Alternatieve Olympiades in het interbellum. Een onderzoek naar de receptie in de Belgische dagbladpers (1919-1937). (Joep Vanderbeke) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Deel 1: De Alternatieve Olympiades in het Interbellum (1919-1937)
Hoofdstuk 1: De Intergeallieerde Spelen (Parijs 1919)
1 Inleiding
Na de Eerste Wereldoorlog was de eerst grote internationale sportontmoeting niet de Olympiade van Antwerpen in 1920. Het sportevenement dat de atleten letterlijk “van de loopgracht naar de looppiste”[32] brachten, vonden tussen 22 juni en 6 juli 1919 plaats in Parijs. Zoals zijn naam al laat vermoeden werden de Intergeallieerde Spelen enkel opengesteld voor de overwinnaars van de oorlog. De circa 1500 deelnemende atleten afkomstig uit 19 landen hadden allen tijdens de oorlog als militair gediend. Dat een dergelijke organisatie slechts zeven maanden na het einde van de oorlog op poten kon gezet worden had een aantal redenen die het puur sportieve overstegen.
2 De voorbereidingen
2.1 De idee krijgt vorm
Het initiatief voor de eerste naoorlogse Olympiade kwam van Elwood S. Brown. Brown was het hoofd van het departement atletiek van de Youth Military Christians Association (YMCA) van de V.S. Hij had jaren het leger gediend als sportinstructeur voor de Amerikaanse troepen op de Filippijnen. Kort voor het einde van de oorlog, in april 1918, kwam hij naar Europa. Al gauw rijpte het plan om atletiekprogramma tijdens de demobilisatieperiode te organiseren. In Zuid-Oost-Azië had de YMCA onder leiding van Brown reeds ervaring opgedaan door de eerste “Far Eastern Games” te organiseren. In het officiële gedenkboek van de Intergeallieerde Spelen staat nogal romantisch voorgesteld hoe, tijdens de ‘Far Eastern Games’, Chinezen, Japanners en Filippino’s hun raciale vooroordelen overboord gooiden wanneer ze elkaar ontmoetten op de atletiekpiste.[33]
In dezelfde geest moeten ook de Intergeallieerde Spelen gezien worden. Bij zijn aankomst in Europa zag Brown “massa’s mannen, verbonden door hun geloof in de gemeenschappelijke idealen waarvoor zij aan het vechten waren, zelfs al kenden ze elkaar nauwelijks”[34].
Brown geloofde in het project omdat het een dubbel voordeel zou opleveren: de geallieerde soldaten zouden elkaar kunnen leren kennen en ze duurzame vriendschappen opbouwen. Deze vriendschappen zouden, nog volgens Brown, van fundamenteel belang zijn voor het toekomstige welzijn van de wereld. Bovendien zouden de Intergeallieerde Spelen een gezond tijdverdrijf zijn voor de militairen die hun terugkeer naar het thuisland moesten afwachten.
Op 15 oktober 1918, nog voor de wapenstilstand van 11 november, ontvouwde Brown, in een brief geadresseerd aan Kolonel Bruce Palmer, zijn plannen. Hij suggereerde vier mogelijke scenario’s voor een atletiekprogramma gedurende de demobilisatieperiode:
“1. Massaspelen en spelen voor elke burger; “Atletiek voor allen”.
2. Officiële kampioenschappen van de American Expeditionary Forces (AEF) met een grote variëteit aan sport, met inbegrip van militaire activiteiten. Te beginnen met eliminatieproeven binnen het regiment, vervolgens binnen de divisies en eindigend in een grote finale in Parijs.
3. Spectaculaire fysieke activiteiten en demonstraties te organiseren in verschillende centra om aan de geallieerde vrienden het beste van Amerika’s sporten, haar spelgeest en ten slotte haar fysieke capaciteiten te tonen.
4. Intergeallieerde atletiekcompetities - enkel open voor geallieerde soldaten – ja zelfs echte Militaire Olympische Spelen.”[35]
Brown herhaalde zijn vraag na de Wapenstilstand van 11 november en op 27 november stuurde zijn directe overste, E.C. Carter de grote baas van de YMCA, een brief naar Generaal Pershing met de suggestie om Intergeallieerde spelen te organiseren. Hoewel Brown het eerste scenario het meeste sympathie toedroeg, gaven de diplomatieke mogelijkheden van “Militaire Olympische Spelen de doorslag.[36]
Carter zag in dat de tijd drong en deed meteen enkele praktische voorstellen in zijn brief. Zo konden de Spelen in april 1919 in het Colombes stadion gehouden worden, daar waar ook de Olympische Spelen van 1900 hadden plaatsgevonden. Er moest bovendien snel gehandeld worden, want “er zou een gelijkaardig voorstel kunnen komen, op gronden die minder voldoening zouden schenken en vanuit een andere bron!”[37]
Kolonel Wait C. Johnson, de recent benoemde ‘Chief Athletic Officer’ van de AEF, werd bij het project betrokken. Deze was meteen enthousiast over de idee om Intergeallieerde Spelen te organiseren. De YMCA en de AEF sloegen de handen in elkaar. Johnson was er net als Elwood Brown van overtuigd dat er iets nodig was om het vechten te vervangen, iets dat bovendien het collectieve bewustzijn van de geallieerde troepen stimuleerde. Het enthousiasme van de soldaten zou niet hoog kunnen gehouden door enkel militaire oefeningen uit te voeren. Terwijl de soldaten wachtten om naar huis terug te keren, moest er een waardig alternatief gevonden worden voor het bevechten van de vijandige centrale machten. Intergeallieerde Spelen pasten perfect in kolonel Johnsons plaatje. Aan de manschappen kon goed werk gegeven worden, de spelen boden een ideale uitlaatklep en ze waren een manier om burgersoldaten terug voor te bereiden op het maatschappelijk leven.[38]
2.2 De bouw van het stadion
Het Colombes-stadion voldeed niet aan de noden en daarom werd beslist een nieuw stadion te bouwen. De bouw ervan was een ware krachttoer. In slechts enkele maanden tijd werd, ten oosten van h et bos van Vincennes, een gloednieuw stadion gebouwd dat 25000 toeschouwers kon herbergen en een eretribune voor 2500 personen bezat. Het plan werd uitgetekend door twee Parijse architecten Buisson en Guiffard en het bouwen zelf werd uitbesteed aan een Franse openbare onderneming. De werken gingen effectief van start op 11 april en vorderden snel, tot begin mei in Frankrijk een staking uitbrak waardoor het werk nooit klaar zou raken. Daarop namen de Amerikanen het initiatief over. Honderd officieren en 3300 soldaten werkten dag en nacht en op 6 juni was het werk klaar.[39]
Op 22 juni werd het stadion tijdens een plechtige openingsceremonie ingewijd. Bij de toespraken op de openingsceremonie bood Carter, secretaris-generaal van de YMCA, het stadion aan aan generaal Pershing, die het op zijn beurt schonk aan de Franse minister Georges Leygues. De Franse overheid noemde als dank het stadion naar Generaal Pershing.[40]
3 De tijdsomstandigheden
3.1 De officiële olympiade: Antwerpen 1920
Antwerpen had zich reeds in maart 1912, tijdens de dertiende zitting van het IOC te Bazel, kandidaat gesteld als organisator van de VIIe Olympische Spelen. Tegenkandidaten waren Budapest, Amsterdam en Rome. Een onderzoekscommissie zou de kandidaturen van de verschillende steden naar waarde te schatten. De Eerste Wereldoorlog doorkruiste echter de definitieve toewijzing.
