De domaniale organisatie van het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal van Oudenaarde (1573-1700) (Frederik Van Crombrugge)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL II. DE PACHTPOLITIEK VAN HET HOSPITAAL (1573-1700)

 

HOOFDSTUK II. De Pachtprijzen

 

Zoals uit de voorgaande hoofdstukken is gebleken, was de pachtuitbating de bepalende factor van het grondbeheer van het hospitaal geworden.[158] De evolutie van de pachtprijzen was met andere woorden van primordiaal belang geworden voor de domaniale politiek van het hospitaal. Het pachtprijzenverloop wordt door enkele auteurs nog altijd als de meest directe aanwijzing aangaande de inkomstenpositie van de desbetreffende grootgrondbezitter beschouwd.[159] Toch werd er reeds enkele malen op gewezen dat het verloop van de pachtprijzen altijd in relatie moet worden gezien met de hoeveelheid verpachte grond. Zo waren gedaalde inkomsten in oorlogsperiodes niet enkel te wijten aan een daling van de pachtprijzen maar ook aan een vermindering van het pachtareaal.[160]

Te vaak dus worden de pachtprijzen louter als conjunctuurmeters van de landbouweconomie beschouwd, waarbij men van de veronderstelling uitgaat dat de pachtprijs enkel kan worden gezien binnen een eenvoudig systeem van vraag en aanbod. E. Thoen wees er echter op dat de bepaling van de pachtprijzen niet enkel worden bepaald door een eenvoudig systeem van vraag en aanbod, maar dat ze werden gedetermineerd door tal van factoren zoals de noden van de pachter, de afstand ten opzichte van de stad en de vermogensklasse van de pachters.[161] Vanzelfsprekend worden de genoemde factoren ook beïnvloed door de heersende economische conjunctuur, met als bepalende factoren onder meer de muntwijzigingen, de prijzen van agrarische producten, het productieniveau en uiteindelijk ook het systeem van vraag en aanbod. Op die manier kunnen de pachtprijzen dan ook deels een spiegel vormen voor de landbouwconjunctuur.[162] Geïnspireerd door E. Thoen‘s visie met betrekking tot het verloop van de pachtprijzen zullen we drie van de hierboven aangehaalde factoren bespreken die een bepalende invloed hebben gehad op het verloop van de pachtprijzen, met name de aard van de pachtgrond, de afstand van de pachtgronden ten opzichte van de stad en de vermogensklasse van de pachters. Vanzelfsprekend zullen we dit alles in relatie brengen met de heersende politieke, de economische conjunctuur en de algemene prijzenontwikkeling.

 

In de eerste paragraaf zullen we nagaan hoe het aanpassen van de pachtprijzen kaderde binnen de economische politiek van het hospitaal en hoe de pachtprijzen bepaald werden in functie van de noden van de verpachter. Hier zal de evolutie van de pachtprijzen in haar geheel worden nagegaan en zal er eventueel een link worden gelegd naar een aantal conjuncturele omstandigheden. Binnen het hoofdstuk over de financieel-economische politiek kwamen deze conjuncturele omstandigheden vrij uitgebreid aan bod. Daarom zullen we ons hier dan ook beperken tot een summiere weergave daarvan. Indien nodig, gaan we echter iets dieper in op deze conjuncturele omstandigheden.

In de drie andere paragrafen zullen de drie bovengenoemde factoren worden behandeld die naast de conjuncturele factoren het niveau van de pachtprijzen bepaalden.

Ten eerste zullen we nagaan op welke manier de pachtprijzen afhankelijk zijn van de aard van de pacht waarop ze betrekking hadden. Waren de pachtprijzen van tienden, hofpachten en perceelspachten verschillend? Speelde het gebruik van de grond (akkerland, weiland, meers, heide, …) een rol in het bepalen van de pachtprijs van de perceelspachten?

Ten tweede zullen we onderzoeken of de afstand van de pachtgrond ten opzichte van de stad een rol speelde in het bepalen van de pachtprijs. Hiervoor gaan we ook de oppervlakte van de pachtgronden na, om eventueel een verband te leggen tussen de grootte van een perceel grond in de buurt van de stad en daarbuiten. Is er een grotere versnippering van gronden in de buurt van de stad dan erbuiten? We stellen ons hierbij ook de vraag of de pachtprijs (in lb. parisis per bunder) hoger lag in de buurt van de stad dan daarbuiten.

