Internationale nieuwsvorming in de westerse pers:

Vergelijkende analyse van de berichtgeving over de kwestie Oost-Timor. (Anja de Lannoy)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

DEEL 3: METHODOLOGIE VAN DE INHOUDSANALYSE

II. De toegepaste inhoudsanalyse

II. 2. De toegepaste analyse

 

II. 2. 1. De kwantitatieve analyse

 

Wat het eerste luik van de analyse betreft zijn het vooral de studies uitgevoerd in opdracht van de Unesco die de richtlijnen vormden van de toegepaste methode. Het gaat hierbij over een aantal studies zoals die uit 1978 door het IAMCR uitgevoerd [1]. Ook de studie uit 1982“over het beeld van landen met een verschillend sociaal systeem en ontwikkelingspeil, zoals dat voorgesteld wordt door de pers” [2] en de Cooperative Study of Foreign News and International News Flow in 1997 hebben mij hierbij als leidraad gediend [3]. Er zijnnatuurlijk ook de vele boeiende individuele studies die rond dit thema baanbrekend werk verricht hebben en die belangrijke aanleidingen vormden tot heel wat polemiek en internationale discussies. Ik vermeld in deze context de reeds bovenvermelde studies van het International Press Institute(1953), het onderzoek van J. Galtung & Ruge (1965), de studies van O. Sande (1978), van H. Gans, van K.E. Rosengren (1978), van A. Sreberny-Mohammadi (1984) en van Van Dijk (1985) [4].

De meest algemeen toegepaste techniek om pers te analyseren is een systematisch kwantificerende. Hierbij wordt eerst een steekproef gehouden met het beschikbare materiaal. Vervolgens wordt een groot aantal eenheden (artikels) via een codeboek op diverse kenmerken onderzocht en op statistische manier geanalyseerd.

Het doel van dergelijke analyse is het ontdekken op gestandaardiseerde wijze van bepaalde patronen.

Per geanalyseerd bericht werd een codeblad opgesteld met de aanduiding van een aantalcategorieën die de focus vormen van het onderzoek (zie vb. hieronder).

De variabelen die in deze analyse zijn samengesteld, zijn voor een deel overgenomen uit het onderzoek uit ’97, komen deels voort uit eigen interpretatie en zijn deels afgeleid uit de onderzoeken van Galtung, Gans, Sande, Rosengren en Van Dijk [5]. Zij vormen absoluut geen volledig geheel van de factoren die het nieuwsvormingsproces bepalen, maar vormen de basis die dient voor het opstellen en toetsen van de opgestelde hypothesen i.v.m. de casus Oost-Timor.

De analyse eenheid wordt gevormd door de berichten zoals die in de krant worden voorgesteld, aangeduid door een eigen hoofding, een afzonderlijke inleidende tekst of bronvermelding. De contextuele eenheid is gevormd door de krant zelf. De meeste categorieën zijn wederzijds exclusief en kunnen door slechts één code geregistreerd worden. Sommige kunnen echter door verschillende codes ingevuld worden, waarbij een hoofdcategorie en drie subcategorieën geregistreerd worden voor elk item (vb. actoren, soorten van bericht…). Heel vaak kwamen bij het bepalen van hoofdcategorie en subcategorieën grote interpretatieve problemen voor, zodat meestal enkel de hoofdzaken zijn geregistreerd geworden, om al te grote interpretatieve marges te vermijden.

 

De gegevens werden gecodeerd om daarna verwerkt te worden met een statistisch computerprogramma. Statistieken werden op eenvoudige manier toegepast en hebben een zuiver beschrijvende functie. Zij dienen enkel ter indicatie van de kwantitatieve dimensies van het onderzoek. De statistische verwerking van de gegevens werd gemaakt via het programma SPSS. De opstelling van de codebladen gebeurde met behulp van het programma STATISTICA.

De kwantitatieve inhoudsanalyse richt zich zowel naar formele, structureleals naar inhoudelijke kenmerken. Deze drie kenmerken worden allen verwerkt in het codeblad in de vorm van een aantal specifieke variabelen. De vormelijke kenmerken worden onderzocht via de variabelen medium, datum, lengte, aantal kolommen per bericht en het bestaan van afbeeldingen. De structurele kenmerken worden weerspiegeld in de variabelen identificatie-nummer, medium, bron, tweede bron en dateline. Wat de inhoudelijke kenmerken betreft, deze worden achterhaald via de variabelen modus, focus verhaal, type verhaal, belangrijkste land, tweede belangrijkste land, type gebeurtenis, actoren en het al dan niet voorkomen van elitepersonen.

De systematisch kwantificerende werkwijze bevat heel wat bronnen van onbetrouwbaarheid: het begint bij de selectie van de analyse-eenheid over het opstellen van het codeboek tot het analyseren van de gegevens door de codeur met een specifieke achtergrond. De complexiteit van het object (artikels) kan een analyse veel moeilijker maken dan voorzien.

Het categorieënsysteem is niet in alle gevallen even duidelijk. Men kan zich bijvoorbeeld de vraag stellen wanneer nieuws positief of negatief is; er is geen eenduidige operationalisatie van het begrip “negatief” wat de interpretatie ervan bemoeilijkt. Het groeperen van vele gegevens in grote categorieën is dus op zijn minst riskant te noemen. Ook moeten we er ons vanbewust zijn dat het moeilijk is om ideologische labels of ideologisch taalgebruik te ontdekken als de onderzoeker uit dezelfde ideologische cultuur komt als de nieuwsmakers. Onbewuste waarden en normen zijn dezelfde en worden onzichtbaar voor mensen uit dezelfde culturele sfeer. Ook toevallige omstandigheden kunnen een inhoudsanalyse meer of minder betrouwbaar maken.

De grootste voordelen van een dergelijk onderzoek zijn natuurlijk de comparatieve mogelijkheden die het biedt. Het stelt ons in staat om grote hoeveelheden aan materiaal te verwerken. Omdat de categorieën meestal duidelijk omschreven worden, kan “mechanisch” te werk worden gegaan en is de verwerking van de data objectief en betrouwbaar te noemen [6].

Bij het analyseren van de onderzoeksresultaten dient ook nog rekening gehouden te worden met de globale context van de onderzochte periode. Zo hielden de troebelen rond de Golfoorlog tussen augustus 1990 en februari 1991 de buitenlandse pers volledig in de ban. Ook de burgeroorlog tussen Servië en Kroatië/Bosnië Herzegovina van januari 1991 tot april 1992 eiste veel aandacht van de internationale pers en overschaduwde volledig de gebeurtenissen in het verre Timor. Wat betreft de Nederlandse pers, dient opgemerkt te worden dat het nieuws met betrekking tot Indonesië vooral in beslag werd genomen door de Molukken, waardoor ook hier de gebeurtenissen in Oost-Timor als tweederangs-nieuws werd beschouwd.

Elk gebruikt codeblad per gelezen bericht ziet er als volgt uit:

 

Identificatienummer van het bericht: elk bericht wordt aangeduid met een eigen nummer

 

Plaats: de aanduiding van de pagina (beginnende bij o= voorpagina, 1= 1e pagina, 2= 2e pagina)

 

Land van medium: de aanduiding van de natie van het persmedium. Deze categorie is nodig voor de statistische verwerking. Aangezien we met meerdere kranten per land werken (bijv. De Telegraaf en het NRC Handelsblad voor Nederland), dient hiervoor een aparte categorie opgesteld te worden.

 

Datum: kalenderdatum van het verschijnen van het bericht.

 

Medium: vermelding van de krant waar het bericht zich in bevindt.

 

1: New York Times

2: De Telegraaf

3: Diário de Noticias

4: O Público

5: NRC Handelsblad

 

 

Bron: is een heel moeilijk element in de kwantitatieve analyse omdat de gewoonten hieromtrent veranderen van land tot land. Soms worden alle nieuwsberichten op routineuze wijze toegekend aan de nationale nieuwsagentschappen; soms echter worden zij eenvoudig toegekend aan “agentschappen”, terwijl weer andere berichten aan vijf of zes verschillende bronnen worden toegeschreven.

In de New York Times, De Telegraaf en het NRC Handelsblad worden de meeste artikelen toegekend aan specifieke agentschappen, terwijl de beide Portugese kranten enkel de eigen correspondenten aanduiden en slechts zelden het persagentschap.

Algemeen worden hier de verschillende nieuwsbronnen in enkele groepen samengebracht. Hiervan zijn de eerste vijf algemene groeperingen; de andere acht vormen de belangrijkste globale nieuwsbronnen en de daarop volgende elf zijn de regionale agentschappen.

 

1: Nieuwsagentschap, algemene diensten

2: Eigen/speciale correspondent

3: Nationaal nieuwsagentschap (gespecificeerd)

4: Reuters

5: AFP

6: AP

7: UPI

8: WTN

9: CNN

10: BBC

11: ITAR-TASS

12: DPA

13: EFE

14: ANSA

15: TANJUG

16: MENA

17: PANA

18: CANA

19: NY Times

20: LA WP

21: Xinhua

22: Kyodo

23: Time-Newsweek-US News

24: IPS

25: PacNews

26: Geen, niet determineerbaar

 

Dateline: duidt de geografische plaats aan, vanwaar het bericht ontvangen wordt.

In de volgende geografische lijst worden de meeste landen of gebieden vermeld diemisschien op één of andere manier in de internationale berichtgeving m.b.t. Oost-Timor aan bod komen.

