De Oranjemarsen: 1985 – 1996 (Tom Van Geertsom)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

1985-1986: Hevig protest tegen het AIA

 

Het marsseizoen van 1985

 

Zoals uit het voorgaande al bleek, was 1985 een cruciaal jaar voor Noord-Ierland. Dan werd namelijk het Anglo-Irish Agreement getekend. Dit gebeuren was vrij onverwacht. Het jaar voorheen overleefde Margaret Thatcher een bomaanslag in Brighton en had ze op een bijzonder harde wijze het New Ireland Forum, bestaande uit de Ierse politieke partijen en de SDLP, en haar voorstellen de deur gewezen. Het Anglo-Irish Agreement werd getekend in november, na het marsseizoen dus, dat in de zomer plaatsvindt. Thatcher was er waarschijnlijk van overtuigd geworden dat een oplossing van ‘The Troubles’ niet in Noord-Ierland zelf gevonden kon worden en sloot dus, als regeringsleider van het Verenigd Koninkrijk, een akkoord met de Ierse Taoiseach (premier) Garret Fitzgerald. Het marsseizoen van 1985 kende trouwens een woelig verloop. De meeste problemen draaiden, zoals steeds het geval was, rond wegomleggingen en orangisten die zich daarbij weigerden neer te leggen. De zenuwachtigheid die er toen heerste onder protestanten had te maken met de goede resultaten van Sinn Féin in de gemeenteraadsverkiezingen, waarna voor het eerst de gekozenen hun zetel ook innamen; en de contacten tussen de Ierse en Britse regering, die later dus uitmondden in het Anglo-Irish Agreement. De SDLP stelde zich minder verzoenend op dan andere jaren, ook onder druk van het succes van Sinn Féin. Zoals steeds, was het hoofdzakelijk protestantse stadje Portadown het centrum van de moeilijkheden, moeilijkheden die trouwens al vrij vroeg begonnen, en dus kregen de marsen ook al vroeger heel wat aandacht.

‘The Irish Times’ heeft het ieder jaar uitvoerig over Oranjemarsen, die ze onder het binnenlandse nieuws behandelen. ‘The Times’ blijft veel korter, alleen wanneer er sprake is van gewonden of doden en verschillende arrestaties behandelt de krant dit item. Bij de Twelfth blijft ‘De Standaard ook heel even stilstaan.

 

Aanloop naar de Twelfth

 

Op 6 juli gaf het weekblad ‘The Economist’, naar aanleiding van relletjes, een visie op Oranjemarsen mee. De meeste van de Noord-Ierse parades (er zouden er meer dan 2200 zijn) zijn schadeloze locale carnavals, maar enkelen zouden een openlijke politieke betekenis hebben. Die politieke marsen zijn de Oranjemarsen die plaatsvinden kort voor of tijdens de Twelfth. Zij worden gekenmerkt door triomfalistische kreten en grove liederen terwijl ze langs katholieke huizen passeren. De Northern Ireland Office (NIO)[51] wil de gemoederen bedaren en vraagt daarom aan de politie om sommige marsen te verbieden of om te leggen.[52]

 

De eerste echte problemen, volgens ‘The Economist’ waren op 27 juni in Castlewellan. De sfeer in het plaatsje in County Down was al erg gespannen door een IRA moord. ‘The Irish Times’ maakte al meldingen van ongeregeldheden naar aanleiding van Oranjemarsen op 3 juni. Op zaterdag 1 juni werd een parade door Castlewellan verboden, zeer tegen de zin van de Oranje Orde. De RUC had de minister voor Noord-Ierland, Douglas Hurd, gevraagd de mars te verbieden omdat ze relletjes vreesde. Martin Smyth zou er op hebben gezegd dat de RUC, om de spanning te milderen, beter de IRA lid had opgepakt die een weduwenaar voor de ogen van zijn zoontje had doodgeschoten. De lokale SDLP was wel tevreden over het verbod, omdat een parade toch alleen maar bedoeld is om twisten uit te lokken, omdat de inwoners van Castlewellan al genoeg leed hebben gekend en omdat de inwoners geen extremisten, of ze nu republikeins of loyalistisch zijn, in hun straten wensen.[53]

 

Op donderdag 20 juni vond een bijeenkomst in Londen plaats tussen OUP leider James Molyneaux, DUP leider Ian Paisley en minister Douglas Hurd. De twee unionisten waarschuwden de minister dat hij de reactie van de Orangisten niet mag onderschatten indien hun parades verder worden verboden of omgeleid. Die omleidingen hadden volgens hen niets te maken met het respecteren van de katholieke identiteit.

Inmiddels had de RUC nog geen beslissing genomen over een vrij grote mars die door een katholieke wijk van het stadje Portadown in County Armagh zou passeren. Volgens ‘The Irish Times’ vreesden de unionisten dat er groot verzet zou komen van hun achterban. Dit zou al gebleken zijn uit een artikel in het unionistische dagblad ‘News Letter’, waarin stond dat de minister van Noord-Ierland nog twee weken had ‘om een catastrofe af te wenden’. James Molyneaux zei dat de dreiging van geweld te maken had met een opeenvolging van gebeurtenissen, waaronder de aanwezigheid van Sinn Féin in de gemeenteraden, het blijvende IRA geweld en de onrusten over de Anglo-Ierse toenadering, en bovenal de onhandige plannen om toekomstige parades te verbieden.

De SDLP leider John Hume zei dat hij bezorgd was over de hysterie naar aanleiding van Sinn Féin’s verkiezingsoverwinning een maand eerder. Zijn partijgenoot en gemeenteraadslid in Belfast, Brian Feeny, beschuldigde de unionistische leiders ervan hun volgelingen aan te zetten om katholieken te doden. De Alliance Party vond het onverantwoord dat unionistische politici spraken over mensen neerschieten en de wet breken.

De hoofdcommissaris van de RUC, Sir John Hermon, had naar aanleiding van zijn jaarlijks verslag er al op gewezen dat de onverzettelijkheid van sommige groepen om hun provocerende parades te houden, het werk van zijn troepen bemoeilijkte om een bijdrage te leveren tot betere relaties tussen de twee gemeenschappen. Die parades, aldus Hermon, eisten heel wat politie- en legereenheden op, die daardoor niet kunnen worden ingezet in de strijd tegen terrorisme, en bovendien heel wat geld kosten.

Ian Paisley, die op weinig sympathie van ‘The Irish Times’ kon rekenen, weigerde inmiddels nog mee te onderhandelen over veiligheidszaken naar aanleiding van de al verboden marsen, zolang er geen verandering kwam in de Britse veiligheidspolitiek. Er zou zelfs zijn gemeld (The Irish Times schrijft in de voorwaardelijke wijs) dat hij had gezegd dat die politiek aanleiding kan geven tot een burgeroorlog.[54]

 

De dag nadien meldde Ed Moloney in dezelfde krant dat de unionistische dreigingen geen nieuw gegeven waren en meestal niet al te serieus moesten genomen worden. Toch waarschuwde Moloney deze keer de situatie niet te onderschatten omdat de unionisten zich vooral zorgen maakten over de aanslepende contacten tussen de Britse en Ierse regering, over het succes van Sinn Féin en over de omleiding van marsen. De grote test zou de mars in Portadown, twee weken later, worden. De RUC had nog niet officieel bevestigd om die mars om te leiden, weg van de katholieke Tunnel wijk, maar een dergelijke beslissing werd wel verwacht. [55]

OUP parlementslid Harold McCusker waarschuwde dat de Orangisten dat niet zouden nemen. Samen met James Molyneaux en dominee Martin Smyth zou hij later nog Douglas Hurd ontmoeten om te eisen het verbod ongedaan te maken. Hij dreigde met ongehoorzaamheid indien dit niet zou lukken. De route langs de Tunnel wijk was erg kort en zou al 150 jaar gebruikt worden zonder problemen.

McCusker was er dan ook van overtuigd dat het Sinn Féin was die de gemoederen ophitste met de bedoeling de protestanten te vernederen. Hij vermoedde ook dat de Ierse regering druk uitoefende via de Anglo-Ierse besprekingen die volop bezig waren.[56]

 

De SDLP was uiteraard wel blij met een omleiding, al was die nog niet bevestigd. Senator Brid Rodgers vond de bedreigingen van de OUP en de Oranje Orde het bewijs van hoe bedenkelijk de loyaliteit van hen eigenlijk maar was.[57]

 

Minister Douglas Hurd legde uit dat alle marsen van geval tot geval werden besproken, gesprekken waarbij ook de organisators werden betrokken. Hij zei ervan overtuigd te zijn dat de unionistische politici het breken van de wet noch gevechten met de RUC zouden toelaten. De beslissing om een parade te verbieden lag in zijn handen, terwijl het de hoofdcommissaris van de RUC, John Hermon, was, die besliste om optochten om te leiden. Daarbij werd rekening gehouden met de graad van provocatie en het aantal veiligheidstroepen dat een mars vereiste.[58]

 

Dag na dag beschreef ‘The Irish Times’ uitgebreid hoe de spanningen in Noord-Ierland opliepen. Wanneer het uiteindelijk tot botsingen kwam, begon ook ‘The Times’ aandacht te geven aan de Oranjemarsen. Voor ‘The Irish Times’ waren ze bijna dagelijks voorpaginanieuws, de Britse krant lag duidelijk minder wakker van wat toch binnenlands nieuws was. ‘De Standaard’ besteedde twee korte artikeltjes aan de ‘Twelfth’, dat dus ook het internationale nieuws haalde.

