Doodgaan aan de ontmoeting. Een hedendaagse kritiek op het moderne discours van het multiculturele opvoedingsdenken. (Stijn Sieckelinck) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
De pedagogische praktijk heeft vandaag meer dan ooit behoefte aan kaders, methoden en werkvormen om de multiculturele werkelijkheid een plaats te geven in het onderwijs- en vormingsaanbod. Het is hoog tijd om de theoretische posities te beschouwen die ten grondslag liggen aan de heersende ideeën over interculturele opvoedingsmethoden. Daarvoor moet eerst nog een andere discussie worden afgesloten: die tussen de mono- en de multiculturalist. Het debat tussen de multiculturalist en de interculturalist lijkt veel zinvoller. Gaat de discussie enkel over modaliteiten of zijn er enkele fundamentele bepalingen in het geding? Voorzichtig worden de stellingen ingenomen: het thema van de multiculturaliteit schijnt -door auteurs en doorheen vormingsprogramma’s- systematisch te worden gekarakteriseerd op een bepaalde, moderne wijze.
Na een korte studie van Deraecks ‘Culturen in Meervoud’ en het multiculturele vormingsprogramma van ‘Kleur Bekennen‘ kan men enkele hoofdlijnen typeren. Blijkbaar spelen er in de praktijk vooronderstellingen mee die maar moeilijk kunnen worden blootgelegd. Het gaat immers over bepaalde, veel gebruikte formuleringen, metaforen waar we in het dagelijks leven zelden of niet over struikelen. Het komt erop neer dat men meer of minder openlijk twee uitgangspunten schijnt te delen: helderheid en harmoniestreven. Ik verwijs hiermee naar uitspraken als: “we moeten meer leren over elkaar, dan zullen we elkaar beter begrijpen” of “we moeten allen streven naar een harmonieuze multiculturele samenleving”. Ik besluit voorlopig dat geen van beide bijdragen voldoende vocabulaire aandraagt om het wezen van de interculturele ontmoeting voor te stellen.
Vinden we in de wetenschappelijke literatuur over multiculturaliteit dezelfde vooronderstellingen terug? Uit een selectieve lezing van: Taylor, over de Politiek van Erkenning; Kymlicka, over Collectieve Minderheidsrechten; Parekh, over Diversiteit; en Blommaert&Verschueren, over het Belgische Migrantendebat zal inderdaad blijken dat helderheid en harmoniestreven, weliswaar meer verdoken, nooit helemaal weg zijn. Getuige hiervan zijn de authenticiteitgedachte bij Taylor, de juridische modus-vivendi bij Kymlicka, de consensus bij Parekh en de de-problematisering door Blommaert&Verschueren. Zou het niet kunnen dat er een aantal problemen zijn die, juist omwille van het vasthouden aan deze moderne vooronderstellingen, niet voldoende kunnen benoemd en aangepakt worden? En welke invalshoek zou hiervoor meer geschikt zijn? Het concept van culturele hybriditeit misschien? Hybriditeit komt zeker tegemoet aan een aantal problemen, zoals de essentialisering van culturele identiteit, maar creëert in diezelfde beweging een aantal nieuwe problemen of slaagt er alleszins niet in om de interculturele ontmoeting volledig uit te diepen. De cultureel-hybridicus schijnt niet over de gepaste beelden en metaforen te beschikken om de interculturele identiteitsvorming juist voor te stellen (bijvoorbeeld met betrekking tot verworteling). Er zijn aanwijzingen dat ook hier de twee vooronderstellingen een beslissende rol spelen. Kunnen we een oefening maken vanuit de concepten die tegenovergesteld zijn aan harmonie en helderheid?
Om mijn irritatie over dit moderne karakter van multiculturalisme te voeden, doe ik een beroep op een aantal teksten van hedendaagse auteurs uit de brede fenomenologisch-existentialistische traditie. Zonder het vocabulaire van bijvoorbeeld Derrida, Visker en Patocka zou ik veel moeizamer kunnen aantonen in welke mate de moderne positie van het multiculturalisme ons dreigt te misleiden. De idee van ‘het tekort in de ontmoeting’ (ontleend aan Rudi Visker) werpt een alternatieve blik op de interculturaliteit. Ik word niet a priori verrijkt door de ander. Ik word eerder geconfronteerd met een tekort. In de context van interculturaliteit ga ik zelfs dood aan de ontmoeting. Derrida schenkt ons het verwant begrip van de vadermoord, de harde consequentie van het vraagstuk van de vreemdeling. Patocka leidt ons binnen in de krochten van de nacht, oftewel ‘de opening naar wat ons ontwricht’. De vreemdeling die ’s nachts bij mij aanklopt is geen parasiet, maar wel een ‘parricide’. De misleiding bestaat erin dat in de moderne voorstelling van het intercultureel subject, de radicale alteriteit en eindigheid van de mens grotendeels miskend wordt. De alternatieve radicale gedachte is dat de donkere zijde van ons bestaan de meest bepalende factor is in deze ontmoeting. Maar ook angst of ongemak zijn twee bepalingen die zelden de verdiende aandacht krijgen. Ik pleit ervoor om ze te zien als constitutieve gevoelens in de interculturele ontmoeting. Trachten dit ongemak te ondergaan, uit te houden, of beter: er zich op één of andere manier toe te verhouden, is waarschijnlijk de werkelijke interculturele ontmoeting. Uiteindelijk hebben we zo een heel andere werkelijkheid blootgelegd dan de werkelijkheid die men wenst te construeren vanuit de principes van helderheid en harmonie.
Tenslotte worden de gevolgen voor opvoeding en de pedagoog onderzocht. Vanuit pedagogisch standpunt moet men kansen bieden aan de opvoedeling om te leren zich te verhouden ten aanzien van zichzelf en de ander, en vooral datgene in zichzelf en de ander waarvan men blijkbaar niet kan loskomen. Het komt er dan op aan de nacht een plaats te geven in de ontmoeting. Wanneer men zich tot die nacht in zichzelf en de ander kan verhouden, verschijnt de mogelijkheid om iets nieuws te scheppen, iets dat de bestaande wetten provoceert. Eigenlijk zet men dan een stap naar buiten, de politieke wereld in. Vanaf dan is men gericht op de samenleving, weet men dat men deel uitmaakt van die samenleving en weet men dat die samenleving ook deel uitmaakt van zichzelf. Critici hebben al het verwijt klaar dat dit een leeg opvoedingsconcept is of in elk geval te pover is als kader. En dat terwijl we juist zo’n nood lijken te hebben aan kaders! We lijken het inderdaad te moeten stellen met een lege doos, niettemin een doos. Er wordt een bepaalde ruimte afgebakend en het is binnen die ruimte dat de opvoeder op eigen wijze de inhoud presenteert. Er blijft met andere woorden een cruciale positie weggelegd voor de pedagoog. Alleen kan die zich niet beroepen op een blauwdruk. Bovendien wordt betoogd wordt dat veiligheid géén bekommernis mag zijn van de pedagoog, om de eenvoudige reden dat zij niet te verenigen valt met het concept van interculturele ontmoeting zoals deze in dit onderzoek werd omschreven. Interculturaliteit betekent noodzakelijk voor een stuk onveiligheid. Een veilige interculturele leeromgeving is in deze context een contradictio in terminis. De pedagoog wordt vergeleken met het schip dat gebouwd is om op volle zee te varen en wiens telos niet is in de haven te blijven liggen.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |