Internationale nieuwsvorming in de westerse pers:
Vergelijkende analyse van de berichtgeving over de kwestie Oost-Timor. (Anja de Lannoy)
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
DEEL 4: KWANTITATIEVE INHOUDSANALYSE. [1]
I. Inleiding.
De analyseresultaten die hieronder naar voren worden gebracht, vormen slechts een deel van de resultaten. Voor een overzicht van de codebladen waarop de resultaten zijn gebaseerd wordt verwezen naar bijlage 5.
Hieronder volgen enkel de belangrijkste resultaten en bevindingen die relevant zijn in de context van het onderzoek en die een antwoord helpen te vinden op de oorspronkelijke probleemstelling.
Zoals reeds vermeld staan in dit onderzoek de begrippen “cultuur” en “culturele proximiteit” centraal. Vertrekkende vanuit de stelling dat internationaal nieuws een dichte relatie heeft met attitudes tegenover internationale relaties (zelfs in onze westerse “vrije” wereld), hangt voor ons de impact van het nieuws voor een groot deel af van de (geografische/culturele) afstand waar de feiten zich afspelen. Voor dit onderzoek dient het begrip “culturele proximiteit” dus als belangrijke verklarende factor in de nieuwsselectie. Naast een geografische wereldkaart van relaties bestaat namelijk ook een culturele wereldkaart, waarin onderzoek naar deze “culturele proximiteit” steeds belangrijker wordt.
De resultaten van dit onderzoek dienen dan ook als bijdrage tot deze “culturele wereldkaart” en gaan na of er in de nieuwsberichtgeving al dan niet sprake is van een ‘continentale oriëntatie’ (de aandacht van het nieuws gaat naar gebeurtenissen en actoren uit de onmiddelijke omgeving), of een ‘regionale oriëntatie (de aandacht gaat veelal naar naburige landen) [1'].
In het kader van dit opzet zijn sommige analyseresultaten relevanter dan andere en wordt de nadruk dan ook op een aantal variabelen gelegd.
Zo vormt onderzoek naar de focus van de berichtgeving een belangrijke factor voor onze probleemstelling, maar ook de bron en de wisselwerking tussen bericht en bron dient zeker bestudeerd te worden. Verder zijn vooral het type verhaal (feiten, opinie of duiding), het type gebeurtenis (conflictueel, routineus, algemeen proces), de lengte, het onderwerp, het meest vermelde land en het al dan niet gebruiken van elite-personen de meest relevante aspecten van dit onderzoek.
Deze resultaten worden telkens visueel geïllustreerd met een grafische voorstelling om de interpretatie te vergemakkelijken. De tabellen met de aanduiding van de percentages, die in de tekst gebruikt zijn, werden in bijlage 6 bijgevoegd.
In totaal werden 375 berichten geanalyseerd. Hiervan zijn 301 Portugees ( 80.2 %), 43 Amerikaans (11.4 %) en 31 Nederlands (8.2 %).
Indien we de verhoudingen tussen deze drie landen als representatief beschouwen om een beeld te scheppen over de buitenlandse berichtgeving over Oost Timor (hetgeen door hun uiteenlopende achtergrond en geschiedenis wel als aannemelijk kan beschouwd worden), wordt deze dus op een overtreffende manier overheerst door de Portugese pers.
Het aantal berichten geeft reeds een eerste en belangrijke aanwijzing over de houding van de internationale pers tegenover Oost Timor. Hieronder volgen de kwalitatieve resultaten over de wijze waarop deze berichtgeving wordt gebracht.
Het zeer grote verschil in aantal berichten tussen de Portugese pers enerzijds en de Amerikaanse/Nederlandse pers anderzijds, geeft natuurlijk een sterk vertekent beeld over de rest van de resultaten. Daarom werd geopteerd voor een systematische voorstelling, waarbij de procentuele verhoudingen van de drie landen telkens afzonderlijk worden weergegeven ten opzichte van haar eigen totale berichtgeving en niet ten opzicht van de algemene totale berichtgeving.