 

De eerste botsingen tussen betogers en de RUC waren dus in het katholieke plaatsje Castlewellan, waar een parade op 28 juni niet werd toegelaten. Een groep jongeren probeerde door de wegafzettingen van de oproerpolitie te breken, waarna die probeerde de menigte uit elkaar te drijven. Journalisten werden ook aangevallen, bij zowel de BBC, de UTV als de RTE werden de uitrustingen beschadigd. Vijf politiemannen werden verwond en vijf mensen werden gearresteerd, waaronder twee DUP politici. Douglas Hurd had het verbod op die mars pas de dag voorheen opgelegd. De rust in het stadje, met maar 1500 inwoners, keerde pas rond 11 uur ‘s avonds terug, maar de politie bleef de toegangswegen afsluiten.[59]

Fionnuala O’Connor stond nog even stil bij de komende marsen in Portadown, dat ze als de Oranjestad bij uitstek beschouwde. Volgens haar leefden katholieke inwoners van Portadown heel het jaar door gebukt onder een mentale belegering, die op de Twelfth ook een fysieke belegering werd.[60]

 

De dag nadien kende een mars in Cookstown, County Tyrone, hetzelfde scenario als in Castlewellan. Er werden stenen gegooid naar de politie en 23 mensen werden gearresteerd.[61]

In Randalstown sprak Ian Paisley de menigte toe. Hij voorspelde meer geweld indien de RUC zou blijven “Dublin’s dirty work” uitvoeren. Hij beweerde ook dat de politie tijdens de rellen in Castlewellan hoofdzakelijk uit katholieken bestond en dat er zelfs een Garda (Ierse politieman) aanwezig was. De RUC leiding ontkende dit met klem. Net als Paisley zei ook de Grand Master van de Oranje Orde, Martin Smyth, dat Dublin achter de wegomleggingen zat. De Alliance Party beschuldigde hen van wangedrag zoals dat van Sinn Féin, namelijk het belasteren van de politie en het ondermijnen van de wet.[62]

 

Op maandag 1 juli schreef ‘The Times’ dat de Portadown Oranje Loge duizenden Orangisten bijeenriep voor een mars om te protesteren tegen een omleiding aldaar tijdens de parades van de Twelfth en de week ervoor. Die protestmars zou dienen om te bewijzen hoe sterk de Orangisten nog staan, om hun liefde tot God te bevestigen en om duidelijk te maken dat ze het niet nemen dat hun burgerrecht om langs “the Queen’s Highway” te lopen hen wordt ontnomen.

Loyalisten voelden steeds grotere wrok ten opzichte van de RUC en het NIO. Dat bleek alweer op de zaterdagavond, toen de RUC vier uren slag leverde met jongeren in de Shankill Road in Belfast. De zwaar uitgeruste oproerpolitie werden belaagd met brandbommen en stenen en arresteerden acht oproerkraaiers. Eén man werd zwaar gewond toen hij te laat met zijn wagen een barricade opmerkte. Minstens vier anderen werden verwond door de rubberkogels van de politie. De jongeren beschuldigden de agenten ervan stromannen van Dublin te zijn.[63]

 

Ook ‘The Irish Times’ berichtte uitgebreid over de Shankill Road. Er waren ook marsen in Belfast en Bangor (County Down) ter herdenking van de slag van de Somme, waarbij geen incidenten waren gemeld.[64] De geplande protestmars in Portadown vermeldde de krant pas de dag nadien.[65] Aan die mars namen heel wat prominente politici en Orangisten deel, maar rellen bleven uit.[66]

 

Op 2 juli verliet Douglas Hurd een bijeenkomst van het Noord-Ierse veiligheidscomité nadat twee DUP politici hem een leugenaar hadden genoemd. Hurd had net gezegd dat de Ierse regering geen enkele rol had in de beslissingen rond de Oranjemarsen. Hoofdcommissaris Hermon wees er op die bijeenkomst ook op dat zijn korps geweld zou gebruiken indien wie dan ook de beslissingen van de RUC en het NIO naast zich neer zou leggen.[67]

 

Op 5 juli, twee dagen voor de bewuste mars in Portadown, leek het dat de RUC de eigenlijke beslissing om de mars door te laten pas de ochtend ervoor zou nemen. Ze hoopten dat er in extremis nog een compromis uit de bus zou komen. Die mars liep ieder jaar van het centrum van Portadown naar de Drumcree parochiekerk aan de rand van de stad. Er zouden maar drie fanfares meelopen en die zouden geen feestmuziek spelen. De inwoners van de Tunnel wijk wilden die mars echter niet omdat hun wijk dan door de politie wordt afgezet en zij niet naar de kerk kunnen gaan.[68]

Volgens Ed Moloney hechtten de Orangisten zoveel belang aan hun marsen omdat ze daarmee hun suprematie over de katholieken konden uiten en konden pronken met wat ze als hun Noord-Ierland beschouwden. De marsen waren zo belangrijk voor alle unionisten, dat ze nooit zouden toelaten dat er beperkingen worden opgelegd. Aan de andere kant stond de SDLP, die hoopte aan haar kiezers te kunnen bewijzen dat ze wel mee regeringsbeslissingen kon beïnvloeden, en die dus erg veel belang hechtte aan de omleiding van de mars in Portadown.[69]

 

Uiteindelijk besloot de RUC de Portadown mars van 7 juli toch door het Tunnel gebied te laten passeren, 3000 Orangisten mochten door. Meer dan 1000 politiemannen en het leger waren paraat. Er waren geen noemenswaardige incidenten, wel werden drie mensen opgepakt. Tim Jones van ‘The Irish Times’ vreesde dat dit een terugval voor de Anglo-Ierse relaties zou kunnen betekenen. De Ierse minister van buitenlandse zaken, Peter Barry, sprak van een foute beoordeling en onbekwaamheid van de RUC om nationalistische gevoelens te begrijpen. De RUC zei dat ze rekening hield met de situatie aan beide kanten en dat haar beslissing genomen was om te verhinderen dat de IRA of de UVF de situatie zou misbruiken. Allen Wright, de locale Orangistenleider, zei dat een omleiding ook op de Twelfth niet zou worden geduld. Er zouden op 12 juli desnoods 100.000 Orangisten naar Portadown komen om hun rechten te verdedigen.[70]

De ‘Irish Times’ vermeldde wel enkele incidenten voor de mars, toen de politie geweld moest gebruiken om de katholieke inwoners, die op straat waren gaan zitten om de mars te verhinderen, te verwijderen. Daarbij zouden vijf agenten en één burger verwond zijn.[71]

 

Op 9 juli meldde de Irish Times dat de leiding van de Oranje Orde haar leden in Portadown opriep om de beslissingen van de RUC tijdens de Twelfth te respecteren. Zij vreesden dat loyalistische paramilitaire organisaties anders misbruik zouden kunnen maken van de situatie. De RUC verklaarde dat de marsen op 12 en 13 juli niet door de Tunnel wijk zouden mogen.

SDLP ondervoorzitter Seamus Mallon verklaarde op de BBC radio dat parades niet moeten worden toegelaten omdat ze traditioneel zijn: “It does not make a thing right, cannibals eat humans traditionally”.[72]

 

Het bericht dat de Oranje Orde het verbod aanvaardde, werd de dag nadien bevestigd in beide kranten. Het was wel nog afwachten of de lokale Orangisten zich daar zouden bij neerleggen. Intussen bleef de spanning stijgen, ‘The Times’ schreef over hoe een gemeenschapshuis in een loyalistisch gebied werd vernietigd door een explosie, terwijl ‘The Irish Times’ de dag nadien het had over aanvallen op katholieke huizen.[73]

 

De Glorious Twelfth

 

12 juli is een hoogdag voor de Oranje Orde. Die dag wordt de slag van de Boyne herdacht met parades overal in Noord-Ierland. Die lopen vaak uit de hand, zoals vooral blijkt uit ‘The Irish Times’. Die krant besteedt elk jaar meerdere volle pagina’s aan de verschillende parades en de toespraken die erna gehouden worden. ‘The Times’ houdt het meestal bij één artikel over de uit de hand gelopen marsen en soms wat foto’s. In 1985 was dit niet anders. ‘De Standaard behandelde de Twelfth in vogelvlucht.

 

‘De Standaard’ schreef dat, naar aanleiding van de herdenking van de slag van de Boyne, in West-Belfast boze protestantse militanten de politie met stenen bekogelde omdat ze niet door een katholieke wijk mochten marcheren. Ook elders waren er incidenten, waarbij volgens de politie 21 agenten werden verwond. Het verbod om door katholieke wijken te marcheren werd op twee plaatsen onder druk van de loyalisten verbroken.[74]

 

‘The Times’ schreef dat er verschillende gewelddadige botsingen waren tussen de politie en loyalisten in Portadown. Verschillende keren moest de zwaar uitgeruste oproerpolitie chargeren in de met stenen gooiende jongeren. Daarmee wilde de politie de parades uiteendrijven die toch probeerden door het katholieke Tunnel gebied op te trekken. Er werden ook rubberkogels afgevuurd. De jongeren bekogelden de politie met stenen en flessen. Dertien politiemannen werden gewond, waarvan drie naar het ziekenhuis moesten.

