De domaniale organisatie van het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal van Oudenaarde (1573-1700) (Frederik Van Crombrugge)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL II. DE PACHTPOLITIEK VAN HET HOSPITAAL (1573-1700)

 

HOOFDSTUK II. De Pachtprijzen

 

II.3 Pachtprijzen volgens de Vermogensklasse van de pachters

 

In deze paragraaf is het de bedoeling na te gaan of de pachtprijs verschilde naargelang de vermogensklasse van de pachters. Hier proberen we een antwoord te geven op de vraag of de grote pachters van het hospitaal minder of juist meer dienden te betalen dan de kleine pachters. Bij het bepalen van de vermogensklasse zijn we uitgegaan van de verschillende oppervlaktecategorieën pacht die we konden aantreffen in de rekeningen. Hierbij gaan we ervan uit dat een pachter die een grote oppervlakte grond van het hospitaal pachtte dus ook tot een hogere vermogensklasse kon worden gerekend dan de pachters die een kleinere oppervlakte uitbaatten.[254]

Deze methode zal ons bovendien helpen in het beantwoorden van de onderzoeksvragen in de volgende paragraaf. Daar gaan we na of de pachtprijs verschilde naargelang de afstand van de pachtgrond ten opzichte van de stad. Ook zullen we onderzoeken of de gemiddelde oppervlakte van de pachtgronden in de buurt van de stad kleiner of groter was dan daarbuiten.[255] Uit het onderzoek van B. Van Maelzaeke voor de periode 1435-1572 is immers gebleken dat de pachtoppervlakte van de pachtgronden in de buurt van de stad kleiner was dan deze die verder van de stad verwijderd waren en dat de pachtprijs in de buurt van de stad een stuk hoger lag dan daarbuiten.[256]

 

II.3.1 VERDELING IN OPPERVLAKTECATEGORIEËN VAN DE PACHTGRONDEN EN DE VERSCHILLENDE VERMOGENSKLASSEN ONDER DE PACHTERS

 

Voor het opmaken van de verschillende oppervlaktecategorieën hebben we ons gebaseerd op de indeling waarvan P. Deprez gebruik maakte in zijn studie over de uitbatingen en het grondbezit te Meigem.[257] Mits een kleine aanpassing kwamen wij tot de volgende oppervlaktecategorieën:

 

- Groep A: kleiner dan of gelijk aan 1 ha

- Groep B: groter dan 1 ha en kleiner dan of gelijk aan 5 ha

- Groep C: groter dan 5 ha en kleiner dan of gelijk aan 10 ha

- Groep D: groter dan 10 ha en kleiner dan of gelijk aan 15 ha

- Groep E: groter dan 15 ha

 

Op basis van de informatie die we haalden uit de zes steekproeven die werden genomen tussen het jaar 1573-74 en het jaar 1680-81 werd het procentuele aandeel tussen de verschillende oppervlaktecategorieën berekend. De resultaten uit ons onderzoek werden vergeleken met het procentuele aandeel van de verschillende oppervlaktecategorieën uit de onderzoeksperiode tussen 1434-35 en 1563-64.[258] Een overzicht hiervan wordt gegeven in tabel 15 en 16 op de volgende bladzijde. Voor de vijf testjaren tussen 1434-35 en 1563-64 werd gewerkt met een interval van 27 jaar.

Voor de zes testjaren tussen 1573-74 en 1680-81, werkten wij met een interval van 27 jaar tussen de eerste vier testjaren. Voor de overige twee testjaren werd gewerkt met een interval van 15 en 10 jaar. We hebben bewust een keuze gemaakt voor steekproeven uit die rekenjaren aangezien het bronnenmateriaal voor de overige rekenjaren niet altijd volledig was. Er werden met andere woorden steekproeven genomen voor deze rekenjaren waar er voldoende gegevens voorhanden waren om een betrouwbaar overzicht te kunnen geven van de verschillende vermogensklassen en hun respectievelijke pachtprijs.

