Internationale nieuwsvorming in de westerse pers:
Vergelijkende analyse van de berichtgeving over de kwestie Oost-Timor. (Anja de Lannoy)
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Lange regeringsperiodes zoals deze van Suharto hebben bijna altijd een dubbele eigenschap. Op korte termijn bieden zij een sterke garantie voor stabiliteit, maar op lange termijn missen zij normale generatiegebonden overgangen, eindigen ze in een administratieve verstarring en rigide denkpatronen en bieden enorme weerstand tegen elke vorm van verandering.
In vele opzichten is het Indonesische systeem nog niet veel veranderd sinds de dagen van de invasie in Oost-Timor. Maar dit systeem bepaalt een samenleving die juist door de successen van het systeem grondige verandering heeft ondergaan [1]. Indonesië is zeker geen rijk land, maar het is véél rijker dan het 25 jaar geleden was en er is een substantiële middenklasse opgekomen die politieke ambities heeft. Deze dynamische klasse heeft geen interesse in de veiligheidstaat van Suharto en heeft niet veel sympathie voor de nog steeds aanhoudende repressies in de vele deelgebieden van het land (zie de recente gebeurtenissen in de Molukken). Men wenst stabiliteit en een internationaal prestige.
Ook studenten en intellectuelen hebben kritiek op de minachting voor het recht, de financieel-administratieve instellingen die mensen afhankelijk maken van het centrale gezag, de perscensuur, de universiteitsopleidingen en de culturele repressie [2].
Maar vooral beseft men dat dit systeem niet meer nodig is.
De recente politieke ontwikkelingen en vooral het presidentschap van Abdurrahman Wahid sinds oktober 1999 kunnen zonder twijfel als tekens beschouwd worden van een positieve evolutie die het democratiseringsproces van de Indonesische Republiek tekent.
Tot laat in de jaren ‘80 dacht de Indonesische regering dat de politiek die ze sinds zo lang uitvoerde verder gezet kon worden met slechts enkele kleine veranderingen hier en daar.
Na 1989 werd de toegankelijkheid tot Oost-Timor iets vergemakkelijkt voor toeristen, journalisten en mensenrechtenorganisaties [3]. Wat de regering toen blijkbaar niet besefte was dat de gevoerde politiek opvallend veel gelijkenissen vertoonde met het einde van het Nederlands-Indische koloniale regime en dat ze dezelfde soort gevolgen zou moeten dragen.
In de twee decennia tussen 1900 en 1920, hadden de Nederlanders meer autochtonen opgeleid dan in de drie eeuwen van koloniaal beheer daarvoor [4]. Er gebeurden systematisch investeringen voor ontwikkeling, vooral in communicatie, transport en infrastructuur en men bouwde een uitgewerkt politiek apparaat uit voor bewaking en repressie. Het is juist uit deze transformaties dat een Indonesisch nationalisme is gegroeid dat eindigde met het einde van het Nederlandse koloniale bestuur in 1949.
In Oost-Timor, ontstond dezelfde explosieve mengeling van opleiding, ontwikkeling en verdrukking in de jaren ’80, waardoor het nationalisme beetje per beetje vaste vorm kreeg, vooral onder de jongeren. De Timorese katholieke kerk breidde vanuit diezelfde impuls haar leden massaal uit en vormde een belangrijke basis voor het nationaal verzet.
Als gevolg van de combinatie van onveranderlijke binnenlandse politiek en uitgebreide veranderde internationale condities, explodeerden de spanningen op 12e november 1991, gedurende de Dili Slachting. Hierbij werden jongeren vermoord die te jong waren om de Portugese periode te hebben meegemaakt en die zuiver product waren van de Indonesiche bezetting.
Jakarta was zowel gegrepen door deze tragedie als door de nationale en internationale gevolgen. De VN onderzocht scherper dan ooit de mensenrechten in Indonesië. Het Indonesische regime kon niet langer vertrouwen op onvoorwaardelijke steun van Washington en Tokio. Toen de befaamde guerrillaleider Xanana Gusmão werd gearresteerd op 20 november 1992, bestond er geen enkele mogelijkheid dat hij zou vermoord worden zoals zijn voorganger Nicolau Lobato (1952-1978). Internationale waarnemers waren aanwezig op het proces en Jakarta werd gedwongen onderhandelingen met Portugal te heropenen over de toekomst van Oost-Timor, onder auspiciën van de VN.
Een belangrijk element dat deze veranderde situatie tekende is het feit dat Portugal in 1975 een zwak, geïsoleerd en verdeeld land was, maar dat het sinds 1986 tot de Europese Gemeenschap behoorde, met vetorecht over de buitenlandse politiek van de Gemeenschap. Het kende sinds dan een snel groeiende economische welvaart en politieke eenheid [5].
In Indonesië zelf hield de Dili Slachting een ongekende nieuwsverspreiding in over de kwestie Oost-Timor en de eerste tekenen van een publieke desillusie over het beleid.
Tot slot bevatten de tegenstrijdigheden van de Indonesiche overheersing in Oost-Timor de kiemen van een intense desintegratie van hun vroegere annexatiepolitiek. Zo behield Jakarta in ASEAN de meest hoffelijke relaties met de veel kleinere micro staatjes Brunei en Singapore. Ook was Indonesië in de VN bijzonder actief in het opbouwen van politieke en economische banden met een aantal nieuwe staten die uit de vroegere Sovjet Unie kwamen en had zij in de Algemene Vergadering gestemd tégen Saddam’s poging om Koeweit te annexeren.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] A. BARBEDO DE MAGELHÃES, Timor Leste na encruzilhada da transição Indonésia, Lisboa: Edição
Gradiva, 1999, p. 17.
[2] Ibid., p. 19.
[3] Ibid., p. 21.
[4] K. GROENEBOER, westerse koloniale taalpolitiek in Azië, Amsterdam: Koninklijke Academie van
Wetenschappen, 1998, p. 41.
[5] A. BARBEDO DE MAGELHÃES, Timor Leste na encruzilhada da transição Indonésia, Lisboa: Edição
Gradiva, 1999, p. 29.