De domaniale organisatie van het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal van Oudenaarde (1573-1700) (Frederik Van Crombrugge)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL II. DE PACHTPOLITIEK VAN HET HOSPITAAL (1573-1700)

 

HOOFDSTUK II. De Pachtprijzen

 

II.4 pachtprijzen en de afstand ten opzichte van de stad

 

In de voorgaande paragrafen gingen we reeds dieper in op de invloed die de aard van de pacht en de vermogensklasse van de pachters had op het niveau van de pachtprijzen. Daarbij gingen we ook dieper in op de procentuele verhouding tussen de verschillende oppervlaktecategorieën pacht, wat ons trouwens ook een beeld gaf van de procentuele verhouding tussen de verschillende vermogensklassen.

In het kader van de voorgaande paragrafen werden er reeds een paar onderzoeksvragen gesteld, waarop we hier een antwoord zullen trachtten te geven. Deze onderzoeksvragen zijn de volgende:

Zoals we reeds eerder hebben gedaan, zullen we ook hier de onderzoeksresultaten voor de periode 1435-1572 en de resultaten voor de periode 1573-1680 met elkaar vergelijken. Net als in de voorgaande paragraaf, baseerden we ons hier voor het onderzoek naar de pachtprijzen in verhouding tot hun afstand ten opzichte van de stad, op de zes steekproeven, die we uit de hospitaalrekeningen hebben genomen en die op min of meer gelijkmatige wijze zijn verdeeld over de periode 1573-1680.[266]

 

Het is hier niet de bedoeling om tot een gedetailleerde chronologische evolutie van de gemiddelde pachtprijs en de oppervlakte pachtgrond per dorp te komen. Dat zou immers leiden tot het bemoeilijken van de conclusies die uit dit onderzoek moeten worden getrokken. Daarom hebben wij alle dorpen onderverdeeld in een viertal grotere geografische gehelen. Het komt erop neer dat de verschillende dorpen per administratieve omschrijving zijn gegroepeerd: dit wil zeggen de Kasselrij Oudenaarde, de Vrijheid van de stad Oudenaarde[267], het Land van Aalst en een laatste groep ‘Daarbuiten’, die alle dorpen bevat die niet binnen de genoemde administratieve omschrijvingen gelegen waren.[268]

Die onderverdeling kan echter als iets te ruim worden beschouwd, waardoor een aantal belangrijke nuances verloren zouden kunnen gaan. Daarom hebben we de oppervlakte en de pachtprijs der pachtgronden daarnaast ook gegroepeerd naargelang de afstand ten opzichte van de stad. Dat heeft geresulteerd in een systeem van concentrische cirkels met als middelpunt de stad Oudenaarde. De middelste cirkel omvat alle pachtgronden die op minder of precies 1 kilometer van de stad gelegen zijn, de tweede cirkel die tussen 5 en 10 kilometer, de derde cirkel die op 10 tot 15 kilometer van de stad en in de buitenste groep tenslotte alle gronden die op meer dan 15 kilometer van de stad zijn verwijderd. Dit model vertoont grote formele gelijkenissen met het Von Thünenmodel, zij het dan dat de cirkels die hier werden gebruikt heel wat kleiner zijn.[269] Bij het opmaken van de concentrische cirkels hebben we ons gebaseerd op het werk van B.J.P Van Bavel.[270] Hij kon immers vaststellen dat het Von Thünenmodel, dat voornamelijk van toepassing is op de 19de eeuw, geenszins kan worden toegepast op de stad en haar omgeving in de late Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijden.

 

Binnen het kader van deze paragraaf bekijken we ook of de grootte van de pachtpercelen verschilde naargelang de afstand ten opzichte van de stad Oudenaarde en het hospitaal. Was er met andere woorden sprake van een versnippering van de pachtgronden van het hospitaal in de buurt van de stad? Werden de pachtgronden groter naarmate ze verder van de stad verwijderd lagen?

Dit vormt een vrij belangrijke onderzoeksvraag, aangezien we reeds eerder hebben kunnen aantonen dat de pachtprijs kan verschillen naargelang de vermogensklasse (oppervlaktecategorie) van de pachters.[271] Daarbij kwamen we tot de conclusie dat de grotere pachten/pachters een lagere pachtprijs moesten betalen dan de kleine pachten/pachters. Het is nu de bedoeling van dit onderzoek om een relatie te vinden tussen de pachtprijs van de kleine pachten/pachters versus die van de grote pachten/pachters en de respectievelijke afstand waarop zij gelegen waren ten opzichte van de stad en het hospitaal? Zijn de pachtgronden in de buurt van de stad duurder of goedkoper dan die buiten de stad? En zijn de kleine pachtgronden in de buurt van de stad duurder of goedkoper dan de grote pachtgronden die verder van de stad verwijderd liggen? Op al de vermelde onderzoeksvragen proberen we in de volgende paragrafen een antwoord te geven.

 

II.4.1 CONCENTRATIE VAN DE VERSCHILLENDE OPPERVLAKTECATEGORIEËN PACHTGRONDEN VAN HET HOSPITAAL

In tabel 19, 20 en 21 wordt de concentratie van de pachtgronden van het hospitaal weergegeven volgens de afstand ten opzichte van de stad, en dit zowel uitgedrukt in kilometer als volgens de administratieve (geografische) omschrijving waartoe de pachtgronden behoren.