 

Tabel 15: Procentueel aandeel van de verschillende oppervlaktecategorieën (vermogensklassen) pachters van het hospitaal tussen 1435 en 1563

1435-36

Groep A

Groep B

Groep C

Groep D

Groep E

Aantal pachters

70

16

6

1

6

Oppervlakte

7

9

10

3

70

1461-62

Groep A

Groep B

Groep C

Groep D

Groep E

Aantal pachters

61

26

8

1

4

Oppervlakte

6,3

15,5

11,2

2

65

1503-04

Groep A

Groep B

Groep C

Groep D

Groep E

Aantal pachters

62

26

8

1

3

Oppervlakte

6,7

4,8

12,2

3,5

62,7

1536-37

Groep A

Groep B

Groep C

Groep D

Groep E

Aantal pachters

61

29

7

1

3

Oppervlakte

7

19,3

11,8

3,2

58,6

1563-64

Groep A

Groep B

Groep C

Groep D

Groep E

Aantal pachters

64

26

6

1

2

Oppervlakte

8,3

19,2

12,4

3

57

Gemiddelde periode 1435-1563

Groep A

Groep B

Groep C

Groep D

Groep E

Aantal pachters

63,7

24,7

7

1

3,6

Oppervlakte

7

15,7

11,6

3

62,7

 

Tabel 16: Procentueel aandeel van de verschillende oppervlaktecategorieën (vermogensklassen) pachters van het hospitaal tussen 1573 en 1681

1573-74

Groep A

Groep B

Groep C

Groep D

Groep E

Aantal pachters

64

30

5

0

1

Oppervlakte

11

64

17

2

6

1600-01

Groep A

Groep B

Groep C

Groep D

Groep E

Aantal pachters

36

53

8

1

2

Oppervlakte

4

27

11

30

28

1627-28

Groep A

Groep B

Groep C

Groep D

Groep E

Aantal pachters

39

46

8

3

4

Oppervlakte

4

28

13

8

47

1654-55

Groep A

Groep B

Groep C

Groep D

Groep E

Aantal pachters

38

43

11

4

4

Oppervlakte

4

19

15

11

51

1670-71

Groep A

Groep B

Groep C

Groep D

Groep E

Aantal pachters

39

49

7

2

3

Oppervlakte

53

15

6

2

24

1680-81

Groep A

Groep B

Groep C

Groep D

Groep E

Aantal pachters

42

51

2

1

4

Oppervlakte

7

41

5

4

43

Gemiddelde periode 1573-1681

Groep A

Groep B

Groep C

Groep D

Groep E

Aantal pachters

43

45

7

2

3

Oppervlakte

14

32

11

9

33

 

Gemiddeld ziet de verhouding tussen de verschillende oppervlaktecategorieën tussen 1573-74 en 1680-81 er procentueel als volgt uit: groep A 43 %, groep B 45 %, groep C 7 %, groep D 2 % en groep E 3 %.

De overgrote meerderheid der pachters kunnen we dus terugvinden in de groepen A en B, die samen zowat 88 % van alle oppervlaktecategorieën vertegenwoordigen. Slechts een kleine 5 % van de pachters vinden we terug in de groepen D en E. Het grootste gedeelte van de pachtgronden bestond dus uit stukken die kleiner waren dan of gelijk aan 5 ha.

 

Veelal waren het echter de grote pachters (groepen C, D en E) die het merendeel van de pachtgronden voor hun rekening namen. Gemiddeld beschikten de groepen C, D en E over alle zes rekenjaren heen over de grootste oppervlakte pachtgrond.

In het Ancien Régime treffen we in enkele periodes echter een uitzondering aan op deze regel. Zo bijvoorbeeld is het opmerkelijk dat, in tegenstelling tot de voorgaande periode, namelijk de periode 1435-1572, de groepen A en B meer pachtgronden ter hunner beschikking hadden dan dit het geval was voor de groepen C, D en E.

Vanaf 1627-28 tot en met de jaren ‘60 van de 17de eeuw herstelde de situatie zich echter weer in het voordeel van de groepen C, D en E, die opnieuw de grootste oppervlakte pachtgrond ter beschikking hadden. In het jaar 1670-71 namen de kleine pachters uit de groepen A en B dan weer het voortouw.

 

Binnen de groep van kleine pachters die behoren tot de groepen A en B is vooral de groei in groep B heel opvallend. In vergelijking met voorgaande periode (1435-1572) wijzigde de verhouding tussen deze twee oppervlaktecategorieën fundamenteel gedurende de 17de eeuw.[259] Daar waar groep A in de late Middeleeuwen en het begin van het Ancien Régime nog duidelijk dominant was ten opzichte van groep B, was het procentuele aandeel van groep B in de 17de eeuw een stuk groter dan het procentuele aandeel van groep A.

Dat laatste zou de bevestiging moeten vormen van onze stelling in deel 1, Hoofdstuk II, namelijk dat in de loop van de 17de eeuw heel wat kleine pachters (groep A) van het hospitaal moeite hadden om de hoge pachtprijs te blijven betalen en het hospitaal de gronden van deze kleine pachters in toenemende mate uitgaf aan de middelgrote pachters (groep B).[260]

Dat was onder meer ook het gevolg van de steeds terugkerende crisisperiodes in de Zuidelijke Nederlanden gedurende het Ancien Régime. Vele van de kleine pachters (groep A) stonden dan ook met heel wat schulden achter hun naam. Om verder inkomstenverlies te voorkomen, werden door het hospitaal de pachtgronden van de kleine pachters dikwijls overgedragen naar de middelgrote pachters (groep B). Dat is een fenomeen dat overigens ook goed kan worden gevolgd in de rekeningen van het hospitaal.[261]

In tijden van voorspoed durfde het hospitaal het weer aan om haar pachtgronden uit te geven aan de kleinere pachters. Dat was echter meer uitzondering dan regel in de 17de eeuw.

 

II.3.2 DE GEMIDDELDE PACHTPRIJS EN DE VERMOGENSKLASSEN VAN DE PACHTERS VOOR DE PERIODE 1435-1681

 

Zoals vermeld binnen de voorgaande paragraaf gaan we ervan uit dat de verschillende oppervlaktecategorieën ons ook een beeld geven van de verschillende vermogensklassen waartoe de pachters van het hospitaal behoorden. Vanzelfsprekend leidt dit tot een soort van zwart-witvoorstelling en valt het zeker niet uit te sluiten dat een klein stuk pachtgrond even goed kon uitgebaat worden door een ‘grote pachter’. Het omgekeerde is echter minder waarschijnlijk.

Toch zien we ons echter verplicht gebruik te maken van dit uitgangspunt, zoniet zou het heel moeilijk worden om de invloed van de vermogensklasse op de pachtprijs te gaan onderzoeken.

Indien we de bovenvermelde methode hanteren, is het immers mogelijk om aan de hand van het overvloedige bronnenmateriaal de gemiddelde pachtprijs per oppervlakte-categorie te berekenen in denieren per roede, wat in het kader van deze paragraaf ook gebeurde voor de zes testjaren.

Bij de interpretatie van de vastgestelde pachtprijzen voor de kleine pachten/pachters en grote pachten/pachters, moeten we er steeds rekening mee houden dat deze pachtprijzen steeds kaderden binnen de algemene pachtpolitiek van het hospitaal. Indien er niveauverschillen worden geconstateerd tussen de pachtprijzen van kleine pachten/pachters en grote pachten/pachters, moeten we ervan uitgaan dat het een bewuste optie was van het hospitaal. Deze verschillen zouden onder meer kunnen wijzen op een verschillende houding van het hospitaal ten aanzien van de verschillende vermogensklasse van haar pachters. Vanzelfsprekend proberen we ook hier het verloop van de pachtprijzen in verhouding tot de vermogensklasse te bekijken over langere termijn. Hierbij zullen onze onderzoeksresultaten voor de periode 1573-1681 worden vergeleken met die voor de periode 1435-1572. In tabel 17 wordt de gemiddelde pachtprijs per vermogensklasse (oppervlaktecategorie) weergegeven in lb. parisis per bunder voor de periode 1435-1572 en in tabel 18 de gemiddelde pachtprijs per vermogensklasse (oppervlaktecategorie) in lb. parisis per bunder voor de periode 1573-1681. In grafiek 13 geven we nog eens een overzicht van de evolutie van de gemiddelde pachtprijs per vermogensklasse (oppervlaktecategorie) uitgedrukt in lb. parisis over de langere termijn tussen 1435 en 1681.

