Internationale nieuwsvorming in de westerse pers:

Vergelijkende analyse van de berichtgeving over de kwestie Oost-Timor. (Anja de Lannoy)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL 2: HISTORISCHE DUIDING VAN DE GEBEURTENISSEN IN OOST-TIMOR

 

V. Oost-Timor in de wereldpolitiek

 

President Suharto was met uitzondering van de Zaïrese generaal Mobutu ‘s werelds militaire leider die het langst aan de macht is gebleven [1].

Gedurende zijn regeringsperiode is de internationale context zo veranderd dat het niet eenvoudig is de situatie van 25 jaar geleden te begrijpen. Het is hoedanook belangrijk om de implicaties in te zien van al de veranderingen die sindsdien hebben plaatsgehad (in de wereld, in Indonesië en in Oost-Timor ).

 

1975 wordt in vele opzichten beschouwd als een keerpunt in de geschiedenis van de communistische/kapitalistische machtsstrijd in de moderne wereld [2]. In de Sovjet Unie werd op dat moment het bewapeningsprogramma van Breznjev opgesteld, dat een zwaargewicht zou vormen tegenover de militaire macht van de Verenigde Staten en de machtstrijd zou doen heroplaaien. De inval in Afghanistan was toen nog niet gebeurd en de interne economische crisis van de Sovjet Unie werd slechts door weinigen ingeschat.

 

In China was het prestige van Mao TseTung nog steeds intact en er bestonden nog geen normale diplomatieke betrekkingen tussen China en de Verenigde Staten. In Zuidoost Azië ging het bijzonder slecht met de regimes van het door de Verenigde Staten gesteunde in Indochina . Succesvolle communistische legers vielen Phnom Penh en Saigon binnen in maart en april 1975. Ook in Europa tekenden er zich scheuren af in het door de machtstrijd tussen de Verenigde Staten en de Sovjet Unie verdeelde Europa. Belangrijk in deze context is de val van het Salazar regime in Portugal na de Anjerrevolutie van april 1974. De communistische leider Vasco Gonzçalves werd eerste minister in Portugal. In de zomer van 1975 zijn de linkse politieke groeperingen aan de top van hun macht. Deze revolutionaire veranderingen in Europa vormden de voorlopers van de abrupte val van de oudste en laatste Europese rijken in Afrika: Guinee-Bissau werd onafhankelijk in september 1975, gevolgd door Mozambique in juni 1975, Kaap-Verdië in juli 1975 en Angola in november 1975.

 

Budiardjo stelt dat deze context belangrijk is voor twee redenen [3].

* Ten eerste helpt het de politiek van de Verenigde Staten en haar bondgenoten in Europa en Zuidoost Azië te verklaren. Waarschijnlijk zouden de Verenigde Staten, in elke andere periode voor of na 1975 de Portugese regering behulpzaam zijn geweest in de uitvoering van haar buitenlandse politiek. Maar in dat jaar was het juist bijzonder hard bezig het linkse machtsblok in Portugal tegen te werken, Gonçalves uit de regering te werken en de invloed van de Portugese Communistische Partij te vernietigen [4].

 

* Ten tweede, wat betreft de lokale situatie, had de internationale context een grote invloed op zowel Indonesië als Oost-Timor. Het is zeker dat een aantal militaire officiëren, politiekers en journalisten overtuigd waren dat een onafhankelijk Oost-Timor  een vluchtoord voor Indonesische communisten zou worden [5]. Politiek gesproken waren deze beschuldigingen in de internationale context van groot nut voor de politieke besluitnemers van Indonesië.

Economisch gezien ging het bijzonder slecht met Indonesië, dat steevast op een bankroet afstevende. Het anti-communistische prestige van Jakarta was voldoende reden voor de westerse mogendheden om steun te bieden.