Uiteindelijk zou de oorlog de beste reclame blijken voor het ‘dappere’ België, dat 4 jaar lang het strijdtoneel van deze vreselijke oorlog was geweest. Naast Budapest, Rome en Amsterdam, bood na het uitbreken van de oorlog, ook Lyon aan de Spelen te organiseren. Meteen sloot Graaf Edouard d’Assche, de voorzitter van het comité dat in 1914 op het Olympisch Congres in Parijs de Belgische kandidatuur had verdedigd, een akkoord met de burgemeester van Lyon, Edouard Herriot. Herriot trok zijn kandidatuur voor 1920 niet in, maar stelde dat Lyon de kandidatuur van een “bevrijd Antwerpen” zou steunen en dat Lyon zich in dat geval opnieuw kandidaat zou stellen voor de Spelen van 1924. Door dit akkoord verwaterden de kansen van het ‘neutrale’ Amsterdam en het ‘vijandelijke’ Budapest. Van de Romeinse kandidatuur was geen sprake meer. Atlanta, Cleveland, Philadelphia en Havana hadden ook hun kandidatuur gesteld, maar het was de Coubertin zelf die zijn voorkeur voor Antwerpen liet blijken. De keuze voor België was duidelijk politiek. Het was een niet mis te verstane vingerwijzing naar Duitsland, de agressor, dat het neutrale België was binnengevallen. Uiteindelijk werden de Spelen pas op 5 april 1919, slechts 16 maanden voor de openingsceremonie, definitief aan Antwerpen toegewezen[41].
Niet alleen was de emotionele keuze voor Antwerpen goed om de Spelen nieuw leven in te blazen, dit had ook gevolgen voor de deelnemende landen.[42] De Coubertin verwoordde het als volgt: “Er stelde zich een moeilijk probleem – de deelname van de Centrale Machten, zoals deze nu gekend waren. Er zijn slechts enkele maanden voorbij sinds de laatste Duitse soldaten het Belgische grondgebied hebben verlaten en de laatste schoten zijn afgevuurd. Goed fatsoen zei dat de Duitse atleten niet konden deelnemen…de oplossing was simpel; deze was dat elk organiserend comité, volgens de formule, uitgedacht en toegepast sinds 1896, de uitnodigingen verstuurt.” [43] Noch Duitsland, noch Hongarije, noch Oostenrijk, noch Bulgarije werden uitgenodigd. Ook Rusland kreeg geen uitnodiging. De Sovjet-Unie zou trouwens pas door het IOC erkend worden na Wereldoorlog II, terwijl de meeste staten dat al in 1933 hadden gedaan. Moskou tilde hier niet zwaar aan. De Russen wilden immers niets te maken hebben met de een of andere vorm van burgerlijke sport.[44]
De Coubertin was de organisatoren erg dankbaar dat ze erin waren geslaagd om de Olympische Spelen terug op de kaart te plaatsen. Hijzelf was vastberaden om zijn ‘droom’ te institutionaliseren. Het was zijn bedoeling om van de Spelen een ‘religieuze viering’ te maken, die van karakter neutraal genoeg zou zijn om boven alle verschillen in doctrine te staan.[45] De Olympische vlag en de Olympische eed illustreerden dit.
De vlag stond symbool voor het Internationalisme dat in die tijd, grote opgang maakte. Getuige daarvan ook de Esperantobeweging (1894) en de Scoutsbeweging, gesticht door Lord Baden Powell (1907).[46] De vlag bestaat uit vijf in elkaar gehaakte ringen met elk een verschillende kleur: blauw, geel, rood, groen en zwart. Elk van de nationale vlaggen van de ‘Olympische landen’ bevat minstens één van die kleuren.
De Olympische eed, uitgesproken door Victor Boin, ging als volgt: “In de naam van alle atleten zweer ik dat wij ons tijdens deze olympische Spelen zullen gedragen als loyale atleten, met respect voor de reglementen en verlangend om eraan deel te nemen in een edelmoedige sfeer voor de eer van ons land en de glorie van de sport.”[47] Ondanks het credo van internationalisme, versterkte deze eed het nationale bewustzijn. In 1961 werd deze eed trouwens veranderd. ‘Zweren’ werd ‘beloven’ en ‘de eer van ons land’ werd ‘de eer van onze ploeg’.
3.2 Het politieke klimaat
In januari 1919 startten de gesprekken van de vredesconferentie van Parijs. De overwonnen landen werden niet uitgenodigd. Ook Rusland was afwezig omwille van de communistische Revolutie. Alles samen zaten er 27 “Geallieerden en Geassocieerden” aan de onderhandelingstafel. De besprekingen werden geleid door een kleine kern waarvan President Wilson (USA), Lloyd George (Groot-Brittannië) en Clemenceau (Frankrijk) de grote mannen waren. Er werd een regeling met Duitsland afgesproken die op 28 juni 1919 (tijdens de Intergeallieerde Spelen) in Versailles werd ondertekend. De verdragen die aan de andere verliezers van de oorlog werden opgelegd werden later getekend: Op 10 september 1919 het verdrag van Saint-Germain met Oostenrijk en op 4 juni 1920 het verdrag van Trianon met Hongarije.[48]
Wilson wilde op de vredesonderhandelingen zijn 14-puntenprogramma doordrukken. In theorie zijn de besprekingen op zijn ideeën geschoeid (bijvoorbeeld de wil tot oprichting van een Volkerenbond), maar een internationale consensus werd nooit bereikt. Belangrijk voor de Amerikanen was om een machtsevenwicht in Europa te vinden. Wilson wilde Duitsland als macht behouden. Dit was ten zeerste tegen de zin van Clemenceau, die vreesde voor een Duitse revanche. Hij drong er ook op aan om de Duitse herstelbetalingen zo zwaar mogelijk te laten zijn. De Engelsen onder leiding van Lloyd George, daarentegen stonden eerder aan de kant van de Amerikanen. Ook zij wensten Duitsland als een macht te handhaven om het Franse overwicht in Europa in te perken. Ook de financiële tegemoetkoming voor de geleden oorlogsschade hoefde niet hoger te liggen dan wat de Engelse schuld aan de Amerikanen was.