 

0: Geen, niet vermeld

1: Verenigde Naties of VN agentschap (zoals UNAMET)

2: Ontwikkelde landen/Westen/Noorden

3: Ontwikkelingslanden/ Derde Wereld/Zuiden

4: Amnesty International

5: Socialistische landen

6: Rode Kruis

7: Internationale gemeenschap

8: niet-gebonden landen

9: Verenigde Staten

10: Latijns-Amerika

11: Centraal-Amerika

12: Zuid-Amerika

13: Europa

14: West-Europa

15: Centraal-Europa

16: Oost-Europa

17: België

18: Frankrijk

19: Duitsland

20: Nederland

21: Verenigd Koninkrijk

22: Portugal

23: Spanje

24: Zwitserland

25: Vaticaan

26: Scandinavië

27: EU

28: NATO

29: Human RightWatch Organisation

30: Rusland

31: Italië

32: Afrika

33: Portugees-Afrika

34: Anglo-Afrika

35: Franco-Afrika

36: APEC (Asia Pacific Economic Cooperation)

37: Maghreb

38: Arabische Liga

39: Islamitische landen

40: Verre Oosten

41: China

42: Indonesië

43: India

44: Maleisië

45: Thailand

46: Japan

47: Australië

48: ASEAN (Association of South East Asian Nations)

49: Zuid Pacifiek

50: Oceanië

51: Macau

52: Hongkong

53: Singapore

54: Oost-Timor

 

Lengte: een bijzonder onduidelijke variabele, waarvan het onderscheid zowel op basis van ruimte als van tijd is gemaakt. Het is een zeer subjectieve variabele, die een aanduiding geeft van de belangrijkheid die in de grootte van de berichten wordt weerspiegeld. De interpretatie gebeurt telkens in vergelijking met de plaats die het artikel in beslag neemt op de pagina en de verhouding die tussen de artikels onderling bestaat.

 

1: Groot; boven aan de pagina geplaatst, met duidelijke multi-column hoofding en geïntegreerd in een geheel met afbeeldingen.

2: Medium: heeft een eigen afzonderlijke hoofding, eventueel met afbeelding; het gaat hier om een vrij uitgebreid maar geen dominant verhaal. Berichten boven de vouw van de voorpagina van de krant zijn meestal “grote” berichten.

3: Klein: is een opvuller en geïntegreerd in een column met een zeer algemene en niet afzonderlijke hoofding.

4: Heel groot

 

Aantal kolommen per bericht: komt overeen met het reële aantal. Deze variabele is zeer objectief en er bestaat geen direct verband tussen de grootte van het bericht en het aantal kolommen, daar een artikel van vier kleine kolommen gemakkelijk veel kleiner kan zijn dan een artikel van één brede of lange kolom.

 

0: Minder dan 1

1: 1 Kolom

2: 2 Kolommen

3: 3 Kolommen,…

 

Aantal kolommen per gebeurtenis: komt overeen met het reële aantal.

 

Afbeelding: de variabelen 1, 2 en 3 impliceren in principe steeds een berichtgeving van het type “duiding”. Zij worden verder geanalyseerd op basis van het bijhorend onderschrift.

 

0: Geen

1:Foto (de bron van een foto is vaak verschillend van de bron van het artikel zelf en wordt niet vermeld.)

2: Kaartje

3: Kaartje + foto

 

Focus verhaal: deze variabele behelst twee elementen: de geografische locatie van de gebeurtenis en de betrokkenheid (historisch, cultureel, economisch…) van het land.

Deze categorie duidt op de soort betrokkenheid van het land met de gebeurtenissen. Zij wordt bepaald door de plaats die de krant zelf aan het artikel toekent (bijv. de rubriek van het nationaal nieuws, internationaal nieuws…). De betrokkenheid komt voort uit het engagement dat al dan niet uit het artikel blijkt.

 

1: Buitenlandse dateline, geen betrokkenheid van het land

2: Buitenlandse dateline, belangrijke betrokkenheid van het land

3: Binnenlandse dateline, geen betrokkenheid van het land

4: Binnenlandse dateline, belangrijke betrokkenheid van het land


Typeverhaal 1
: maakt het onderscheid tussen nieuws en opinie en de verschillende technieken om nieuws te presenteren. In het algemeen wordt nieuws dat een duidelijke opinie of persoonlijke interpretatie inhoudt omschreven als editoriaal/commentariërend. Deze categorie houdt kritische recensies, essays of interpretatieve columns in. Heel vaak worden deze in kranten op een afzonderlijke editoriale pagina voorgesteld.

 

1: Feiten (naakte feiten, zonder commentaar of duiding)

2: Afbeelding

3: Editoriaal/commentariërend (toelichting van een artikel dat niet behoort tot de

voornoemde categorieën)

4: Reportage (correspondent ter plaatse licht bepaalde aspecten toe)

5: Interview

6: Brief (hierbij wordt als bron steeds “eigen correspondent” vermeld)

7: Cartoon

 

Type verhaal 2: gaat na in hoeverre de nieuwsberichtgeving de louter feitelijkheden overstijgt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

 

1: Nieuwsberichtgeving (de weergave van de gebeurtenissen zonder toelichting)

2: Duiding (situering van de gebeurtenissen in een context)

3: Opiniering (interpretatie van de gebeurtenissen vanuit een bepaalde ideologische opvatting)

4: Geen, niet determineerbaar

 

Modus: verwijst naar de al dan niet negatieve inhoud van het bericht. Een artikel dat

over negatieve gebeurtenissen rapporteert, maar tekens van hoop vertoont (het

geloof in een goede afloop), wordt als positief geïdentificeerd.

 

0: Geen, niet determineerbaar

1: Negatief

2: Positief

 

Belangrijkste vermelde land: zelfde code als “Dateline”.

 

Tweede belangrijkste land: zelfde code.

 

Hoofdonderwerp: één van de moeilijkste variabele om te coderen. De categorieën zijn hoofdzakelijk beschrijvend en niet theoretisch gefundeerd. Het onderscheid tussen de categorieën zijn bijzonder subjectief en voor interpretatie vatbaar. Omdat vele berichten vaak heel complex zijn, geven we hier ruimte aan drie verschillende aan bod komende onderwerpen. Wanneer meer dan drie onderwerpen aan bod komen worden slechts de drie belangrijkste aangeduid.

 

0: Geen, niet vermeld

1: Internationale politiek

2: Internationale economie/handel

3: Militaire conflicten

4: Internationale hulp/ontwikkelingshulp

5: Sociale problematiek

6: Geweld/Verzet

7: Cultuur/Kunst

8: Personaliteiten

9: Burgeroorlog

10: Religie

11: Mensenrechten

12: Recht

13: Etnische conflicten

14: Geschiedenis/ Historische benadering

15: Andere

 

Tweede belangrijkste onderwerp: zelfde code.

 

Type gebeurtenis 1 (Specificiteit): de bovenvermelde thema’s kunnen onderverdeeld worden in verschillende specifieke subcategorieën. Deze eerste onderverdeling maakt het onderscheid tussen afzonderlijke, specifieke gebeurtenissen en evenementen die als onderdeel van langdurige processen kunnen beschouwd worden. De eerste categorie is vaak herkenbaar als antwoord op de vragen wie? wat? wanneer? waar?, terwijl de tweede categorie eerder als een breder gegeven context of uitleg geldt; deze gebeurtenissen worden meestal voorgesteld in de tegenwoordige tijd.

 

0: Niet definieerbaar

1: Specifieke gebeurtenis

2: Proces dat niet gebonden is aan specifieke gebeurtenis

 

Type gebeurtenis 2 (Conflictueel): een tweede onderverdeling verwijst naar de benadrukking vanconflict, ontwrichting en uitzonderlijke factoren die dat niet zijn.

 

0: Niet determineerbaar

1: Conflictueel

2: Niet-conflictueel

 

Type gebeurtenis 3 (Routine): deze variabele meet de mate waarin nieuws uit routine bestaat en deeluitmaakt van regelmatige voorkomende gebeurtenissen en hoeveel van het nieuws onvoorspelbaar is. Is zeer subjectief.

 

0: Niet determineerbaar

1: Routine/regelmatig voorkomende gebeurtenis

2: Niet-routine/onregelmatig voorkomende gebeurtenis

 

Hoofdactor: hierbij volgt een lijst met vrij algemene categorieën die verwijzen naar de mogelijk voorkomende hoofdactoren uit het bericht.

 

0: Niet vermeld

1: Officiële staat /natie

2: Officiële internationale organisatie

3: Burgers

4: Publieke sector

5: Nationale organisatie

6: Nationale regering (ministers, parlement, …)

7: Fretilin/Falintil

8: UPDA/UP

9: Officiële Leger/Politiediensten

10: Kerk

11: Top figuren (andere dan regering, diplomaten…)

12: Andere (pers, rechters)

 

Tweede belangrijkste actoren: zelfde code

 

Elitepersonen *:

 

0: Geen

1: Vertegenwoordigers van de Indonesische regering

2: Vertegenwoordigers van de Australische regering

3: Paus

4: Vertegenwoordigers van de Amerikaanse regering

5: Ramos Horta

6: Suharto/Habibie

7: Amerikaanse president

8: Security Council

9: Generaal van het leger

10: Moertopo

11: Belo Ximenes

12: State departement

13: Gouverneur (van Oost-Timor)

14: Xanana Gusmão

15: Secretaris-Generaal van de UN

16: Andere

17: Vertegenwoordigers van de Nederlandse regering

* Bij deze categorie was het moeilijk de betreffende elitepersonen bij naam te noemen, gezien deperiode van onderzoek. Gedurende de 25 jaren van strijd hebben de belangrijke persoonolijkheden elkaar opgevolgd in de respectievelijke functies. Ik opteerde dus in sommige gevallen voor de algemene aanduiding van de functie en niet voor de naam.

II. 2. 2. De kwalitatieve analyse

 

II. 2. 2. 1. Inleiding

 

In het boek “Onderzoekstypen in de communicatiewetenschap” wordt kwalitatieve inhoudsanalyse omschreven als “een beredeneerde lezing van het onderzoeksmateriaal” [7]. Lezen speelt dus in het onderzoeksproces de centrale rol.

Volgens de auteurs bestaan drie manieren van lezen, die elk een verschillende betekenis van de tekst achterhalen [8]:

1.Lezen als registratie van tekens: de samenhang tussen de semantische en de syntactische betekenissen van de taaltekens.

2.Lezen als interpretatie: de interpretatie van tekens vanuit het achterliggende betekeniskader.

3.Lezen als selectie: de interpretatie is gebaseerd op een registratie van welgekozen kenmerken, afhankelijk van het perspectief dat de onderzoeker hanteert.

 

Communicatiemateriaal is drager van bepaalde betekenissen. Centraal in de kwalitatieve inhoudsanalyse staat dan ook het betekenisprobleem [9]. Het materiaal van de kwalitatieve inhoudsanalyse is geproduceerd in een bepaalde sociale situatie en ontleent zijn betekenissen zowel qua vorm als inhoud aan deze sociale context. De onderzoeker dient zich bij de lezing van een tekst dus te verplaatsen in de sociale context van de makers en van de gebruikers van het materiaal. Vaak komt men hier in aanraking met culturele verschillen op het niveau van de alledaagse betekenissen.

De tekst wordt echter ook gelezen vanuit een bepaalde vraagstelling, waardoor bepaalde aspecten van de inhoud van het materiaal belangrijk worden. Betekenissen staan dus ook in verband met het conceptuele model van de onderzoeker zelf.

 

De inhoudsanalyse wordt als methode gehanteerd om deze betekenissen te registreren. Hierbij staat de tweede betekenis van lezen centraal: interpreteren door het gebruik maken van betekenisstructuren. Door patronen te ontdekken in het materiaal moet men eerst de code doorbreken om de relevante betekenissen te achterhalen. De toevoeging “relevant” geeft aan dat het niet gaat om het toekennen van betekenis op zich, maar om betekenis die in het kader van de probleemstelling van het onderzoek een rol speelt.

 

Volgens Krippendorff bestaan er vier soorten betekenis [10]:

1. Betekenis kan in de eerste plaats slaan op betekenis die door de makers van de tekst zijn ingebracht.

2. Er is ook betekenis die door de gebruikers wordt toegekend.

3. Daarnaast bestaat zoiets als inherente betekenis: betekenis die de tekst op zich draagt los van maker of gebruiker.

4. Betekenis kan ook impliciet worden toegekend aan teksten: zij wordt niet bewust toegekend, maar is verbonden met de culturele context waarin de tekst functioneert.

 

Kenmerkend voor de kwalitatieve inhoudsanalyse is de vooronderstelling van een latente betekenisstructuur in de tekst [11], die verwijst naar de context waarin het materiaal geproduceerd is.

Analyse betekent dus het reconstrueren van de inherente betekenisstructuur in de tekst, door onderzoek van de thematische opbouw.

 

Het model van de toegepaste analyse is voornamelijk gebaseerd op het theoretische werk van Van Dijk [12]. De structurele analyse die hierin wordt gebruikt bestaat, zoals reeds vermeld, uit zowel een tekstuele als een contextuele benadering.

Persteksten bevatten een eigen structurele opbouw die ze onderscheidt van andere media-teksten. Het tekstniveau staat in interactie met een specifieke context. Een analyse is dan ook enkel volledig wanneer ze een integratie inhoudt van tekst en context, in die zin dat het gebruik van de tekst wordt gezien als zowel een sociale situatie als een sociale daad.

 

II. 2. 2. 1. Dimensies van een perstekst

 

Persteksten bevatten in de eerste plaats een taalkundige of linguïstische dimensie (of betekenis) [13]: het betreft de grammaticale, fonologische, morfologische, syntactische en lexicologische structuren van woorden, woordgroepen, zinnen…

Zo kan bijvoorbeeldhet gebruik van neologismen of eufemismen bijzonder relevant zijn, maar ook bepaalde zinsconstructies en een specifiek woordgebruik kunnen onderliggende ideologieën helpenontbloten.

Deze dimensie is voor ons onderzoek van minder belang en zal dus niet aan bod komen.

 

Men dient echter te proberen om ook de algemene betekenis van de tekst in te schatten. Het begrip thematische macrostructuur duidt in deze context op het geheel van centraal belangrijkste thema’s van de tekst [14]. In nieuwsteksten vormt de macrostructuur de essentie en is dus cruciaal in een persanalyse. Vooral bij het analyseren van langere teksten is het van uiterst belang op een systematische manier de (vaak meerdere) onderwerpen te destilleren. Van Dijk biedt hiervoor een methode die is gebaseerd op “macroregels” (“deletion”, “construction”, “generalization”)[15]. Deze hebben tot doel de informatie van een tekst te herleiden tot het essentiële.