De meeste Orangisten hadden zich teruggetrokken nadat ze formeel de doorgang hadden gevraagd, wat geweigerd werd, maar jongerenbendes zetten door. Veel van hen waren dronken. Aan hun zijde stond ook Ian Paisley, die eiste doorgelaten te worden. Aan de andere kant van de politiebarricade stond de SDLPer Seamus Mallon, die hen vroeg terug te keren. De betogers riepen beledigingen naar de politie als “SS RUC” of “Republican Bastards” en beschuldigden hen ervan door Dublin opgezet te zijn.

De Oranje Orde zelf dankte de RUC voor hun strijd om de orde tijdens deze Twelfth te bewaren.[75]

 

In haar hoofdartikel startte ‘The Irish Times’ met de melding dat 28 agenten gekwetst raakten in Portadown. De confrontatie tussen de RUC en de betogers zou er 8 uren geduurd hebben en de RUC arresteerde er 18 mensen. Katholieken zouden geamuseerd hebben toegekeken, vriendschappelijk zijn omgegaan met de soldaten en politie en hen zelfs sandwiches en thee gebracht hebben. ‘s Nachts bleven relletjes de kop opsteken, enkele winkelruiten moesten er aan geloven. De berichten in ‘The Times’ over Portadown schenen voor de rest een samenvatting van wat erover in ‘The Irish Times’ stond.

Ook andere parades gingen gepaard met geweld, waarbij 14 politiemannen werden verwond. In Ballynahinch (County Down) vielen dronken Orangisten de politie aan, in Maghera (County Derry) waren er problemen met de katholieke inwoners. Ook op andere plaatsen waren er rellen.

In totaal werden er marsen georganiseerd op 19 verschillende locaties. Overal werden politieke speeches gehouden. Dominee Martin Smyth, OUP parlementslid en Oranje Orde leider, zei na de optocht in Belfast dat, indien unionisten niet langer meer de meerderheid zouden vormen, ze toch geen aansluiting zouden zoeken bij een verenigd Ierland. OUP leider Molyneaux zei dat het belangrijk is voor unionisten om hun traditionele symbolen te mogen behouden. Ze afpakken zou erge gevolgen hebben. OUP ondervoorzitter McCusker waarschuwde de Orangisten dat Hurd het mogelijk zou toelaten dat Noord-Ierland zou worden afgescheiden van Groot-Brittannië, zoals dat met Rhodesië was gebeurd en met Hong Kong gepland was.[76]

 

Binnenin wijdde ‘The Irish Times’ twee volledige pagina’s met dertien artikels en verschillende foto’s aan de Twelfth.

De grootste parade nam, zoals altijd, plaats in Belfast. Nog geen 9000 mensen stapten mee op, amper de helft van wat de Oranje Orde had voorspeld. Sommige fanfares droegen vlaggen van de verboden UVF mee. Aan het einde van de mars sprak Martin Smyth de menigte toe. Hij zei dat een eenmaking met Ierland een economische en intellectuele ramp zou zijn, en dat hij indien de Britse regering die weg opgaat, hij voorstander is van een onafhankelijk Noord-Ierland. De RUC bedankte hij, en de katholieke bevolking beschuldigde hij ervan speciaal op deze dag grote verplaatsingen te maken om de parades te kunnen toekijken en zich geprovoceerd te kunnen voelen.

Na een mars in Dromore (County Tyrone) zei een presbyteriaanse dominee dat er geen vrede was omdat er geen politiek werd gevoerd om het door het Vaticaan gesteunde IRA volledig te overwinnen. Sinn Féin in de gemeenteraad was een stap in de verkeerde richting. Hij riep op om de doodstraf terug in te voeren.

Na de marsen verlieten de meeste mensen het terrein, voor de speeches was meestal maar weinig belangstelling. In Banbridge zei Harold McCusker dat de hoofdcommissaris, en niet de gewone politieman, schuld had in de ongeregeldheden in Portadown. Volgens hem wilden het NIO en Hermon aan Dublin en de SDLP tonen dat ze wel degenlijk iets uit de Anglo-Ierse dialoog konden bereiken.

De meeste parades werden verstoord door zware regenval. Zo viel “the Big Man” Ian Paisley zijn toespraak in Ballycastle, na een Independent Orange Order mars, bijna letterlijk in het water. Ian Paisley waarschuwde, als steeds, tegen de antichrist de paus en het zuiden dat in diens handen lag. [77]

 

‘De Standaard’ had het op 15 juli kort over Portadown: er zouden 28 gewonden zijn, onder wie 15 politieagenten. De politie, ondersteund door Britse troepen, vuurde rubberkogels af en gebruikte de wapenstok om te voorkomen dat de met gasbommen, bakstenen en stukken glas gooiende protestanten een katholieke wijk zouden binnentrekken.[78]

 

Na de Twelfth

 

‘The Times’ op maandag 15 juli berichtte over uitspraken van de Ierse premier FitzGerald op de Ierse radio. De Toaiseach prees de RUC voor hun goed werk. Die woorden maakten de unionistische politici furieus en zouden volgens de krant voor heel wat problemen kunnen zorgen. Voor de unionisten bewees dit dat Dublin achter de paradeomleidingen in Portadown zat. Volgens McCusker was het resultaat dat de RUC nu ook als vijand zal worden aanzien bij de protestantse gemeenschap. Het geweld in Portadown duurde nog voort op Blackman Dag. Pas op zondag stelde de politie de Obins Street (Tunnel wijk), na twee dagen beleg, terug open. Katholieke vrouwen hadden er de soldaten, die de RUC bijstonden, sandwiches en thee aangeboden.[79]

Douglas Hurd had alleen goede woorden voor de RUC. Het gedrag van de loyalisten noemde hij daarentegen onloyalistisch en tegen de traditie in. De massale confrontatie tussen Orangisten en de RUC, zoals velen hadden voorspeld, bleef volgens hem achterwege. Hij zag geen reden om een politiek te voeren die parades moest verhinderen of afschrikken, omdat de meeste rustig en aangenaam waren verlopen.[80]

 

‘The Economist’ verwees in augustus nog eens naar wat gebeurde in Portadown, omdat verschillende politiemannen en hun families er uit hun huizen werden gejaagd door loyalisten. Niet alle loyalisten zijn loyaal aan dezelfde zaak. De meer respectabele loyalisten willen in de eerste plaats bij het Verenigd Koninkrijk blijven en zijn wetten respecteren. We vinden hen terug bij de meer gegoeden, de methodisten, de anglicanen en de OUP. OUP voorzitter Molyneaux noemde de politieaanvallers gemeen volk. De meer fundamentalistische protestanten staan onder leiding van Ian Paisley, in de vooral presbyteriaanse DUP. Hun prioriteit is de Ierse republiek en haar rooms-katholieke invloeden te ontwijken, door, indien nodig, de wet te breken.

Beide strekkingen vreesden dat de Britse regering een overeenkomst met de Ierse aan het bekokstoven was. De twee unionistische partijen verwachtten dat daarin meer zou worden toegegeven dan ze aanvaardbaar vinden. Ze zouden vooral vrezen dat er een volledige niet-godsdienstige politie en veiligheidstroepen zouden uit voortvloeien. Molyneaux vond de beste manier om zich ertegen te verzetten politieke manoeuvres, Paisley wilde actie op straat. De geschiedenis gaf Paisley gelijk, want het was dankzij het gewapend verzet onder leiding van Carson, dat Ulster in 1913 aan Home Rule ontsnapte. Maar intussen was uiteraard al veel veranderd. Wat Paisley had verontrust, was dat de RUC, vooral bestaande uit de protestantse arbeidersklasse, in Portadown had bewezen dat ze in de eerste plaats de bevelen opvolgt, en niet de oproepen tot godsdienstig loyalisme.[81]

 

In ieder geval, de vrees van de unionisten was niet onterecht, want in november volgde het Anglo-Irish Agreement, dat ze totaal onaanvaardbaar vonden.

 

 

Het Anglo-Irish Agreement

 

De geruchten dat dergelijk akkoord in de maak was, zorgde, zoals al bleek, voor heel wat zenuwachtigheid onder de unionisten. Aan hun reacties te zien, bevestigde het Anglo-Irish Agreement dat er reden was voor hun ongerustheid.

 

Het AIA volgde na acht maanden van strikt geheime onderhandelingen tussen de Ierse en Britse regering. De SDLP lag mee aan de basis van het akkoord, de unionisten werden uitgesloten, wat natuurlijk tot frustraties leidde. De overeenkomst was gebouwd op bezorgdheid omwille van de dreiging van het republikeins militarisme en de groei van Sinn Féin. Door toegevingen te doen aan het constitutioneel nationalisme, wilde men de IRA en Sinn Féin tegenwerken.[82]

 

De aanloop naar het AIA

 

Al tijdens de jaren zeventig groeide in Groot-Brittannië het idee dat de Ierse regering erbij moest betrokken worden om een oplossing voor de Troubles te zoeken, al was het maar om te verhinderen dat Ierland een veilige plaats zou zijn voor republikeinse paramilitairen en wapens zou kunnen voorzien. Het lidmaatschap van de Europese Gemeenschap en de Ierse invloed in de Verenigde Staten gaf de republiek ook de mogelijkheid om druk uit te oefenen op de Britse regering. In 1980 bereikte de Britse premier Margaret Thatcher en de Taoiseach Charles Haughey (van de nationalistische partij Fianna Fail) een akkoord over samenwerking. Er werden gemeenschappelijke studies opgezet en die kwamen tot de conclusie dat er een intergouvernementele raad moest worden opgezet, die tot een Anglo-Ierse politiek ten opzichte van Noord-Ierland moest komen. De hongerstakingen en de Falklands oorlog veroorzaakten opnieuw spanningen tussen de twee regeringen, maar die verbeterden in 1983 toen Garret FitzGerald (van de gematigdere Fine Gail) Taoiseach werd.[83]

 

In 1983 werd ook het New-Ireland Forum opgericht, waarschijnlijk als reactie tegen Sinn Féin dat haar plaats in de electorale politiek had ingenomen. Het forum bestond uit de drie grootste partijen van Ierland en de SDLP. In mei 1984 bracht het zijn rapport uit. Daarin stond dat onderhandelingen tussen noord en zuid tot een politieke oplossing moesten leiden en dat een eengemaakt Ierland alleen maar kan als aan beide zijden van de grens de meerderheid dat wenst.

De voorgestelde oplossingen waren: een eengemaakt Ierland, een federaal of confederaal Ierland, of een systeem van gedeelde autoriteit. De unionisten zagen hierin een poging om snel tot een eengemaakt Ierland te komen, en verzetten zich tegen het rapport. De Labour Party en de toenmalige minister van Noord-Ierland, James Prior, stonden er positief tegenover. Prior kreeg echter niet de steun van de rest van de regering. Margaret Thatcher reageerde duidelijk op de drie opties, toen FitzGerald haar die kwam uitleggen: “…out, …out, …out!”. Haar brutale afwijzing veroorzaakte ontsteltenis in Ierland. Het leek dat een akkoord tussen de twee landen verder af was dan ooit.

 

Maar blijkbaar kwam Thatcher toch tot andere inzichten. Het Kilbrandon rapport bepaalde dat de republiek een grotere rol moest krijgen in de toekomst van Noord-Ierland, al was er geen eensgezindheid over hoever die rol moest gaan. Dit rapport werd opgesteld door academici en mensen met een speciale interesse in Noord-Ierland, zoals Lady Biggs, wiens man in1976 Brits ambassadeur was in Dublin toen hij er werd vermoord door de IRA, Simon Jenkins, politiek redacteur van ‘The Economist’, A. T. Q. Stewart en Paul Arthur, invloedrijke Noord-Ierse academici, en voorzitter Lord Kilbrandon.

Het Europese parlement verhoogde de druk op de Britse premier. Het parlement stemde in om de economische en sociale ontwikkeling in Noord-Ierland te steunen, en drong aan op een grotere Anglo-Ierse samenwerking. Ook de Verenigde Staten en Iers-Amerikaanse politici lieten hun invloed gelden. De Troubles brachten Groot‑Brittannië als democratisch land in verlegenheid. Bovenal liepen de veiligheidskosten de pan uit en was de economische situatie in Noord-Ierland verre van rooskleurig. Uiteindelijk kwam het dus toch tot een Anglo-Ierse samenwerking.[84]

 

Aan Ierse zijde was er de wil tot samenwerking met Groot-Brittannië, ondanks de artikels 2 en 3 van de grondwet, waarin de republiek aanspraak maakt op het Noord-Ierse gebied. De Troubles bedreigden de vrede en de stabiliteit in Ierland, het loyalistisch en republikeins geweld had ook daar plaats gehad (bomaanslagen, moorden op de Britse ambassadeur Christopher Ewart Biggs en op Lord Mountbatten). De verhoogde veiligheidsinspanningen waren economisch niet houdbaar, en Ierland vreesde dat het extreem republicanisme haar politieke systeem in gevaar zou kunnen brengen.[85]

 

Het akkoord

 

Agreement between the Government of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland and the Government of the Republic of Ireland[86]

 

Het AIA werd getekend op 15 november in het Hillsborough kasteel en bestond uit een inleiding en 13 artikels. Het eerste artikel moest de unionisten geruststellen: zolang de meerderheid van de Noord-Ierse bevolking geen verandering van status wil, zal er ook geen komen. Het tweede en derde artikel zetten een Anglo-Ierse intergouvernementele conferentie op. Via die conferentie zouden Ierland en Groot-Brittannië samenkomen om te onderhandelen over politieke en wettelijke aangelegenheden en over veiligheidszaken in Noord-Ierland. Ook de noord-zuid relaties zouden er aan bod komen. De andere artikels gaan verder op de werking van de conferentie. Het vierde artikel bepaalde dat het de bedoeling was dat Noord-Ierland opnieuw probeerde een structuur van machtsdeling tussen de twee bevolkingsgroepen op te zetten, zoals dat al gepoogd was in Sunningdale (1974).[87]

 

Het AIA was een internationaal akkoord tussen twee landen die hun nauwe banden wilden versterken. Het Verenigd Koninkrijk zag het conflict dus niet meer als een conflict tussen twee van haar bevolkingsgroepen, maar als één waarbij ook een andere staat betrokken was. Volgens Harvey Cox stonden er dubbelzinnigheden in het AIA. Zo was het niet duidelijk wat de toenmalige Noord-Ierse status, die niet kon veranderd worden zonder dat de meerderheid zijn steun eraan gaf, was. Verder was het ook onduidelijk hoe groot de rol van de Ierse republiek nu zou worden. Het land zou medezeggenschap krijgen, maar anderzijds bleef Noord-Ierland deel van een soeverein Verenigd Koninkrijk. Voor de Britten was het de bedoeling dat de republiek geen enkele verantwoordelijkheid zou krijgen in Noord-Ierland.[88]

 

De dubbelzinnigheden zorgden er voor dat het akkoord op verschillende manieren werd voorgesteld. Aan nationalistische kant sprak men van een stap in de richting van de hereniging, de Britten stelden het akkoord voor als een garantie voor Noord-Ierland dat het Brits zou blijven. Anthony Coughlan, lid van Sinn Féin, geloofde wel in de goede bedoelingen van Garret FitzGerald, maar vond dat de naïeve Toaiseach zich had laten inpalmen door Margaret Thatcher en dat het akkoord in strijd was met de Ierse grondwet. Het hooggerechtshof van Ierland sprak dit echter tegen.[89]

 

Het AIA gaf de republiek alleen maar een adviserende rol. Ierland kon nu wel gemakkelijker druk uitoefenen op de Britse regering om gelijke behandeling van de katholieken en gelijke sociale en economische kansen te waarborgen. Aan de andere kant erkenden de republiek en de SDLP dat er geen eenmaking kon komen in de nabije toekomst.[90]

 

Ook volgens Brendan O’Leary bracht het AIA weinig concreets op voor Ierland. Er was geen sprake van gedeelde autoriteit en Ierland had nog steeds geen enkele verantwoordelijkheid in Noord-Ierse zaken. Integendeel, de Ierse regering garandeerde mee dat Noord-Ierland nog voor lange tijd Brits zou blijven. Dit zou niet in tegenstelling zijn met de Ierse grondwet, de Ierse coalitieregering van Fine Gael en Labour maakten van de eenmaking alleen geen prioriteit meer. Toch was het AIA belangrijk: er ontstond een Anglo-Ierse samenwerking, de unionisten zagen nu formeel dat hun hegemonie in Noord-Ierland voorbij was, en de Ierse republiek zag af van een streven naar onmiddellijke hereniging.[91]

 

Het verdrag werd opgenomen in het handvest van de Verenigde Naties onder artikel 102, wat betekende dat ook de volgende regeringen het verdrag moesten naleven. De president en het congres van de Verenigde Staten feliciteerden de Ierse en Britse premiers. De VS was trouwens betrokken bij de onderhandelingen. President Reagan werd op de hoogte gehouden  van het verloop. De VS had al altijd een grote rol gespeeld in Ierland. Dit was onder meer het geval tijdens de onafhankelijkheid en de burgerrechtenmarsen. Ook de Europese Gemeenschap, andere Europese landen en de meeste landen van de Commonwealth reageerden tevreden op de ondertekening. De EG, de VS en Nieuw-Zeeland gaven zelfs een financiële bijdrage om de belabberde Noord-Ierse economie te helpen opbouwen. Buitenlandse steun was meer dan welkom, want de grootste bevolkingsgroep in Ulster was niet geraadpleegd en verzette zich hevig tegen het AIA. In het Britse parlement kreeg het AIA wel een grote meerderheid achter zich, in de Ierse Daíl al wat minder, door het verzet van Fianna Fail. De publieke opinie en de pers kozen er wel de zijde van het akkoord.[92]

