Doodgaan aan de ontmoeting. Een hedendaagse kritiek op het moderne discours van het multiculturele opvoedingsdenken. (Stijn Sieckelinck)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

1. Situering

 

1.1. Achtergrond

 

Was het niet Hegel die op het einde van de achttiende eeuw beweerde dat de filosofie de eigen tijd in gedachten moet trachten te vatten? Mij lijkt het alvast een taak (zoniet dé taak) van de filosofie om zich op het gladde ijs van de tijdsdiagnose te begeven. Maar een ambitieuze taakstelling is gemakkelijker geformuleerd dan uitgevoerd. Hoe oriënteert men zich in de eigen tijd? We lijken de mores en modes van de eigen tijd slechts te kunnen doorgronden door moreel-stichtelijke perspectieven als zoeklicht te gebruiken en bepaalde (al-te-bepaalde) concepten te bezigen die zelf nogal modieus aandoen en al snel op ‘toverwoorden’ lijken. Een woord als ‘multiculturalisme’ suggereert net als een term als ‘actieve welvaartsstaat’ of ‘menselijke vrijheid’ een thema, een evidentie. Hier moet het vooral aanzetten tot nader onderzoek en debat.[1] ‘De eenentwintigste eeuw zal de eeuw van het verschil zijn.’ Opmerkelijk hoe een huizenhoog cliché het vertrekpunt van deze eindverhandeling kan verwoorden. Letterlijk lezen we dat verschillen vandaag meer dan ooit de orde van de dag bepalen. Meer dan ooit worden allerlei verschillen tussen mensen geconstateerd en gecontesteerd, geïnstalleerd en geneutraliseerd, uitgesproken en verdoezeld, verdedigd en verguisd. Aan de basis van deze evolutie liggen enkele maatschappelijk-culturele ontwikkelingen zoals de verandering van de bevolkingssamenstelling als gevolg van (massa)immigratie en de vermenigvuldiging van leefstijlen als gevolg van emancipatie en individualisering. Immigranten met nogal verschillende motieven en achtergronden zorgen voor een grotere nationale, religieuze en culturele diversiteit. Ondertussen is bekend dat de maatschappelijke contacten voor nieuwkomers zelden succesvol verlopen. Op tal van terreinen zijn er “achterstanden” (opleiding, werkgelegenheid) die de overheid veel zorgen baren. Daar komt nog bij dat deze demografische verandering en haar gevolgen in de toekomst nog versterkt zullen doorwerken. Maar niet alleen de nieuwkomers geven een ander gezicht aan onze samenleving. Doordat het zuilenmodel niet langer de samenleving domineert, is de sociale segmentatie veel fijnmaziger geworden. In de verzuilde samenleving wist men zich van de wieg tot het graf begeleid en geleid. Een (bege)leiding die vandaag grotendeels is weggevallen. Deze ontwikkelingen hebben niet alleen geleid tot (verdere) versterking van het maatschappelijk en levensbeschouwelijk pluralisme, maar hebben aan dat pluralisme, tenminste voor een deel een andere betekenis gegeven, een betekenis die door de term multiculturalisme zou worden gedekt. De premodernen én modernen hebben voorgoed hun greep op de ‘massa’ verloren. De massa is onomkeerbaar herleid (of gegroeid?) tot een gedifferentieerde ‘macedoine’. We zien dit proces bij lange niet alleen in de culturele sfeer gesitueerd, maar in haast alle levensdomeinen zoals levensbeschouwing of religie, seksualiteit, vrije tijd, .… Het begrip multiculturele samenleving zou dan verwijzen naar het gegeven dat grote groepen vreemdelingen en mensen met een andere culturele achtergrond vandaag blijvend in ons midden leven. Multiculturalisme zou duiden op de tendens om, in onze samenlevingen, meer belang te hechten aan culturele identiteit en verscheidenheid.[2] Menig auteur denkt te kunnen stellen dat het leven in een multicultureel geheel zeker niet evident is voor de deelnemers (burgers) aan dit leerproces. Het startpunt van de zoektocht is de aanname dat de pluri-culturele samenleving een feit is in die zin dat louter demografisch gezien onze samenleving gekleurder is dan zij ooit was voorheen. Dit is een feit of onomkeerbaarheid. Dat is trouwens niet helemaal hetzelfde als zeggen dat onze samenleving in wezen het multiculturalisme onderschrijft. In die zin is Haumans stelling niet zo radicaal als ze op het eerste zicht lijkt:

De idee van een multiculturele samenleving als lappendeken van gelijkwaardige culturen is trouwens pure ideologie. Ze heeft geen antropologische grond en weerspiegelt in Europa geen historische realiteit.[3]

 

 

1.2. Debat

 

Misschien is het zinvol om bij wijze van situering het denkkader te belichten waarop men zich in debat het vaakst beroept om 'iets' te zeggen over de multiculturele werkelijkheid. Tegelijk is het de bedoeling om op het einde van deze situering dit specifiek debat af te sluiten en te laten voor wat het is: een aaneenschakeling van ongenuanceerde posities die wel indruk maken in politieke debatten, maar zelden enige vaste voet hebben, noch in theorie noch in praktijk. Tom Wambeke bekritiseert in zijn ongepubliceerde eindverhandeling beide posities. Ik vat zijn kritiek hier beknopt samen. [4] Traditioneel gezien bewegen de verschillende posities in de discussie over de invulling van de multiculturele samenleving zich tussen twee extreme polen, namelijk volledige assimilatie aan de ene kant en cultureel separatisme aan de andere kant. De positie die men inneemt hangt samen met de volgende vraag: “moeten leden van etnische en culturele minderheden zich aanpassen aan de dominante cultuur in onze samenleving of hebben ze juist recht op bescherming van de eigen cultuur?” Ook Pels stelt vast dat het eigentijdse debat nog steeds wordt gedomineerd door twee uiterste houdingen: gastvrijheid of verbanning, inburgering of uitburgering van de vreemdeling.[5]

 

Voorstanders van het conservatief multiculturalisme, worden ook wel monoculturalisten genoemd. Vanuit deze positie pleit men voor het totaal opgeven van de ‘eigen’ identiteit van de culturele groep en voor het aannemen van de identiteit van de dominante groep. Sociaal-culturele diversiteit wordt bijgevolg onmiddellijk verbonden met maatschappelijke problemen die de maatschappelijke samenhang verbreken. Vaak ligt er een al dan niet expliciet uitgesproken verlangen naar een ooit verdwenen Gemeinschaft ten grondslag aan hun doctrine. Men pleit dan ook voor het dwangmatig verwijderen van die diversiteit om de sociale cohesie binnen een homogene samenleving te herstellen. Er worden geen inspanningen gespaard om iedereen te onderwerpen aan de white male middle class standard, welke de norm zou zijn die bepaalt wie binnen of buiten de grenzen van de common culture valt. Zo vindt een functionele assimilatie plaats in het homogene model van de dominante (meerderheids)cultuur.

Het probleem bij de monoculturalisten is dat ze de sociale structuur van de samenleving essentialistisch opvatten als een ideaaltypisch homogeen model. De monoculturele positie die op assimilatie gericht is, ziet integratie als een belangrijk maatschappelijk doel, waarbij alle individuen en groepen binnen de heersende cultuur gesocialiseerd dienen te worden. Initiëren in de gemeenschappelijke, dominante cultuur is dan ook de voornaamste taak op school. Ze verwerpen opvoeding en onderwijs waarin de identiteit van een specifieke minderheidsgroep wordt gecultiveerd. Monoculturalisten stellen het sociale cohesieargument centraal in hun pleidooi voor assimilatie. Daarnaast wordt als motief ook vaak de ‘bescherming van de Westerse culturele identiteit’  genoemd. Daarbij komt nog eens dat zij hun positie volledig legitiem achten aangezien (al dan niet gedwongen) integratie voor iedereen belangrijke sociale en economische kansen biedt.  Hierbij moet volgens Wambeke de vraag gesteld worden of de culturele identiteit van etnisch-culturele minderheden het noodzakelijke prijsticket moet zijn om sociale integratie te bewerkstelligen. 

 

Deze conservatieve positie wordt door de multiculturalisten een ver doorgedreven etnocentrisme verweten. Voorstanders van cultureel pluralisme zullen diverse cultivering juist toejuichen. Zij vinden dat culturele groepen de meeste (zoniet alle) van hun oorspronkelijke verschillen in stand moeten houden. Multiculturalisme wordt als een na te streven ideaal beschouwd. Er moeten voorwaarden gecreëerd worden opdat de voortzetting van de eigen culturele identiteit mogelijk is. Het recht op behoud van de eigen identiteit staat voortdurend centraal. De culturele verschillen zijn geen toevallig toevoegsels, zij zijn wezenlijk constitutief voor de culturele identiteit. De Westerse identiteit is dan ook maar één soort identiteit naast andere culturele identiteiten die eveneens recht hebben op bestaan. Om deze te (h)erkennen moet worden rekening gehouden met de eigen context van de specifieke culturele gemeenschap. Pas dan wordt recht gedaan aan het culturele verschil, een recht dat gebaseerd is op een principiële gelijkwaardigheid tussen alle culturen. Deze principiële gelijkwaardigheid zouden we te danken hebben aan onze onherleidbare particulariteit. We zijn gelijk in het feit dat we verschillen. Er wordt een soort pluralisme verdedigd waarin alle verschillen (taal, cultuur, klasse, etc.) worden verbonden tot een groter geheel, omdat het allemaal uitingen van menselijke diversiteit zijn. Men verheerlijkt deze menselijke diversiteit en acht ze intrinsiek waardevol. Ze verbrokkelt de sociale cohesie niet (zie verwijt van monoculturalisten), maar is fundamenteel verrijkend voor de samenleving. Elke vorm van universaliteit moet dan ook worden verbannen. In de plaats komt de authentieke  verering van het particularisme.

 

Toch is deze verheerlijking van culturele diversiteit niet onproblematisch. Je zou kunnen zeggen dat in werkelijkheid heterogene diversiteit het kenmerk is dat de huidige sociale structuur van onze samenleving karakteriseert en dat de monoculturele positie deze culturele diversiteit niet erkent. Cultuur wordt erin gedacht als afgegrensd en intern uniform. Dit gegeven wordt in de literatuur reeds enige tijd in vraag gesteld. Wambeke stelt dat de monoculturele positie een foutief cultuurconcept hanteert. Het beschouwt daarbij culturen als intern relatief homogene en naar buiten toe relatief gesloten entiteiten. Men maakt vaak de fout dat men dynamische begrippen vastzet. Dichotomisering, essentialisering, oversimplifiëring en overreductie weerspiegelen een zeer statische en substantivistische denkwijze. Zij dient dan ook te worden geproblematiseerd. Maar moeten we niet nagaan of ook de extreme bewieroking van het culturele verschil niet leidt tot essentialisering? Vaak wil men louter de historische en authentieke wortels terug vastgrijpen om over identiteit te spreken. Verworteling wordt tot ordewoord verheven in een nativistische terugtocht naar de roots van zichzelf en de ander. De exotisering van culturele verschillen is zeker een bepaalde vorm van essentialisering omdat culturele verschillen worden verabsoluteerd en gereïficeerd tot essenties waarbij de historische en culturele gesitueerdheid van het culturele verschil genegeerd wordt. Verschil wordt dus behandeld als ware het een essentie die onafhankelijk bestaat, los van geschiedenis, cultuur, macht, etc.). Wambeke waarschuwt voor de gevolgen:

 

Dit cultureel neo-romantisch denken brengt bepaalde gevaren met zich mee. Het leidt bijvoorbeeld tot een reductie van het persoonsconcept. Zo zal het individu slechts benaderd worden via de diepere culturele essentie in hem (cf. die Marokkaan daar.). (IcO, p.63).

 