 

De situatie in Indonesië zelf was gedurende de jaren 1974-’75 inderdaad zeer kritiek. In januari ’74, drie maanden na de val van het Salazar regime in Lissabon, explodeerde in Jakarta het Malari-schandaal, waarbij verschillende belangrijke functionarissen, topfiguren en generaals betrokken raakten in een corruptieschandaal [6]. Er volgde studentenprotest tegen de staatscorruptie en repressie. De volksprotesten kenden een hevigheid die sinds de val van het Sukarno regime in 1966  niet meer was voorgekomen. Behalve de internationale vernedering en de beschadiging van de Japans-Indonesische betrekkingen, raakten ook de hechte politiek-militaire associaties van Suharto diep betrokken in het schandaal. Het waren  dan ook die generaals, die het meest diep betrokken waren en die hun politieke macht en aanzien bedreigd zagen, Ali Moertopo en de Opsus-Groep, die de initiatieven namen tot het militaire ingrijpen in Oost-Timor. Het betrof hetzelfde team dat Suharto aan de macht had geholpen in 1965 en dat zich reeds nuttig had getoond bij de integratie van Nieuw-Guinea (1969). Een militaire overwinning en een succes bij het integreren van Oost-Timor  zouden een herbevestiging impliceren van het wankele gezag in Jakarta.

Volgens hen bood Dili aan de linkse krachten een analoge situatie als was gebeurd in Angola en Mozambique.

 

Het einde van de Koude Oorlog had volgens Chomsky twee belangrijke politieke implicaties [7].

* Enerzijds verloor het anti-communisme sterk aan kracht en functioneerde minder als legitimatie van rechtse militaire regimes in de Derde Wereld. Dit betekende natuurlijk niet dat er geen economische of politieke exploitatie meer plaatsvond. Maar de legitimatie van deze verdrukking verminderde en werd praktisch nihil.

* Anderzijds verloren alle linkse revolutionaire bewegingen hun belangrijkste morele steun, en zien we de opkomst van een nieuwe soort revolutionaire tendensen.

 

De eerste tekens van deze veranderingen werden reeds vrij vlug na de invasie van Oost-Timor  zichtbaar. Zij bevatte drie aspecten [8]:

het religieus aspect (zie het verbazingwekkende succes van Khomeini’s Islamitische Revolutie in Iran en de verspreiding van de fundamentalistische moslim en Christelijke bewegingen in een aantal delen van de Derde Wereld),

het aspect van de mensenrechten, zoals blijkt uit het stijgende succes van organisaties als Amnesty International,

het ontstaan van een nieuw soort nationalisme. Dit werd vooral zichtbaar in het vroegere Socialistische Oost-Europa. 

 

Deze revolutionaire bewegingen verschilden echter van de vroegere communistisch geleide bewegingen, doordat zij meestal lokaal gesitueerd bleven en omdat het heel moeilijk is zich een wereldwijde conspiratie van de Islam, mensenrechten of nationalisme voor te stellen in dezelfde zin als tussen 1920 en 1980 voor een “communistische conspiratie” werd gevreesd. Hierdoor verkleinde de kans voor deze bewegingen op substantiële buitenlandse hulp. Tevens verminderden de kansen voor repressieve regimes om op succesvolle wijze aan internationale hulp te geraken door hun vijanden als internationale vijanden voor te stellen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

 


[1] P. CAREY, East Timor: Third World Colonialism and the Struggle for National Identity, London:

     Research Institute for the Study of Conflict and Terrorism, 1996, p. 184.

[2] N. CHOMSKY, op.cit., p. 113.

[3] C. BUDIARDJO, The War Against East Timor, London: Zed Bookd, 1984, p. 15.
[4] Volgens de auteur zouden de Verenigde Staten op een ander moment waarschijnlijk wel geprobeerd hebben om Suharto te beteugelen in zijn activiteiten rond Oost-Timor. Maar de wijze waarop de situatie in Indochina snel verslechterde, maakte een tegengewicht voor de opkomende linkse regimes in Zuidoost Azië fundamenteel. Indonesië was met zijn felle anti-communistische verleden een essentiële strategische uitgangsbasis voor de krachten van de Verenigde Staten.
[5] Ibid., p. 16.

[6] W. WERTHEIM, Indonesië: van vorstenrijk tot neo-kolonie, Amsterdam: Boom, 1977, p. 61.    

[7] N. CHOMSKY, op.cit., p. 198.

[8] N. CHOMSKY, op.cit., p. 200.