 

Als we zowel de onderzoeksresultaten voor de periode 1435-1572 als die voor de periode 1573-1681 met elkaar vergelijken, komen we tot een tweetal vaststellingen: (1) de gemiddelde pachtprijs voor de vermogensklasse is in de periode 1573-1681 sterk gestegen ten opzichte van de voorgaande periode 1435-1572 en (2) de gemiddelde pachtprijs voor de grote pachten/pachters ligt in de periode 1573-1681 net als in de periode 1435-1572 een stuk lager dan die van de kleine pachten/pachters.

 

De eerste vaststelling, met name de ‘boom’ van de pachtprijzen onder alle vermogensklassen, is niet echt uitzonderlijk, aangezien ook het algemene pachtprijzenverloop, met uitzondering van enkele crisismomenten, steeds bleef stijgen.[262] We wezen er reeds eerder op dat dit grotendeels te maken had met de gestegen levensduurte gedurende de 17de eeuw door de stijging van de overheidstaksen en de graanprijzen.

 

De tweede vaststelling, met name de hogere pachtprijs voor de kleine pachten/pachters in vergelijking met die voor de grote pachten/pachters, behoeft echter een iets grondiger uitleg.

Zo zou het verschil in pachtprijs tussen de grote pachten/pachters en de kleine pachten/pachters gemakkelijk kunnen worden verklaard door het verschil in houding die het hospitaal aannam ten aanzien van de grote pachten/pachters enerzijds en de kleine pachten/pachters anderzijds. Hierbij zou het hospitaal in het bepalen van de pachtprijs in het voordeel handelen van de grote pachten/pachters. Toch zou dit een totaal verkeerde opvatting zijn.

Het verschil in pachtprijs tussen de grote en kleine pachters kan immers ook verklaard worden vanuit het marktsysteem van vraag en aanbod. De beperkte vraag naar grote pachtgoederen verplichtte het hospitaal namelijk om meer toegevingen te doen ten overstaan van de grote pachten/pachters. Indien ze immers haar pachtpolitiek hier even radicaal had gevoerd als voor de kleine pachten, had de kans bestaan dat het hospitaal haar grote pachtgoederen nooit verpacht kreeg, wat een drama zou betekenen voor het totale inkomen van het hospitaal. Het hospitaal verkoos daarom de grote pachtgronden goedkoper te verpachten boven het voeren van een maximalistische pachtpolitiek.[263]

Voor de kleine pachten was dit probleem niet aanwezig, aangezien het aantal potentiële pachters voor deze gronden zo groot was dat een doorgedreven maximalistische pachtpolitiek van het hospitaal en de daarmee samengaande hoge pachtprijzen geen beletsel vormden voor het verpachten van deze kleinere pachtpercelen.[264]

 

Een andere factor die bepalend kan zijn geweest, is de houding van de pachter ten aanzien van het hospitaal. Misschien was het hospitaal er zich van bewust dat de grotere pachters niet altijd hun verplichting tot het betalen van de pachtprijs nakwamen en de winsten uit hun landbouwopbrengsten liever voor zichzelf hielden. In een eeuw vol crisismomenten, zoals de 17de eeuw er zeker één was, is dat overigens niet geheel ondenkbaar. Dat zal beslist ook het geval geweest zijn voor de pachters die zich op een grotere afstand ten aanzien van de stad Oudenaarde en het hospitaal bevonden.[265] De controle over de pachtgoederen op grote afstand was immers vrij moeilijk voor het hospitaal. Vanwege de gebrekkige wegeninfrastructuur in de 17de eeuw was de inning van de pachtsommen soms een karwei van lange duur.