De onderwerpen van nieuwsteksten vormenniet enkel een eenvormige lijst; zij maken ook deel uit van een hiërarchische structuur. Onderzoek naar de thematische structuur van een tekst richt zich dan ook naar deze hiërarchische organisatie van thema’s of onderwerpen in een tekst. Op die wijze kunnen inhoudelijke verschillen in nieuwsteksten opgespoord worden.

Het boomdiagramis een manier om de macrostructuren van een tekst voor te stellen [16].

Dit betekent dat per nieuwstekst een schematisch overzicht wordt gegeven van de globale structuur waarin de verschillende onderwerpen worden voorgesteld aan de hand van macroregels.

Het hoofddoel van een thematische analyse is de thema’s te bepalen in elke nieuwstekst, hun conditionele/hiërarchische verbanden te onderzoeken en hun semantische specificatie uit te werken [17].

Onderwerpen kunnen namelijk op verschillende manieren aangebracht worden en zijn door hun subjectieve aard van groot belang bij het bestuderen van een tekst (zie hierbij het grote belang en de belangrijke functie van de hoofding in de persberichtgeving).

Kenmerkend voor nieuwsteksten is dat de representatie en volgorde van de onderwerpen eerder wordt bepaald door de relevantie van de onderworpen en niet zozeer doorde “logische” en/of chronologische orde ervan. Zo worden antecedenten van bepaalde gebeurtenissen in nieuwsteksten vaak later vermeld dan de chronologische opeenvolging zou doen verwachten.

Volgens T. Van Dijk is één van de voornaamste structurele kenmerken van nieuwstekstenhet gebruik van de zogenaamde “omgekeerde piramide[18]. Dit principe houdt de idee in dat nieuwstekten volgens een neerwaartse beweging zijn georganiseerd zodat de belangrijkste of meest relevant informatie eerst aan bod komt. Dit betekent dat telkens voor elk onderwerp eerst de belangrijkste aspecten worden belicht. Pas nadat de belangrijkste informatie over alle onderwerpen is gegeven, worden vroegere onderwerpen hernomen met minder belangrijke details.

De realisatie van onderwerpen in nieuwsteksten gebeurt volgens een aantal specificatieregels, waaronder “de thematische realisatie op basis van een neerwaartse beweging en cyclische plaatsgeving” [19]. Dit betekent dat de meest relevante informatie eerst wordt gegeven en dat kleinere hoeveelheden van minder belangrijke informatie worden verschaft in opeenvolgende paragrafen.

Nieuwsteksten bevatten ook structuren op een hoger, complexer of uitgebreiderniveau. De semantische betekenissen van zinnen maken deel uit van een coherent geheel dat een lezer een tekst doet begrijpen vanuit een algemene globale kennis.

Macroproposities kunnen echter verschillende semantische functies hebben en worden georganiseerd door het gebruik van een aantal vaste categorieën, waaronder oorzaken, gevolgen, antecedenten, voorwaarden, redenen. Deze categorieën worden vaak gebruikt als verbindende factor tussen een tekst en deze vooropgestelde kennis over de gebeurtenissen in de wereld. Onderzoek naar deze schematische superstructuur van de tekst geeft een beeld van de wijze waarop de auteur omgaat met bepaalde thema’s en belicht de onderliggende betekenis van bepaalde onderwerpen: welke conventionele categorieën worden gebruikt, in welke orde worden deze toegepast, welke transformaties worden gedaan?

Om deze structuur te onderzoeken biedt Van Dijk het begrip van de “nieuwsschema’s[20]. Deze bevatten de voornaamste categorieën die de verschillende functies van nieuwsinformatie van elkaar onderscheiden: samenvatting (hoofding), belangrijkste gebeurtenissen, achtergrond (context en geschiedenis), gevolgen (consequente gebeurtenissen en verbale reacties), commentaren (evaluatie en voorspellingen). Een aantal van die categorieën zijn verplicht in nieuwsteksten, andere zijn enkel optioneel [21].

Het eerste element van een artikel is de hoofding. Dit vormt in feite de samenvatting van de samenvatting en zet op die manier de toon voor de rest van het artikel. Een hoofding is veel meer stereotiep dan het artikel zelf en vormt er zelfs vaak een contradictie mee. Het belang ervan bestaat uit zijn rol om de lezer vanaf het eerste ogenblik tot een bepaalde interpretatie te dwingen.

Behalve de hoofding identificeert Van Dijk [22] nog een aantal andere elementen in nieuwsteksten: ten eerste de “inleiding” (“lead”), die een meer uitgewerkte samenvatting bevat van de belangrijkste onderwerpen; vervolgens het verhalende deel (de “episode”) met de belangrijkste gebeurtenissen, soms gevat in een context en met enige achtergrondinformatie. Andere categorieën zijn de echte of mogelijke “gevolgen”, de verbale “reacties” van relevante persoonlijkheden en commentariën, verbonden met verwachtingen en evaluatie.