Tabel: de frequenties van berichten m.b.t. Oost Timor in de verschillende landen. (in%)
Count Cumulat.Count Percent Cumulat.Percent
VerenSta 43 43 11.46667 11.4667
Portugal 301 344 80.26667 91.7333
Nederlan 31 375 8.26667 100.0000
Missing 0 375 0.00000 100.0000
Indien we de verdeling van de gebeurtenissen, het aantal geschreven artikels en de verschillende landen met elkaar gaan vergelijken, kunnen we zien dat van de 12 gebeurtenissen Portugal 11 gebeurtenissen rapporteerde (de ontbrekende exemplaren van 1975 zijn verklaarbaar door de politieke situatie in Portugal op dat moment). De Amerikaanse pers rapporteerde 8 gebeurtenissen en de Nederlandse slechts 7.
De verdeling van het aantal berichten per gebeurtenis dat door de verschillende landen werd gerapporteerd, is als volgt:
Portugal Verenigde Staten Nederland
Gebeurtenis 1: 0 13 4
Gebeurtenis 2: 3 1 0
Gebeurtenis 3: 3 0 0
Gebeurtenis 4: 1 0 0
Gebeurtenis 5: 25 4 1
Gebeurtenis 6: 4 0 0
Gebeurtenis 7: 26 3 5
Gebeurtenis 8: 38 1 1
Gebeurtenis 9: 29 1 1
Gebeurtenis 10: 40 4 2
Gebeurtenis 11: 9 0 0
Gebeurtenis 12: 123 16 17
De focus slaat op de combinatie van de geografische locatie van de gebeurtenis (de dateline: buitenlands of binnenlands) en het al dan niet betrokken zijn van het eigen land.
Algemeen ligt de nadruk van de berichtgeving op items met een buitenlandse dateline met betrokkenheid van het eigen land (33.87 % van de berichten).
Wanneer we de verschillen nagaan volgens de verschillende landen, zien we dat er in Portugal procentueel 33.89 % van de berichtgeving een buitenlandse dateline met betrokkenheid vertoont, tegenover 37.21 % bij de Amerikaanse pers en 29.03 % bij de Nederlandse pers. 25.25 % van de Portugese berichtgeving heeft een binnenlandse dateline met betrokkenheid, tegenover 27.9 % Amerikaanse en 6.45 % Nederlandse. Tenslotte heeft 19.93 % van de Portugese berichtgeving een buitenlandse dateline zonder betrokkenheid, tegenover 27.9 % bij de Amerikaanse pers en 64.52% bij de Nederlandse pers.
Het hoge aantal niet determineerbare berichten vinden we enkel bij de Portugese berichtgeving (16 % van haar berichten), omdat daarbij vaak geen vermelding werd gemaakt van de dateline.
De Amerikaanse pers heeft dus met betrekking tot Timor het grootste percentage berichten met een buitenlandse dateline met grote betrokkenheid van het eigen land. Zij heeft ook heeft het grootste aantal berichten met binnenlandse dateline met betrokkenheid van eigen land. Wat betreft de berichten met buitenlandse dateline zonder betrokkenheid is Nederland de grote koploper.
Grafiek 1: focus van de berichtgeving per land.
Eén van de belangrijkste categorieën voor deze analyse over de internationale berichtgeving m.b.t. Oost Timor heeft betrekking op de bron, waarbij vooral gebruik van (inter)nationale agentschappen de aandacht trekt. Het feit dat de bron in de Portugese berichtgeving zo vaak niet wordt vermeld, vertekent natuurlijk sterk de resultaten.
Uit de analyse blijkt dat in het algemeen voor zo’n 51 % wordt teruggevallen op eigen correspondentenwerk. Voor Portugal beslaat dat uit 50 % van haar totale berichtgeving, voor de Amerikaanse pers 65.12 % en voor Nederland 41.94 %.