Als we deze tabellen op de volgende bladzijden bekijken, valt het op dat er in tegenstelling tot de periode 1435-1572, in de periode 1573-1681 sprake was van een versnippering van de pachtgronden van het hospitaal in de hele kasselrij Oudenaarde en het Land van Aalst, en niet enkel meer binnen een straal van 1 kilometer buiten de stadsmuren.

 

Tabel 19: Concentratie van de verschillende oppervlaktecategorieën pachtgronden van het hospitaal naargelang hun administratieve omschrijving (1435-1564): procentuele verhouding

1435-36

<1ha

1ha<x<5ha

5ha<x<10ha

10ha<x<15ha

>15ha

Vrijheid Oudenaarde

80

20

0

0

0

Kasselrij Oudenaarde

48

34

18

2

0

Land van Aalst

17

42

33

8

0

1503-04

<1ha

1ha<x<5ha

5ha<x<10ha

10ha<x<15ha

>15ha

Vrijheid Oudenaarde

65

28

7

0

0

Kasselrij Oudenaarde

36

57

7

0

0

Land van Aalst

36

39

21

4

0

1563-64

<1ha

1ha<x<5ha

5ha<x<10ha

10ha<x<15ha

>15ha

Vrijheid Oudenaarde

71

26

3

0

0

Kasselrij Oudenaarde

49

42

9

0

0

Land van Aalst

30

43

23

4

0

Gemiddelde

<1ha

1ha<x<5ha

5ha<x<10ha

10ha<x<15ha

>15ha

Vrijheid Oudenaarde

72

25

3

0

0

Kasselrij Oudenaarde

43

43

9

5

0

Land van Aalst

28

41

26

5

0

 

 

Tabel 20: Concentratie van de verschillende oppervlaktecategorieën pachtgronden van het hospitaal naargelang hun administratieve omschrijving (1573-1681): procentuele verhouding

1573-74

<1ha

1ha<x<5ha

5ha<x<10ha

10ha<x<15ha

>15ha

Vrijheid Oudenaarde

77

20

3

0

0

Kasselrij Oudenaarde

52

44

4

0

0

Land van Aalst

75

17

6

1

1

1600-01

<1ha

1ha<x<5ha

5ha<x<10ha

10ha<x<15ha

>15ha

Vrijheid Oudenaarde

50

50

0

0

0

Kasselrij Oudenaarde

44

47

7

0

2

Land van Aalst

17

70

13

0

0

1627-28

<1ha

1ha<x<5ha

5ha<x<10ha

10ha<x<15ha

>15ha

Vrijheid Oudenaarde

41

45

9

5

0

Kasselrij Oudenaarde

47

43

6

1

3

Land van Aalst

29

57

9

5

0

1654-55

<1ha

1ha<x<5ha

5ha<x<10ha

10ha<x<15ha

>15ha

Vrijheid Oudenaarde

43

47

3

7

0

Kasselrij Oudenaarde

33

35

20

5

7

Land van Aalst

30

33

8

2

3

1670-71

<1ha

1ha<x<5ha

5ha<x<10ha

10ha<x<15ha

>15ha

Vrijheid Oudenaarde

44

53

3

0

0

Kasselrij Oudenaarde

46

49

0

0

5

Land van Aalst

28

53

12

0

7

1680-81

<1ha

1ha<x<5ha

5ha<x<10ha

10ha<x<15ha

>15ha

Vrijheid Oudenaarde

71

29

0

0

0

Kasselrij Oudenaarde

42

52

2

0

4

Land van Aalst

25

67

4

0

4

Gemiddelde

<1ha

1ha<x<5ha

5ha<x<10ha

10ha<x<15ha

>15ha

Vrijheid Oudenaarde

54

41

3

2

0

Kasselrij Oudenaarde

44

45

7

1

4

Land van Aalst

34

50

9

1

3

 

 

Tabel 21: Concentratie van de verschillende oppervlaktecategorieën pachtgronden van het hospitaal naargelang de afstand t.o.v. de stad Oudenaarde in kilometer (1573-1681): procentuele verhouding

1573-74

<1km

1km<x<5km

5km<x<10km

10km<x<15km

>15km

Groep A (<1ha)

75

64

74

40

20

Groep B (1ha<x<5ha)

22

31

18

40

60

Groep C (5ha<x<10ha)

3

4

6

20

10

Groep D (10ha<x<15ha)

0

1

0

0

0

Groep E (>15ha)

0

0

2

0

10

1600-01

<1km

1km<x<5km

5km<x<10km

10km<x<15km

>15km

Groep A (<1ha)

57

42

22

40

9

Groep B (1ha<x<5ha)

43

44

66

20

64

Groep C (5ha<x<10ha)

0

14

6

40

18

Groep D (10ha<x<15ha)

0

0

0

0

0

Groep E (>15ha)

0

0

6

0

9

1627-28

<1km

1km<x<5km

5km<x<10km

10km<x<15km

>15km

Groep A (<1ha)

