[87] RABeveren, HAOOST 5908, 7327, 7423, 7427, 7468, 7530, 7531, 7613.
[88] RABeveren, HAOOST 7327.
[89] RABeveren, HAOOST 7259, 7423, 7427, 7468, 7530, 7613.
[90] RABeveren, HAOOST 7423.
[91] RABeveren, HAOOST 7468.
[92] RABeveren, HAOOST 7601.
[93] RABeveren, HAOOST 7487.
[94] RABeveren, HAOOST 5908.
[95] RABeveren, HAOOST 7531.
[96] RABeveren, HAOOST 5982.
[97] L. PROAL, Le crime et le suicide passionnels, Paris, 1900, p. 10.
[98] T. BEERENS, De rol van jaloersheid bij het passioneel misdrijf, Gent, RUG (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1997, p. 5 (Vakgroep Criminologie).
[99] L. PROAL, op.cit., pp. 10-11.
[100] Ibid., p. 97.
[101] S.H. PHILIPS, Het passionele misdrijf in Nederland, Amsterdam, 1938, p. 4.
[102] Ibid., p. 78.
[103] J GUILLAIS, op.cit., pp. 23-24.
[104] RABeveren, HAOOST 7259.
[107] In drie gevallen was het onmogelijk om de juiste reden(en) te achterhalen.
RABeveren, HAOOST 7259, 5982, 7423.
[108] RABeveren, HAOOST 7601.
[109] RABeveren, HAOOST 7613.
[110] RABeveren, HAOOST 7327.
[111] RABeveren, HAOOST 5908.
[112] RABeveren, HAOOST 7427.
[113] RABeveren, HAOOST 7530.
[114] S.H. PHILIPS, op.cit., p. 75.
R. HARRIS, Murders and madness…, p. 213.
L. PROAL, op.cit., p. 99.
[115] RABeveren, HAOOST 7227, 7554.
[116] N. FERKET, “Zwijgen als vermoord. Vrouwenmishandeling en de juridische positie van de gehuwde vrouw in België in de negentiende eeuw”, in: Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, XV, 1999, 3, p. 289.
[117] J. GUILLAIS, op.cit., p. 27.
[118] RABeveren, HAOOST 7554.
[119] RABeveren, HAOOST 7227.
[120] RABeveren, HAOOST 7034, 7214, 7305, 7360, 7393.
[121] J. GUILLAIS, op.cit., p. 106.
[122] RABeveren, HAOOST 7214.
[123] RABeveren, HAOOST 7307.
[124] RABeveren, HAOOST 7034.
[125] RABeveren, HAOOST 7360.
[126] RABeveren, HAOOST 7393.
[127] RABeveren, HAOOST 7214.
[128] RABeveren, HAOOST 7214.
[129] RABeveren, HAOOST 7393.
[130] RABeveren, HAOOST 7360.
[131] RABeveren, HAOOST 7360, 7305, 7034.
[132] RABeveren, HAOOST 7305.
[133] S.P. TAMMENOMS BAKKER, Het passionele misdrijf, Amsterdam, 1951, p. 5.
[134] RABeveren, HAOOST 5348, 7045, 7277, 7339, 7469.
[135] RABeveren, HAOOST 7339, 5348.
[136] RABeveren, HAOOST 7469.
[137] RABeveren, HAOOST 7045.
[138] RABeveren, HAOOST 7277.
[139] J. GUILLAIS, op.cit., pp.191, 192.
[140] RABeveren, HAOOST 5348.
[141] RABeveren, HAOOST 5348.
[142] RABeveren, HAOOST 5348.
[143] S.P. TAMMENOMS BAKKER, op.cit., pp. 22-23.
[144] RABeveren, HAOOST 7339.
[145] RABeveren, HAOOST 7469.
[146] RABeveren, HAOOST 5348.
[147] RABeveren, HAOOST 7339.
[148] RABeveren, HAOOST 7469.
[149] Dit noemen we verschoning van de misdaad, en zal in Hoofdstuk VI nog uitgebreid aan bod komen.
[150] RABeveren, HAOOST 7469.
[151] RABeveren, HAOOST 7339.
[152] RABeveren, HAOOST 7045.
[153] RABeveren, HAOOST 5348.
[154] RABeveren, HAOOST 7469.
[155] RABeveren, HAOOST 7523, 7576.
[156] RABeveren, HAOOST 7523.
[157] RABeveren, HAOOST 7576.
[158] Enkel deze dossiers werden bestempeld als passionele drama’s uit jaloersheid waarin het emotievocabulaire expliciet vermeldde dat er sprake was van “jaloersheid” én deze misdaden waarin het overduidelijk is dat jaloersheid de hoofdmotor achter de criminele daad was. Het spreekt voor zich dat deze emotie ook wel een rol gespeeld kan hebben bij andere passionele drama’s of dat nog andere factoren hierin meespeelden.
[159] RABeveren, HAOOST 5712, 7208, 7287, 7355, 7380, 7456.
[160] J. GUILLAIS, op.cit., p. 88.
[161] T. BEERENS, op.cit., p. 35.
[162] P. STEARNS, Jealousy : the evolution of an emotion in American history, New York, 1989, p. 1.
[163] Ibid., p. XI.
[164] T. BEERENS, op.cit., p. 15.
[165] Ibid., p. 14.
G. WHITE and P. MULLEN, Jealousy : theory, research and clinical strategies, Guilford Press, 1989, s.p.
[166] J. BRINGLE, “Psychosocial aspects of jealousy : a transactional model”, in : SALOVEY (P.) (ed.), The psychology of jealousy and envy, London, 1991, pp. 103-128.
[167] T. BEERENS, op.cit., p. 17.
[168] RABeveren, HAOOST 5712, 7287.
[169] RABeveren, HAOOST 7208, 7380, 7456.
[170] RABeveren, HAOOST 7355.
[171] L. PROAL, op.cit., pp. 135-136.
[172] RABeveren, HAOOST 7287.
[173] RABeveren, HAOOST 7456.
[174] L. PROAL, op.cit., p. 136.
[175] RABeveren, HAOOST 7287.
[176] RABeveren, HAOOST 7456.
[177] L. PROAL, op.cit., p. 143.
[178] RABeveren, HAOOST 5712.
[179] RABeveren, HAOOST 7287, 7355, 7456.
[180] RABeveren, HAOOST 7208.
[181] RABeveren, HAOOST 7380.
[182] RABeveren, HAOOST 7208.
[183] RABeveren, HAOOST 7287.
[184] RABeveren, HAOOST 7456.
[185] RABeveren, HAOOST 7380.
[186] RABeveren, HAOOST 7355.
[187] We zullen de dader niet aan een diepgaand psychologische ondervraging onderwerpen. We proberen enkele kenmerken van het Othello syndroom te illustreren met deze casus.
[188] T. BEERENS, op.cit., p. 19.
[189] T. BEERENS, op.cit., p. 21.
[190] Ibid., p. 20.
[191] RABeveren, HAOOST 5712.
[192] RABeveren, HAOOST 7456.