Op het eerste gezicht lijkt de rol van de persagentschappen dan ook redelijk beperkt, maar hun aandeel groeit wanneer we aannemen dat de agentschappen ook de bron (kunnen) zijn van vele niet-geïdentificeerde items (32.27 % van de totale berichtgeving) en items van eigen correspondenten (in samenwerking met een agentschap). Reuters is duidelijk de koploper als gebruikte informatiebron (respectievelijk 12 %). Ook zorgen zij voor het merendeel van de foto’s.
Bij 39.53 % van de Portugese berichten wordt geen bronvermelding gemaakt. Dit creëert natuurlijk een zeer vertekend beeld van de werkelijkheid. Van de vermelde agentschappen bij de Portugese krant, beslaat 8.64 % Reuters, tegen 1.33 % AFP.
Bij de Amerikaanse pers beslaat dat 23.26 % (tegen 6.98 % AP en 4.65 % Time-News) en bij de Nederlandse pers is dat 29.03 % (tegen 12.90 % AFP, 9.68 % AP en 6. 45 niet determineerbaar). Het is dus duidelijk dat vooral gebruik wordt gemaakt van bronnen die verwantschap vertonen met de eigen taal.
Bij het interpreteren van deze gegevens, moet rekening gehouden geworden met de steekproef van de deelnemende landen en de beperktheid van het onderwerp. Het is duidelijk dat, indien Frankrijk bijvoorbeeld in het onderzoek betrokken zou zijn, het percentage van AFP veel groter zou zijn.
Desalniettemin vertonen deze cijfers, mits enige voorzichtigheid, een zekere representativiteit.
Grafiek 3: van welke bronnen maken nieuwsmakers in de verschillende landen gebruik? (in%)
Algemeen is ongeveer 73.33 % van de berichten louter nieuwsfeit.
Van de totale berichtgeving zijn de berichten voor 65.07 % niet vergezeld van een afbeelding, terwijl 31.47 % wordt geïllustreerd door een foto en slechts 1.87 % door een kaartje. Bij de Portugese pers is 35.55 % van de berichten vergezeld door een foto, tegen .66 % met een kaartje. Voor de Amerikaanse pers is dat 9.30 % foto en 9.30 % kaartje, en bij de Nederlandse pers 22.58 % tegen 3.23 %.
In de Amerikaanse pers staan meer aparte illustraties (6.98 %) dan bij de Portugese pers (3.32 %) en de Nederlandse pers (3.23 %).
Het editoriaal commentaar bedraagt algemeen 14.93 %, brieven 3.47 %, interviews 2.67 % en reportages 1.60 %.
De verspreiding van de “nieuwsfeiten” vertoont een duidelijk gelijkaardige verhouding tussen de verschillende landen. Opvallend is dat de Nederlandse editorialen ver onder het gemiddelde liggen, terwijl de lezersbrieven en de interview er ver boven liggen. De Amerikaanse pers is dus koploper wat betreft de editorialen. Ook vertoont zij een opvallend groter aantal afbeeldingen dan de andere twee landen (6.98 % tegenover 3.32% en 3.23 %).
De Portugese krant is daarentegen de enige die de categorie “reportages” bevat.
Voorts valt het op dat cartoons in de drie landen quasi volledig ontbreken.
Ten tweede kunnen we algemeen een duidelijke meerderheid van “nieuwsberichten” (71.47 %) vaststellen en een minderheid van berichten met een duiding (11.47 %).
Voor de Portugese pers vormt “nieuwsberichtgeving 72.09 % van de totale berichtgeving, tegenover 8.31 % duiding en 17.94 % opiniëring. De Portugese pers wijkt dus duidelijk af van de algemene gemiddelde cijfers. Opiniëring vormt in de Portugese pers m.b.t. Oost Timor een belangrijker element dan in de twee andere landen. Voor de Amerikaanse pers vormt “nieuwsberichtgeving” 65.12 % van haar berichtgeving, tegenover 32.56% duiding en 2.33 % opiniëring. Hier ligt de categorie duiding dan weer ver boven het gemiddelde en de categorie “opiniëring” ver onder.