Het eindresultaat van de onderhandelingen was dat de Volkerenbond werd opgericht, dat Duitsland zware herstelbetalingen moest betalen en dat de politieke kaart van Europa volledig werd hertekend. Er kwamen nieuwe staten tot stand en de internationale verhoudingen werden grondig gewijzigd. Duitsland bleef de mogelijkheid behouden om een grootmacht te blijven.[49] Minstens even belangrijk was dat de Eerste Wereldoorlog het mondiaal machtsevenwicht veranderde. Europa, het oude continent, verloor zijn positie als wereldleider ten nadele van de USA. Amerika zou een imperialistische koers gaan varen.
4 De ideologische achtergrond: De imperialistische politiek van de USA
4.1 De Intergeallieerde Spelen, het verdrag van Versailles en het politiek imperialisme van de USA
Het verdrag van Versailles werd op 28 juni 1919 ondertekend. De Intergeallieerde Spelen vonden plaats van 22 juni tot 6 juli 1919 in Parijs. Dit samenvallen deed het vermoeden rijzen dat de Intergeallieerde Spelen een rol hebben gespeeld in het diplomatieke spel van de grootmachten. De Intergeallieerde Spelen pasten in elk geval in het politieke plaatje doordat ze zich profileerden als “een uniek feest van een grotere en hoopvollere vrede dat door verschillende rassen en nationaliteiten samen werd gevierd.”[50] Een retoriek die lijkt op de oproep van Wilson tot het oprichten van de volkenbond.
Thierry Terret was van oordeel dat de VS de Intergeallieerde Spelen als middel aangewend heeft om de nieuwe positie van de Verenigde Staten als wereldleider te versterken.[51] Terret was nog specifieker. Hij meende dat de Spelen één van de middelen van de Amerikanen waren om Franse invloed op het wereldtoneel te beperken en de Amerikaanse impact te vergroten. Personderzoek leerde immers dat de Amerikanen niet nalieten om, wanneer zij de Fransen versloegen, dit extra in de verf te zetten. Frankrijk was het machtigste land op het oude continent en stond symbool voor de vroegere Europese dominantie, terwijl de VS de opkomende wereldleider was. De achterliggende reden voor de Amerikaanse deelname aan de Eerste Wereldoorlog was politiek imperialisme. Waar de USA in Versailles hun deelname aan de oorlog politiek verzilverde, zag men de Intergeallieerde Spelen als een hefboom om de Amerikaanse cultuur te verspreiden.
4.2 Het cultureel imperialisme van de Amerikaanse YMCA
Het initiatief voor de Intergeallieerde Spelen kwam vanuit de hoek van de Amerikaanse afdeling van de Young Men’s Christian Association (kortweg YMCA). Het was ook de YMCA die zorgde voor de financiering en de materiële ondersteuning van de organisatie. Ook in de technische commissies zaten hun trainers en officials. Een hele investering die meer bleek te zijn dan enkel liefdadigheid. Ging de Amerikaanse overheid politiek de imperialistische toer op, dan haakte de YMCA daar zijn wagonnetje aan vast door cultureel imperialisme na te streven. Dit imperialisme steunde op twee pijlers: Naast hun religieuze bekeringsijver streefden ze het ideaal van de atletische, viriele man na[52].
De YMCA werd opgericht in 1844 in Londen. Binnen een tijdsspanne van enkele jaren verspreidde de beweging zich in Zwitserland, De USA, Frankrijk, Canada, Duitsland en Nederland. In 1855 was de beweging al zo groot dat een eerste wereldconferentie in Parijs werd georganiseerd. Hier werd de wereldalliantie der YMCA’s gesticht[53].
In de volgende jaren evolueerde de visie van de Amerikaanse YMCA, onder impuls van Dr. L. Gulick naar een levensbeschouwing met eenheid van lichaam en geest. Proselitisme en viriliteit werden de sleutelbegrippen binnen de YMCA.[54] Dit moet begrepen worden vanuit haar geschiedenis: Het internationaal college van Springfield (Massachusetts), opgericht in 1887, leidde jaarlijks 300 specialisten in de opvoeding op. Men deed dit vanuit de optiek dat het gebruik van sport een goed middel was om zieltjes te winnen voor de christelijke zaak. De tweede motivering, de idee van de atletische viriele man, maakte opgang na het einde van de burgeroorlog in 1865. De angst voor een vervrouwelijking van de samenleving door de afwezigheid van strijd op het slagveld zette opvoeders ertoe aan om te zoeken naar educatieve confrontaties[55]. Het is daarom geen toeval dat de binnen de YMCA het basketbal en het volleybal werden uitgevonden.
De omvang en de doelgroep van de acties van de Amerikaanse YMCA hebben zich stelselmatig uitgebouwd in drie etappes. In een eerste fase, voor 1914 werden talrijke programma’s opgericht die gericht waren op Amerikaanse burgers van wie economische, sociale en religieuze acties verwacht werden. In een tweede fase werd de bekeringsijver radicaler en was deze assimilationistisch van aard wanneer nieuwe immigratiestromen het land bereiken. Vanaf het begin van de twintigste eeuw verspreidde de YMCA zijn methodes en doelstellingen over de nog onontgonnen werelddelen Azië en Zuid-Amerika. De nadruk lag hierbij meer op het sportieve dan op het religieuze. De Regionale spelen, in 1913 in Manilla door de YMCA georganiseerd waren hiervan een culminatiepunt.[56]
4.2.1 De pijlers van de YMCA
4.2.1.1 De nieuwe mannelijkheid: de atletische, viriele man
De visie op sport was meteen een ambassadeur voor de visie van de YMCA op mannelijkheid. In het begin van de 20e eeuw en tijdens de oorlog onderging de beleving van de mannelijkheid een identiteitscrisis.[57] Men ging op zoek naar een herdefiniëring van een legitiem model. De Intergeallieerde Spelen van 1919 hebben een conflict uitgelokt tussen twee verschillende vormen van invulling van de mannelijkheid (De Franse stijl tegen de Amerikaanse). In de Amerikaanse pers werd de meeste aandacht besteed aan de wedstrijden waarin de symboliek van de strijd het sterkst naar voren kwam: schieten, rugby en boksen. Het was geen toeval dat de Amerikanen in het schieten een algemene dominantie tentoon spreidden. Net zoals het evenmin toeval was dat de YMCA gymnastiek niet op het programma zette, officieel omdat turnen moeilijk te jureren viel, officieus omdat turnen niet als een viriele sport werd aanzien. Ook omtrent de regels van het boksen kwamen beide visies op viriliteit in conflict. De Amerikanen vonden dat de Engelse regels van het boksen een ‘ladies affair’ maakten. Zij stonden erop dat de Amerikaanse regels zouden toegepast worden[58]. Algemeen gezien kon de Amerikaanse visie samengevat worden als een beheerste viriliteit, maar individualistisch en ondernemend, terwijl de Franse visie op mannelijkheid ook omschreven werd als een beheerste viriliteit, maar dan collectief en ondergeschikt[59].