Tenslotte proberen we in de derde paragraaf een antwoord te vinden op de vraag of de vermogensklasse van de pachter een rol speelde in het bepalen van de pachtprijs. Betaalde een kleine pachter verhoudingsgewijs meer dan een grotere pachter of vice versa? In de praktijk komt het erop neer dat er onderzocht zal worden of de pachtprijzen per oppervlaktecategorie een verschillend niveau hadden, uitgaande van het feit dat grote pachten gepacht werden door grote pachters en kleine pachten (oppervlaktes) door kleine pachters.[163]

In het analyseren van de pachtprijzen hebben we geopteerd voor een statistische verwerking van de verzamelde gegevens uit het hospitaalarchief. Van de pachtprijzen werd per onderzoeksjaar een gemiddelde gemaakt. Op die manier konden zoveel mogelijk pachtprijzen in het onderzoek worden behandeld zonder hierbij te vervallen in een nodeloze reproductie van de pachtprijzen van ieder klein perceeltje.

Het gebruikte bronnenmateriaal bestaat uit de hospitaalrekeningen die in het onderzoek naar het verloop der pachtprijzen een heel dankbare bron vormen. Die rekeningen kunnen beschouwd worden als praktijkbronnen die toelaten de fluctuaties van de pachtprijzen op korte termijn na te gaan. Normaliter zouden ook de normatieve pachtprijzen moeten worden onderzocht om zo een vergelijking te kunnen maken tussen de vooropgestelde pachtprijs en de werkelijk betaalde pachtprijs. Door de aanwezigheid van de pachtboeken binnen het hospitaal zou een dergelijk onderzoek perfect kunnen worden gevoerd. Een korte vergelijking tussen de rekeningen en deze pachtboeken maakte echter duidelijk dat de verschillen tussen beide bronnen niet aanzienlijk groot waren. Een bijkomend onderzoek waarbij de pachtboeken centraal staan zou slechts weinig nieuwe nuances in de huidige onderzoeksresultaten aanbrengen.

 

In de hospitaalrekeningen werd vanaf het rekenjaar 1435 (R151) bijna ieder pachtperceel, pachthof, tiende etcetera apart behandeld. Er werd bovendien een uitvoerige beschrijving gegeven van de ligging der percelen, de perceelsgrootte, de naam van de pachter, de betalingsdatum, en de pachtprijs.[164] Beide elementen die moeten toelaten dat er een beeld van de pachtprijzen kan worden gevormd zijn dus in de rekeningen weer te vinden: ten eerste de pachtprijs, steeds in vaste munt gegeven, met name de pond parisis, en ten tweede de oppervlakte van de grond (het goed) waarop de pachtprijs betrekking heeft.

 

Voor dit onderzoek hebben wij ons gebaseerd op een zestiental steekproeven, genomen uit de hospitaalrekeningen en verspreid over zo’n 127 jaar, tussen 1573-74 en 1700. De eerste vier steekproeven (1573-74, 1579-80-81-82, 1586 en 1592) werden om de zes jaar genomen, vervolgens werd één steekproef genomen om de negen jaar (1601, 1610, 1619, 1628, 1637, 1646, 1655, 1664-65). Voor de steekproeven van de daaropvolgende jaren werd aanvankelijk geopteerd voor een negenjaarlijks systeem, maar omwille van problemen met betrekking tot de toegankelijkheid (onleesbaarheid en onoverzichtelijkheid) van enkele van de rekeningen dienden wij van dit systeem af te zien en een ander rekenjaar te onderzoeken dan hetgeen we hadden vooropgesteld. Een verkeerde transscriptie en interpretatie van de onderzochte archiefstukken zou ons een vertekend beeld hebben opgeleverd van de pachtpolitiek van het hospitaal.

De reden voor het overschakelen van zes- naar negenjaarlijkse steekproeven is de overgang van het hospitaal naar een pachttermijn van negen jaar op het einde van de 16de eeuw.

Als aanvulling op de door ons genomen steekproeven voor de periode 1573-1700 zullen ook de onderzoeksresultaten voor de periode 1435-1572 worden belicht. Op die manier bekomen we een overzicht van het pachtprijzenverloop over de lange termijn.

 

Alle gegevens uit de hospitaalrekeningen werden verwerkt in een uitgebreide database in Access. Hierdoor werd de statistische verwerking van de gegevens aanzienlijk vergemakkelijkt. In het programma Excel werden alle gegevens uit de databases van Access op statistische wijze verwerkt in tabellen en grafieken.