Van de Nederlandse pers is 74.19 % nieuwsberichtgeving, tegenover 12.90 % duiding en 12.90 % opiniëring.
We zien dus wat betreft de nieuwsberichtgeving een vrij gelijkaardige verdeling tussen de drie landen, maar wat betreft de duiding en opiniëring een zeer verschillend beeld, met de grootste verschillen tussen de Amerikaanse en de Portugese pers.
Grafieken 4.1 en 4.2: het type bericht per land.
Vroeger onderzoek suggereerde dat nieuws en vooral buitenlands nieuws georïenteerd is naar conflictueel en negatief nieuws. Het gezegde “geen nieuws, goed nieuws”, raakt duidelijk de analyse van de persberichtgeving rond Oost Timor, maar we zien toch een verschil met de conclusies van de vroegere studies.
Algemeen geeft de berichtgeving in ons onderzoek een absolute meerderheid van niet-conflictuele (64.53%) en negatieve (56.53% tegen 9.87 % positieve en 33.60 % niet determineerbare) berichtgeving.
De drie landen geven hierover geen corresponderend beeld. Voor de Portugese pers slaat dat op 71.43 % niet-conflictuele (tegenover 26.58 % conflictuele) en 57.48 % negatieve berichtgeving, tegenover respectievelijk 7.44 % (tegen 19.05 % conflictuele berichen) en 46. 51 % voor de Amerikaanse pers en 29 % (tegen 70.97 % conflictuele) en 61.29 % voor de Nederlandse pers.
Wegens gebrek aan tijd en plaats en de voorturende stroom van nieuwe nieuwsfeiten is er weinig aandacht voor bepaalde evoluties en achtergrondinformatie. Slechts 10.67 % van de totale berichtgeving over Oost Timor beschrijft processen. Voor de Portugese pers is dat 38.54 % van haar berichtgeving, voor de Amerikaanse pers 37.21 % en voor de Nederlandse is dat 45.16 %.
We raken hier een duidelijke oorzaak van de oppervlakkige kennis over buitenlandse verafgelegen kwesties als Oost Timor. Kranten zoals O Público proberen in te spelen op dit probleem door speciale bijlagen en katernen te vormen waarin uitbundige informatie en achtergrond over buitenlandse nieuwsfeiten wordt gegeven. Oost Timor vormt in de Portugese pers vaak een onderwerp van bijhorende en aanvullende bijlagen.
Wat betreft het routineuze aspect van de berichtgeving valt het op dat 69.07 % van de totale berichtgeving niet-routineuse artikels zijn. Voor Portugal is dat 73.09 % (tegenover 26.58% routineuze), terwijl dit bij de Amerikaanse pers 39.53 % is (tegenover 60.47 % routineuze) en bij de Nederlandse pers 70.97 % (tegenover 29.03 % routineuze artikels).
Grafieken 5.1., 5.2., 5.3. en 5.4.: het type gebeurtenissen per land.
De Portugese berichtgeving heeft een gemiddelde van 2,7 kolommen en is koploper van de grote berichten: 22.26 % van de berichtgeving is heel groot te noemen, 26.91 % behoort tot de categorie “groot” en 29.24 % kleine berichten, tegenover respectievelijk 6.98 %, 13.95 % en 37.21 % in de Amerikaanse pers (met een gemiddelde van 1,6 kolommen) en 0 %, 19.35 % en 25.81% in de Nederlandse pers (met een gemiddelde van 2,2 kolommen).
Opmerkelijk is het feit dat de grootste categorie, de hele grote berichten enkel bij de Portugese pers voorkomen.