 

Het protestants verzet

 

Het hoofddoel van het AIA was een bijdrage te leveren voor vrede. De IRA en Sinn Féin verzetten zich ertegen. De meerderheid van de katholieke bevolking was echter voorstander van het akkoord en Sinn Féin zag haar aantal kiezers dalen. Daarmee leek al een doel van het AIA bereikt. De meeste aandacht ging echter naar het protest van de unionisten. De protestantse gemeenschap was bijna unaniem gekant tegen het AIA. Volgens opiniepeilingen zou maar 8% van de protestanten voorstander zijn van het verdrag. De redenen voor hun verzet waren tweeërlei. Ten eerste waren de unionistische partijen op geen enkel moment betrokken bij de onderhandelingen, terwijl de SDLP, de Verenigde Staten en naar verluid zelfs het Vaticaan wel op de hoogte werden gehouden. Ten tweede waren de unionisten bezorgd over de opgerichte conferentie, waardoor er een vreemd land zeggenschap kreeg in bijna alle Noord-Ierse zaken. Ondanks het eerste artikel van het AIA, zagen ze het akkoord als een stap in de richting van de hereniging, omdat de Ierse grondwet niet werd aangepast.[93]

 

Volgens Fionnuala O’Connor en Anthony Coughlan verzetten de unionisten zich in de eerste plaats omdat ze met het akkoord hun suprematie verloren. Arthur Aughey was het daar niet mee eens. Suprematie en discriminatie waren aanwezig ten tijde van Stormont, maar sinds 1972 was er min of meer gelijkheid.

Al bracht het AIA concreet weinig op, het verzet van de unionisten was er niet minder om en duurde verschillende jaren. Hun enige doel was het teniet doen van het akkoord, ze waren niet bereid tot onderhandelingen. De volharding van de Britse regering had hen echter verrast. Margaret Thatcher had haar nek te ver uitgestoken om nu nog terug te krabbelen. Dat was trouwens ook niet haar stijl. Toch had zij niet verwacht dat de tegenstand zo massaal zou zijn.

Al op 23 november was er een massale betoging in Belfast. Meer dan 200.000 mensen (al spreken andere bronnen van 100.000) kwamen er op straat. James Molyneaux en Ian Paisley riepen op tot een referendum. De Britse regering weigerde dit, en de unionistische parlementsleden namen ontslag om de tussentijdse verkiezingen die daarop volgden als een referendum voor het AIA te gebruiken. 78% van de stemmen waren voor anti‑AIA kandidaten, maar de OUP verloor wel een zetel aan de SDLP. De Britse regering wees op het verlies van de zetel en hield geen rekening met de uitslag.

 

De proteststrategie werd er een van boycot. De nu 14 unionistische parlementsleden boycotten Westminster, waardoor ze er echter ook hun invloed verloren. Op lokaal niveau legden unionistische politici de gemeenteraden lam en weigerden samen te werken met het NIO. De politieke leiders wilden geen gewelddadig verzet, maar toch werden agenten thuis aangevallen en werden katholieken in protestantse districten uit hun huizen gepest door extremistische loyalisten.

Er volgde een één-dag-staking in maart 1986 tegen het AIA. Er werd gevreesd dat de unionistische leiders de controle op hun achterban verloren, maar dat bleek gelukkig niet het geval. In het verzet was DUP leider Ian Paisley, meer nog dan zijn collega van de OUP, de leidinggevende figuur. In november 1986 richtte hij de Ulster Resistance op, die manifestaties tegen het AIA organiseerde. Naar aanleiding van de eerste verjaardag van het AIA, kwamen alweer 200.000 betogers in Belfast op straat. In februari 1987 werd er een petitie met 400.000 handtekeningen afgegeven bij de koningin.[94]

 

Al deze acties haalden echter niets uit, de Britse regering hield voet bij stuk. Het aantal betogers nam af, in 1988 waren er op 15 november, de derde verjaardag, slechts enkele kleine betogingen. Toch duurde het tot 1990 eer sommige unionisten de boycot van het NIO wilden opgeven. Pas op 24 februari besloot de OUP opnieuw met het NIO samen te werken. Op 25 maart van het jaar nadien werden de laatste resten van de boycot opgeheven.[95]

 

 

Het marsseizoen van 1986

 

Het protest tegen het AIA bepaalde het verloop van de Oranjemarsen in de jaren nadien. Vooral tijdens het eerstvolgende marsseizoen, dat van 1986 dus, liepen de parades danig uit de hand.

De unionisten weigerden besprekingen met andere betrokken partijen om het geweld te stoppen. Eerst, zo was hun eis, moest het AIA in zijn volledigheid worden afgeschaft. Die eis lieten ze weerklinken op verschillende aangelegenheden. Ook de Oranjemarsen werden gebruikt als protestmarsen tegen het AIA. In die grimmige sfeer, waarbij de protestanten zich tekort gedaan voelden, hoefde het niet te verbazen dat de Orangisten geen bereidheid tot compromissen toonden wat betreft de omleiding van hun parades. Achter iedere poging van de RUC of het NIO om dat wel te doen, zagen ze de hand van de Ierse regering. Die zou omleidingen van hun parades opleggen via de Anglo-Ierse Conferentie, via het AIA dus.

 

Net als in 1985, en als in alle jaren trouwens, besteedde vooral ‘The Irish Times’ heel wat artikels aan de marsen. In vergelijking met 1985 begonnen de problemen wel wat later. De spanningen die gepaard gaat tijdens de marsen voorafgaand aan de Twelfth, kregen pas aandacht vanaf juli. Dit zal ook het geval zijn in de andere besproken jaren. De artikels van 1986 waren nog langer dan het vorige jaar, en dat gold voor alle kranten.

 

‘The Times’ begon zijn berichtgeving pas vanaf de mars in Portadown, de week voor de Twelfth. Alweer bleef de krant wat meer zakelijk dan zijn Ierse tegenhanger en gaf ze vooral een objectieve weergave van de gebeurtenissen.

Allebei de kranten legden het verband met het AIA. Dat deed ook ‘De Standaard’. Het geweld van de marsen, en dan vooral die van de Twelfth; was deze keer blijkbaar ernstig genoeg om er enkele lange artikels aan te wijden en om zelfs de voorpagina te halen.

 

Aanloop naar de Twelfth

 

Op 1 juli meldde ‘The Irish Times’ dat loyalisten hun aanhangers vroegen geweld te vermijden tijdens de marsen, en dan vooral tijdens die van de Twelfth. OUP parlementslid Harold McCusker zei dat niet het AIA kon worden verslaan tijdens de Twelfth, maar wel de campagne tegen het AIA, omdat in geval dat de situatie uit de hand zou lopen, er verdeeldheid bij de protestanten zou volgen.

De 2000 Orangisten uit de 32 loges in Portadown zouden namelijk op 1 juli hun aanvraag indienen om hun jaarlijkse mars naar een kerkdienst te mogen houden de volgende zondag. De route van die mars passeerde langs de katholieke Obins Street en Garvaghy Road. Ook op de Twelfth zelf zouden ze van plan zijn langs de Obins Street te lopen. In de protestantse Shankill Road in Belfast, zouden verschillende Orangisten uit Portadown opgeroepen hebben om in de Twelfth parade van Portadown mee te lopen.

De Grand Master van de Oranje Orde, dominee Martin Smyth, zei dat hij van nog geen omleidingen had gehoord.[96]

 

Op 4 juli meldde dezelfde krant dat de RUC de mars van de zondag zou toelaten, maar niet die van 12 en 14 juli. Verder verwierp de RUC aanvragen van katholieke fanfares om dezelfde zondag te marcheren, omdat het hier om nieuwe en dus niet traditionele marsen ging, enkel bedoeld om onrust te zaaien. Verschillende protestantse kerkleiders riepen de Orangisten op om een compromis met de RUC te sluiten en om geen confrontatie aan te gaan. Zij vroegen aan de Oranje Orde om die enkelen die voor onrust zorgden tijdens parades te veroordelen.

Ian Paisley voorspelde dat de regering in Dublin hun invloedenen zou duidelijk maken door traditionele routes te laten omleiden. Hij zei dat loyalisten geen geweld wilden, maar dat ze ook niet zouden toelaten dat hun burgerrechten worden ontnomen door Dublin, de SDLP en de katholieke kerk.[97]

 

Groot-Brittannië bracht extra soldaten naar Portadown voor de mars van zondag. Een nationalistische fanfare had aangekondigd dan ook te zullen marcheren. De RUC had hen voorgesteld in de namiddag, na de Oranjemars, op te trekken, daarmee trok ze haar verbod in. Maar dat had de fanfare geweigerd. Sinn Féin zou de avond van 5 juli ook een parade organiseren.

De RUC kreeg kritiek te slikken van zowel de unionistische partijen als de SDLP en Sinn Féin omwille van de beslissing om de zondagmars door te laten gaan, en die van 12 en 14 juli niet. Met de herinnering aan de problemen van 1985, steeg de spanning in het stadje.