 

II.1 Het pachtprijzenverloop en de pachtprijzenpolitiek van het hospitaaL van 1435 tot 1700

 

Om een overzicht te verkrijgen van het pachtprijzenverloop over langere termijn hebben we ook gebruik gemaakt van de onderzoeksresultaten uit de licentiaatsverhandeling van B. Van Maelzaeke voor de periode 1435-1572 en de door mezelf genomen zestien steekproeven uit de hospitaalrekeningen tussen 1573-1700. De steekproeven werden bijna allemaal genomen om de zes of negen jaar, enkele uitzonderingen niet te na gelaten.

Het nemen van steekproeven is hoe dan ook verbonden met een verlies van een belangrijk aantal nuances, wat niet het geval zou zijn indien ieder rekenjaar voorwerp van onderzoek zou zijn. Het is niet de bedoeling om een jaar-na-jaar beschrijving te geven van het pachtprijzenverloop, maar wel om de belangrijkste evoluties dienaangaande aan te duiden en op die manier inzicht te krijgen in de ontwikkelingen van de pachtprijzen op middellange termijn.

 

II.1.1 HET PACHTPRIJZENVERLOOP EN DE PACHTPOLITIEK VAN HET HOSPITAAL VAN 1435-36 TOT 1571-72

 

De pachtprijzen in de 15de eeuw werden voornamelijk beheerst door de negatieve gevolgen van twee militaire conflicten, zijnde de Gentse Opstand tegen Filips de Goede en de oorlog tegen Maximiliaan van Oostenrijk.[165] Tijdens en kort na deze conflicten daalden de pachtprijzen gevoelig en werden ze vaak tot nul herleid. Dit was ook het geval voor de pachtprijzen van het hospitaal. Wat voor het hospitaal echter opviel, was het feit dat de pachtprijzen reeds voor de Gentse Opstand gedaald waren. Iets gelijkaardigs kan voor het hospitaal van Geraardsbergen worden vastgesteld.[166] Terwijl het Gentse conflict de daling van de pachtprijzen van dit laatste hospitaal versnelde met als absolute dieptepunt 1473-74, was dit in het Oudenaardse hospitaal blijkbaar niet het geval. In 1455-56, kort na het militaire conflict, waren de pachtprijzen immers niet verder gedaald, maar zelfs lichtjes gestegen. Het duurde echter tot na 1474 vooraleer het vooroorlogse niveau weer werd bereikt.[167] E. Thoen neemt aan dat de pachtprijzen na de oorlog tegen Filips de Goede over het algemeen vlug weer op het vooroorlogse niveau werden gebracht. Nominaal waren ze hersteld tegen 1465 en als we rekening houden met de muntevolutie en de graanprijzen zelfs nog vijf jaar vroeger.[168] De grootgrondbezitters wensten hun maximalistische grondpolitiek immers zo snel mogelijk weer verder te zetten. E. Thoen voegt hier echter aan toe dat dit snelle herstel van de maximalistische pachtpolitiek niet overal lukte en dat de eigenaar vaak genoegen moest nemen met pachtprijzen die een stuk lager lagen dan die van de jaren ‘30 en ‘40 van dezelfde 15de eeuw.[169] Dit was ook het geval voor het hospitaal. Hoezeer ze ook wenste haar doorgedreven pachtpolitiek verder te zetten, toch moest ze zich tot na 1474 tevreden stellen met lagere pachtprijzen. De sterke stijging van de pachtprijzen tussen 1474 en 1485 valt te correleren met een nieuwe inflatoire periode, die het verhogen van de pachtprijzen een stuk eenvoudiger maakte.[170] Sommige pachtprijzen, zoals dat bijvoorbeeld het geval was voor het hospitaal, bereikten in die periode zelfs een hoogtepunt voor de 15de eeuw.[171] De oorlog met Maximiliaan van Oostenrijk maakte hier echter een abrupt einde aan. De gevolgen van dit conflict voor de pachtprijzen waren nog drastischer dan de Gentse oorlog. De pachtprijzen daalden nog meer dan rond het midden van de 15de eeuw. Het duurde immers tot 1518-19 vooraleer de pachtprijzen hersteld waren.[172]

In veel instellingen zou het duren tot 1540-50 vooraleer nieuwe wijzigingen aan het niveau van de pachtprijzen werden aangebracht, terwijl de graanprijzen in vergelijking met het begin van de 16de eeuw verdubbeld waren.[173] Het hospitaal vormde hierop een uitzondering want hier zette de stijging der pachtprijzen zich minstens een decennium eerder in. Ook in andere gelijkaardige instellingen, zoals het Hebberechtshospitaal te Gent en het hospitaal van Geraardsbergen, kon deze vroege stijging van pachtprijzen vastgesteld worden. De aard van de instelling was met andere woorden bepalend voor een al dan niet snelle verderzetting van de maximalistische pachtpolitiek.[174] Het hospitaal kon niet anders dan proberen om haar pachtprijzen zo snel mogelijk weer op te trekken. Als instelling, die een aanzienlijk deel van haar inkomsten besteedde aan de prijsgevoelige voedingsmiddelen, moest ze met het optrekken van haar pachtprijzen reageren op de gestegen prijzen van de eerste helft van de 16de eeuw. Aangezien ze als instelling sneller diende in te spelen op de stijging van de voedselprijzen was ze voor een groot deel afhankelijk van de conjunctuurschommelingen van graanprijzen. Instellingen waar de voedingsmiddelen een minder belangrijke rol speelden, zoals bijvoorbeeld de Sint-Pietersabdij, voelden daarentegen niet zozeer de noodzaak om hun pachtprijzen te verhogen.

 

II.1.2 HET PACHTPRIJZENVERLOOP EN DE PACHTPOLITIEK VAN HET HOSPITAAL VAN 1573-74 TOT 1698-1700

 

Bij het opmaken van de grafieken voor het algemene pachtprijzenverloop voor de periode 1435-1700 werd enkel rekening gehouden met deze oppervlaktes waarvoor een pachtprijs gekend was. Er werd hierbij geen onderscheid gemaakt volgens de aard van de pacht. Het gaat hier dus om een overzicht van de pachtprijzen die betrekking hebben op alle pachten. Om een zo genuanceerd mogelijk beeld te geven, werd zowel gebruik gemaakt van een grafiek met de pachtprijs in denieren per roede alsook van de index van de pachtprijzen. Bij dit laatste gingen we uit van een index van 100 voor het rekenjaar 1435-36, meteen ook het beginjaar in beide grafieken. Voor het bepalen van de indexcijfers hebben wij ons gebaseerd op het onderzoek van B. Van Maelzaeke, die voor de periode 1435-1572 reeds een gelijkaardig onderzoek heeft gedaan naar het verloop van de pachtprijzen in denieren per roede. Ook hij vertrok hierbij van een index 100 voor het rekenjaar 1435-36. Hierdoor wordt het immers mogelijk het pachtprijzenverloop over de langere termijn te gaan bekijken. Op de volgende bladzijden worden, in tabel 9, de gemiddelde pachtprijs gegeven in denieren per roede en in indexcijfers (1435 = index 100). In grafiek 8 en grafiek 9, wordt het pachtprijzenverloop weergegeven, zowel op basis van de gemiddelde pachtprijs in denieren per roede (grafiek 8) als de gemiddelde pachtprijs uitgedrukt in indexcijfers (grafiek 9).
 

Tabel 9: Gemiddelde pachtprijs per oppervlakte-eenheid (in denieren per roede en volgens index 1435-36=100) tussen 1435 en 1690

Jaartal

Prijs denieren/roede

Index

1435-36

3,5

100

1441-42

2,5

71

1448-49

3,4

97

1455-56

4,0

114

1461-62

3,0

86

1467-68

2,8

80

1473-74

3,3

94

1485-86

3,6

103

1494-95

3,6

103

1503-04

3,6

103

1509-10

3,2

91

1518-19

4,0

114

1524-25

5,2

148

1536-37

6,7

191

1545-46

7,9

226

1551-52

8,0

228

1557-58

9,3

266

1563-64

10,0

286

1571-72

11,6

332

1573-74

12,5

357

1579-80

19,2

548

1585-86

16,5

471

1591-92

21,1

600

1600-01

9,9

283

1609-10

11,1

317

1618-19

15,6

446

1627-28

22,0

628

1636-37

35,9

1026

1645-46

21,6

574

1654-55

20,1

574

1663-64

36,4

1040

1670-71

42,4

1211

1680-81

25,3

723

1689-90

26,4

754

Gemiddelde

12,8

364,3

 

Grafiek 8: Evolutie van de gemiddelde pachtprijs per oppervlakte-eenheid in denieren per roede tussen 1435 en 1690

 

Grafiek 9: Evolutie van de gemiddelde pachtprijs per oppervlakte-eenheid tussen 1435 en 1690 (1435-36 = index 100)

 

Wat kunnen we omtrent de pachtpolitiek van het hospitaal nu afleiden uit het verloop der pachtprijzen?