Deze resultaten hangen natuurlijk af van de operationalisatie van de termen “heel groot”, “groot”, “medium”, “klein”. Bij het coderen van deze variabele werd zowel de effectieve lengte als met de belangrijkheid van het bericht (ten opzichte van de bladspiegel) rekening gehouden.
De tweede onderstaande grafiek toont welke onderwerpen belicht worden in langere berichten en welke in kortere.
Deze grafiek toont aan dat de meeste berichten over internationale politiek korte berichten zijn (30.64 %), de berichten over geweld zijn meestal groot (30.99 %); deze over internationale hulp kort (34.38 %), deze over internationale economie groot (38.46 %), deze over recht kort (70 %) en de historische onderwerpen zijn meestal groot (50 %).
Omgekeerd kan men zien dat internationale politiek het meest voorkomende onderwerp vormt van zowel de korte (30.36 %), de grote (23.66 %), de middellange (32 %) als de hele grote berichten (32.86 %).
Algemeen kan men spreken van een redelijk evenwicht tussen de korte, lange en middellange berichten. Procentueel vinden we de meeste lange artikels in de Portugese berichtgeving (26.91 %), de meeste korte in de Amerikaanse berichtgeving (37.21 %) berichtgeving en de meeste middellange in de Nederlandse pers (54.84 %).
Grafiek 6.2.: verband tussen de lengte van het bericht en het onderwerp.
I. 7. Belangrijkste Onderwerp.
Algemeen vormen internationale politiek (29.60 %) en geweld (18.93 %) de belangrijkste items voor de persberichtgeving over Oost Timor. Sociale problematiek en mensenrechten vormen de minst beschreven onderwerpen. Zij beslaan .53 % en 1.07 % van de totale berichtgeving. Voor wat betreft de Portugese berichtgeving is 30.56 % van haar berichtgeving over internationale politiek, 16.61 % over geweld, 1.33 % over de mensenrechten en .66 % over sociale problemen. Bij de Amerikaanse pers is dat respectievelijk 25.58 %, 20.93 %, 0.00 % en 0.00 %, tegenover 25.81 %, 38.71 %, 0.00 % en 0.00 %. % voor de Nederlandse.
De Nederlandse pers legt dus procentueel de meeste nadruk op geweld als nieuwsonderwerp, terwijl de Portugese pers de enige is die aandacht aan sociale problematiek en mensenrechten geeft, hoe klein het aantal ook.
Uit deze cijfers valt echter moeilijk te concluderen welk nieuws belangrijk is. Hiervoor is een kwalitatief onderzoek van de berichtgeving noodzakelijk.
Grafiek 8: welke zijn de belangrijkste nieuwsonderwerpen in de berichtgeving m.b.t. Oost Timor? (in %)
I. 8. Dateline en meest vermelde Land.
De dateline is de naam van de stad of land vanwaar het nieuws wordt gerapporteerd. Het editoriale commentaar, cartoons, brieven en opiniërende artikels worden gecodeerd als niet determineerbaar, tenzij de lokatie in de tekst duidelijk aangegeven is.
Algemeen zijn voornamelijk Portugal (36.80 %), Indonesië (15.20 %) de landen vanwaar de meeste berichten gerapporteerd worden, maar Oost Timor zelf (12 %) en de Verenigde Staten (4.27%) scoren ook hoog.
Opmerkelijk is het hoge aantal niet determineerbare datelines (17.07 %), waarvan 93.93 % Portugees.
De Portugese krant staat in voor 43.75 % van de Amerikaanse dateline, 97.83 % van de Portugese dateline, 57.89 % van de Indonesische, en 75.56 % Timorese dateline. Hiertegenover staat dat 31.25 % van de Amerikaanse dateline uit de Amerikaanse krant komt, tegenover 2.17 % Portugese dateline, 33.33 % Indonesische en 8.89 % Timorese.
De Nederlandse krant is goed voor 25 % van de Amerikaanse dateline, tegenover 0 % van Portugese dateline, 8.77 % van de Indonesische dateline, 15.56 % van de Timorese dateline, en 100 % van Nederlandse dateline.
