Internationale nieuwsvorming in de westerse pers:

Vergelijkende analyse van de berichtgeving over de kwestie Oost-Timor. (Anja de Lannoy)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

DEEL 3: METHODOLOGIE VAN DE INHOUDSANALYSE

II. De toegepaste inhoudsanalyse

II. 3. Selectie voor de steekproef

 

II. 3. 1. Keuze van de geselecteerde teksten

Zoals in de meeste sociale onderzoekingen maakt men ook in de persanalyses veelvuldig gebruik van steekproeven. Dit is het gevolg van een grote hoeveelheid aan te onderzoeken materiaal en een tekort aan tijd. Men wordt dus gedwongen zijn toevlucht te nemen tot steekproeven die representatief zijn voor het te bestuderen onderwerp.

Een sluitende en algemeen geldende selectiemethode is praktisch onbestaande, temeer daar het onderwerp en de doelstelling van de meeste inhoudsanalyses sterk verschillen van elkaar. Het complex karakter van een selectieprocedure wordt bovendien nog vergroot door het feit dat men bij het analyseren van de gedrukte pers meestal drie soorten van steekproeven (“samples”), of drie fasen in de steekproefkeuze dient te onderscheiden.

De eerste fase in de selectie betreft de keuze van de kranten. Deze keuze heeft  betrekking op de ruimtelijke en historische context van de dagbladen en wordt in het volgende deel besproken.

Een tweede selectie bestaat uit de keuze van artikels. Deze selectie gebeurt eveneens binnen het ruimtelijk kader van één van de krantenexemplaren en beslaat in dit onderzoek alle artikels die betrekking hebben op Oost -Timor.

De derde en laatste fase in de selectie betreft de keuze van de exemplaren. Het betreft hier de steekproefkeuze (kranteneditie) binnen de tijdscontext van het onderzochte onderwerp. Hiervoor achtte ik het interessant zowel synchronische als diachronische gebeurtenissen te vergelijken, om een beeld te krijgen van de manier waarop nieuws wordt voorgesteld door de drie nationale kranten.

Uit een grondige literatuurstudie bleek dat de gebeurtenissen van de afgelopen 25 jaar

 van wat zich in Oost –Timor afspeelde, samen te vatten is in de volgende categorieën:

 

·        Militaire conflicten

·        Uitingen van verzet vanwege het volk

·        Diplomatieke besprekingen

·        Internationale resoluties

·        Verslagen van journalisten of andere officiële bezoekers aan het land

·        Verkiezingen

·        Brieven, rapporten, toespraken

·        Symbolisch geladen evenementen

Uitgaande van de overweging dat “een goede selectie vaak meer waard is dan de totaliteit van het te onderzoeken materiaal”[1] werd een selectie toegepast die niet zo zeer de “belangrijkste momenten “ als zodanig beschouwde, als wel een selectie van verschillende gebeurtenissen die de recente geschiedenis van Oost-Timor in zijn verscheidenheid aan aspecten kan weergeven. Het bleek een moeilijke zaak.

De literatuur die als basis diende, is van een zeer gespecialiseerde én geëngageerde aard. Hierdoor werd ik in kennis gesteld van alle mogelijke belangrijke en minder belangrijke gebeurtenissen zonder dat daarover aanwijzingen werden gegeven door de bronnen zelf. Het kwam er dus op aan een eigen selectieprocedure door te voeren, op basis van zelf gekozen criteria.

De gebeurtenissen die in dit onderzoek als steekproef worden gebruikt, zijn deze die ik persoonlijk het meest relevant acht, met name die gebeurtenissen die binnenin de context van de politieke strijd gevoerd door Oost-Timor en de internationale gemeenschap, als keerpunt kunnen beschouwd worden. Het gaat dus vooral om momenten met een internationale impact óf momenten die om welke reden ook (bijv. het grof schenden van de mensenrechten) de aandacht van die internationale gemeenschap hadden moeten trekken.

De politieke en militaire strijd van Oost-Timor heeft een uiterst lange duur gekend van 25 jaar. Het betreft een aanslepende burgeroorlog/guerilla-strijd, die lang als regionaal conflict is beschouwd (tot de jaren ‘90) en die op internationaal vlak verwaarloosd bleef.