 

Tabel 17: Gemiddelde pachtprijs per vermogensklasse (oppervlaktecategorie) pachters van het hospitaal tussen 1435 en 1572 uitgedrukt in lb. parisis per bunder

 

Klasse A

Klasse B

Klasse C

Klasse D

Klasse E

 

<1ha

1ha<x<5ha

5ha<x<10ha

10ha<x<15ha

>15ha

1435-36

8,8

10

6

2,5

7,7

1455-56

6,8

7

2,5

2,7

5,3

1473-74

8,5

7,7

3,3

3,2

5,3

1503-04

8,3

7,3

5,5

2,3

5,7

1524-25

13,2

12

7,3

3,8

7,2

1551-52

15,8

15,3

14

5,2

7,8

1571-72

26,3

21,5

18,2

7,8

10,7

Gemiddelde

12,5

11,5

8

3,9

7

 

 

Tabel 18: Gemiddelde pachtprijs per vermogensklasse (oppervlaktecategorie) pachters van het hospitaal tussen 1573 en 1681 uitgedrukt in lb. parisis per bunder

 

 

Klasse A

Klasse B

Klasse C

Klasse D

Klasse E

 

<1ha

1ha<x<5ha

5ha<x<10ha

10ha<x<15ha

>15ha

1573-74

21,8

18

9,2

3,6

3,9

1600-01

37,9

15

6

18,5

2

1627-28

47,8

29,8

21,7

27,7

12,6

1654-55

50,6

36,1

40,6

29,3

10,9

1670-71

47,6

68,2

76,5

42,7

24,6

1680-81

81

37,5

10,3

0

8,2

Gemiddelde

47,8

34

27,4

20,3

10,4

 

Grafiek 13: Evolutie van de gemiddelde pachtprijs per vermogensklasse (oppervlaktecategorie) pachters van het hospitaal uitgedrukt in lb. parisis per bunder tussen 1435 en 1681

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[254] (E.) THOEN, Oorlogen en platteland …, art. cit., XCI (3), 1978, pp. 363-378. De methodologie werd ook door E. THOEN gehanteerd om de verschillende evoluties van de pachtprijzen van de verschillende vermogensklassen in te schatten. Het is echter best mogelijk dat een grote pachter kleinere percelen grond pachtte. Onwaarschijnlijker is het wel dat een kleine pachter grote percelen grond pachtte.

[255] Cf. deel 2, hoofdstuk II.4..

[256] (B.) VAN MAELZAEKE, op. cit., 2000, pp. 192-201.

[257] (P.) DEPREZ, Uitbatingen en grondbezit in Meigem (1571-1787). Een methodologisch artikel, in: Handelingen der Maatschappij voor Geschied- en Oudheidkunde te Gent, Nieuwe reeks, X, 1956, pp. 156-157.

[258] O.C.M.W., hospitaalarchief, R 250 (1573-74), R 278 (1601), R 308 (1628), R 338 (1655), R 348 (1670-71) en R 353 (1680-81) werden als testjaren genomen.

[259] (B.) VAN MAELZAEKE, op. cit., 2000, pp. 125-126.

[260] Cf. deel 1, Hoofdstuk II.4..  In deze paragraaf zagen we hoe (1) het aantal pachters van het hospitaal naar het einde van de 16de eeuw en gedurende de 17de eeuw sterk terugliep in vergelijking met de voorgaande periode (1435-1572) en (2) hoe de gemiddelde oppervlakte pachtgrond per pachter sterk toenam na de crisisperiodes. OPGELET: de gemiddelde oppervlakte per pachter werd echter NIET groter dan in de voorgaande periode (1435-1572). De gemiddelde oppervlakte per pachter voor de periode 1435-1572 was groter dan de gemiddelde oppervlakte per pachter in de periode 1573-1700.  

[261] O.C.M.W., hospitaalarchief, onder meer in R 308, R 318 en R 328. Dit fenomeen kunnen we ook vaststellen a.d.h.v. de evolutie van het totale aantal posten pacht (pachters) tussen 1573-1700 in deel 1, Hoofdstuk II.4.

[262] Cf. deel 2, Hoofdstuk II.1.2., tabel 9 en grafiek 8 en 9, pp. 69-71.

[263] (B.J.P.) VAN BAVEL, Transitie en continuïteit …, 1999, p. 579. Ook B.J.P. VAN BAVEL wees op het gebrek aan concurrentie tussen de grote pachters, waardoor men zich verplicht zag de pachtprijzen voor de grote pachtgronden te verlagen.

[264] (B.J.P.) VAN BAVEL, op. cit., 1999, p. 579.

[265] Cf. deel 2, Hoofdstuk II.4..