Zoals we ook konden zien in deel 2, Hoofdstuk I over de financieel-economische politiek van het hospitaal, was er net na de inval van de Bosgeuzen te Oudenaarde in het jaar 1572 aanvankelijk geen sprake van een grote achteruitgang voor wat de economische positie van het hospitaal betreft. De algemene inkomsten van het hospitaal stegen zelfs lichtjes ten aanzien van de voorgaande periode. Zelfs in de jaren 1579 tot en met 1582, toen een groot deel van de pachtinkomsten van het hospitaal werd opgeëist door de opstandige rebellen die deel uitmaakten van de Calvinistische Stadsrepubliek Gent, wist het hospitaal haar sterke economische positie te handhaven.[175] Dat was onder meer te wijten aan een sterke stijging van de inkomsten uit diverse bronnen.[176] Het was immers ook op het einde van de turbulente jaren ‘70 van de 16de eeuw dat de priorin van het hospitaal, met name Margareta Cabeliau, kwam te overlijden en een groot deel van haar erfdeel dat uit een ware muntschat bestond, afstond aan het hospitaal.[177] Hierdoor zou de leemte die was ontstaan door het wegvallen van een deel van de pachtinkomsten sneller worden opgevuld. Als we daarnaast ook het pachtprijzenverloop voor deze periode volgen (cf. supra grafiek 8 en 9) zien we dat de pachtprijzen sterk stegen.[178] Dit laat ons vermoeden dat het hospitaal door middel van het optrekken van haar pachtprijzen een poging ondernam, om een deel van de pachtinkomsten die zij verloor aan de rebellen, terug te winnen. Een korte blik op de algemene inkomsten, die lichtjes stegen ten aanzien van het voorspoedige jaar 1571-72, leert ons dat het hospitaal daar wonderwel in slaagde.[179]

De Spaanse Reconquista onder leiding van Alexander Farnese (1580-1586) zorgde wel voor een lichte inzinking van het niveau van de pachtprijzen, maar dit werd tegen het jaar 1592 snel hersteld. De herhaalde invallen van de Geuzen in onze contreien en de vele plundertochten van de muitende Spaanse soldaten zorgden echter voor een nieuwe crisisperiode voor het hospitaal op financieel-economisch vlak.[180] De plattelandsbevolking zocht in toenemende mate de veilige steden op en liet voor vele jaren de akkers onbewerkt liggen. In de kasselrijen werd soms slechts 25 % van de totale oppervlakte landbouwgrond bewerkt.[181]

Daar waar de mensen verdwenen, namen de dieren hun plaats in. Zo teisterden hordes wolven de bosrijke streken rond Oudenaarde en Kortrijk tot het begin van de jaren ‘20 van de 17de eeuw. Er werden zelfs heuse jachtpartijen georganiseerd ter bestrijding van de wolvenplaag.[182] Er moest onder de pachters immers meer geld kunnen worden vrijgemaakt voor het behalen van een grotere landbouwopbrengst en voor de bescherming van hun gronden tegen de muitende Spaanse soldaten en de plunderingen van de Geuzen. De steeds wederkerende voedselcrisissen die hieruit voortkwamen, zorgden ervoor dat het hospitaal zich verplicht zag de druk op haar pachters te verlichten en dus het niveau van de pachtprijzen te verlagen. Het hospitaal had er alle belang bij dat haar pachters de crisisperiode goed doorkwamen. Een verlies van pachters betekende evenzeer een verlies aan inkomsten voor het hospitaal, dat immers voor het overgrote deel van haar inkomsten afhankelijk was van de ontvangsten uit haar pachtbezit. Het niveau van de pachtprijzen zakte naar dat van de jaren ‘60 van de 16de eeuw en het zou nog tot de jaren ‘30 van de 17de eeuw duren eer de pachtprijzen weer een behoorlijk peil bereikten.[183] Deze periode van herstel werd niet toevallig de regeerperiode van de aartshertogen Albrecht en Isabella van Oostenrijk (1598-1621).