De vraag of de YMCA erin geslaagd is om haar visie op mannelijkheid via de Intergeallieerde Spelen op te dringen gelukt is, is niet gemakkelijk te beantwoorden. La Vie au Grand air schrijft op 15 maart 1919 over de Amerikaanse atleten: “Niet zomaar deze of deze man, maar wat een schitterende mannen qua lichaamsbouw, morfologie, en kracht.” Ook de almanak van de AEF is optimistisch: “Het verblijf van de Amerikaanse soldaat in heeft in ruime mate bijgedragen tot de Europese houding ten opzicht van de mannelijkheid.”[60]
Een kanttekening die hierbij moet geplaatst worden is dat een belangrijk percentage van de Amerikaanse delegatie uit zwarte atleten bestond. Het aandeel van het belang van een ras werd onderschat ten opzichte van het belang van het educatief systeem.[61] Niettemin was Frankrijk ervan overtuigd dat hun opvoedkundig model in het turnen voorbijgestreefd was door het Amerikaanse systeem.[62]
4.2.1.2 Proselitisme
De YMCA had zich sinds de eeuwwisseling als de morele autoriteit van het Amerikaanse volk gemanifesteerd. Hoewel de YMCA meer de klemtoon legde op het atletische sportideaal, waardoor de evangelisering naar het tweede plan verdreven werd, bleven de christelijke waarden in hun bezigheden aanwezig. Zo beschuldigde Japan sinds de ‘Far Eastern Games’ van 1915 de Amerikanen ervan sport systematisch te misbruiken als propaganda voor het Christendom.[63]
In hoeverre de Intergeallieerde Spelen bijdroegen tot deze doelstelling van het YMCA is opnieuw een moeilijke vraag. In elk geval gebeurde het proselitisme niet op een uitgesproken manier (West-Europa was al grotendeels christelijk).
4.2.1.3 Cultureel imperialisme
Voor de YMCA was de toetreding van de USA tot de oorlog een geschenk uit de hemel. De YMCA kreeg de verantwoordelijkheid over het sportprogramma voor de soldaten. Dit moest het leven in de loopgraven iets aangenamer maken. Hier zag de YMCA haar kans schoon om haar educatieve visie via sport door te geven. De rol van behoeder van de morele autoriteit van Amerika die de YMCA zich aanmat, werd geaccepteerd door de militaire autoriteiten en de Amerikaanse politiek.[64] Volgens Elwood Brown volgde Europa met plezier de weg van de YMCA: “zowel de Franse soldaten, alsook de burgerbevolking, zijn erg geïnteresseerd in de Amerikaanse sporten en de goede spirit waarin deze gespeeld worden. […] De Europeanen hebben gekeken, zij waren onder de indruk en vaak kopieerden ze ons.”[65] Nog volgens Brown moest het Amerikaanse systeem, gebaseerd op het spel en het spelplezier, uiteindelijk zijn stempel op de wereld drukken voor het fysieke, morele en mentale welzijn van de hele menselijkheid: “Het Amerikaanse leger heeft aan de wereld getoond dat “all work and no play” niet goed is voor het algemeen welzijn van een soldaat.. Het Amerikaanse systeem van spel heeft zijn stempel gedrukt op de hele wereld, en nu hebben andere naties dat idee overgenomen en vanaf dit moment, en vanaf nu zal spel, zoals dit gekend is in het Amerikaans leger, een belangrijkere factor zijn voor het fysieke, mentale en morele welzijn van de wereld.”[66]
Een revolutionaire cultuurverandering werd door de Spelen niet bereikt. Op lange termijn zou het engagement van de YMCA wel zijn vruchten afwerpen. We moeten eerder spreken van een evolutie dan van een revolutie. Na de Intergeallieerde Spelen kwamen vanuit verschillende landen (o.a. Italië, België, Polen, Tsjecho-Slowakije en Roemenië) aanvragen om gebruik te maken van de educatieve expertise van de YMCA.[67] In België en in de rest van de wereld was men geïnteresseerd in de ideeën en de nieuwe sporten van de YMCA.
In België was Sportwereld onder de indruk van de Amerikanen. De Amerikanen kwamen de Europeanen “een les geven”[68]. Een sportieve les welteverstaan, over educatieve methodes werd niet gesproken. Ook in andere kranten vonden wij regelmatig verwijzingen terug naar sportfeesten die door de YMCA georganiseerd werden in België. In Antwerpen, Brussel en Beverloo werden kort na de bevrijding dergelijke evenementen opgezet.“Voorloopig zouden alleen militairen aan de meetings deelnemen, maar langzamerhand zou’t burgerlijk element uitgenoodigd worden ten einde alzoo eene doelmatige propaganda voor de sport in België te maken.”[69] Op die feesten werden ook nieuwe sporten geïntroduceerd. “Buiten de verschillende sporten die hier beoefend worden is Colonel Robinson zinnens verschillende nieuwe spelen te voeren.”[70] België stond in elk geval open voor de initiatieven van de Amerikanen. De Schelde spoorde zelfs de Antwerpse clubs aan om enthousiast aan de sportfeesten ingericht door de YMCA deel te nemen. “Nota ter redactie – wij hopen dat onze lokale clubs er aan houden zullen hunnen beste elementen te doen medewerken.”[71] Deze nieuwe sporten verdrongen de in België populaire sporten voetbal of wielrennen niet, maar vonden toch hun plaatsje in het Belgische sportveld. Zo werd reeds in januari 1927 de Belgische basketbalbond opgericht.[72]
Een belangrijke schakel voor de culturele invloed van de YMCA op wereldvlak was de samenwerking tussen Elwood S. Brown en Pierre de Coubertin. De Intergeallieerde Spelen waren de oorzaak van contact geweest tussen het IOC en de YMCA. De Coubertin stond erg wantrouwig tegenover de Intergeallieerde Spelen, want hij zag in de YMCA een bedreiging voor de status van het IOC.[73] Gelukkig voor de Coubertin had deze organisatie absoluut niet de bedoeling om een rivaal van het IOC te worden. De YMCA wilde enkel sport, en in het verlengde daarvan haar visie op mannelijkheid en evangelisatie, over de hele wereld promoten. Toen de Coubertin het enorme potentieel van de YMCA inzag, lag de weg tot samenwerking open. Door vriendschap te sluiten met Elwood Brown en een officiële samenwerking met YMCA aan te gaan, kon de Coubertin profiteren van de structuren die de YMCA op sportgebied reeds had opgezet. Vooral in minder ontwikkelde regio’s was de rol van de YMCA doorslaggevend. Geschoeid op de waarden van de Amerikaanse YMCA werden Regionale Spelen georganiseerd die sport verspreidden in kansarme landen en er zo op lange termijn voor zorgden dat de Olympische Spelen nieuwe deelnemende landen en atleten kreeg.