43

42

24

33

14

Groep B (1ha<x<5ha)

43

44

57

34

43

Groep C (5ha<x<10ha)

10

14

14

33

29

Groep D (10ha<x<15ha)

4

0

0

0

0

Groep E (>15ha)

0

0

5

0

14

1654-55

<1km

1km<x<5km

5km<x<10km

10km<x<15km

>15km

Groep A (<1ha)

50

42

30

37

11

Groep B (1ha<x<5ha)

40

40

43

13

56

Groep C (5ha<x<10ha)

3

10

23

25

22

Groep D (10ha<x<15ha)

7

3

0

12

0

Groep E (>15ha)

0

5

4

13

11

1670-71

<1km

1km<x<5km

5km<x<10km

10km<x<15km

>15km

Groep A (<1ha)

63

38

22

33

11

Groep B (1ha<x<5ha)

33

55

61

33

56

Groep C (5ha<x<10ha)

4

3

17

22

22

Groep D (10ha<x<15ha)

0

1

0

12

0

Groep E (>15ha)

0

3

0

0

11

1680-81

<1km

1km<x<5km

5km<x<10km

10km<x<15km

>15km

Groep A (<1ha)

71

42

20

20

0

Groep B (1ha<x<5ha)

29

54

70

40

100

Groep C (5ha<x<10ha)

0

0

10

20

0

Groep D (10ha<x<15ha)

0

0

0

20

0

Groep E (>15ha)

0

4

0

0

0

Gemiddelde 1573-1681

<1km

1km<x<5km

5km<x<10km

10km<x<15km

>15km

Groep A (<1ha)

60

45

32

34

11

Groep B (1ha<x<5ha)

35

45

53

30

64

Groep C (5ha<x<10ha)

3

7

12

27

16

Groep D (10ha<x<15ha)

2

1

0

7

0

Groep E (>15ha)

0

2

3

2

9

 

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dus duidelijk dat er sprake is van een versnippering van de pachtgronden. Hetzelfde konden we vaststellen, naargelang de administratieve omschrijving waartoe de pachtgronden behoorden (cf. tabel 19 en 20).[272] Het toont aan dat de cirkel rond de stad, waarbinnen zich de versnippering van de landbouwgrond voordeed, groter geworden is in vergelijking met de periode 1435-1572.

 

In tegenstelling met de periode 1435-1572 zien we dat er een groter aantal pachtgronden rond de stad was geconcentreerd waarvan de oppervlakte groter was dan 1 ha.[273] Daar waar vroeger de overgrote meerderheid van de kleine pachtpercelen kleiner was dan 1 ha, stijgt de oppervlakte van de pachtgronden rond de stad nu vaker uit boven de 1 ha.[274]

Naarmate men zich verder van de stadsmuren verwijderde, werd de oppervlakte van de pachtgronden, op enkele uitzonderingen na, niet zoveel groter. Dat de gemiddelde oppervlakte van de pachtgronden in de buurt van de stad groter werd, had voornamelijk te maken met het teruglopen van het aantal pachters gedurende de 17de eeuw.[275] Als verklaring voor de daling van het aantal pachters kunnen twee redenen worden gegeven: (1) de minder expansieve bevolkingsgroei in vergelijking met de late Middeleeuwen en het begin van het Ancien Régime en (2) de herhaaldelijke crisisperiodes op het einde van de 16de eeuw en doorheen de hele 17de eeuw. Deze teisterden, door de grotere bevolkingsdichtheid, voornamelijk de steden en zorgden ervoor dat heel wat stedelingen niet langer de hoge kosten wilden dragen voor het bewerken (herstellen) van hun landbouwgronden. Aangezien de landbouwactiviteiten slechts een aanvullende bezigheid waren naast de stedelijke bedrijvigheid op industrieel en commercieel vlak, konden de stedelingen gemakkelijker hun pachtgronden opgeven dan de boeren op het platteland, die vrijwel volledig afhankelijk waren van de landbouwopbrengsten voor hun inkomsten. De opgave van de pachtgronden zal voornamelijk gebeurd zijn door de minst vermogende stedelingen. De rijkere burgers zullen ervan hebben geprofiteerd om de vrijgekomen pachtgronden van de kleine pachters in de stad over te nemen. De overname van de pachtgronden van het hospitaal door meer vermogende pachters is een fenomeen dat we in vrijwel de hele 17de eeuw in de hospitaalrekeningen konden aantreffen. Ook in deel 1, Hoofdstuk II.4. en binnen deze paragraaf, bij de bespreking van de gemiddelde oppervlakte pachtgrond per pachter, kwamen we reeds tot dezelfde vaststelling.[276] Zoals uit tabel 19, 20 en 21 blijkt, was dat ook het geval voor de pachtgronden die dichter in de buurt van de stad waren gelegen.[277]

 

De zoektocht naar een verklaring voor de versnippering van de pachtgronden rond de stad brengt ons bij hetgeen B.J.P. Van Bavel daaromtrent poneerde.[278]