In de jaren na 1640 daalden de pachtprijzen van het hospitaal weer om een tijdje stabiel te blijven tot het begin van de jaren ‘60 van de 17de eeuw, toen de pachtprijzen weer omhoog gingen.[184] Deze periodes werden gekenmerkt door de aanhoudende rivaliteit tussen Frankrijk en Spanje, met als inzet de Zuidelijke Nederlanden. Ook hier moeten we dus het verlagen van de pachtprijzen tussen 1640 en 1660 zien vanuit de pachtpolitiek van het hospitaal. Net als op het einde van de 16de eeuw hoopte het hospitaal hiermee haar pachters te vrijwaren van een eventueel faillissement en hierdoor haar eigen inkomsten veilig te stellen. Daar stegen de pachtprijzen weer tot het jaar 1670-71, waarna zich een nieuw verval aankondigde rond de jaren ‘80 van de 17de eeuw, ongeveer gelijktijdig met het aanwakkeren van het conflict tussen Frankrijk en Spanje, dat voor een groot deel in onze streken werd uitgevochten. Het kazerneren van de duizenden soldaten op het platteland zorgde ook nu weer voor heel wat schade aan de gewassen.[185] Bovendien eisten de legereenheden een behoorlijk deel van de landbouwopbrengsten op voor eigen gebruik. Het was ook in deze periode dat het hospitaal fungeerde als ziekenboeg voor zieke en gekwetste soldaten, maar ook als opslagplaats voor de wapens en het proviand van de vreemde troepen.[186] Vanzelfsprekend diende het hospitaal in deze troebele jaren op het einde van de 17de eeuw nog maar eens het niveau van haar pachtprijzen aan te passen. Een zware crisis, met een zwaar verlies aan inkomsten voor het hospitaal, zoals dat zich had voorgedaan op het einde van de 16de eeuw en in het begin van de 17de eeuw, kwam er echter niet meer.

 

De algemene trend doorheen de hele 17de eeuw was een stijging van het niveau van de pachtprijzen. Hoewel er op beide tijdstippen sprake was van een crisisperiode, was de index van de pachtprijzen in 1689-90 zelfs meer dan verdubbeld in vergelijking tot het jaar 1571-72.[187] Het stijgen van de pachtprijzen gebeurde echter niet op regelmatige wijze, maar wel met bruuske schommelingen en dit ten gevolge van enkele grote crisismomenten in de 17de eeuw.[188] Een verklaring voor het stijgen van de pachtprijzen dient hier onder andere te worden gezocht in de gestegen levensduurte tijdens de 17de eeuw. Niet enkel steeg de prijs van de levensmiddelen bij momenten heel sterk, bovendien werd er door de overheid ook nog een indirecte belasting geheven op de verbruiksgoederen.[189] Aangezien de prijs van de levensmiddelen, waaronder de broodgranen in het dichtbevolkte Binnen-Vlaanderen al vrij hoog lag, betekenden de steeds zwaarder wordende overheidsbelastingen een doorn in het oog van de bevolking. De verhoging van de overheidsbelastingen op zich was een rechtstreeks gevolg van de voortdurende oorlogsomstandigheden en de uitbouw van een sterk gecentraliseerde, absolutistische en monarchistische staatsvorm.[190] Bovendien was men in de Zuidelijke Nederlanden voor zowat 10 % van de graanconsumptie afhankelijk van de graanimport uit het buitenland, die vaak moeizaam verliep vanwege het verbod op de vrije doorvaart op de Westerschelde (Sontvaart).[191]

In crisisperiodes leidde deze hele situatie tot voedselschaarste, met het losbreken van allerhande ziektes zoals pest en dysenterie tot gevolg.[192] Het is ook in crisisperiodes dat de hoogste pieken worden waargenomen in de prijs van de broodgranen. Niet toevallig vielen die crisisperiodes ook samen met de oorlogsjaren.[193]

Aangezien het hospitaal het grootste deel van haar budget afstond aan levensmiddelen, zag ze zich verplicht haar pachtprijzen op te trekken om zo de onkosten van de dure levensmiddelen te kunnen blijven betalen en het evenwicht tussen inkomsten en uitgaven te vrijwaren. Zoals we op grafiek 8 en 9 zien, diende het hospitaal af en toe een rem te zetten op het stijgen van de pachtprijzen om zo haar pachtinkomsten niet te verliezen.[194]

 

Tenslotte willen we hier nog een korte vergelijking maken tussen het verloop van de pachtprijzen te Meigem, zoals deze werden gevonden door P. Deprez en het verloop van de pachtprijzen van de hospitaalgronden.[195]

P. Deprez stelde vast dat de pachtprijzen te Meigem stegen gedurende de periode 1600-1640, dat deze stabiel bleven tussen 1640 en 1660 en opnieuw daalden vanaf 1660 tot en met het einde van de 17de eeuw.[196] Over het algemeen volgden de pachtprijzen van het hospitaal ongeveer dezelfde tendens als deze beschreven door P. Deprez. Er is slechts één opmerkelijk verschil vast te stellen voor het begin van de jaren ‘40 van de 17de eeuw. In tegenstelling tot de stabielere pachtprijzen te Meigem, daalde het niveau van de pachtprijzen van het hospitaal wel tussen 1636-37 en 1645-46. Pas nadien vertonen de pachtprijzen een klein decennium lang een zekere stabiliteit. Welke redenen kunnen aan de basis liggen van dit minieme verschil?

Wellicht speelde de aard van de instelling die de pachtgronden uitbaatte en de mate van financiële afhankelijkheid van de pachtinkomsten een grote rol. Zo bijvoorbeeld hing het voortbestaan van het hospitaal grotendeels af van haar pachtinkomsten, die het grootste gedeelte van haar inkomstenpakket vormden. Een verlies van pachters betekende voor het hospitaal onherroepelijk een groot verlies aan inkomsten, die zij broodnodig had voor het betalen van de onkosten die zij maakte voor de verzorging van haar zieken en voor de aankoop van medicamenten en consumptiegoederen.[197] Het verlagen van het niveau van de pachtprijzen in de jaren ‘40 van de 17de eeuw kan zeker vanuit die optiek worden gezien. Het hospitaal gaf op die manier aan de pachters de kans om van de geleden schade gedurende de oorlogsperiodes te herstellen en met hernieuwde krachten een gunstiger landbouwperiode tegemoet te gaan. Het is van deze gunstiger periode dat het hospitaal ook gebruik maakte om een maximaal rendement uit haar pachtinkomsten te halen, zoals we ook kunnen zien voor de jaren ‘60 en ‘70 van de 17de eeuw.

In Meigem, waar het grootste gedeelte van de grootgrondbezitters bestond uit Gentse patriciërs (stedelingen), was de zorg die zij besteedden aan hun pachtbezittingen minder groot, omdat de inkomsten daaruit vaak een aanvulling vormden op hun activiteiten die zij als handelaars, textielproducenten, uitvoerden in de stad.[198] Vandaar ook dat deze patriciërs minder snel ingrepen op de crisis die zich rond de jaren ‘40 van de 17de eeuw aankondigde. Zoals we reeds vermeldden, waren ook de pachtprijzen in Meigem onderhevig aan de conjunctuurschommelingen, met dit verschil dat het niveau van deze pachtprijzen waarschijnlijk iets minder minutieus werd aangepast dan dit het geval was bij de pachtprijzen van de gronden van het hospitaal.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[158] (E.) THOEN, Landbouwekonomie en bevolking in Vlaanderen gedurende de late middeleeuwen en het begin van de moderne tijden.  Testregio: de kasselrijen van Oudenaarde en Aalst (einde 13de - eerste helft van de 16de eeuw), Gent, 1988, deel 1, p. 531.

[159] (B.J.P.) VAN BAVEL, Goederenverwerving en goederenbeheer van de abdij van Mariënweerd (1129-1592), Hilversum, 1993, pp. 311-325. 

[160] Cf. deel 1, Hoofdstuk II.

[161] (E.) THOEN, Oorlogen en platteland.  Sociale en economische aspekten van militaire destruktie in Vlaanderen tijdens de late middeleeuwen en de vroege moderne tijden, in: Tijdschrift voor Geschiedenis, XCI (3), 1978, pp. 363-378. Hier worden enkele van de determinerende factoren voor het niveau van de pachtprijzen vermeld door E. THOEN.  Hierbij verwijst hij voornamelijk op de conjuncturele factoren.  In (E.) THOEN, Landbouwekonomie …, 1988, deel 1, p. 531 en p. 637, wijst hij op de belangrijke rol van de noden van de eigenaars van de pachtgronden.

[162] (E.) THOEN, Landbouwekonomie …, 1988, deel 1, p. 531 en  p. 637 en (E.) THOEN, Oorlogen en platteland …, in: art. cit., XCI (3), 1978, pp. 363-378.

[163] Deze methodiek werd ook gehanteerd door (E.) THOEN, Oorlogen en platteland …, In: art. cit., 1978, p. 374.

[164] O.C.M.W., hospitaalarchief, R 151.

[165] (B.) VAN MAELZAEKE, op. cit., 2000, pp. 172-181.

[166] THOEN (E.), Landbouwekonomie …, 1988, deel 1, p. 539 en VANDEWALLE (P.), Het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal van Geraardsbergen, een micro-economische studie (1413-1500), met een inleiding over zijn ontstaan en inrichting, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, R.U.G., Gent, 1964, p. 115. 

[167] (B.) VAN MAELZAEKE, op. cit., 2000, pp. 172-181.

[168] THOEN (E.), Oorlogen en platteland …, In: art. cit., XCI (3), 1978, p. 373

[169] THOEN (E.), Landbouwekonomie …, 1988, deel 1, p. 536

[170] THOEN (E.), Landbouwekonomie …, 1988, deel 1, p. 537

[171] Ibid., deel I, p. 537

[172] THOEN (E.), oorlogen en platteland, In: art. cit., XCI (3), 1978, p. 313

[173] THOEN (E.), Landbouwekonomie …, 1988, deel 1, pp. 537-543

[174] Ibid., deel 1, p. 537 en p. 543.