Een sporttak als basketbal, uitgevonden door de YMCA,[74] werd een stille herinnering aan de invloed van de YMCA op de Olympische beweging. Basketbal heeft zijn ingang gevonden op het Europese vasteland dankzij de Intergeallieerde Spelen en het werk van Elwood Brown. Dat de sport in 1919 nog niet bekend was bewijzen de uitslagen op de Intergeallieerde Spelen: Amerika verpletterde de enige twee tegenstanders Frankrijk en Italië met respectievelijk 93-8 en 55-17. In hun onderling duel versloeg Italië Frankrijk met 15-11.[75] In 1936 was Basketbal reeds een Olympische sport geworden. Amerika won de gouden medaille, Canada werd tweede, Mexico pakte het brons.[76]
5 De extrasportieve activiteiten
Eén van de doelstellingen van de Intergeallieerde Spelen bestond erin dat de deelnemers elkaar zouden leren kennen. De organisatoren deden er in elk geval alles aan om de band tussen de militairen van de verschillende landen te verstevigen. De extrasportieve voorzieningen overstegen veruit de standaard van andere grote sportmanifestaties.
Het sociale leven en het clubleven van de militairen werd aangemoedigd door het optrekken van verschillende hutten. Het centrum van de belangrijkste activiteiten was de ‘intergeallieerde hut van de YMCA’. Hier werden ’s avonds cinemavoorstellingen gehouden, er kwamen gastsprekers en er werd vaak gedanst. Eenentwintig YMCA secretaresses en negenenvijftig Amerikaanse meisjes werkten in shifts om de gasten te voorzien van drank en om te fungeren als danspartner.[77]
De gasten van Generaal Pershing werden ontvangen in de ‘Pershing hut’, die speciaal voor de gelegenheid was opgetrokken. Deze hut was luxueus ingericht en was erop voorzien dat de generaal en zijn gasten zich via een private gang rechtstreeks naar het stadion konden verplaatsen.[78]
Andere voorzieningen waren: een postkantoor van waar de deelnemers hun brieven konden posten en auto’s en gidsen voor de atleten die wensten Versailles en Parijs te bezichtigen. Bovendien deed iedereen zich tegoed aan consumptiegoederen als ijscrème en limonade, die tijdens de oorlog zo goed als niet te krijgen waren.[79]
6 De Sportieve impact
6.1 De deelnemende landen
Generaal Pershing verstuurde op 10 januari 1919 uitnodigingen naar negenentwintig landen. Zeventien landen gingen officieel op de uitnodiging in. Twee landen hadden atleten in Parijs, maar deze vertegenwoordigden hun natie niet officieel. Toch is niet geheel duidelijk of elk land deelnemers aan de start had staan. Wellicht moest de toezegging van China en Brazilië tot deelname eerder symbolisch opgevat worden. Zij liepen mee in de openingsstoet, maar geen enkele atleet met de Chinese of de Braziliaanse nationaliteit kwam in de deelnemerslijsten voor. De deelname van Britse en Poolse atleten was een ander verhaal. Hoewel deze landen als natie niet officieel vertegenwoordigd waren, kampten enkele atleten van Britse en Poolse origine mee. De Britten weigerden deel te nemen uit ongenoegen over hun verloren machtspositie. De problemen in de kolonies en in de binnenlandse politiek slorpten te veel energie op om zich volop op de wereldpolitiek te kunnen storten. In totaal namen bijna 1500 atleten deel aan deze alternatieve Olympiade. Sommige delegaties waren uitgebreider dan onderstaande tabel[80] aangeeft, omdat een aantal onder hun vertegenwoordigers enkel meededen aan de demonstraties.
Officiële delegatie |
Aantal deelnemers |
Eindklassement en aantal punten |
Australië |
62 |
4e – 41 punten |
België |
157 |
5e – 27 punten |
Brazilië |
0? |
|
Canada |
113 |
6e – 18 punten |
China |
0? |
|
Frankrijk |
253 |
2e – 104 punten |
Groot-Brittannië |
5 + 27 |
12e – 2 punten |
Griekenland |
86 |
13e – 1 punt |
Guatemala |
1 |
|
Hedjaz[81] |
3 |
|
Italië |
132 |
3e – 45 punten |
Newfoundland |
1 |
|
Nieuw-Zeeland |
17 |
10e – 6 punten |
Polen |
1 |
|
Portugal |
51 |
8e – 12 punten |
Roemenië |
110 |
9e – 6 punten |
Servië |
67 |
11e – 3 punten |
Tsjecho-Slowakije |
47 |
7e – 16,5 punten |
Verenigde Staten |
282 |
1e – 220 punten[82] |
Totaal |
1415 |
|
Uit de tabel van de deelnemende landen bleek nogmaals dat enkel de naties die aan de zijde van de overwinnaars in de grote oorlog hadden gevochten, mochten deelnemen. De spelen moesten immers de superioriteit van de Geallieerden tegenover de centrale machten onderstrepen. De Griekse reactie op de uitnodiging voor de Spelen illustreerde het overheersende gevoel: “Net zoals in de antieke tijd, worden de barbaren van de Spelen uitgesloten. Hetzelfde is vandaag het geval. Aan de Spelen zullen enkel de soldaten van de naties die vechten voor gerechtigheid en de vrijheid van de wereld, deelnemen.”[83]
Daarnaast was de bedoeling van deze spelen het bevorderen van de band die tussen de geallieerde troepen was ontstaan tijdens het vechten aan het front. De organisatoren deden er, zoals verder te lezen valt, in elk geval alles aan om die band te versterken.
De oorlog en het verdrag van Versailles hadden heel wat veranderd. Niet alleen groeide er een kloof tussen de verliezers en de winnaars van de oorlog, er waren ook nieuwe landen bijgekomen en de verhouding tussen landen onderling was veranderd. Dit had ook zijn weerslag op de Intergeallieerde spelen.[84]
Zo verwierp Groot-Brittannië de Amerikaanse dominantie in de voorbereiding en de organisatie van de Spelen. De pré-oorlogse rivaliteit tussen beide landen werd doorgetrokken. De Britten hadden echter zo geleden onder de oorlog dat ze in de strijd om de werelddominantie definitief de VS moesten laten voorgaan. De trotse Britten stuurden bijgevolg geen officieel team naar Parijs, enkel individuen die mochten deelnemen als zij dit wensten[85].
Voor de Tsjechen (en de Slovaken) betekenden de Intergeallieerde Spelen de eerste internationale manifestatie waarin het Oostenrijks-Hongaars juk werd afgegooid. Van nu af aan presenteerde Tsjecho-Slowakije zich als autonome politieke staat.
De Serviërs werden, samen met de Belgen, gezien als de grootste slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog. Ook al was de officiële naam van het nieuwe land “Joegoslavië” of ‘Koninkrijk der Serven, Kroaten en Slovenen’, toch werden de atleten van de Joegoslavische delegatie doorgaans als ‘Serviërs’ aangesproken. In de perceptie van de internationale gemeenschap stond Servië immers synoniem voor Joegoslavië. De eigenheid van de andere volken werd genegeerd. Koning Nikita van Montenegro, een rabiaat tegenstander van de Joegoslavische unie, streed voor de autonomie van zijn koninkrijk. Hij erkende als geen ander de politieke kracht die sport in zich heeft. Op de Intergeallieerde Spelen overhandigde de koning van Montenegro het kruis van eerste klas der Orde van Danilo aan de Amerikaanse winnaars en aan de bekende franse loper Jean Vermeulen.[86] Zijn inspanningen mochten niet baten. Zijn claim op onafhankelijkheid werd door de internationale gemeenschap genegeerd.
6.2 De Amerikaanse dominantie
Zoals tabel 2 toonde, waren de Amerikaanse atleten superieur. Hoewel het in principe niet de bedoeling was om een natie als winnaar aan te duiden, werkte het puntensysteem dit toch in de hand. Van de 26 afzonderlijke evenementen op het programma, behaalden de Amerikanen 12 eerste plaatsen en 19 tweede plaatsen.
De superioriteit was te verklaren door een aantal factoren. Ten eerste telden de American Expeditionary Forces het grootste aantal atleten dat zich had ingeschreven. Verder had het Amerikaanse leger een intensief atletiekprogramma uitgewerkt waaraan alle Amerikaanse soldaten na de oorlog participeerden. Ook waren de meeste van de sporttakken die op het programma stonden, populair bij de Amerikaanse atleten. Bovendien schrok de Amerikaanse militaire staf er niet voor terug om professionele atleten toe te laten tot de competitie en andere sterke atleten die reeds voor het einde van de oorlog afgezwaaid waren, terug naar Parijs te roepen zodat zij de kleuren van hun land met verve zouden kunnen verdedigen. Ten slotte was ook het late toetreden van de Amerikanen tot de oorlog onmiskenbaar een voordeel.[87]
Een aantal atleten die in de jaren twintig de sportwereld zouden domineren, staken voor de eerste keer hun neus aan het venster tijdens de Intergeallieerde Spelen. Zo bijvoorbeeld Luitenant Charles Paddock. Paddock, amper 18 jaar, won zowel de 100 als de 200 meter spurt en de 4 x 200 meter estafette. Na de Intergeallieerde Spelen nam de sportieve carrière van Paddock een hoge vlucht. Hij brak of evenaarde maar liefst 49 wereldrecords, won de Olympische titel op de 100 en de 4x100 meter in Antwerpen 1920 en haalde zilver op de 200 meter in Antwerpen 1920 en Parijs 1924.[88]
Een andere grote atleet was Edward Eagan. Eagan, die in 1919 het boksen won in de middelgewichtcategorie, is de enige atleet ter wereld die een medaille won op zowel de zomer- als de winterspelen. In 1920 pakte hij het goud in het boksen, in 1932 in Lake Placid was Eagan de beste in het bobsleeën met vier.[89]
De atleet die het meeste bewondering opwekte was Luitenant Norman Ross. Ross won 4 individuele titels in het zwemmen, nam deel aan 1 estafette en maakte ook deel uit van het waterpolo-team. Ook op de Olympische Spelen van 1920 zou Ross succesvol blijken. Hij pakte drie gouden medailles: op de 1500m vrije slag, de 400m vrije slag en de 4 x 200m estafette vrije slag.[90]
Een laatste opvallende atleet was Fred Thompson. Niet zozeer het feit dat hij een nieuw record vestigde in het handgranaatgooien maakte zoveel ophef, indrukwekkender was dat Thompson aalmoezenier was.[91]
6.3 De Belgen
6.3.1 De selectie van de deelnemers
De Belgische deelnemers werden op een eenvoudige manier geselecteerd. Er werd een selectiecomité samengesteld dat bestond uit majoor Demarneffe en majoor Daufresne de la Chevalerie, luitenant Chome, luitenant Boin en auditeur Anspach. Elk lid van dit ‘Comité Sportive de l’Armée’ had de bevoegdheid over een welbepaalde sporttak.[92]
Het atletiekteam werd geselecteerd op een voorrondemeeting die gehouden werd op 11, 12 en 13 juni in het Beerschotstadion waar het volgende jaar de Olympische Spelen zouden doorgaan. Ook de leden van de boks- en worstelploeg werden in een tornooi gekozen dat op hetzelfde moment in hetzelfde stadion plaatsvond. De Belgische voetbalploeg was deze die reeds op ‘het militair tornooi der verbondenen’ Engeland verslagen had en tegen Frankrijk gelijkspeelde. Op 15 juni zouden de Belgen zelfs de latere winnaar op de Intergeallieerde Spelen, Tsjecho-Slowakije, verslaan in Rome. Het zwemteam werd gekozen op een tornooi in Antwerpen, terwijl het waterpoloteam op enkele posities na, gebaseerd was op het team dat op de vorige Olympische Spelen in Stockholm zilver had gehaald. Militairen uit bijna elk regiment van het Belgisch leger dongen mee naar een plaatsje voor het schiettornooi. De geselecteerden trainden nog 10 dagen in Beveloo alvorens naar Parijs af te zakken. De leden van het schermteam werden gekozen op basis van resultaten van tornooien voor en tijdens de oorlog. De schermers trainden gedurende de maanden mei en juni in de ‘Ecole d’escrime et de Gymnastique’ in Brussel. De ruiters ten slotte werden geselecteerd na een competitie die duurde van 10 tot 15 juni.[93]
6.3.2 De Sportieve prestaties
De Belgische delegatie was vrij succesvol in Parijs. Enkel de Franse en de Amerikaanse delegatie vaardigden meer deelnemers af. In de medaillestand legden de Belgen beslag op een verdienstelijke vijfde plaats[94]. Sportwereld was echter niet zo tevreden over het bilan dat de Belgische ploeg kon neerleggen na de Spelen: “Hadden onze vertegenwoordigers aangeduid geweest zooals ’t behoorde en hadde men hen met wat zorg voorbereid wij hadden gemakkelijk de 3de plaats kunnen bekomen. Het is te hopen dat dit alles een les weze voor de ware Olympische Spelen van 1920, welke bij ons te Antwerpen plaats grijpen.”[95] Diezelfde krant zou de kansen van de Belgen op voorhand wel niet al te goed inschatten. In atletiek werd niet verwacht een medaille te behalen, tenzij met veel geluk. Het granaatwerpen daarentegen bood perspectieven op een overwinning. In voetbal en zwemmen hadden de Belgen het meeste kans. In het worstelen, boksen, touwtrekken, schermen, roeien en schieten zou het moeilijker worden.[96] Het volgende overzicht toont aan dat Sportwereld de bal wel eens missloeg.