De evenementen die kunnen beschouwd worden als een continue achtergrond zijn om die reden niet vermeld. Het zijn gebeurtenissen die regelmatig terugkomen in de loop van de 25 jaar zonder vernieuwend te zijn en die dus in feite geen bijzondere relevantie bevatten in de woelige context van de politieke bewegingen van 1975 tot 1999 in en buiten Oost-Timor. Het gaat hierbij zowel om rebellies, schermutselingen, militaire offensieven, arrestaties, folteringen als om politieke resoluties. Ook  politieke besprekingen op het internationaal forum die geen bijzondere uitkomsten bieden worden hierbij gerekend.

Dit neemt niet weg dat een aantal van die gebeurtenissen van heel groot belang zijn (vooral vanuit het oogpunt van de Timorese strijders) [2].

Niettegenstaande hun enorme belang in de strijd van Oost-Timor is het uiterst moeilijk om hiervan de meest relevante momenten te bepalen.

Voor de gebeurtenissen die wél opgenomen zijn in het onderzoek, heb ik mij beperkt tot een aantal eerder subjectieve criteria. Het betreft momenten die op één of andere manier een keerpunt vormen in de Timorese strijd, hetzij militair, diplomatisch of symbolisch en die aan de volgende voorwaarden voldoen:

 *  Officiële berichten i.v.m. militaire offensieven, daar het hier om gebeurtenissen gaat die duidelijk ingaan tegen het internationaal recht op zelfregularisatie en omdat hierbij het onrecht dat Indonesië in Oost-Timor teweegbrengen op illegitieme, niet-erkende bloedige wijze in de praktijk wordt gebracht. Het feit dat deze offensieven officieel werden medegedeeld, verhoogt het belang van deze momenten omdat zij de reactie toelaten van de internationale gemeenschap op deze gekende illegale praktijken na te gaan.

Het betreft hier de gebeurtenissen uit 1975, 1983, 1984, 1995, 1999.

*  Gebeurtenissen die een belangrijke symbolische rol spelen in het politieke proces. Deze evenementen zijn moeilijk onder één omvattende categorie te brengen. Zij kunnen van zowel politieke, sociale als culturele aard zijn, maar onderscheiden zich van de andere categorieën door hun schijnbare onbelangrijkheid. Voor de Timorezen en de strijd die zij voeren vormen deze momenten echter waardevolle en  uiterst beslissende keerpunten, waarin nieuwe hoop zich vormt, of juist wordt vernietigd. De manier waarop de pers hier al dan niet en/of op welke wijze verslag over brengt, is heel zeker van fundamenteel belang in dit onderzoek naar de rol van de pers in de politieke besluitvorming m.b.t. Oost -Timor.

Het betreft de gebeurtenissen uit 1976, 1990, 1992, 1993.

*  Duidelijke publieke uitingen van ontevredenheid van het Timorese volk (legitiem: via verkiezingen, brieven; niet-legitiem, via betogingen, rebellies, enz…), met relevantie voor het internationale forum. Hier gaat het over momenten  die symbolisch vaak sterk geladen zijn (bijv. de Santa Cruz moordpartij) en die voor de Timorese bevolking zelf gelden als momenten van collectieve, spontane, massale en georganiseerde betogen van hun politieke wensen. Deze momenten vormen het humane aspect van de zaak. Het gaat niet enkel om abstracte politiek of internationaal recht, besproken in de gouden torens van de politieke machtsfora; het gaat in de eerste plaats om het verlangen en de overweldigende wil van een bevolkingsgroep. Het zijn de stemmen van het volk die in elke democratie dienen aangehoord te worden. Deze momenten, waarin het volk luidkeels en op georganiseerde wijze zijn politieke wil uit, hebben zonder twijfel een beslissende rol gespeeld in Oost-Timor. Het betreft de gebeurtenissen uit 1989, 1991, 1994.

 

Eens deze criteria vastgelegd, kwam het erop aan de belangrijkste data te bepalen die aan deze criteria voldoen. In het kader van dit onderzoek werden uiteindelijk de volgende evenementen geselecteerd:

 

1975.

 

7 december: inval van Indonesië in Oost-Timor.

 

1976.

 

17 juli: Indonesië annexeert officieel Oost-Timor.

 

1983.

 

20-22 augustus: 200 à 300 mensen worden vermoord door Indonesische troepen in het dorp Kraras.

 

1984.

 

6 januari: berichtgeving in zowel de Indonesische als de internationale pers beschrijven het begin van een zwaar offensief in september (Operasi Persatuan) en de honger die daarop volgde.

 

1989.

 

12 oktober: paus Johannes Paulus II bezoekt Dili. Hij consacreert de kathedraal van Dili en houdt een mis voor een congregatie van 100.000 mensen. Op het einde van de mis treedt een vreedzame betoging op, ter ondersteuning van de onafhankelijkheid. De betoging wordt heftig uit elkaar geslagen door het Indonesische leger, terwijl de scène wordt geobserveerd en gefotografeerd door buitenlandse journalisten.

 

1990.

 

27 september: Xanana Gusmão wordt geïnterviewd door een Australische journalist Robert Domm. Het interview wordt wereldwijd verspreid en geeft de toestand van de guerilla-oorlog weer. Voor het eerst wordt op een open manier over de oorlog gesproken in de internationale pers.

  

1991.

 

12 november: Indonesische troepen openen het vuur op een grote groep Oost-Timoresen, die bloemen plaatsten op het graf van Sebastião Gomes (twee weken daarvoor door troepen doodgeschoten in de kerk) op de Santa Cruz begraafplaats. De daaropvolgende gebeurtenissen leiden tot het doden van 180 mensen en het verwonden van een groot aantal jongeren en worden gefilmd door camera-mensen en journalisten in Dili (die deel zouden uitmaken van het bezoek van een Portugese delegatie die net voor de gebeurtenissen was uitgesteld). Arrestaties en folteringen volgen elkaar op gedurende de maand november.

 

1992.

 

20 november: Xanana Gusmão wordt gearresteerd door Indonesische soldaten in Lahane, Dili. Hij wordt beschuldigd van rebellie, het ondermijnen van de nationale stabiliteit en het bedenken van de betoging van 12 november ’91.

 

1993.

 

21 mei: Xanana Gusmão wordt veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf. De rechter van het proces stopt met het lezen van de verdediging na de derde pagina.

 

1994.

 

12 november: 29 Oost-Timorese studenten bezetten de Amerikaanse Ambassade in Jakarta gedurende de Asia Pacific Economy Forum (APEC), waarin president Bill Clinton zetelt. Ze willen de vrijlating van X. Gusmão, het sturen van een onpartijdige missie naar Oost-Timor om de schendingen van de mensenrechten te onderzoeken en de participatie van alle politieke Oost-Timorese groepen in om het even welke toekomstige politieke onderhandeling. Hun acties worden door de buitenlandse pers gevolgd.

November ’94 is een maand van chronische schermutselingen, rebellies en betogingen.

 

1995.

 

12 januari: Indonesische troepen executeren zes burgers vlakbij Liquiçá ten westen van Dili, als represaille voor een aanval van Fretilin waarbij één Indonesische soldaat werd gedood. Onderzoek en protesten van verschillende westerse ambassades volgt, waarop de Indonesische regering een militair onderzoekscel wordt opgericht.

 

1999.

 

4 september: het volksreferendum in Oost-Timor heeft plaatsgehad en de resultaten worden bekendgemaakt: 85% stemde vóór onafhankelijkheid, niettegenstaande het niet aflatende geweld van de Indonesische troepen. Onmiddellijk barst het geweld los.

Er is dus duidelijk gekozen voor een heel fragmentarische optiek, die de studie rond de afgelopen 25 jaar Oost-Timorese geschiedenis niet zozeer in de diepte onderzoekt, als wel in de breedte. Voor elk van deze aanknopingspunten worden de kranten gedurende vijf opeenvolgende dagen doorzocht, zodat de mogelijkheid wordt gelaten op eventuele latere reactie van de pers op de feitelijke gebeurtenissen of op langdurige impacten van bepaalde gebeurtenissen. 

Toegepast in dit onderzoek, zullen het deze momenten zijn die als steekproef zullen gelden voor de hierop volgende analyse. Voor elke gebeurtenis worden telkens de drie kranten geconsulteerd en wordt elk bericht uit het betreffende exemplaar dat op één of andere manier betrekking heeft op Oost-Timor geanalyseerd en via een codeblad (zie boven) geregistreerd.

Er zijn in totaal een twaalftal  momenten geselecteerd. Gezien elke gebeurtenis  in telkens drie verschillende kranten wordt onderzocht en elk exemplaar een vervolgperiode van vijf dagen kent, betekent dit dat er uiteindelijk  ongeveer 180 exemplaren (edities) worden doorgenomen.

 

Concreet zijn dat de volgende data:

1975

7, 8, 9, 10, 11 december.

 

1976

17, 18, 19, 20, 21 juli.

 

1983 

20, 21, 22, 23, 24 augustus.

 

1984

6, 7, 8, 9, 10 januari.

 

1989

12, 13, 14, 15, 16 oktober.

 

1990

27, 28, 29, 30 september.

1 oktober.

 

1991

12, 13, 14, 15, 16 november.

 

1992

21, 22, 23, 24, 25 november.

 

1993

21, 22, 23, 24, 25 mei.

 

1994

12, 13, 14, 15, 16  november.

 

1995

12, 13, 14, 15, 16 januari.

 

1999

1, 2, 3, 4, 5 september.

 

II. 3. 2.  Welke kranten en waarom

De onderzochte kranten moeten kwalitatief hoogstaand nieuws brengen voor een (relatief groot) geschoold doelpubliek. Daarom werden voor de drie landen de meest invloedrijke nationale krant(en) gekozen [3]. Hiermee wordt enerzijds de krant bedoeld die in de regel “door beleidsmensen en door de elite gelezen wordt en vaak geciteerd” [4], maar wordt anderzijds ook rekening gehouden met de nationale oplage van de krant [5].
De kranten die gekozen werden voor de analyse van deze scriptie zijn de New York Times voor de Verenigde Staten, De Telegraaf/NRCHandelsblad voor Nederland en de Díario de Notícias/ O Público voor Portugal.

Elk van de gekozen kranten wordt dan ook gekenmerkt door een hoog kwaliteitsniveau en een groot lezerspubliek.

Algemeen kan men stellen dat dagbladen procentueel het meest worden gelezen in Nederland, waar per 1000 inwoners dagelijks 311 dagbladen en/of tijdschriften worden geconsumeerd. In de Verenigde Staten zijn er dat 255 en in  Portugal slechts 38 [6].

De New York Times.

 

De New York Times verscheen voor het eerst op 18 september 1851 [7]. De krant werd opgericht door twee personen die bij de New York Tribune hadden gewerkt: H. J. Raymond en G. Jones. Zij vonden dat het nodig was een andere vorm van journalistiek  toe te passen die zich richtte tot de dagelijkse realiteit van vele Amerikanen, als tegenwicht voor de  pers van die tijd die zich bijna uitsluitend met politieke schandalen en sensatie bezighield.

De krant kende heel vlug succes en werd reeds in 1871 de belangrijkste informateur en vernieuwer van New York. Zij gebruikte o.a. voor het eerst in de Verenigde Staten de radio voor het overbrengen van nieuwsberichtgeving, gedurende de Japans-Russische oorlog in 1905.

De krant bereikte oorspronkelijk een publiek dat zich beperkte tot de bourgeoisie van New York, maar breidde zich al gauw uit tot buiten de stad. Vandaag bereikt zij een veel ruimer publiek, zelfs buiten de grenzen van de Verenigde Staten [8].

De filosofie van de krant werd reeds in 1896 door A. Ochs verwoord, en is nog steeds geldig vandaag:

“It will be my earnest aim that The New York Times give news, all the news in concise and attractive form, in language that is permissable in good society and give it early if not earlier, than it can be learned through any other medium. To give the news impartially, without fear or favor, regardless of party, sect or interest involved; to make the columns of The New York Times a forum for the consideration of all public questions of public importance, and to that end, to invite intelligent discussion from all shades of opinion” [9].

 

De New York Times is vooral gekend voor haar kwaliteitsgerichte nieuwsberichtgeving en haar uitstekende reportages. De krant is gekend voor haar objectieve en intelligente aanpak. Eén van de meest interessante aspecten van deze krant is de ruimte die zij geeft aan internationale informatie [10].

De krant heeft de reputatie liberaal te zijn, en vertoont in haar binnenlandse berichtgeving vaak sympathieën voor de Republikeinse Partij. Toch is zij in staat de partijpolitiek te overstijgen en tracht zij te vermijden dat teveel ruimte van de krant wordt in beslag genomen door politieke polemieken. Zij streeft bescheidenheid na in haar politieke uitspraken, hetgeen ongewoon is in de populaire Amerikaanse pers [11].

Het dagblad heeft gemiddeld tussen de 60 en de 70 pagina’s en de zondagseditie is nog veel lijviger. Vooral de politieke rubriek is bijzonder uitgebreid

Het dagblad kent een zeer grote oplage en wordt gelezen in 11 299 Amerikaanse steden, hetgeen neerkomt op 83%  van de Amerikaanse abonnees.

Het succes van de verkoop door de hoge kwaliteitswaarde van de artikelen heeft de oprichting van de New York Times News Service toegelaten[12].

 

De Telegraaf en het NRC Handelsblad.

De Telegraaf distribueert dagelijks zo’n 743.000  exemplaren en is hiermee de meest gelezen krant in Nederland [13]. De krant ontstond in1892, in een periode waarin de krant als instrument van de politiek geleidelijk aan betekenis inwon en zowel op kwalitatief als kwantitatief vlak een snelle ontwikkeling doormaakte.

De Telegraaf was oorspronkelijk een populaire krant met als primaire doelstelling het maken van winst. Hiertegenover bestonden de “richtingbladen”, met als doel de achterban van de eigen zuil te organiseren en organisatorisch te binden. Bij deze kranten ligt het accent vaak duidelijk op het politieke, sociale en culturele leven binnen de eigen zuil. Deze indeling in populaire kranten en richtingsbladen (de latere kwaliteitskranten) verdwijnt na de jaren vijftig. De ontzuiling van de maatschappij dwingt vooral de kwaliteitskranten van karakter te veranderen en zich te openen voor een breder publiek [14].

Na de jaren zestig werd het ongebruikelijker het eigen “gezicht” van een krant op vooroorlogse wijze aan te duiden naar politieke en/of levensbeschouwelijke richting. De telegraaf kreeg het etiket “neutraal” opgeplakt. Dit betekent natuurlijk niet dat deze krant volledig kleurloos is: zij heeft een vrij karakter, met als ideologische accenten het geven van “onpartijdig nieuws, zonder gebonden te zijn aan enige staatkundige partij, kerkelijke richting of belangengemeenschap, uitsluitend in dienst van ‘s lands belang” [15].

De Telegraaf kent een groot lezerspubliek in Nederland en is daarom geschikt voor dat onderzoek. Het publiek van deze krant is voornamelijk te situeren in de bovenstaande middenklasse (zelfstandigen, functionarissen, hoge ambtenaren).

In 1970 ontstond uit het liberale Rotterdamse dagblad de Nieuwe Rotterdamse Courant en het eveneens liberale Amsterdams onafhankelijk dagblad het Algemeen dagblad het NRC Handelsblad. Deze krant staat nog steeds voor een liberaal/conservatief gerichte kwaliteitskrant die “een open geest combineert met een gezonde dosis scepsis tegenover de mode van de dag” [16].

Deze krant kent een dagelijkse oplage van 271.000 exemplaren en heeft een lezerspubliek dat gesitueerd is in de hoge welstandsklasse (artsen, topambtenaren) [17]. Zij is dus vanwege haar middelmatige oplage minder geschikt voor dit onderzoek (de andere nationale kranten worden namelijk vooral getypeerd door een hoog nationaal lezerschap). Gezien haar kwalitatieve kenmerken is deze krant echter wel geschikt als vervanging voor het ontbrekende exemplaar van De Telegraaf  uit 1999 (ten tijde van het onderzoek nog niet inkijkbaar).

Diário de Notícias en O Público.

De Díario de Notícias kent een dagelijkse oplage van 44 055 exemplaren en vormt daarmee het tweede meest gelezen dagblad van Portugal [18] .

Het ontstaan van de Diário de Notícias moet gezien worden in het kader van het opkomend liberalisme in Portugal in de tweede helft van de 19e eeuw. Vooral na 1851 ontstaan een nieuwe mentaliteit en sfeer van tolerantie, die onder andere de houding van het politieke etablissement tegenover de journalistieke activiteit sterk versoepelde. Het vormt de periode van de eerste modernisatie van een land dat ver achter liep op de andere West-Europese staten.

Gedurende deze nieuwe fase steunde de Portugese pers in grote mate op de deelneming van vele prestigieuze intellectuelen. Deze interactie was volledig ondenkbaar in de voorgaande periode. De stijl van de kranten werd meer en meer individueel en streefde naar een hogere kwaliteitswaarde en meer kritische houding.

In 1856 verschijnt met de Díario de Notícias een eerste echte informatieve krant in Portugal. Zij is opgericht door Eduardo Coelho met de bedoeling een zo objectief mogelijke informatiebron te vormen voor de burgerbevolking van Lissabon met een zo weinig mogelijk  politieke uitgesproken voorkeur. Voor het eerst  werd een krant ook verkocht in de straten van de stad en werd het medium aldus toegankelijk voor de gehele bevolking.

De bekostiging, de groei en het succes van deze krant staan in direct verband met de opkomst van een sterker wordende commerciële en industriële activiteit in Portugal.

De krant is een voorbeeld geweest voor vele krantenuitgevers in Portugal. Vooral na 1870 werd zij de belangrijkste bron van informatie voor de bevolking van Lissabon, en breidde zich langzaamaan uit naar de omliggende provincies van het platte land.

Gedurende de jaren 1980 kende de Portugese pers een periode van privatisering, verandering en hernieuwing. Deze beweging deed uiteindelijk een volledig nieuwe krant ontstaan met een volledig nieuwe stijl.

 

O Público is opgericht door Vicente Jorge Silva, met de duidelijk omschreven bedoeling het leven van de Portugezen te beïnvloeden via de media [19]. Deze krant werd opgericht met behulp van de beste informatieve uitrusting en de beste Portugese journalisten.

Met veel moeite, in een land dat weinig leest, vestigde deze krant zich voornamelijk in een milieu van intellectuelen en werd vanwege haar grote engagement naar de berichtgeving al gauw de meest gerespecteerde referentiekrant voor het buitenlands nieuws. Zij kende vlug een groter lezerspubliek dan de Diário en bereikt het niveau van de “giganten” van de populaire journalistiek. Zij leidde steeds een radicale, onafhankelijke koers en bracht  vernieuwing wat de inhoud betreft, via diepgaande en uitgebreide reportages over de gebeurtenissen. Ook wat betreft de grafische presentatie kan men het formaat en de vorm als vernieuwend beschouwen in Europa: het gebruik van tabloid formaat en de introductie van  kleuren op de eerste pagina [20].

De aanpak van de inhoud van de artikelen en de behandeling van de thema’s werd voor een deel overgenomen door de Spaanse krant El Pais [21].

Eén van de belangrijke methodes die door deze krant consequent werd toegepast is het gebruik van eigen correspondenten bij de verslaggeving.
Deze krant was de eerste multiregionale krant, met vestigingsplaatsen in Lissabon en Porto, en was eveneens de eerste met een dagelijks Spaanse supplement. Haar wijze van werken vormde voor vele Europese krantenuitgevers een voorbeeld [22].

Sinds de verkiezingen van 1995 neigt de krant meer en meer naar de socialistische politieke zijde, hetgeen leidde tot een daling van het (centrumrechtse) lezerspubliek [23].

 

Gemiddeld bestaat O Público uit zo’n 48 pagina’s, met een belangrijke katern over lokaal nieuws. De zondagseditie is bijzonder uitgebreid, met uiteenlopende rubrieken over cultuur, actualiteit, informatica, wetenschap, …

Deze krant vormt nog steeds de meest gelezen kwaliteitskrant in Portugal met een dagelijkse verdeling van 58 567 exemplaren [24].

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 



[1] J. GARRÉ, De buitenlandse berichtgeving in drie nationale kranten: de pers in Polen, Gent: RUG,       

    onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Vakgroep Communicatiewetenschappen, 1985, p. 33.

[2] Zo zijn er  bijvoorbeeld de revoltes van de UDT-leden in Dili, bloedig onderdrukt door het Indonesische leger (op 11 augustus 1975, 3 april 1976, 16 augustus 1983), de rapporten vanwege ambassadeurs of andere vertegenwoordigers van de internationale gemeenschappen over de chronische voedseltekorten bij de Timorese bevolking (bijv. 12 februari 1982, 6 januari 1984), de officiële rapporten over het aantal doden (op 14 februari 1976, 8 augustus 1985, 14 april ‘94), de talloze brieven gericht aan de internationale gemeenschap waarin de toestand in Timor fel wordt bekritiseerd en uit de doeken gedaan (bijv. brief van Belo op 2 mei 1984, brief van de Amerikaanse Congres-leden aan Reagan op 8 mei 1985 en op 19 november ’90 aan James Baker of de brief van X. Gusmão op 12 september 1991), verslagen over politieke statements, berichten over assale arrestaties (bijv. op 12 december ’83 of 15 juli ’89),  rapporten van internationale observaties en natuurlijke de talrijke oproepen van de UN aan Indonesië tot terugtrekking, de politieke veroordeling van het conflict, zowel vanwege de UN en de vele subcommissies die zich toelegden op de kwestie (zoals in ’78, ’79, ’80, ’81, ’83, ’91, ’92…), vanwege het Vaticaan (zoals op 12 juli 1984 of 12 oktober 1989), de westerse regeringen (bijv. vanwege de Portugese regering op 21 juli 1984 of de Amerikaanse regering op 14 november 1991), de Human Rights Commission (bijv. op 16 februari ’83), het ICRC (bijv. op 2 april ’79), Unesco,  De Raad van Europa ( bijv. op 28 juni ’91) of het Europese Parlement (op 15 september 1988), de gepubliceerde verslagen van dergelijke rapporten (bijv. op 8 september ’87, 13 januari ‘94)  en dergelijke meer. Wat deze laatste categorieën betreft, gaat het over een hele reeks van besprekingen en veroordelingen en debatten en verwerpingen.

[3] “Invloedrijk” kan zowel slaan op een hoge kwalitatieve erkenning, als op een groot kwantitatief bereik van  een populatie.

[4] D. BILTEREYST, Y. PEEREN & R. VAN GOMPEL, op.cit., p.12.

[5] Aangezien ons onderzoek zich richt naar de aard van de informatie die het collectieve geheugen van een   natie als geheel bepaalt, dienen we de kranten te analyseren die zowel door een groot deel van de bevolking     gelezen worden, maar die tevens voldoen aan een aantal kwaliteitsnormen die internationaal geldend zijn.

[6] A. QUINTERO PIZARROSO, op.cit.,  p. 321.

[7] A. RICHARD, American Press. Newspapers. A Reference Guide, New York: Greenwood Press, 1987, p. 63.

[8] E. DIAMOND, Behind the Times; Inside the New York Times, New York: Villard Books, 1994, p. 369.

[9] Ibid., p. 367.

[10] A. RICHARD, op.cit., p. 67.

[11] M. STEPHENS Geschiedenis van het nieuws, Utrecht: Spectrum, 1988, p. 183.

[12] E. DIAMOND, op.cit., p. 48.

[13] A. QUINTERO PIZARROSO, op.cit.,  p. 360.

[14] M. STEPHENS, op.cit., p. 59.

[15] Tekst afgedrukt boven de redactionele hoofdartikelen. Uit: J. BARDOEL & J. BIERHOFF, Media in Nederland, Groningen: Wolters-Noordhoff, 1987, p. 95.

[16] M. STEPHENS, op.cit., p. 98.

[17] A. QUINTERO PIZARROSO, op.cit.,  p. 360.

[18] Ibid., p. 389.

[19] A. QUINTERO PIZARROSO, op.cit., p. 390.

[20] Loc.cit.

[21] Ibid., p. 391.

[22] Loc.cit.

[23] Ibid.,p. 396.

[24] Ibid., p. 397.