Oh Teatro ! Oh mestier maledetto ! De ondergang van de opera seria in de tweede helft van de achttiende eeuw. (David Vergauwen)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

Univ

DEEL 2: ATTO SECONDO - "LE PAROLE" OVER POËZIE EN THEATER

 

HOOFDSTUK VI: PERSONAGES EN SYNOPSIS

 

1. Personages

 

Bijna elke figuur uit deze opera heeft een alter-ego, als gevolg van het ‘theater in het theater’: enerzijds zijn er de ‘buffa-figuren’, de zangers, de componist, de impresario, etc., en anderzijds zijn er de ‘seria-figuren’, dit zijn de personages die door de buffa-figuren worden vertolkt in de laatste akte. Niet alle figuren uit de opera buffa hebben een alter-ego in de opera seria en - vreemd genoeg - hebben ook niet alle figuren uit de opera seria hun alter-ego in de opera buffa.

         Deze nogal bizarre stelling kan worden verklaard door de afwezigheid van enkele acteurs tijdens de repetitie van “L’Oranzebe”. De acteur die de rol van Oranzebe in deze opera moet zingen, is ene meneer Gargana. Toch duikt deze man, die nochtans de titelrol voor zijn rekening neemt, nergens tijdens de repetities op. Ook op de uiteindelijke opvoering van “L’Oranzebe” in de derde acte van “L’Opera Seria” krijgt men meneer Gargana, alias Oranzebe, niet te zien.

Vooreerst zullen we ingaan op de buffa-figuren om daarna dieper in te gaan op de seria-figuren. Verder zullen we in hoofdstuk VIII uitvoerig ingaan op de verschillende dramatis personae van zowel de opera seria als de opera buffa. Dat zullen we doen om een beter beeld te krijgen van de houding van Calzabigi en Gassmann met betrekking tot deze verschillende karakters. Op die manier zullen we in hoofdstuk VIII in staat zijn de elementen van satire of parodie te identificeren.

         In dit hoofdstuk is het er ons enkel en alleen om te doen de verschillende figuren voor te stellen. Hierdoor zal de lezer in staat zijn om de synopsis van het verhaal te vatten. Dit is van belang om de latere hoofdstukken van deze verhandeling beter te begrijpen.

 

1.1. De buffo-figuren

 

In het libretto worden de buffa-figuren ingeschreven als “Personaggi nella comedia”, dit in tegenstelling tot “Personaggi nell’ opera seria”. De eerste onder de buffa-figuren is de impresario, die de naam Fallito (bariton) meekreeg, hetgeen zoveel betekent als failliet. Vermoedelijk werd deze naam gekozen omdat de impresario instaat voor het succes van de voorstelling. Zoals we in hoofdstuk IV stelden, nam de impresario zelf een groot risico wanneer hij een voorstelling organiseerde, aangezien ook zijn broodwinning verbonden was met de opbrengst van de voorstelling. Het failliet wijst waarschijnlijk op een incompetente impresario, een man gedoemd tot mislukken.

         De twee voornaamste individuen zijn de componist en de dichter. Delirio (bariton) is de naam van de dichter. Het delirium staat voor waanzin. Deze libretto-schrijver moet wel een bijzonder weelderige verbeelding hebben om zijn publiek en zijn acteurs tot de rand van de waanzin te drijven. Delirio is dan ook een prototype van een nieuw soort dichter in de tweede helft van de achttiende eeuw. In de honderd jaar voor het schrijven van deze opera, waren de grootste en meest gerespecteerde toneeldichters steeds geestelijken en/of geleerden geweest, zoals Zeno, Stampiglia en Metastasio. Delirio moet worden gezien als een nieuw soort librettist: de leerling-dichter die nog niet de juiste media heeft gevonden om zijn talenten te uiten. Het bekendste voorbeeld van een dergelijk dichter is de gewezen geestelijke en levensgenieter Lorenzo Da Ponte.[1]

         Delirio’s collega, de componist, is gedurende het verhaal zijn tegenpool. De invloed van de componist op het drama is even groot als de invloed van de dichter, hetgeen in de honderd jaar voor het schrijven van deze opera lang niet het geval was. De dichter-toneelmaker was de eigenlijke kunstenaar, de componist smukte het drama alleen maar even op. Het grote voorbeeld hiervan is de relatie die Metastasio met Hasse en Galuppi had. Dikwijls gaf Metastasio - die zelf ook een begenadigd musicus was - concrete aanwijzingen aan de componist, wanneer deze een tekst van hem op toon zette.[2]

         Net als de dichter, heeft de musicus, die beschreven wordt als “Maestro di Cappella”, een naam die zijn onkunde demonstreert. De componist heet namelijk Sospiro (bariton), wat zoveel betekent als zucht. Een zucht slaakt men wanneer men zich dood verveelt tijdens een langdradige voorstelling met saaie muziek. Een zucht slaakt men wanneer men verveeld is met de prestaties van de kunstenaar. Sospiro ontlokt zuchten. Het woord ‘sospiro’ heeft echter in het Italiaans ook nog een muzikale betekenis; het betekent ‘kwartrust’. Toch ligt bij de typering van het personage de nadruk eerder op ‘zucht’, dan op ‘kwartrust’.

         Zowel de impresario, de componist als de dichter hebben dus een hoog mislukkelingsgehalte. Bij de overige personages geldt dit evenzo. Men moet immers bedenken dat men al genoeg heeft aan een waanzinnig dichter, een failliet impresario en een saaie toondichter, om van een opera een fiasco te maken, zonder dat een stel maffe zangers zich ermee moeit.

         De Primo musico of de primo uomo, zeg maar de ster van de voorstelling, draagt de naam Ritornello (altcastraat). Een ritornello is een muzikale structuur die heel typisch is voor de opera seria. Het ritornello als muzikale formule is afkomstig uit de Italiaanse (Napolitaanse) volksmuziek, waar het een ‘herhaling’ of een ‘refrein’ betekende. In de achttiende eeuw zou het ritornello een belangrijk onderdeel worden van de zogenaamde da capo-aria. In deze aria wordt elk onderdeel (A, B en A’) afgesloten met eenzelfde muzikaal tussenspel, dat men Ritornello noemde.[3] Deze link met de da capo-aria maakt van Ritornello een typische primo musico die dol is op da capo-aria’s omdat zij hem in staat stellen zijn lust tot vocaal exhibitionisme te bevredigen. Ritornello is dan ook een stereotiepe sterzanger uit die tijd: hij houdt ervan om hoog te zingen - hoger dan goed voor hem is -, ondanks het feit dat hij tekst, noch noten kan lezen.

         Ritornello’s tegenspeelster is de prima donna Stonatrilla (sopraan). Vrij vertaald betekent ‘stonatrilla’ ‘valse triller’ of ‘onwelluidende triller’. Stonatrilla is bijgevolg een slechte zangeres met diva-allures. De seconda donna in deze komedie noemt Smorfiosa (sopraan). Smorfiosa kan men vertalen als ‘nufje’, een preuts meisje. Door haar weinige uitstraling en haar uitzonderlijke teergevoeligheid is het dan ook niet verwonderlijk dat zij als zangeres maar op het tweede plan komt.

         Als tegenspeler krijgt Smorfiosa Porporina (mezzo) tegenover zich. De naam Porporina valt eigenlijk niet te vertalen. Vermoedelijk gaat het hier om een toespeling op een van de beroemdste castraten uit de tweede helft van de achttiende eeuw. De naar Italië uitgeweken Duitse zanger Hubert (of ‘Uberti’) studeerde namelijk aan het Conservatorio di Santa Maria de Loreto bij de grote muziekpedagoog Nicolo Porpora (1686-1768). Als eerbetoon aan zijn illustere leermeester nam hij als castraatzanger de naam ‘Porporino’ aan.[4] Terwijl Porporino een castraatzanger was, moet Porporina in de opera buffa zeker een vrouw zijn, aangezien de componist, Sospiro, een oogje heeft op deze dame. Deze vrouw wordt in de opera seria echter als man, secundo uomo, gecast. In die opera speelt ze namlijk de rol van Rana, een Mongools legerofficier. In de geest van Calzabigi moet dit worden gezien als een (dubbele) travestie.

         Verder duiken in deze komedie ook nog enkele minder belangrijke figuren op. Vooreerst is er de figuur van Passagallo (bas), de balletcomponist. In Italië heerste er namelijk de gewoonte om tussen de verschillende bedrijven van een opera sera intermezzi of balletten op te voeren. De intermezzi waren doorgaans komische stukken die door een andere - minder bekende - componist werden geschreven, hoewel de beroemdste intermezzi toch door grote componisten, zoals Pergolesi of Hasse werden geschreven.[5] Zowel de intermezzi als de balletten waren qua muzikale en literaire inhoud volledig autonoom ten opzichte van de opera seria. In dit geval is Passagallo de componist die instaat voor het schrijven van de balletmuziek die tussen de verschillende bedrijven dient te worden opgevoerd.

         ‘Passagallo’ is een samengesteld woord en bestaat uit ‘passa’, hetgeen ‘pas’ of ‘stap’ betekent, zoals dit woord in het balletjargon gebruikt wordt. Het woord ‘gallo’ betekent in het Italiaans ‘kip’. Bijgevolg kan men ‘Passagallo’ vertalen als ‘kippenpas’. Het is duidelijk dat deze componist niet in staat kan zijn om elegante dansmuziek te componeren.

         Tenslotte zijn er ook nog de moeders van de drie van de zangers. Bragherona (alt) is de moeder van Porporina, Befana (alt) de moeder van Smorfiosa en Caverna (alt) de moeder van Stonatrilla. Ook deze namen hebben hun eigen betekenis. Zo betekent ‘Befana’ onderandere ‘heks’ of op zijn minst ‘lelijk oud vrouwtje’ en betekent ‘Caverna’ ‘grot’ of ‘spelonk’ , een woord waar men ook wel een ‘dikke vrouw’ mee aanduidt. Tenslotte betekent ‘Bragherona’ vrij vertaald zoiets als ‘viswijf’, hoewel het woord in het Italiaans niet bestaat. Op zijn minst gezegd, zijn dit geen flaterende namen, vooral niet voor moeders.

 

1.2. De Seria-figuren

 

De opera seria die door Delirio en Sospiro werd geschreven is getiteld “L’Oranzebe”. ‘Oranzebe’ is de naam van de hoofdfiguur uit deze opera seria. Oranzebe is de heerser, de keizer van Mongolië. Zijn rol zal worden gespeeld door ene zekere meneer Gargana. Vreemd genoeg duikt Gargana nergens in het verdere verloop van het stuk op.

         Een tweede figuur die nooit fysiek aanwezig is gedurende de volledige opera is meneer Gastigo, die de rol van Rutleno diende te vertolken. Rutleno is namelijk de kapitein van de garde van Oranzebe en is in die hoedanigheid vast en zeker de vertrouweling van zijn vorst.

         De held van het verhaal is natuurlijk Nasercano, een Mongools generaal die Indië heeft veroverd. Deze rol wordt gespeeld door Ritornello. Uit Indië bracht Nasercano een Indische koning mee die hij aan zijn heerser zal aanbieden. Haar naam is Saebe en haar rol zal worden gespeeld door Smorfiosa. De komst van deze hoogheid in het Mongoolse koninkrijk zorgt voor een grote jaloezie bij de Mongoolse prinses Rossanara, gespeeld door prima donna Stonatrilla. De zesde figuur die optreedt in de opera is Rana, een officier uit het mongoolse leger, gespeeld door Porporina.

 

2. Synopsis

 

EERSTE BEDRIJF (in het huis van de impresario)

 

Eerste scène: Componist Sospiro en librettist Delirio complimenteren elkaar voor het op handen zijnde succes van hun opera tot op het moment dat Fallito, de impresario, hun roes onderbreekt om hun te vragen welke lofbetuigingen hem te beurt kunnen vallen. Fallito is niet overtuigd van de kwaliteiten van het werk en stelt enkele coupures voor. Zijn voorstellen worden door de componist en de librettist niet in dank afgenomen en zij protesteren. Volgens hen zou het geheel geen enkele betekenis hebben indien in de tekst of de muziek wordt geschrapt. Fallito antwoordt laconiek dat niemand het verschil zal horen.

 

Tweede scène: Fallito wordt weggeroepen door de bediende die de komst van Ritornello aankondigt. Sospiro en Delirio blijven achter en overtuigen elkaar van hun gelijk. Beiden worden zo door elkaar opgezweept dat ze zich voornemen de wereld met hun nieuwe werk te veroveren.

 

Derde scène: Stonatrilla ontmoet Fallito. Zij is hoogmoedig en eist respect vanwege de impresario. Ze wil worden behandeld als een koningin en somt alle rollen en koninkrijken op waarin ze ooit heeft gezongen. Zij beklaagt zich bovendien bij Fallito dat haar stem niet door de muziek van Sospiro wordt gediend en eist enkele veranderingen. Stonatrilla wil ook nog haar garderobe zien en ze wordt dan ook boos wanneer Fallito haar vertelt dat haar garderobe nog door de kleermaker moet worden gemaakt.

 

Vierde scène: Fallito stelt Stonatrilla voor aan Sospiro en Porporina, die onmiddellijk door Stonatrilla wordt beledigd. Porporina verdedigt zich in een korte boutade, waarop Stonatrilla Porporina wijst op haar plaats in de theaterwereld en hierbij ontsteekt in grote woede en wegloopt. (aria di furia)

 

Vijfde scène: Fallito jammert over zijn taken als impresario, aangezien hij Stonatrilla achterna moet lopen om haar te paaien. Sospiro kalmeert Porporina. Hij belooft haar een aria te schrijven waarmee ze iedereen zal kunnen imponeren. Porporina spoort Sospiro aan zich te haasten met zijn werk. Sospiro bezingt hierop zijn liefde voor Porporina en vertrekt.

 

Zesde scène: Porporina klaagt over Sospiro en vraagt zich af of ze wel de juiste keuze maakt om bij hem te blijven. Hierop komt Smorfiosa op. Porporina klaagt ook over haar en vertelt het publiek dat zij gek is en teergevoelig. Smorfiosa klaagt over enkele bagatellen en beledigt hierbij ongewild Porporina. Ook Smorfiosa wilde haar garderobe zien en ze was dan ook totaal overstuur toen ze van Fallito moest vernemen dat die nog bij de kleermaker ligt.

 

Zevende scène: Ritornello komt zingend binnen. Smorfiosa klaagt ook tegen hem en Ritornello troost haar. Beiden zijn geliefden. Porporina spot met hun liefde en gaat af.

 

Achtste scène: Ritornello en Smorfiosa wijten het botte gedrag van Porporina aan concurrentiedrang. Ritornello uit zijn affectie voor Smorfiosa, die zich vrijwel onmiddellijk verstikt voelt; zij vraagt Ritornello om haar te aanvaarden als ze is en verklaart hem haar liefde.

 

Negende scène: Fallito ontmoet Passagallo, die net terug is van een reis naar Stuttgart, waar hij twee beroemde balletkoppels heeft weten te contracteren. Fallito staat weigerachtig tegenover Passagallo’s voorstel om beide koppels een contract te geven. Passagallo stelt zich persoonlijk borg en Fallito belooft om het aanbod in overweging te nemen. Passagallo vertrekt.

 

Tiende scène: Fallito beklaagt zijn lot als impresario: hij vindt dat hij teveel tijd moet steken in pietluttigheden en grillen en beslist voor zichzelf dat hij uit het vak zal stappen op het moment dat het wat minder gaat. Delirio komt binnen. Hij herinnert Fallito aan de balletkoppels en aan de garderobe. Ook Stonatrilla komt hierover zeuren. Fallito vertelt Delirio over zijn voornemen om uit de theaterwereld te stappen, waarop Delirio de arme impresario moed inspreekt door hem te herinneren aan het komende succes van hun opera.

 

Elfde scène: Alle zangers en kunstenaars ontmoeten elkaar in het huis van de impresario. Al gauw krijgen de zangers ruzie met de impresario, de dichter en de componist. De zangers klagen over de rolverdeling en de garderobe en dreigen hun contract op te zeggen. De drie heren beloven alles in orde te brengen, maar de zangeressen dreigen hun beschermheren om hulp te roepen.

 

TWEEDE BEDRIJF (De repetitieruimte in het huis van de impresario)

 

Eerste scène: Opnieuw steken componist en librettist de loftrompet over elkaars werk tot Fallito hen onderbreekt en hen wijst op de nood van de coupures. Beiden willen niet knippen in hun eigen werk, maar wel in dat van hun collega. Het aanvankelijke gevlei tussen Delirio en Sospiro slaat om in argwaan en woede, waarbij ze elkaars werk beledigen. De scène eindigt in een scheldpartij tussen beide heren, waarna ze uit elkaar gaan.

 

Tweede scène: Fallito jammert opnieuw over zijn onfortuinlijk beroep en gaat Delirio zoeken die net de tekst heeft geschreven voor een nieuwe aria. Fallito geeft Delirio de raad om nooit impresario te worden, omdat het beroep veel te slopend is. Delirio belooft hierover na te denken, terwijl Fallito weggaat.

 

Derde scène: Delirio denkt na over de woorden van Fallito. Ritornello komt binnen en Delirio geeft hem de tekst van de nieuwe aria. Ritornello moet de nieuwe tekst van Delirio lezen, maar hij is niet in staat de tekst correct te lezen. Hierop stelt hij enkele veranderingen voor in de tekst van Delirio, waarna hij door de dichter wordt uitgelachen. Delirio legt Ritornello de betekenis van de tekst uit, maar Ritornello is niet te overtuigen. Delirio verlaat Ritornello omdat deze Sospiro verwacht. Delirio wenst Sospiro niet te zien.

 

Vierde scène: Sospiro ontmoet Ritornello. Sospiro bekijkt de nieuwe tekst van Delirio en hij stelt Ritornello voor om de muziek van een eerder geschreven aria aan te passen voor deze muziek. Sospiro past de muziek ter plekke aan naar de wensen van Ritornello en neemt de partituur mee naar de kopiist. Hij belooft de partituur naar de repetitie mee te nemen. Ritornello gaat af.

 

Vijfde scène: Nadat hij eerder al Ritornello kon behagen, zal Sospiro ook proberen Porporina te behagen, door haar de aria aan te bieden. Hij wil Porporina tonen hoe ze de aria met verschillende affecten kan zingen, maar helaas is de partij te hoog en is Sospiro componist en geen zanger, zodat Porporina uiteindelijk toch de aria kan zingen zoals zij wil.

 

Zesde scène: De repetitie voor de nieuwe opera seria met als titel “L’Oranzebe’ gaat van start. Twee acteurs - die men overigens nooit te zien krijgt - zijn afwezig. Ritornello oefent zijn aria, aangezien hij de recitatieven wenst over te slaan. Enkele wijzigingen in de tekst worden toegestaan tot grote ergernis van Delirio die zich hierover beklaagt. Het komt tot een ruzie tussen Delirio en Sospiro, maar beiden worden door Fallito gesust. Hierna wordt het duet van Ritornello en Stonatrilla geoefend. Delirio vindt de muziek van Sospiro ondermaats en men schakelt over naar het recitatief dat door Fallito wordt ingekort. Hierop volgt de dolfijn-aria voor Porporina. De tekst en de muziek zijn zo belachelijk dat allen in een lachen uitbarsten. Hierop wordt de aria van Stonatrilla geoefend, waarbij de prima donna regieaanwijzingen krijgt van Delirio. Zowel de tekst als de muziek van deze langdradige aria worden op lof onthaald. Passagallo wenst zijn ballet te repeteren aangezien het al laat wordt, maar toch dient Ritornello’s nieuwe aria (cfr. Derde en vierde scène) nog geoefend te worden. Delirio beschuldigt Sospiro van plagiaat, aangezien hij de aria nooit op zo’n korte tijd kan hebben geschreven. Bovendien hebben Sospiro en Ritornello de tekst veranderd, zodat de inhoud ervan volledig overhoop wordt gehaald. Delirio beklaagt zich hierover bij Fallito, maar Ritornello weigert de aria op Delirio’s manier te zingen. Hierna gaat men over tot het ballet. De dames menen de ballerina te herkennen en beginnen te roddelen. De ballerina en Passagallo worden kwaad en iedereen wordt in de ruzie betrokken. Fallito probeert tevergeefs de gemoederen te bedaren, maar het kabaal is zo groot dat de garde van grenadiers binnenkomt. Zij arresteren Fallito die zij als eigenaar van het huis en als impresario van het gezelschap verantwoordelijk achten voor de onrust. De ruzie duurt verder en eindigt dan toch met de repetitie van het ballet.

 

DERDE BEDRIJF (de opvoering van de opera seria in de schouwburg)

 

Eerste scène: Ritornello komt op als Nasercano en zingt zijn triomfaria. In een van de triomfwagens voert hij Smorfiosa als Saebe mee in kettingen. Zij is een Indische koningin die door Nasercano werd gevangen genomen. Hij onthult haar dat koning Oranzebe op haar verliefd is en dat zij de nieuwe koningin van Mongolië zal worden.

 

Tweede scène: Rana, gespeeld door Porporina, benadert Nasercano en vleit hem. Toch waarschuwt hij Nasercano voor de liefde van Rossanara, de prinses van Mongolië en de zus van koning Oranzebe. Zij zal de komst van Saebe in het koninkrijk niet kunnen waarderen.

 

Derde scène: Rossanara overlaadt Nasercano met lofbetuigingen die hij in nederigheid aanvaardt. Rana stelt Saebe voor aan Rossanara. Nasercano biedt Saebe aan Rossanara aan. Zij ondervraagt haar en komt tot het verkeerde besluit dat Saebe verliefd is op Nasercano. Misnoegd vertrekt Rossanara.

 

Vierde scène: Saebe vestigt de aandacht van Nasercano op de jaloezie van Rossanara. Nasercano wenst zich uit de voeten te maken, maar het recitatief wordt onderbroken door het koor van toeschouwers, dat zich gedurende de gehele voorstelling al had laten horen. Het koor zet in, begeleid door boe-geroep, en de acteurs vluchten onder het lawaai naar binnen. Sospiro, die aan het klavecimbel zat, ontsnapt met een sprong op de bühne. Het doek komt naar beneden, het rumoer neemt af en voor het doek verschijnt Passagallo, die een buiging maakt en zich verontschuldigt. Hij kondigt het eerste ballet aan.

 

Scena Ultima: De voorstelling is voorbij en de kunstenaars vragen zich af of het publiek gelijk had om hen uit te jouwen. Allen zijn ze diep beledigd en gekwetst. Passagallo en Ritornello besluiten dat het een goed drama was en dat het publiek zich vergist had. Ondertussen krijgen de drie dames ruzie met elkaar en met hun moeders, die voor het eerst in de opera spreken. De drie moeders beginnen onder elkaar te bekvechten over welke van hun dochters de slechtste zangeres is. Het gekibbel wordt onderbroken door Sospiro die meldt dat Fallito er met de partituur en de recette vandoor is. De kunstenaars voelen zich bedrogen en in de finale geven ze hun ongezouten mening over impresario’s, intendanten en de gehele theaterwereld. Hierbij bezingen ze het onrecht dat hen werd aangedaan en het onrecht dat zij vanaf nu alle impresario’s zullen aandoen. De opera eindigt met een haatkoor.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 


[1] P. K. SMITH, The Tenth Muse, A Historical Study of the Opera Libretto, New York, 1970, pp. 164-168.

[2] D. HEARTZ, Hasse, Galuppi, and Metastasio, in: M.T. MURARO, Venezia e il melodramma del Settecento, Firenze, 1978, pp. 309-339.

[3] I. MOINDROT, L’Opera seria ou le règne des castrats, Saint-Amand Montrond, 1993, p. 124.

[4] In die tijd was het namelijk de gewoonte dat zangers uit respect voor hun leermeester, mentor of beschermheer, een artistennaam aannamen. Zo noemde Carlo Broschi (ook een leerling van Porpora) zichzelf Farinelli , uit dank voor de familie Farina, die hem tijdens zijn studietijd in Napels kost en inwonen had verschaft. Ook die andere beroemde leerling van Porpora, Gaetano Majorano, nam uit respect voor zijn eerste leraar, Caffaro, de naam Caffarelli aan. Cf. P. BARBIER, Triomf en Tragiek der Castraten, Utrecht, 1995, p. 88-89; alsook I. MOINDROT, L’Opera Seria, ou le règne des castrats, les chemins de la musique, Saint-Amand Montrond, 1993, p. 22.

[5] Beroemd zijn uiteraard: La Serva Padrona, onderander op toon gezet door Pergolesi en Paisiello en La Serva Scaltra van Hasse.