In de loop van de late Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijden waren vele steden, waaronder ook Oudenaarde fel uitgegroeid. De bevolking van de stad Oudenaarde was tijdens de 15de en de 16de eeuw sterk toegenomen zodat de demografische druk een grotere vraag naar landbouwgrond deed ontstaan. Een groot deel van de poorters oefende immers niet enkel een ambacht uit of was betrokken in de handel, maar had als bijberoep ook enkele agrarische activiteiten. Vandaar dat vele stedelingen over landbouwgrond beschikten buiten de stad. Aangezien de landbouw enkel een bijverdienste was voor de burgers, wilden zij op een zo goedkoop mogelijke wijze hun gronden onderhouden of laten onderhouden. Omwille van de hoge transportkosten zag men dan ook af van gronden die ver uit de buurt van de stad waren gelegen. In vrijwel iedere stad waren in de 15de en 16de eeuw een grote groep potentiële grondgebruikers en grondbewerkers geconcentreerd, maar was het beschikbare areaal eerder beperkt. Dit deed de vraag naar landbouwgrond sterk stijgen met als gevolg een sterkere versnippering van de pachtgronden binnen een kring van een halve tot één kilometer rond de stad. Juist door deze grote vraag naar de kleinere pachtpercelen onder de stadsbevolking lagen de pachtprijzen in de buurt van de stad vrij hoog.

 

Ook de versnippering van de pachtgronden van het hospitaal rond de stad Oudenaarde op het einde van de 16de eeuw en doorheen de hele 17de eeuw, kan op ongeveer dezelfde wijze worden verklaard, maar dan wel met de nodige nuances.

Zo bijvoorbeeld dienen we allereerst een verklaring te zoeken voor het lichtjes groter worden van de oppervlakte van de pachtpercelen in de buurt van de stad Oudenaarde gedurende de 17de eeuw. Zoals reeds werd vermeld binnen deze en voorgaande paragrafen, was er in de 17de eeuw niet echt sprake van een sterke demografische groei in de Zuidelijke Nederlanden, zoals die zich wel voordeed in de beginjaren van het Ancien Régime (eerste driekwart van de 16de eeuw). De verschillende herhaalde crisismomenten op het einde van de 16de eeuw en in de loop van de 17de eeuw deed het totaal aantal pachters sterk teruglopen, waardoor de oppervlakte per pachter lichtjes steeg.[279] De herhaalde verwoestingen van de pachtgronden in de buurt van de stad ten gevolge van de voortdurende troepenbewegingen zorgde ervoor dat heel wat burgers, die deze gronden uitbaatten als extra verdienste naast hun hoofdzakelijk commerciële en industriële activiteiten, het stilaan gingen opgeven. Dat zal voornamelijk het geval geweest zijn voor de kleinere burgers-pachters, voor wie het pachten van de gronden buiten de stad tot schulden leidde die groter waren dan de winst die zij boekten. De rijkere burgers profiteerden van deze situatie om de vrijgekomen pachtgronden over te nemen. De lichte stijging van de gemiddelde oppervlakte pachtgrond in de buurt van de stad kan dus ook hier worden verklaard vanuit het marktsysteem van vraag en aanbod.

Daarbij daalde de vraag naar landbouwgrond onder de stedelingen lichtjes, waardoor de verpachte oppervlakte grond rond de stad iets groter werd. Er waren immers minder pachters voor een grotere oppervlakte pachtgrond. De gemiddelde pachtprijs die de stedelingen betaalden voor een pachtgrond net buiten of binnen de stadsmuren, bleef echter een stuk hoger dan die van de pachtgronden die verder van de stad waren gelegen. Door het gebrek aan concurrentie tussen de grote pachters onderling diende het hospitaal de pachtgronden van de grote pachters, die zich meestal verder van de stadsmuren bevonden, laag te houden. Zoniet riskeerde het hospitaal dat zij die grote pachtstukken niet verpacht zou krijgen en bijgevolg een deel van haar inkomsten zou verliezen. In de buurt van de stad daarentegen kon het hospitaal, ondanks de verminderde vraag naar landbouwgrond in de buurt van de stad Oudenaarde, toch het merendeel van haar pachtgronden gemakkelijker verpacht krijgen.[280] Een andere verklaring kan ook worden gezocht in het gebrek aan controle die het hospitaal had over de verder gelegen, grote pachtgronden. Voor de inning van de pachtsommen diende de ‘boekhouder’ van het hospitaal immers een grotere afstand af te leggen naar deze pachtgronden. In de instabiele periodes van het Ancien Régime, tussen 1573 en 1700, gebeurde het meer dan eens dat een geldtransport overvallen werd door struikrovers of zijn doel niet bereikte vanwege de slechte weersomstandigheden. Het kostte met andere woorden heel wat geld en moeite om een goede controle uit te oefenen over de pachtgronden die ver van het hospitaal verwijderd lagen. Het is ook goed mogelijk dat de pachters van deze gronden de verplichtingen die ze ten opzichte van het hospitaal hadden, niet steeds nauwgezet nakwamen en de winsten uit hun noeste arbeid liever voor zichzelf hielden. Deze verklaring lijkt me het meest passend voor de periode 1573-1700. Steeds meer pachtgronden, ook verder buiten de stadsmuren, waren immers aan het versnipperen. De verklaring ‘lage pachtprijs voor grote pachters ver van de stad’ en ‘hoge pachtprijs voor kleine pachters dichtbij de stad’ ging niet helemaal meer op. Ook de middelgrote pachters (1 tot 5 ha) die verder van de stad waren verwijderd, betaalden minder voor hun stuk grond.

Er was dus sprake van een versnippering van de pachtgronden die verder van de stad waren verwijderd. Vermoedelijk nam de vraag naar pachtgronden ook toe in gebieden die niet in de buurt van Oudenaarde waren gelegen. De hunker van de landbouwbevolking naar een stukje grond was in de 17de eeuw ook sterk aanwezig.

Ondanks de toename van de versnippering van de pachtgronden van het hospitaal, was de straal waarbinnen deze versnippering zich afspeelde nog altijd vrij klein (maximum 15 km buiten de stadsmuren). Het gebruik van het Von Thünenmodel als hulpmiddel voor het bestuderen van de grootte van de pachtgronden, volgens de afstand waarop ze zich van de stad bevonden, voldoet voorlopig niet.[281]

Volgens Von Thünen was er immers sprake van een grondversnippering binnen een straal van 20 tot 30 kilometer buiten de stad, terwijl de pachtgronden van het hospitaal tussen 1435 en 1681 waren versnipperd binnen een straal van 10 tot 15 kilometer ten opzichte van het middelpunt (de stad Oudenaarde).

Het economisch beeld en de verklaring van Von Thünen voor de intensiteitseilanden rond de steden stroken dan ook niet helemaal met de situatie in de late Middeleeuwen en ook niet voor een groot deel van de Nieuwe Tijden. Indien we de stellingen van Von Thünen zouden volgen, zou de vraag naar landbouwgrond en het groot arbeidsaanbod aan de stedelingen en de boerenbevolking, die zich binnen een straal van 15 kilometer van de stad bevonden, geen enkele rol spelen in de verklaring van de grondversnippering rond de stad, terwijl aan transportkosten daarentegen een essentiële rol werd toebedeeld.[282] Het is met andere woorden evident dat we het Thünesiaanse model onmogelijk konden gebruiken als middel om de grondversnippering rond de stad Oudenaarde te verklaren.

 

II.4.2 PACHTPRIJS NAARGELANG DE AFSTAND TEN AANZIEN VAN DE STAD

 

In de voorgaande paragraaf gingen we dieper in op de grootte van de oppervlakte van de pachtgronden van het hospitaal naargelang ze verder of dichter in de buurt van de stad Oudenaarde waren gelegen. Daarbij konden we onder meer vaststellen dat de gemiddelde oppervlakte pachtgrond die in het bezit was van één pachter kleiner was in de buurt van de stad dan daarbuiten. Sedert het jaar 1573 waren de pachtpercelen binnen een straal van 15 kilometer rond de stad steeds meer versnipperd.

De pachtgronden die zich in de onmiddellijke nabijheid van de stad bevonden, zouden echter een stuk duurder zijn dan deze die verder van de stad verwijderd lagen.[283] Dat laatste kon ook door B. Van Maelzaeke worden vastgesteld voor de periode 1435-1572.[284]

Binnen deze paragraaf is het de bedoeling om de gemiddelde pachtprijs van de pachtgronden in lb. per bunder na te gaan naargelang de afstand in kilometer waarop ze zich van de stad Oudenaarde bevonden en naargelang de administratieve omschrijving waarbinnen de pachtgronden vielen.[285] Er werd enkel een pachtprijs berekend voor de pachtgronden waarvoor zowel de pachtprijs als de oppervlakte gekend waren. Binnen het kader van dit onderzoek maakten we net als in de voorgaande paragraaf gebruik van zes steekproeven genomen uit de hospitaalrekeningen tussen het jaar 1573 en 1681.

 

Welke conclusies kunnen we nu trekken betreffende de pachtprijzen en de afstand ten opzichte van de stad voor de periode 1573-1681?

Als we tabel 23 bekijken, zien we dat het niveau van de pachtprijzen van de pachtgronden in de buurt van de stad een stuk hoger lag dan die van de pachtgronden die verder van de stad waren verwijderd. Vaak lag de pachtprijs op meer dan 1 kilometer van de stad twee tot viermaal zo hoog.

Zo bijvoorbeeld kostte een bunder pachtgrond binnen een straal van één kilometer van de stad Oudenaarde tussen 1573 en 1680, gemiddeld 97 lb. parisis, terwijl voor grond gelegen tussen 1 en 5 kilometer buiten de stadsmuren de pachtprijs zowat de helft lager lag met 56 lb. parisis. De pachtgronden die meer dan 5 kilometer van de stad verwijderd lagen, kostten soms slechts één vierde van de prijs van die in de onmiddellijke nabijheid van de stad.

 

Indien we de gemiddelde pachtprijs van de pachtgronden bekijken volgens de administratieve omschrijving (tabel 22) waarbinnen ze zijn gelegen, zien we dat de pachtprijs binnen de Vrijheid Oudenaarde een stuk hoger ligt dan daarbuiten.

Zo kostte een bunder pachtgrond binnen de Vrijheid Oudenaarde zo’n 98 lb. parisis. In de gemeenten die niet tot de stad en de Vrijheid Oudenaarde behoren, maar wel tot de kasselrij Oudenaarde, lag het niveau van de pachtprijs zowat de helft lager, namelijk 55 lb. parisis per bunder. In het Land van Aalst en de gebieden die buiten de Kasselrij Oudenaarde vielen, waren de pachtgronden nog een stuk goedkoper.

 

De stelling die we reeds poneerden, als zouden de kleinere pachtgronden die in de buurt van de stad waren gelegen ook duurder zijn, lijkt dus ook op te gaan voor de late 16de eeuw en de hele 17de eeuw. De pachtgronden in de buurt van de stad Oudenaarde waren niet enkel duurder in de tijd dat de steden hun grootste uitbreiding kenden, namelijk in de vroege 15de en de eerste helft van de 16de eeuw, maar ook in de periode die daarop volgde, met name de hele 17de eeuw. Over langere termijn gezien, kunnen we dus geen fundamentele veranderingen vaststellen voor wat het niveau van de pachtprijs betreft naargelang de afstand waarop de pachtgronden van het hospitaal zich van de stad Oudenaarde bevonden. Opmerkelijk is hier wel de enorme stijging van de gemiddelde pachtprijzen ten aanzien van de periode 1435-1572. Kennelijk volgden de pachtprijzen ook hier de algemene tendens die we ook terugvinden in het algemene pachtprijzenverloop tussen 1573 en 1700.[286] Gedurende de periode 1573-1700 zagen we reeds dat het niveau van de pachtprijzen gemiddeld quasi verdubbelde ten opzichte van de periode 1435-1572.

 

Welke verklaring kunnen we nu geven aan de hogere pachtprijzen voor de pachtgronden die in de buurt van de stad gelegen waren?

 

Zoals we reeds in de voorgaande paragraaf konden opmerken, is het bijzonder moeilijk om gebruik te maken van het Thünesiaanse model ter verklaring van de pachtprijzen.[287]

Ten eerste is het Von Thünenmodel geënt op de 19de - eeuwse situatie, waarbij enkel wordt gekeken naar de oppervlakte en prijs van deze pachtgronden die zich binnen een straal van 20 tot 30 kilometer rond de stadskern bevinden. In tegenstelling tot de 19de eeuw, konden we voor de periode 1435-1700 vaststellen dat de pachtprijs en de oppervlakte van de pachtgronden van het hospitaal sterk konden verschillen naargelang die zich in de onmiddellijke nabijheid van de stad bevonden (binnen een straal van 1 kilometer), of even verderop (binnen een straal van 1 tot 5 kilometer).[288]

Ten tweede gaf Von Thünen enkele verklaringen voor de hogere pachtprijs van de gronden in de buurt van de stad, waarmee we het allerminst eens kunnen zijn. Zo wordt bijvoorbeeld geen rekening gehouden met de grotere vraag naar landbouwgrond bij de stedelingen en boeren op het platteland, binnen een straal van 15 kilometer buiten de stadsmuren. Ook de factor bodemkwaliteit, die Von Thünen aanhaalt, kan niet worden gezien als bepalend voor het hoge niveau van de pachtprijs. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de bodemkwaliteit van de grond beter was in de buurt van de stad. Ook de aanwezigheid van de stadsmest kan nauwelijks van belang geweest zijn in het bepalen van de pachtprijs, aangezien men immers op het platteland over voldoende mestoverschotten beschikte. Het telen van voedergewassen deed in de loop van de 17de eeuw immers zijn opmars, waardoor een deel van het vee op stal kon blijven gedurende de winterperiodes.[289] Op deze manier overleefden meer dieren de strenge wintermaanden, waardoor er bijgevolg meer mest op het land kon worden gevoerd.

 

Dat de boeren reeds hard hun best deden om voldoende mest te vergaren, kunnen we ook merken in de vermelding van de aard van de pachtgrond in de rekeningen. Af en toe dook daar de naam ‘mestweede’ op.[290] Men was zich dus bewust van het grote belang van mest voor het behouden van de vruchtbaarheid van de gronden. Ook in de uitgavenrubrieken van het hospitaal werd geregeld gewag gemaakt van de aankoop van voedergewassen (haver) voor de ‘levende beesten’ die het hospitaal binnen haar ‘stallinghen’ hield.[291]

Von Thünens visie met betrekking tot de hoge transportkosten die het pachten van een perceel grond ver buiten de stadsmuren met zich meebracht, kunnen we wel voor een stuk volgen. Het is immers zo dat het transport vaak werd onderworpen aan allerhande taksen, bijvoorbeeld bij het oversteken van een rivier per pont of via een brug. Ook de afstand die diende te worden overbrugd, zal wellicht een rol hebben gespeeld in het besluit van de stedelingen om een stuk landbouwgrond te pachten in de buurt van de stad. Verder kan ook de nabijheid van de stedelijke markt een bepalende factor geweest zijn voor de hogere pachtprijs in de buurt van de stad.

 

Enkele van de bovengenoemde factoren kunnen een zekere invloed hebben gehad op het niveau van de pachtprijzen, maar ze vormen geen essentiële elementen in de verklaring van de hoge pachtprijzen.

De essentiële reden voor de hogere pachtprijs moet immers worden gezocht in de grote druk op de grond rondom de stad, vanwege het grote potentieel aan pachters en arbeidskrachten in de stad en op het platteland daarrond (binnen een straal van 15 km). Ook B.J.P Van Bavel kwam tot dezelfde vaststelling voor de stad Culemborg.[292] De stedelijke inwoners van Culemborg oefenden naast hun niet-agrarisch hoofdberoep de landbouw als bijberoep uit. De vraag naar pachtgrond was bijgevolg enorm, terwijl het aanbod beperkt bleef. Dat gaf als resultaat een stijging van de pachtprijzen van de pachtgronden, ook bij deze van het hospitaal te Oudenaarde. Voor de stedelingen, door wie de landbouw louter als bijverdienste werd beoefend, was het vanzelfsprekend dat hun pachtgronden zich in de onmiddellijke nabijheid van de stad bevonden. Op deze manier verloren zij geen kostbare tijd in hun verplaatsingen naar hun landbouwgronden. De grote vraag naar landbouwgrond in de buurt van de stad was dus groter dan het aanbod, wat de gemiddelde oppervlakte grond die werd verpacht kleiner deed worden en de pachtprijs deed stijgen.

Het marktelement van vraag en aanbod van pachtgrond in de buurt van de stad Oudenaarde speelde ook in de periode 1573-1680 een doorslaggevende rol, evenals dit het geval was voor de periode 1435-1572. In die laatste periode zien we echter de vraag naar landbouwgrond afnemen binnen de stad. De gemiddelde oppervlakte pachtgrond in de stadsomgeving steeg zelfs van één tot twee hectare per pachter en dit ten gevolge van het teruglopen van het aantal pachters.[293] Het niveau van de pachtprijs bleef bijzonder hoog in vergelijking met de pachtprijs die diende te worden betaald op meer dan 1 kilometer buiten de stad. De vraag van de plattelandsbevolking naar landbouwgrond groeide echter sterker dan voorheen. Getuige daarvan was de versnippering van de pachtgronden van het hospitaal binnen een straal van 15 kilometer buiten de stadsmuren.

 

Tabel 22: Gemiddelde pachtprijs in lb. parisis per bunder naargelang de administratieve omschrijving tussen 1573 en 1681

 

Vrijheid Oudenaarde

Kasselrij Oudenaarde

Land van Aalst

Daarbuiten

1573-74

55

14,5

12

16

1600-01

52

28

16

4

1627-28

60

50

45

11

1654-55

98

50

14

22

1670-71

231

142

34

21

1680-81

90

48

37

17

Gemiddelde

98

55

26

15

 

 

Tabel 23: Gemiddelde pachtprijs in lb. parisis per bunder naargelang de afstand t.o.v. de stad Oudenaarde tussen 1573 en 1681

 

<1km

1km<x<5km

5km<x<10km

10km<x<15km

>15km

1573-74

60

17

5

16

15

1600-01

46

27

8

32

13

1627-28

61

48

27

83

13

1654-55

99

61

27

7

13

1670-71

231

143

61

18

19

1680-81

83

40

68

14

70

Gemiddelde

97

56

33

29

24

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[266] Cf. deel 2, hoofdstuk II.1., II.2., II.3. en II.4.. In vrijwel al deze paragrafen zijn de onderzoeksresultaten voor de periode 1573-1681 gebaseerd op zes steekproeven, die werden genomen uit de hospitaalrekeningen (O.C.M.W., hospitaalarchief te Oudenaarde) met een interval van ongeveer 27 jaar tussen de eerste vier steekproeven, en een interval van 15 en 10 jaar voor de overige drie steekproeven.

[267] Zij behoort tot de kasselrij Oudenaarde, maar om de verschillen in pachtprijs en oppervlakte van de pachtgronden duidelijk te maken wordt de vrijheid hier ook als aparte groep beschouwd.

[268] Onder de administratieve (geografische) omschrijvingen zijn alle gemeenten waar het hospitaal pachtgronden bezat gerangschikt. We maakten hier gebruik van 4 administratieve omschrijvingen: (1) kasselrij Oudenaarde, (2) Land van Aalst, (3) Vrijheid van Oudenaarde en (4) Daarbuiten.  Met ‘Daarbuiten’ bedoelen we alle gemeenten die niet behoren tot de drie andere administratieve omschrijvingen.  De Vrijheid van Oudenaarde behoorde ook tot de kasselrij Oudenaarde (op 1 of minder dan 1 km van de stadskern), maar om een goed onderscheid te kunnen maken tussen de oppervlaktes en pachtprijzen in de buurt van de stad en deze die daarbuiten lagen, verkozen we hier de Vrijheid te gebruiken.

[269] (J.H.) VON THÜNEN, Der isolierte Staat in Beziehung auf Landwirtschaft und Nationalökonomie, Rostock, 1842, pp. 12-15 en p. 387. In het Thünesiaanse model heeft de middelste cirkel rond de stad bijvoorbeeld 20 à 30 kilometer als straal. Het Thünesiaanse model is bovendien gebaseerd op de situatie van de steden in de vroege 19de eeuw en niet op de situatie van de steden in het Ancien Régime. Een vergelijking tussen beide periodes is dus moeilijk te maken.

[270] (B.J.P.) VAN BAVEL, Transitie en continuïteit …, 1999, pp. 522-524.

[271] Cf. deel 2, hoofdstuk II.3..

[272] Cf. deel 2, Hoofdstuk II.4.1., tabel 19, 20 en 21, pp. 122-124. De vrijheid Oudenaarde is de eigenlijke stadsomgeving.  Het merendeel van de pachtgronden die tot de administratieve omschrijving behoren, liggen ongeveer binnen een straal van 1 kilometer van het stadscentrum. Tot de kasselrij Oudenaarde behoren deze gemeenten die niet in de stadsomgeving zijn gelegen, maar wel daarbuiten, op (minimum) meer dan 1 kilometer buiten de stadsmuren, zoals bijvoorbeeld de gemeenten Bevere en Eine.

[273] (B.) VAN MAELZAEKE, op. cit., 2000, pp. 127-130 en cf. deel 2, Hoofdstuk II.4., tabel 20 en 21, pp. 125-126.

[274] Cf. deel 2, Hoofdstuk II.4.1., tabel 20 en 21, pp. 123-124.

[275] Cf. deel 1, Hoofdstuk II.4., grafiek 4, p. 11. In dit hoofdstuk gaven we reeds aan dat het totale aantal posten pacht (pachters) sterk terugliep gedurende het einde van de 16de en het begin van de 17de eeuw.

 

 

[276] Cf. deel 1, Hoofdstuk II.4.

[277] Cf. deel 2, Hoofdstuk II.4.1., tabel 19, 20 en 21, pp. 122-124.

[278] (B.J.P.) VAN BAVEL, Transitie en Continuïteit …, 1999, pp. 521-525 en (B.J.P.) VAN BAVEL, Goederenverwerving en goederenbeheer van de abdij van Mariënweerd (1129-1592), Hilversum, 1993, p. 319.

[279] Cf. deel 1, Hoofdstuk II.4., p. 12 e.v. en deel 2, Hoofdstuk II.4.1..

[280] (B.J.P.) VAN BAVEL, Transitie en continuïteit …, 1999, pp. 522-524. B.J.P. VAN BAVEL wees in zijn werk op het gebrek aan concurrentie tussen de grote pachters, waardoor de pachtprijs van de grotere pachtgronden gevoelig diende te worden verlaagd door de verpachters ten einde geen inkomsten te verliezen.  Aangezien het merendeel van de pachtgronden op meer dan 5 kilometer van de stad Oudenaarde vaak groter was dan 5 ha, kunnen we ervan uitgaan dat het hospitaal min of meer dezelfde tactiek toepaste in het bepalen van de pachtprijs van de pachtgronden die verder van de stad waren verwijderd.

[281] (J.H.) VON THÜNEN, op. cit., 1842, pp. 12-15 en  p. 387.

[282] (B.J.P.) Van Bavel, op. cit., p. 524.

[283] (B.J.P.) Van Bavel,  Transitie en continuïteit …, pp. 521-524 en (E.) Thoen, Landbouwekonomie…, deel 1, p. 560 waar hij tot de conclusie kwam dat de pachtprijs per ha akkerland in Bevere, dichtbij Oudenaarde, in 1435 210 groten Vlaams bedroeg, terwijl de gemiddelde pachtprijs per ha akkerland in het verderaf gelegen Heurne slechts 155 groten Vlaams was.  Verder in de kasselrij Oudenaarde lag de pachtprijs per ha akkerland nog lager, nl. 109 groten Vlaams. 

[284] (B.) VAN MAELZAEKE, op. cit., 2000, pp. 192-201.

[285] De verchillende administratieve omschrijvingen bestaan uit: de Vrijheid Oudenaarde, Kasselrij Oudenaarde, Land van Aalst en Daarbuiten.  Met ‘Daarbuiten’ bedoelen we hier alle pachtgronden die niet te situeren zijn binnen de drie vorige administratieve omschrijvingen.  Tot de kasselrij behoren deze gemeenten die niet tot de stad Oudenaarde behoren, maar even daarbuiten zijn gesitueerd, zoals Bevere, Eine, Petegem a/d Schelde, Moregem, Heurne, …

[286] Cf. deel 2, Hoofdstuk I.2.4., p. 71.

[287] Cf. deel 2, Hoofdstuk II.1., tabel 9 en grafiek 8 en 9, pp. 69-71

[288] Cf. deel 2, Hoofdstuk II.4.1..

[289] (P.) VANDEWALLE, De geschiedenis van de landbouw in de kasselrij Veurne (1550-1645), Gent, 1979, pp. 145-155 en (R.) CASTELAIN, op. cit., 1983, pp. 166-169.

[290] O.C.M.W., hospitaalarchief, R 297.

[291] O.C.M.W., hospitaalarchief, R 338.

[292] B.J.P. Van Bavel, Transitie en continuïteit …,  p. 524.

[293] Cf. deel 1, Hoofdstuk II.4., grafiek 5, p. 14.