De Ierse minister voor buitenlandse zaken, Barry, zei in de Dail dat hij alles zou doen om de Noord-Ierse katholieken te laten beschermen in deze kritieke periode voor het AIA.

Tijdens een mars in Pomeroy, County Tyrone, had de menigte een journalist aangevallen. De RUC redde hem en hij liep lichte verwondingen op. De RUC verbood de processie door een katholieke wijk te gaan, tot een fanfare uit Cookstown werd verwijderd, omdat de leden ervan zich slecht hadden gedragen.[98]

 

Op 7 juli opende ook ‘The Times’ haar marsseizoen, met op de voorpagina een artikel waarin Richard Ford de Noord-Ierse ordediensten prees omdat ze nationalisten en zogenaamde loyalisten uit elkaar hadden kunnen houden in Portadown. Daarbij moesten de ordediensten aanvallen van beide kanten ondergaan. Dertien agenten werden gewond, één door een pijltje in zijn nek. De RUC meldde dat ze al voor de mars met woorden en daden werd bestookt door de loyalisten. Buiten een kerkdienst werd een Land-Rover van de politie, met agenten erin, door mensen met het Orangistenuniform (door dit zo te schrijven impliceerde Ford natuurlijk dat Orangisten dit nooit zouden doen en dat waarschijnlijk extreme loyalisten aan het werk waren) aan omgedraaid. Zij beschadigden ook eigendommen vlakbij de katholieke kerk. De politie moest rubberkogels gebruiken om hen uiteen te jagen.[99]

Binnenin herhaalde ‘The Times’ dat de RUC door grote machtsontplooiing erin was geslaagd gevechten tussen de twee gemeenschappen in Portadown te voorkomen. De krant zag de spanningen echter als een slecht voorteken voor de Twelfth, wanneer de Oranje Orde niet door de katholieke wijken zal mogen marcheren. Lokale Orangisten riepen andere leden op om hen te vervoegen tijdens een protestmars tegen het verbod.

De spanningen voor de voorbije zondagmars was wat gaan liggen nadat katholieke fanfares uiteindelijk besloten geen parades te houden. Toch waren er enkele incidenten toen de Orangisten door de katholieke straten trokken. De mars was met veel vertraging begonnen door de ongeregeldheden, en werd af en toe onderbroken. George Seawright, een voormalig DUP lid, werd uit de mars gezet, waarna heel wat geduw en getrek volgde. De man was berucht door uitspraken als dat alle katholieken en hun priesters moeten verbrand worden. Alweer werden journalisten aangevallen. De twee gemeenschappen daagden elkaar uit. De unionisten door met hun enorme Union Jacks te zwaaien, de nationalisten door Ierse liederen te spelen en “IRA, IRA” te roepen.[100]

 

‘The Irish Times’ legde een andere klemtoon in een heel lang artikel. Niet het succes van de RUC, wel hun kritiek op de loyalisten stond vooraan. Toen de 1300 Orangisten door de katholieke Tunnel en Garvaghy Road paradeerden, waren er verstoringen waarvoor de RUC de schuld gaf aan de Orangisten. Zevenentwintig agenten en drie burgers werden verwond, vooral door loyalistisch geweld.

De loyalisten hadden zich niet gehouden aan de voorwaarden van de RUC, namelijk zich waardig en vredig gedragen en geen zaken meedragen die niets met Oranjemarsen te maken hebben. Drie keer legde de RUC de mars stil, waarvan één keer om George Seawright te verwijderen. De katholieke bewoners zouden erop gestaan hebben dat hij niet mee mocht opstappen. Daarop volgden de zwaarste incidenten van de dag, maar de mars ging uiteindelijk toch verder. Achteraf waren er alweer de beschuldigingen dat Dublin de RUC controleerde. Er werd er vooral zwaar aan getild dat Seawright’s sash was gescheurd. De lokale Orangisten vroegen de loyalistische leiders hun positie ten opzichte van de RUC duidelijk te maken, maar de leiding van de Oranje Orde en de unionistische partijen bleven opvallend stil.

De Oranje Orde vroeg aan haar afdelingen in Portadown om tijdens de Twelfth en Blackman Day elders mee te marcheren. De RUC vond dat de voorbije mars bewees dat haar verbod op de komende marsen gerechtvaardigd was.

Jezuïeten hadden intussen een vredig protest georganiseerd. Dat had eerder iets van een theepartij aan de kant van de weg.[101]

 

Het NIO liet daags nadien aan ‘The Irish Times’ weten dat het geweld een les was waarmee ze rekening moesten houden. De Orangistenleiders in Portadown betreurden het ook, maar wilden nog steeds door de katholieke wijken op de Twelfth.[102]

 

De meest populaire en tevens de meest gehate politicus van Noord-Ierland, Ian Paisley, werd altijd al graag geciteerd in ‘The Irish Times’. De krant scheen zich ook iedere keer te ergeren aan de dominee. Deze keer verklaarde Paisley dat het de RUC was die de voorbije zondag de agressor was, en niet de loyalisten. Hij riep alle loyalisten op om te gaan protesteren in Portadown op de Twelfth tegen de verwachte routeverandering. Martin Smyth waarschuwde in een reactie dat een confrontatie meer kwaad dan goed zou doen voor de campagne tegen het AIA. Hij hoopte dat de protestanten die naar Portadown zouden trekken zich gedisciplineerd zouden gedragen. De minister voor Noord-Ierland, Tom King, vond Paisley’s oproep onverantwoord en ironisch, omdat Paisley zelf van de RUC afhangt voor zijn veiligheid. OUP leider Molyneaux zei dat hij niet naar Portadown zou gaan op de Twelfth.[103]

De dag nadien meldde ‘The Irish Times’ dat Paisley vond dat agenten zouden moeten ontslag nemen in plaats van wegen voor traditionele marsen te blokkeren. Hij zei dat hij daarmee niet opriep tot ongehoorzaamheid. De Oranje Orde leiding in Belfast riep haar leden op in Belfast te marcheren en niet naar Portadown te trekken. ‘s Nachts waren daar twee huizen van agenten aangevallen en met stenen bestookt.[104]

 

De Twelfth was kortbij, en een confrontatie tussen de loyalisten en de RUC leek onafwendbaar. ‘De Standaard’ wijdde er een lang artikel aan, gebaseerd op één uit ‘the New York Times’. Daarin werd de link met het AIA uitgelegd. De protestanten zouden voor het eerst sinds de Home Rule perikelen geconfronteerd worden met een akkoord dat ongevoelig lijkt voor hun woede. Althans, dit was de mening van de regeringen in Londen en Dublin. De protestanten protesteerden tegen het AIA door een totale boycot van de officiële instanties, echter zonder resultaat. Uitspraken van Ian Paisley riepen onrechtstreeks op tot geweld tegen de politie. Ze toonden vooral de onzekerheid binnen protestantse middens aan over de mogelijkheid om alsnog het AIA omver te kegelen. Vandaar dat voor de protestmarsen veel volk werd gemobiliseerd.[105]

 

De Twelfth zou duidelijk de grootste test tot dan toe worden voor het AIA, aldus ‘The Times’. De spanningen namen nog toe doordat drie soldaten werden vermoord door de IRA.[106]

 

‘The Irish Times’ had hoopgevend nieuws in de krant van12 juli. Terwijl ‘The Times’ het alleen had over een onverwachte mars van Ian Paisley, schreef de Ierse krant dat er een compromis was bereikt over de route die de Portadown mars zou volgen. De positieve toon veranderde echter snel wanneer er dieper op het compromis werd ingegaan. ‘The Irish Times’ vond dat het compromis helemaal geen rekening hield met de wensen van de bewoners en aldus helemaal indruiste tegen het AIA. Het compromis kwam er na vier dagen onderhandelen tussen de RUC en de OUP, de DUP en de Oranje Orde. Katholieken zaten dus niet mee aan tafel. Acht loges en drie fanfares zouden dan toch door de Garvaghy Road mogen. De parade zou niet door de Tunnel mogen, maar juist in de huizen rondom de Garvaghy Road wonen de meeste katholieken. Dit betekende een slag in het gezicht voor de katholieke gemeenschap. Het AIA bepaalde juist dat er evenveel rekening moet worden gehouden met de beide tradities.

De morgen voor de Twelfth was de spanning helemaal ten top gedreven door een bijeenkomst van enkele honderden (duizenden volgens ‘The Times’) gemaskerde loyalisten in uniform onder leiding van Paisley in Hillsborough (waar het AIA was getekend). Verschillende katholieke gebieden waren de voorbije twee dagen het slachtoffer van loyalistisch geweld. ‘The Times’ had het hier over rellen tussen de twee gemeenschappen, in ‘The Irish Times’ speelden de katholieken de rol van slachtoffer.