De complexiteit van het identiteitsbegrip moet constant onder de aandacht worden gebracht. Het komt erop aan alle processen van essentialisering in vraag te durven stellen. De mono- en de multiculturele positie hebben dus meer gemeenschappelijk dan men op het eerste zicht zou vermoeden. Geen van beide posities houdt voldoende rekening met de complexiteit van het cultuurbegrip. Hoe kunnen we in een multiculturele discussie zinvol grenzen afbakenen tussen de culturele groepen? Het gaat nooit om vastomlijnde entiteiten, maar altijd om vervlochten gehelen resulterend uit significante interactie. We moeten ons dan ook de vraag durven stellen in wiens voordeel een dergelijke 'heldere' of omlijnde voorstelling van de werkelijkheid speelt. Met de verheerlijking van culturele verschillen komen bijvoorbeeld een aantal belangrijke maatschappelijke thema's zoals machteloosheid, geweld en armoede niet aan de orde. Wambeke betoogt dat beide posities op een inzichtelijk dood spoor eindigen. Dit lijkt me een volledig correcte conclusie aangezien geen van beide extreme perspectieven blijkt tegemoet te komen aan de complexiteit van de hedendaagse veelkleurige samenleving. De belangrijkste kritiek op beide posities luidt als volgt: zowel het separatisme van de culturele pluralist als het totale integratiemodel van de assimilationist zou men moeten vermijden omdat achter beiden een essentialistische logica schuilgaat. Terwijl de assimilationisten zich blind staarden op gelijkheid, maakten de culturele pluralisten dezelfde fout door een extreme focus te plaatsen op verscheidenheid. Hoe moeten we die essentialistische positie juist begrijpen volgens hem? De monoculturalist en de cultureel pluralist hebben gemeen dat ze in hun beschrijving van de werkelijkheid gebruik maken van min of meer rigide, afgebakende, schijnbaar rationeel inzichtelijke concepten van cultuur. Noch de één noch de ander laat ruimte voor een concept van identiteit dat binnen een bepaalde gegeven cultuur opgroeit en vervolgens die 'cultuur van inleiding' overstijgt. Alsof mensen per definitie van hun geboorte tot hun dood zitten 'ingebakken' in één cultuur. Bovendien merken we dat vele stemmen in het debat menen de essentie van het multicultureel subject te kunnen vatten in woorden. Een essentie die volledig wordt afgeleid van de culturele (sub)groep waarin het subject gesitueerd wordt. Wanneer we beide posities op deze analytische manier benaderen, zien we dat dus eigenlijk de pleitbezorgers die vaak het hardst tegen elkaar schreeuwen in het publieke debat, vanuit deze zelfde vooronderstelling vertrekken. Verwonderlijk is dit niet aangezien het ten eerste veel makkelijker is om de werkelijkheid op deze manier te zien, en ten tweede omdat een 'heldere' categorisering een controle-instrument is in handen van de beleidsvoerders. Gelukkig is er in de literatuur een duidelijke tendens merkbaar waarin de bepaling van een 'dynamisch' cultuurbegrip elke idee van volledige culturele determinatie op losse schroeven zet (zie Deraeck, Leman, … in de lage landen en Parekh, Kymlicka in de internationale context). Een tussenpositie die tegelijk aan de assimilationistische en aan de cultureel pluralistische logica wil ontsnappen zal een statisch cultuurbegrip moeten loslaten en zich moeten enten op het spanningsveld tussen gelijkheid enerzijds en verscheidenheid anderzijds, zo besluit Wambeke.

 

 

1.3. Besluit

 

Tot nu toe heb ik alleen aangegeven in welke context de volgende bladzijden moeten begrepen worden. Het debat tussen mono- en multiculturalisten dat in de praktijk nog wel eens opklinkt, wordt hier eigenlijk beschouwd als een afgesloten debat. Het lijkt alsof we ons nu moeten ontfermen over de nuanceverschillen binnen het zogenaamde ‘multiculturele discours’. Want wat is het verschil tussen multi- en interculturaliteit? Waarin lijkt zelfs onze vanzelfsprekend multiculturele maatschappijvisie tekort te schieten? Op een aantal plaatsen zijn aangrijpingspunten voor dergelijke discussie te vinden: ik bespreek kort het boek ‘Culturen in Meervoud’ van Deraeck en twee workshops uit het multiculturele vormingsaanbod van ‘Kleur Bekennen’.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] Gruppelaar, J. & Wils, J.P. (Eds.), (1998). Multiculturalisme. Best: Damon

[2] Brugman, J. (1998). Het raadsel van de multicultuur. Amsterdam: Meulenhoff. p 7-17.

[3] Hauman, R. (2003). Forum: De pijnpunten van de islam. In Streven, 70 (1).

[4] Wambeke, T. (2001).  Intercultureel onderwijs: bridging troubled water? Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling. KULeuven. (IcO)

[5] Pels, D. (1994). Mensen als vreemdelingen. In: Burgers en Vreemdelingen. Pels, D. & De Vries, G.(red.). Amsterdam: Van Gennep.