[175] O.C.M.W., hospitaalarchief, R 256.

[176] Cf. deel 2, Hoofdstuk I.2.2., tabel 5, p. 44.

[177] O.C.M.W., hospitaalarchief, R 256.

[178] Cf. deel 2, Hoofdstuk II.1.2.4., grafiek 8 en 9, pp. 70-71.

[179] Cf. deel 2, Hoofdstuk I.2.1., tabel 4, p. 32.

[180] (R.) CASTELAIN, op. cit., 1983, pp. 137-148.

[181] (N.) MADDENS, De omvang van de veestapel en van het bouwland in de kasselrij Kortrijk in 1586-1587, Leiegouw, jg. XVIII, afl. 2-3, 1976, p. 279; Stadsarchief Oudenaarde, Beroerten, Nr. 95, deel 12, pp. 28-48 en (J.) STOCKMAN, Bijdrage tot de geschiedenis van Oudenaarde gedurende de Calvinistische heerschappij (1578-1582), licentiaatsverhandeling, 1963, pp. 55-75.

[182] (J.) WALTERS, Wolven in de kasselrij Oudenaarde, Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde, Oudenaarde, 1908, vol. 2, 2 afl.

[183] Cf. deel 2, Hoofdstuk I.1.2.4., grafiek 8 en 9, pp. 70-71.

[184] Cf. deel 2, Hoofdstuk I.1.2.4., grafiek 8 en 9, pp. 70-71.

[185] (R.) CASTELAIN, op. cit., 1983, pp. 149-158. 

[186] O.C.M.W., hospitaalarchief, R 353, R 368 en R 374 en cf. deel 2, Hoofdstuk I.2.2., pp. 48-58.

[187] Cf. deel 2, Hoofdstuk II.1.2., tabel 9, p. 69.

[188] Cf. deel 2, Hoofdstuk II.1.2., tabel 9, grafiek 8 en 9, pp. 69-71.  De grote crisismomenten op het vlak van de pachtinkomsten worden gevormd door de volgende jaren (gebaseerd op de gegevens uit de 16 steekproeven): periode 1586-1610, periode 1640-1655, periode 1680-1690 e.v..

[189] O.C.M.W., hospitaalarchief, R 250 en R 256.  Ook in de rekeningen van het hospitaal werd melding gemaakt van belastingen op het verbruik van consumptiegoederen.  Dit bewijst dat ook het hospitaal (als klerikale instelling!) op indirecte wijze ook gebonden was aan de overheidsbelastingen in het kopen van consumptiegoederen.

[190] (C.) VANDENBROEKE, Sociale geschiedenis van het Vlaamse volk, Orbis en Orion, Beveren, 1981, p. 205.

[191] (C.) VANDENBROEKE, Hoe rijk was arm Vlaanderen, Genootschap voor geschiedenis, Brugge, 1994, pp. 31-48.

[192] (E.) LEROY-LADURIE, Le Territoire de l’historien, I, Gallimard, 1973, p. 447.

[193] Cf. deel ,2, Hoofdstuk II.1.2., grafiek 8 en 9, pp. 70-71.

[194] Cf. deel 2, Hoofdstuk II.1.2., grafiek 8 en 9, pp. 70-71.

[195] (P.) DEPREZ, Uitbatingen en grondbezit in Meigem (1571-1787). Een methodologisch artikel, in: Handelingen der Maatschappij voor geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, Nieuwe reeks, X, 1956, pp. 3-20.

[196] (P.) DEPREZ, Uitbatingen en grondbezit in Meigem (1571-1787)…, In: art. cit., 1956, pp. 3-20.

[197] Cf. deel 2, hoofdstuk I.2.3.. In de bespreking van de diverse uitgavenrubrieken van het hospitaal bleek dat het merendeel van de uitgaven naar de consumptiegoederen ging.

[198] (B.J.P.) VAN BAVEL, Transitie en continuïteit. De bezitsverhoudingen en de plattelandseconomie in het westelijk gedeelte van het Gelderse rivierengebied, ca. 1300 - ca. 1570, Hilversum, 1999, pp. 115-155. Deze auteur stelt dat het merendeel van de stedelijke burgerij die een landbouwactiviteit beoefende in de late Middeleeuwen en de Moderne Tijden, dit louter als extra bijverdienste deed en slechts zelden als hoofdverdienste.