In een column schreef Jim Cusack dat het onbegrijpelijk was dat de unionisten zich zo tegen het AIA keerden, omdat dit akkoord juist naar hun maat gesneden was. De republiek beloofde namelijk geen aanspraak meer te maken op het noorden, tenzij een meerderheid daar dat wou. Hij had het ook over de moeilijkheid van de OUP om positie te nemen in onder meer het dreigende verbod van de RUC om door Portadown te marcheren. Ian Paisley zou wel klare taal spreken, maar op zo een manier dat niemand er rekening mee hield. Ook volgens Richard Ford van ‘The Times’ was de anti-AIA alliantie tussen de OUP en de DUP een broos iets. De OUP zou het moeilijk hebben gehad met de strategie van de DUP. De Twelfth zou in ieder geval een test zijn voor die alliantie, en uiteraard ook voor de RUC.[107]

 

De Glorious Twelfth

 

10 artikels en heel wat foto’s op twee volle pagina’s, dat is wat ‘The Irish Times’ besteedde aan de Twelfth. Dat het ondanks het compromis dat in extremis werd bereikt toch nog misliep, bleek ook uit ‘De Standaard’. De Noord-Ierse parades vormden zelfs het hoofdartikel in de Vlaamse krant. In ‘The Times’ was de Twelfth wel voorpaginanieuws, maar niet het hoofdartikel, al gaat het hier toch om binnenlands nieuws.

 

Verscheidene steden kenden een onrustig weekend naar aanleiding van de traditionele parades van de protestantse Oranje Orde, aldus ‘De Standaard’. Die liepen uit op botsingen tussen de protestanten enerzijds, en de politie of katholieken anderzijds. Eén dode, meer dan honderd gewonden, vooral agenten, en bijna honderd arrestaties waren het gevolg. Jaarlijks herdenken de protestanten met hun marsen de Slag van de Boyne, en maken ze van de gelegenheid gebruik om ‘hun hegemonie in Noord-Ierland’ te onderstrepen.

In Portadown vielen Orangisten de politie aan die hen wilde tegenhouden om een katholieke wijk binnen te trekken. Ze gooiden brandbommen en stenen naar de katholieke huizen, haalden de motoren uit de politiewagens en staken die in brand. In Londonderry waren er rellen tussen katholieken en protestanten, in Newtownards sloeg een dronken menigte een man dood die met zijn zoontje op weg was naar huis. In Larne raakten ten minste 14 politiemannen gewond, in Limavady werden poppen verbrand die de paus voorstelden.

Sinds het AIA verslechterde de relatie tussen de overwegend protestantse politie en de protestantse extremisten.[108]

 

Het hoofdartikel van ‘The Irish Times’ had het ook over het AIA. De RUC haar beslissing om de Orangistische demonstratie toch door het katholieke gebied van Portadown te laten gaan, kon de extreme loyalisten niet temperen noch geweld, veel erger dan in 1985, verhinderen. De Twelfth werd in het noorden beschouwd als een nederlaag van het AIA en de Britse veiligheidspolitiek. Opnieuw waren katholieken gedegradeerd tot tweederangsburgers.

De OUP en de DUP verwelkomden de beslissing van de RUC om ze toch door de Garvaghy Road te laten gaan. Ze zagen dat als een nederlaag voor het AIA, waarin staat dat de RUC de twee gemeenschappen op gelijke manier moest behandelen. SDLP leider John Hume vond dat de RUC hierdoor de terroristen in de kaart speelden. De RUC en het NIO ontkenden dit en vonden dat de twee gemeenschappen wel gelijk behandeld waren. Hume bleef toch geloven in het AIA, zo zei hij zelf op RTE radio.

Er werd nog meer geweld verwacht naar aanleiding van Blackman Day. De Blackmen waren van plan om katholieke wijken te vermijden, maar er werd verwacht dat extreme loyalisten zich daar tegen zouden verzetten.

Dat het er nog gewelddadiger aan toe ging dan het jaar voorheen, bewezen de cijfers. Volgens de RUC raakten 128 van de eigen mensen gewond en 66 burgers. Het geweld van dit jaar beperkte zich niet enkel tot Portadown. De OUP betreurde het geweld, maar was in de eerste plaats, net als de DUP, tevreden dat de Orangisten door de Garvaghy Road mochten. Daarmee bewees de RUC dat Peter Barry (Ierse minister van buitenlandse zaken) hen niet controleerde.[109]

 

De BBC was één van de vijanden van de loyalisten. De zender had besloten de Twelfth niet meer live uit te zenden en dat was in het verkeerde keelgat geschoten. De parade in Belfast lokte 20.000 Orangisten en heel wat kijklustigen, die genoten van de carnavalsfeer die er was. Er werden echter UVF vlaggen meegedragen, toch bleef de grootste parade van rellen gespaard.

Alle sprekers na de marsen hadden het uiteraard over hun verzet tegen het AIA. Velen hoopten dat koningin Elisabeth haar interesse in het noorden zou blijven tonen en feliciteerden haar met de verloving van prins Andrew. In Ballinderry (County Antrim) had een dominee het over Boy George, de homoseksuele en heroïneverslaafde zanger die toen volop in de aandacht van de schandaalpers stond. Voor hem stond de zanger symbool voor het morele en politiek verval van Groot-Brittannië. Hij keurde ook het alcoholgebruik van de Orangisten af en riep op om Groot-Brittannië en Europa opnieuw te evangeliseren.

In Ballymoney sprak Ian Paisley de Independent Orange Order toe. Alles wat katholiek was kreeg het alweer hard te verduren en Margaret Thatcher beschreef hij als een Jezebel met rode lippen, losse tanden en een schattig stemmetje. Hij ‘brulde’ dat de protestanten een overwinning haalden in Portadown, maar dat het verzet tegen het AIA doorging.

In Kilkeel (County Down) verliep de Twelfth rustig. De nacht ervoor daarentegen waren er relletjes waarin er verschillende gewonden vielen. In Portadown nam het geweld op de grootste schaal plaats, maar ook in andere plaatsen waren er zware rellen. Alles samen arresteerde de RUC 127 mensen. Ze moest vaak rubberkogels gebruiken om de situatie onder controle te houden. In Portadown vielen loyalisten agenten en soldaten aan en bekogelde hen met flessen, pijlen, brandbommen en stenen. De politiewagens ontsnapten ook niet aan het geweld. Twee mensen kregen tijdens de rellen een hartaanval.

 

De katholieken waren erg ontgoocheld omdat in hun ogen de RUC het AIA niet had gevolgd. Een boze Jim Cusack schreef dat het AIA onder meer een betere relatie tussen de RUC en de katholieke bevolking wilde bereiken, maar die relatie werd nu sterk bemoeilijkt. De maatregelen die de Britse regering had beloofd om de RUC meer aanvaardbaar te maken voor republikeinen bleven uit, terwijl de Ierse regering wel haar deel van het akkoord uitvoerde, namelijk een verscherpte grenscontrole en het tekenen van de Europese Conventie tegen Terrorisme. De Verenigde Staten waren ook al over de brug gekomen met het beloofde geld. Het hoofd van de RUC, Sir John Hermon, kreeg dan ook heel wat kritiek te slikken van de SDLP en de bewoners van de Garvaghy Road. Toch bleef hij achter zijn beslissingen staan, hij had naar zijn gevoel het minste kwaad gekozen. Gelijk welk besluit zou altijd een bevolkingsgroep ontevreden achterlaten, en tenslotte passeerden de marsen nu niet door de Tunnel.[110]

 

Na de Twelfth

 

Ook na de Twelfth bleef de situatie erg gespannen in Noord-Ierland, zo bleek uit ‘De Standaard’. Er werden op twee plaatsen twee katholieken neergeschoten, één was er ernstig aan toe. In het katholieke dorpje Rasharkin (County Antrim) vernielden met bijlen en stokken gewapende protestanten op maandagochtend woningen van katholieken. Waarschijnlijk ging het om een wraakactie voor het neerhalen van een protestantse triomfboog vrijdagnacht. Ook in Portadown bleven de rellen duren naar aanleiding van de Royal Black Preceptory mars.[111]

 

‘The Irish Times’ voegde daar nog een bomaanslag in Castlewellan (County Down) aan toe, waarbij één gewonde viel. De UVF eiste die aanslag op en dreigde er nog meer uit te voeren in andere gebieden die bekend staan om hun IRA aanhang. In Belfast schoot het UVF een katholiek driemaal in het hoofd.

 

‘The Times’ had het amper over de rellen, maar stond stil bij de reactie van de Ierse regering op het voorbije weekend, iets wat maar kort werd aangeraakt in ‘The Irish Times’. De dag nadien had de Ierse krant het daar wel uitgebreid over. De Ierse regering protesteerde bij Groot-Brittannië tegen het verloop van de marsen en de aanvallen op katholieke huizen. Ierse functionarissen waren niet te spreken over het compromis in Portadown. De Ierse regering liet haar bezorgdheid weten via de Anglo-Ierse Conferentie. Tom King zei er begrip voor te hebben, maar Hermon feliciteerde zijn korps voor het in goede banen leiden van de marsen. ‘The Irish Times’ schreef dat King’s reactie hetzelfde was als die van de politiechef. Hermon sprak wel zijn ongenoegen uit over zij die geweld gebruikten en zij die er toe hadden aangezet, duidelijk verwijzend naar Paisley.[112]

 

Volgens ‘The Economist’ liet het hoogtepunt van het marsseizoen, dat de Twelfth is, het AIA gehavend achter. De Ierse minister van buitenlandse zaken protesteerde tegen het compromis in Portadown. Dat liet de unionisten in overtuiging dat ze een overwinning op het akkoord geboekt hadden, terwijl de katholieken vonden dat hun rechten geschonden waren. Toch was de beslissing van de RUC begrijpelijk, zo werden ergere rellen vermeden.

Barry zou zijn ontevredenheid niet alleen laten merken om de SDLP bij te springen, maar ook omdat hij het oneens was met Tom King. Die zou proberen de werking van het AIA te laten verwateren met de bedoeling om de unionisten te verdelen en hun boycot te beëindigen. De parades zorgden er inderdaad voor dat er onenigheid kwam in het unionistische kamp. Terwijl de OUP opriep om de kalmte te bewaren, koos DUP leider Paisley voor confrontatie. Zijn agressieve taal zou één van de oorzaken zijn waardoor het marsseizoen uit de hand liep.[113]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[51] De Northern Ireland Office of NIO bestuurt Noord-Ierland. Het is de Noord-Ierse regering met aan het hoofd de minister van Noord-Ierland. Van september 1983 af was dat Douglas Hurd, in september 1985 werd hij minister van buitenlandse zaken. Zijn opvolger aan het NIO was Tom King, die in juli 1989 plaats maakte voor Peter Brooke. In april 1992 werd Sir Patrick Mayhew minister van Noord-Ierland en dit bleef hij tot Labour in 1997 de verkiezingen won en Mo Mowlam naar Noord-Ierland stuurde.

[52] “Bright Orange”, The Economist, 6.7.1985/30-31.

[53] “Co. Down Loyalist parade banned”, The Irish Times, 3.6.1985/6.

[54] J. CUSACK, “Unionist anger over curb on July parades”, The Irish Times, 21.6.1985/1 and 7.

[55] E. MOLONEY, “A hot marching season faces the Unionists”, The Irish Times, 22.6.1985/22.

[56] M. KELLY, “Unionist warns of defiance of march ban”, The Irish Times, 24.6.1985/1 and 9.

[57] “SDLP deplores Orange threat”, The Irish Times, 25.6.1985/7.

[58] M. COWLEY, “Policy on Northern Ireland parades explained”, The Irish Times, 26.6.1985/6.

[59] M. COWLEY, “Loyalist clash with RUC in Castlewellan”, The Irish Times, 28.6.1985/1

[60] F. O’CONNOR, “Beating the Big Drum past the natives”, The Irish Times, 28.6.1985/7.

[61] F. O’CONNOR and M. COWLEY, “Loyalist crowd stones police at Cookstown march”, The Irish Times, 29.6.1985/1.

[62] M. COWLEY and M. KELLY, “Stop doing Dublin’s dirty work, Paisley tells RUC”, The Irish Times, 29.6.1985/5.

[63] T. JONES, “Loyalist’ rally for march ban protest”, The Times, 1.7.1985/2.

[64] M. KELLY, “9 hurt in Loyalist riots”, The Irish Times, 1.7.1985/1.

[65] “Orange Order to defy march ban”, The Irish Times, 2.7.1985/7.

[66] M. COWLEY, “Orangemen in big show of strength”, The Irish Times, 4.7.1985/6.

[67] “Hurd walks out after ‘liar’ insult over Ulster parades”, The Times, 3.7.1985/5.

    “Hurd walks out of talks on Orange parade ban”, The Irish Times, 3.7.1985/6.

[68] J. CUSACK, “RUC silent on route for march in Portadown”, The Irish Times, 6.7.1985/1.

[69] E. MOLONEY, “A challenge in the citadel of Orangeism”, The Irish Times, 6.7.1985/8.

[70] T. JONES, “Orangemen’s parade dismays Dublin”, The Times, 8.7.1985/1.

[71] M. COWLEY and J. CUSACK, “Six hurt as anti-march group and RUC clash”, The Irish Times¸ 8.7.1985/1.

[72] J. CUSACK, “Leaders urge Orangemen in Portadown to obey rerouting”, The Irish Times, 9.7.1985/1 and 7.

[73] J. CUSACK, “Orangemen accept police ban on march”, The Irish Times, 10.7.1985/1

    T. JONES, “Hurd backs re-routing parades”, The Times, 10.7.1985/2.

    M. COWLEY, “Intensive security as Twelfth tension heightens”, 12.7.1985/1 and 7.

[74] “In vogelvlucht: Ulster”, De Standaard, 13.7.1985/4.

[75] T. JONES, “Orange rioters defy plastic bullets”, The Times, 13.7.1985/1.

[76] “28 RUC men hurt as Orangemen riot in Portadown”, The Irish Times, 13.7.1985/1 and 7.

[77] The Irish Times, 13.7.1985/6-7.

[78] “In vogelvlucht: Noord-Ierland”, De Standaard, 15.7.1985/4.

[79] “RUC praised by FitzGerald after riots”, The Times, 15.7.1985/2.

[80] J. HAIRLAND, “Hurd attacks ‘loyalist’ riots”, The Times, 16.7.1985/2.

[81] “The other Carson show”, The Economist, 24.8.1985/22.

[82] A. AUGHEY, Under siege. Ulster Unionism and the Anglo-Irish Agreement, London, Hurst & Company, 1989, pp. 49-50.

[83] M. CONNOLLY, op.cit., pp. 68-69.

[84] M. CONNOLLY, op.cit., pp. 145-148.

[85] P. ARTHUR and K. JEFFERY, Northern Ireland since 1986, Oxford, Basil Blackwell Ltd., 1989, p. 15.

[86] Zie bijlage

[87] A. COUGHLAN, Fooled again? The Anglo-Irish Agreement and after, Cork, The Mercier Press Ltd., 1986, pp. 10-13.

[88] H. COX, “Managing Northern Ireland Intergovernmentally: an appraisal of the Anglo-Irish Agreement”, in: Parliamentary Affaires, XL, 1987, 1, pp. 88-91.

[89] A. COUGHLAN, op.cit., p.31-32.

[90] D.J. SMITH and G. CHAMBERS, op.cit.,  pp. 272‑273.

[91] B. O’LEARY, “The Anglo-Irish Agreement: folly or statecraft?”, in: West European Politics, X, 1987, 1, pp. 5-8.

[92] P. ARTHUR, “The Anglo-Irish Agreement: conflict resolution or conflict regulation?”, in: Bulletin of Peace Proposals, XVIII, 4, 1987, pp. 561-564.

P.N. MACKERNAN, “Courage and compromise: the Anglo-Irish Agreement and the American dimension”, in: Thought, LXII, 245, 1987, pp. 172-175.

[93] T. WILSON, op.cit., pp. 193-199.

[94] A. AUGHEY, op.cit., pp.62-89.

[95] P. BEW and G. GILLESPIE, Northern Ireland: a chronology of the troubles 1968-1993, Dublin, Gill and MacMillan, 1993, passim

[96] M. COWLEY, “Loyalists warned on march violence”, The Irish Times, 1.7.1986/8.

[97] “Orange march in Catholic area gets RUC go-ahead”, The Irish Times, 4.7.1986/9.

[98] J. CUSACK and J. COONEY, “Soldiers drafted into Portadown as tension grows”, The Irish Times, 5.7.1986/1 and 19.

[99] R. FORD, “Loyalists turn on RUC”, The Times, 7.7.1986/1.

[100] R. FORD, “Huge security for Oranjemars”, The Times, 7.7.1986/2.

[101] J. CUSACK, “Parade officials blamed by RUC for violence”, The Irish Times, 7.7.1985/1 and 9.

[102] M. COWLEY, “Scott warns RUC may adopt new line on marches”, The Irish Times, 8.7.1986/1.

[103] M. COWLEY, “Paisley warns of confrontation if parade rerouted”, The Irish Times, 9.7.1986/1 and 5.

[104] J. CUSACK, “Paisley urges RUC resignations”, The Irish Times, 10.7.1986/1.

[105] “Noord-Ierland verwacht heet protestseizoen”, De Standaard, 10.7.1986/5.

[106] R. FORD, “Security alert in Ulster as terror toll mounts”, The Times, 11.7.1986/2.

[107] J. CUSACK, “Compromise on Portadown march route agreed”, The Irish Times, 12.7.1986/1 and 17

     R. FORD, “Loyalists in surprise ‘seizure’ of village”, The Times, 12.7.1986/2.

[108] “Parades leiden tot onrustig weekeinde in Noord-Ierland”, De Standaard, 14.7.1986/1.

[109] J. CUSACK and H. SHAW, “Loyalists claim march was defeat for Agreement”, The Irish Times, 14.7.1986/1 and 11.

[110] The Irish Times, 14.7.1986/10-11

[111] “In vogelvlucht: Noord-Ierland, protestants geweld”, De Standaard, 15.7.1985/4.

[112] J. CUSACK and H. SHAW, “North tense after bombing and sectarian attacks”, The Irish Times, 15.7.1986/1 and 7.

      R. FORD, “Dublin’s fury over parades”, The Times, 15.7.1986/1.

      J. COONEY, “Barry tells King of resentment at parade routes”, The Irish Times, 16.7.1986/1 and 7.

[113] “The agreement frays a little”, The Economist, 19.7.1986/24-25.