Omgekeerd kunnen we zien dat is 2.33 % van de Portugese pers een Amerikaanse dateline heeft, tegenover 44.85 % Portugese dateline, 10.96 % Indonesische dateline en 11.30 % Timorese. Bij de Amerikaanse pers is dat respectievelijk 11.63 %, 6.98 %, 44.19 en 9.30 %. Bij de Nederlandse pers is dat 12.90 %, 0.00 %, 16.13 % en 22.58 %.
Ook bij de dateline is er dus duidelijk sprake van een affiniteit met de taal.
Grafiek 8.1.: welke dateline overheerst de berichtgeving van de verschillende landen?
(in %)
Bij de meeste resultaten over de vermelding van een land, vallen dezelfde zaken op als bij de categorie “dateline”.
Ook hier zijn verschillen naargelang het land en het medium, verklaarbaar vanuit het begrip “geografische” en “culturele” proximiteit”. De aandacht die aan de verschillende landen wordt gewijd is meestal te wijten aan de aard van beschreven gebeurtenissen. Culturele proximiteit is duidelijk in die zin dat de Portugese pers berichten over Portugal zelf en Oost Timor brengt, de Nederlandse pers over Nederland en Oost Timor, terwijl de grote aandacht van de Amerikaanse pers voor Indonesië verklaarbaar is vanuit de context van de economische belangen.
In de onderstaande grafiek zien we duidelijk dat landen met grote geopolitieke macht veel meer in het nieuws komen dan andere (eventueel grotere). Hegemonie is blijkbaar allesomvattend, want ook de structuur van de nieuwsmarkt kan hier niet aan ontsnappen, zelfs in een gespecialiseerde berichtgeving m.b.t. tot één enkel land.
De lijst van de meest nieuwswaardige landen (behalve de hoofdactoren Indonesië en Oost Timor) wordt (misschien niet toevallig) aangevoerd door de VN en de westerse economische grootmachten.
Grafiek 8.2.: Welk land overheerst het nieuws?
Wat is het belang van geopolitieke macht op de structuur van de nieuwsmarkt? (in%)
Algemeen kunnen we zien dat in de meerderheid van de artikels geen vermelding wordt gemaakt van elitepersonen (32 %). Van de elitepersonen die het meest voorkomen is Xanana Gusmão de grote koploper (17.60 %), gevolgd door de Indonesische president (10.67 %) en de paus (7.20 %).
In de Portugese pers vormt Gusmão19.60 % van de vermelde elitepersonen, 10.30 % is de Indonesische president en 7.31 % de paus. Bij de Amerikaanse pers is dat 6.98 % Gusmão, tegenover 11.63 % de Indonesische president en 9.30 % de paus. Voor de Nederlandse pers is dat dan weer respectievelijk 12.9 %, 12.9 % en 3.23 %.
De verdeling van de elitepersonen volgens de verschillende landen vertoont dus weinig grote verschillen. Opmerkelijk is wel dat de Portugese pers procentueel veel meer de vermelding maakt van Gusmão dan de andere twee landen. Verder valt het op dat bij de Amerikaanse pers het minst wordt gesproken over Gusmão en het meeste over de Indonesische president, terwijl bij de Nederlandse pers juist de paus opvallend weinig vermeld wordt
Grafiek 9: welke elitepersonen komen het meest aan bod?
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] Voor het basismateriaal en de achtergrondinformatie van de resultaten verwijs ik naar de afgedrukte codebladen in bijlage 5.
[1'] D. Biltereyst, Y.Peeren & R. Van Gompel, Buitenlands en Internationaal Nieuws. Onderzoeksrapport, Gent: Universiteit van Gent, Onderzoekscentrum OMC, 1999.
Zie hiervoor ook de hypotheses uit deel 3: Methodologie van de Inhoudsanalyse, II. 1.1. Hypotheses.