Maar meer dan wat ook, is en blijft een nieuwsartikel een klein of groot verhaal en vereist de algemene betekenis van een tekst ook een conventionele of canonieke vorm [23]. De belangrijkste kenmerken hiervan zijn beknoptheid, coherentie, verhalende (organiserende) elementen, dramatische elementen, de aanwezigheid van een metacontext, de verwijzing naar bestaande mythes (cultuurgebonden overtuigingen), ex-nominatie (weglaten van informatie) en naturalisatie (normaliseren van informatie).

Deze laatste elementen zijn van het allerhoogste belang willen we de ideologiserende functie van nieuwsberichtgeving begrijpen. Systematische verzwijging duidt vaak op meer dan het systematisch aanhalen van bepaalde topics. Zwijgen kan een bijzonder relevante betekenis bevatten.

Onderwerpen spelen daarin conventionele rollen in een nieuwstekst (zoals informatie over de belangrijkste gebeurtenis, de context, het verhaal, de verbale reactie).

 

Ook de stijl van een geschreven tekst is een belangrijke indicatie om de rol van de context goed te begrijpen [24].

 

Een laatste dimensie die dient vermeld te worden is die op het retorische niveau [25]. Bepaalde structuren of organisatorische elementen (weglaten, vermelden, vooraf plaatsen,…) krijgen niet enkel een bijkomende en effectiever betekenis door het gebruik van klanken, woordorde en zinsconstructie, maar ook door het toekennen van een overtuigende, meer directe dimensie. Zelfs wanneer artikels geen duidelijke positie of opinie aannemen, zijn deze toch meestal impliciet voorondersteld. Het doel van nieuws blijft de lezers te willen overtuigen door de geloofwaardigheid van de tekst aan te tonen. Het belangrijkste retorische aspect van nieuwsteksten, ligt dan ook in het gebruik van getallen en cijfers. Er wordt namelijk een verhoogd effect beoogd door exactheid en precisie van de informatie te suggereren.

 

De interpretatie van de macrostructuren is voor een groot deel afhankelijk van de algemene wereldkennis, opinie en gedrag van de onderzoeker en zijn systematisch verbonden met de beperkingen en de voorwaarden van de nieuwsproductie. Daarom zijn zij bijzonder subjectief en vormen zij een belangrijke component in de persanalyse. Een analyse van de thematische organisatie van de nieuwsberichtgeving werpt immers een belangrijk licht op de ideologisering van het medium.

Door de belangrijkste teksten over de geselecteerde gebeurtenissen (elke vooraf vastgelegde datum) van de drie kranten op de beschreven niveaus te analyseren, kunnen we de tekststructuren interpreteren in relatie tot hun context. Wat onderzocht wordt, is hun specifieke functie in de maatschappelijke uiting van een onderliggend politiek wereldbeeld, overtuiging en ideologie. Slechts alswe dergelijke structuren hebben kunnen vastleggen, zijn we in staat de strategieën en de voorstellingen te kennen, die een zo belangrijke rol spelen bij de interpretatie, de memorisatie en de reproductie van nieuwsinformatie.

 

Zoals reeds gezegd hangt de typering van de toegepaste inhoudsanalyse af van de aspecten waarover men uitspraak wil doen (zie Holsti [26]).

Daarom is een veel gebruikte methode voor de kwalitatieve analyse een thematische behandeling van de inhoud van de persberichtgeving [27]. Hierbij worden een aantal specifieke thema’safzonderlijk onderzocht. In welke mate komen die aan bod? Hoe worden deze thema’s belicht? Welke aspecten van die thema’s worden voorgesteld en welke niet?

In de eerste plaats zal dieper worden nagegaan wie, wat, wanneer en waar schrijft.

Eens deze eerste vorm van identificatie gemaakt, zal op een tweede niveau verder worden ingegaan op de verschillende aspecten van de nieuwstekst: over wie of wat wordt geschreven? Welke aspecten van de onderwerpen worden belicht, beklemtoond of verzwegen? Worden er voorspellingen gemaakt en zo ja, welke? Worden de actoren en de onderwerpen positief of negatief behandeld? Welke oorzaken of gevolgen worden er door de auteur gegeven? Wordt er historische duiding of andere soorten context gegeven? Hoe diep gaat men daarop in (bijv. hoever gaat men terug in de tijd?)? Worden er hypotheses gemaakt en zo ja, welke? Heeft de tekst een sterk overredend karakter?

Concreet betekent ditdat er per bericht een thematische macrostructuur zal opgesteld worden met de lijst en semantische structuur van de onderwerpen. Onderzoek naar de wijze waarop de onderwerpen gerealiseerd worden,stelt ons dan weer in staat een evaluatie te maken over de impliciete politieke betekenissen (zoals het nagaan van het formuleren van bepaalde verwachtingen, speculaties, voorspellingen, enz…).

Vervolgens wordt het verhaal van de tekst gereconstrueerd via het opstellen van een schematische superstructuur.

Tenslotte geeft de analyse van de stijl en het retorisch aspect van de teksteen beeld over het eventueel bestaan van vooronderstellingen en is dus eveneens een belangrijk element in ons onderzoek naar het bestaan van politieke vooronderstellingen, waarden, normen of patronen in de pers.

 

De soorten uitspraken die worden gedaan hebben zowel betrekking op de manifeste thema’s in de onderzochte kranten, de mogelijke processen bij het opstellen van de nieuwsberichtgeving met betrekking tot het emotionele belang van het thema en over de relatie tussen patronen in de buitenlandse nieuwsberichtgeving en de emotionele basis van de patronen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 



[1] UNESCO, The World of the News Agencies, Paris: Unesco, 1978.

[2] Idem, “Foreign News in the Media: international Reporting in 29 Countries”, in: Reports and Papers on Mass Communication, Paris: Unesco, 1982, p.52.

[3] D. BILTEREYST & R. VAN GOMPEL, op.cit.

[4] J. GALTUNG & M. RUGE, art.cit., pp. 64-91.

 O. SANDE, art.cit., pp. 221-237.

 K.E. ROSENGREN, Bias in News. Methods and Concepts, Berlijn: ICA, 1977.

 H. GANS, op.cit.

 K.E. ROSENGREN, Advanced in Content Analysis, Beverly Hills: Sage Publications, 1981.

 Idem , “International News. Methods, Data, Theory”, Journal of Peace Research, Oslo, 11 (2), 171, pp. 145-156.

MOHAMMADI & K. NORDENSTRENG, “The World of the News Study”, Journal of Communication, Philadelphia, 34 (1), 1984, pp.134-138.

Mc QUAIL, op.cit.

[5] J. GALTUNG & M. RUGE, art.cit, pp. 64-91.

O. SANDE, art.cit., pp. 221-237.

H. GANS, op.cit.

K.E. ROSENGREN, Advanced in Content Analysis, Beverly Hills: Sage Publications, 1981.

Idem , art.cit.

D. BILTEREYST, Y.PEEREN & R. VAN GOMPEL, Buitenlands en internationaal nieuws: onderzoeksrapport, Gent: RUG, Onderzoekscentrum OMC, 1999, p.12.

[6] D. BILTEREYST, Y. PEEREN & R. VAN GOMPEL, op.cit., p. 20.

[7] H. HÜTTNER, K. RENCKSTORF & F. WESTER (ed.), Onderzoekstypen in de communicatiewetenschap, Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum, 1995, p. 386.

[8] Ibid., p. 390.

[9] H. HÜTTNER, K. RENCKSTORF & F. WESTER (ed.), op.cit., p. 274.

[10] K. KRIPPENDORFF, op.cit., p. 99.

[11] H. HÜTTNER, K. RENCKSTORF & F. WESTER (ed.), op.cit., p. 278.

[12] T. VAN DIJK, News as Discourse, New Jersey: LEA, 1988.

 Deze studie vormt het theoretisch uitgangspunt van de opgestelde kwalitatieve analysemethode. Concreetwerd zij echter aangevuld met elementen uit de argumentatieleer (S.E. TOULMIN, The Uses of Argument,Cambridge: CambridgeUniversity Press, 1958) en methodologische elementen van K. KRIPPENDORFF (op.cit.).

[13] T. VAN DIJK, op.cit., p. 142.

[14] Ibid, p. 145.

[15] Ibid., p. 138.

[16] Ibid., p. 140.

[17] Ibid., p. 150.

[18] J. VAN GINNEKEN, op.cit., p. 55.

[19] T. VAN DIJK, News as Discourse, New Jersey: LEA, 1988, p. 45.

[20] Ibid., p. 43.

[21] Deze categorieën hebben in de eerste plaats een soort organisatorische functie in de tekst, maar zij hebben ook cognitieve en sociale functies in de nieuwsproductie en in de interpretatie/memorisatie van het nieuws.

[22] T. VAN DIJK, News as Discourse, New Jersey: LEA, 1988 p. 156.

[23] Ibid., p. 157.

[24] T. VAN DIJK , op.cit., p. 159.

Met stijl bedoel ik het resultaat van de keuzes die gemaakt worden uit de verschillende mogelijke vormelijke variaties die gebruikt kunnen worden om ongeveer hetzelfde uit te drukken. Stijl drukt zowel sociale als persoonlijke factoren uit en kan in feite beschouwd worden als een spoor van de context in de tekst.

[25] Loc.cit.

[26] O. HOLSTI, Content Analysis for the Social Sciences and Humanities, Reading: Addison & Wesley, 1969, p. 142.

[27] T. VAN DIJK, News Analysis, Case Study of International and National News in the Press, New Jersey: Hillsday, 1988,p. .91.