Het onderdeel schieten bestond uit twee disciplines: Het karabijnschieten en het pistoolschieten. Aan het karabijnschieten namen 22 Belgen op een totaal van 176 schutters uit 8 landen deel. De Belgische ploeg zou beslag leggen op een zesde plaats in de landenklassering. De Verenigde Staten maakten indruk door de 19 eerste plaatsen te bezetten. Van de 22 deelnemers aan de Militaire Olympiade zouden twee atleten ook aan de officiële Olympische Spelen deelnemen: Eerste Sergeant Adriaenssens in 1920 en 1924 en soldaat De Brucq in 1924 en 1928. Geen van beide haalde een medaille.
Ook in het pistoolschieten werden geen potten gebroken. De 12 Belgen die deelnamen eindigden per ploeg vijfde op een totaal van 6. Opnieuw lieten de Amerikanen de andere naties ver achter zich. De beste acht schutters kwamen uit de USA. Bij de eerste 21 zaten verder slechts twee niet-Amerikanen. Eerste sergeant Adriaenssens was de enige Belgische schutter die ook aan de Olympische Spelen deelgenomen heeft.[97]
Ook in het schermtornooi braken de Belgen geen potten. Zowel in het floretschermen, het degenschermen als het sabelschermen vlogen de Belgen er als ploeg in de eerste ronde uit. Niet-benoemd officier Emile Destrooper haalde als enige Belg de finale in het floretschermen waarin hij als zesde eindigde. In het degenschermen werden twee finaleplaatsen gehaald. Auditeur Paul Anspach eindigde als achtste en luitenant Robert Feyerick als vijfde. In het schermen met de sabel werd wel gescoord. Niet-benoemd officier Vincent Gillens kaapte de eerste plaats weg. Niet-benoemd officier Emile Destrooper eindigde knap vijfde.
Deze resultaten zijn relatief zwak voor de Belgische schermgeneratie van het begin van de twintigste eeuw. In 1908 won het degenteam met daarin onder andere Paul Anspach en Robert Feyerick brons per team, in 1912 werd zelfs goud behaald. In die ploeg zaten naast Anspach, die in 1912 ook individueel goud behaalde, ook luitenant Jacques Ochs en niet-benoemd officier Leon Tom (Feyerick was niet in de selectie opgenomen). Na de oorlog zou de Belgische schermsport goed blijven scoren. In 1920 haalde België zilver met opnieuw auditeur Anspach en niet-benoemd officier Leon Tom evenals Luitenant Ernest Gevers als deelnemers van de Intergeallieerde Olympiade. Ook luitenant Victor Boin maakte deel uit van deze ploeg en ook hij had deelgenomen in het Pershing stadion, zij het toen wel als lid van de waterpolo-ploeg. In 1924 behaalde België opnieuw zilver per ploeg in het schermen met de degen. Opnieuw maakten Anspach, Tom en Gevers deel uit van deze ploeg. De floretploeg haalde eveneens zilver in 1924.[98]
De belangstelling van pers en publiek voor een bepaald evenement illustreerde dat er een verschil in populariteit was tussen de ene sport en de andere. De Amerikanen en de Europeanen hadden een voorkeur voor ‘hun’ eigen sporten. “Geen enkele sport lokte meer toeschouwers dan het voetbaltornooi. De Fransen – en in feite de hele Europese bevolking – kende voetbal zoals de Amerikanen baseball kennen en de eigen aspecten van het spel appreciëren. Hoewel verschillende matchen duurden tot het bijna donker werd bleven de tribunes bij elke partij zo goed als gevuld tot aan het laatste fluitsignaal.”[99] In het voetbaltornooi eindigde België tweede in zijn poule. Het verloor tegen de Tsjechoslowaken, de latere winnaar (1-4) en vernederde Canada (5-2) en de USA (7-0). Op het Olympische tornooi in Antwerpen in 1920 zouden de Belgen zich revancheren door in de finale de Tsjechoslowaken te verslaan. Niet benoemd officier Emile Hanse, niet-benoemd officier Oscar Verbeeck en ‘Zwartebroeck’[100] maakten deel uit van de ploeg die in Parijs van de Tsjechoslowaken verloor, maar in Antwerpen revanche kon nemen. Zij waren er ook bij op het Olympisch tornooi in 1924.[101]
De roeiwedstrijden werden op 17 en 18 juli afgewerkt na de eigenlijke Intergeallieerde Spelen, dit omdat de historische Henley regatta zoals elk jaar in de eerste week van juli gepland stond. De Belgen gingen al vroeg in juli aan het trainen, maar raakten niet door de eerste ronde, noch in de skiff, noch in de 4 of de 8 met stuurman. Korporaal Nuytens nam deel aan de Spelen van 1912 in Stockholm. Jacques Haller (skiff), Sergeant Demulder, soldaat Lalemand en Sergeant Taymans (acht met stuurman) waren er ook bij in 1920. Geen van hen behaalde een medaille.
Engeland nam zoals gezegd niet deel als natie aan de Intergeallieerde Olympiade. Individueel mocht wel ingeschreven worden. ‘The British army of the Rine’ zou deelnemen, maar haakte in extremis af in de 4 met stuurman. In de acht met stuurman nam een team uit Cambridge deel dat Engeland vertegenwoordigde. Zij wonnen hun race overtuigend. [102]
De atletiekwedstrijden werden compleet gedomineerd door de Amerikanen. Zij behaalden maar liefst 92 medailles, als tweede door Frankrijk gevolgd met 12 medailles. Nieuw-Zeeland (6), Australië (5), Canada (4) en Griekenland (1) pikten ook hun graantje mee. De Belgen behaalden enkele finaleplaatsen, maar kwamen nooit in het stuk voor. Korporaal Auguste Broos (1920 & 1924) en soldaat Henri Godding (1920) zijn de enige van de 25-koppige Belgische atletiekdelegatie die tijdens latere Olympiades een stekje in de delegatie konden veroveren. Korporaal Broos haalde weliswaar een tweede plaats in het veldlopen, maar dit was een discipline dit niet meetelde voor punten. Ook in het handgranaatgooien, een wat aparte discipline binnen de atletiek, boekten de Belgen middelmatige resultaten.[103]
In het touwtrekken stootte België in de finale op de Amerikaanse ploeg. In de eerste sessie moest België zich na 14 seconden gewonnen geven, in de tweede sessie ging het na 58 seconden voor de bijl. Ondanks deze knappe prestatie nam geen enkel lid van de Belgische touwtrekploeg deel aan deze discipline op de spelen van Antwerpen.[104]
Het zwemmen dat doorging in het meer van Saint-Jean bij het Bois de Boulogne werd net zoals bij de atletiekwedstrijden volledig gedomineerd door de Amerikaanse delegatie. De Amerikanen haalden 21 medailles, de Australiërs 14, de Fransen 5 en de Italianen 2. De Belgen haalden enkele finaleplaatsen. Soldaat Julien Wuyts was de enige die in 1912 in Stockholm al deelgenomen had aan Olympische Spelen. Soldaat Neeckx haalde de finale in de 200m schoolslag en waagde opnieuw zijn kans op de Olympische Spelen in Antwerpen.
Een groot deel van de zwemdelegatie maakte ook deel uit van de waterpoloploeg. Korporaal Pierre Dewin nam deel aan de 100m vrije slag en de 100m ruslag. In 1920 en 1924 behaalde hij twee maal zilver in het waterpolo. Soldaat Georges Fleurix, die deelnam aan de 800 en de 1500m vrije slag won eveneens zilver in 1924 bij het waterpolo. Sergeant Joseph Cludts nam nog als zwemmer deel aan de Spelen van 1920, maar won zilver met de waterpoloploeg van 1924.
België was altijd al een sterk waterpololand geweest. In 1900 en 1908 won het zilver en in 1912 had de medaille de zilveren kleur. Op de Intergeallieerde Spelen kaapten de Belgen zelfs de eerste plaats weg door na het forfait van Portugal in de finale Frankrijk te verslaan met 3-0. Nadien trok België deze sterke lijn door. In 1920 en 1924 werd zilver gehaald. Luitenant Victor Boin won zilver op de Spelen in 1908 en brons in 1912. In Antwerpen was Boin erbij als degenschermer waar hij met de ploeg zilver behaalde. Albert Durand won brons in 1912 en zilver in 1920 en 1924. Maar liefst vijf van de zeven spelers op de Intergeallieerde Spelen haalde een medaille op officiële Olympische Spelen.[105]
Italië, Frankrijk en de Verenigde Staten verdeelden de meeste medailles in de paardensport onder hun drieën. België pikte ook zijn graantje mee. Kapitein Morel de Westgaver eindigde ex aequo tweede in de military samen met Chamberlain uit de USA. Er werd afgesproken dat over de tweede en de derde plaats zou beslist worden door hun respectievelijke klassement in het jumping-concours. Geen van beide ruiters haalde een hoge score, maar het was toch de Amerikaan die met de tweede plaats in de military ging lopen. In het jumpingconcours was een verdienstelijke zevende plaats op vijfenvijftig deelnemers weggelegd voor luitenant Henri Laame. Een aantal militairen die deelnamen aan de Intergeallieerde Spelen, was er ook bij op officiële Olympische Spelen. Zo behaalden luitenant Herman de Graffier d’Hestroy en luitenant Henri Laame zelfs zilver met het jumpingteam in 1920. Luitenant Ferdinand Cerna en Majoor Herman d’Oultremont namen deel aan de Spelen van 1920, Luitenant De Brabandere aan die van 1924 en 1928. Kapitein Nicolas Leroy verdedigde de Belgische kleuren in 1924. Luitenant Laame zou na zijn succes van Antwerpen in 1928 opnieuw deel uitmaken van de Olympische selectie.[106]
Het worsteltornooi werd opgesplitst in twee stijlen: het Grieks-Romeins worstelen en ‘catch’. Het Grieks-Romeins worstelen was de Amerikanen onbekend, terwijl catch hetzelfde probleem stelde voor de Europese landen. Bijgevolg wonnen de Amerikanen vlot de catch, terwijl het Grieks-Romeins worstelen een spannende Europese competitie werd. De Belgen blonken hier zelfs in uit door op een gedeelde eerste plaats met Tsjecho-Slowakije te eindigen. Ondanks de knappe prestatie van de Belgische ploeg werd geen enkele atleet van de Intergeallieerde Spelen voor de Olympische selectie weerhouden.
Een aantal atleten die ingeschreven stonden als bokser zouden uiteindelijk in het worsteltornooi hun mannetje staan. In het bokstornooi werd per ploeg een vijfde plaats op acht deelnemers behaald. Opnieuw werd geen enkele bokser op een Olympisch tornooi teruggezien.[107]
In het tennis blonken de Belgen evenmin uit. Sergeant Albert Lammens en Luitenant Jean Washer gingen eruit als team in de voorronde. Beiden haalden wel de Belgische Olympische selectie van 1920 en 1924.
Aan het baseball, het basketbal en het golfen nam geen enkele Belg deel. Baseball en Basketbal waren sporten die op het Europese continent zo goed als onbekend waren. Aan het Baseball namen enkel de USA en Canada deel, in het basketbal vernederde de USA zijn enige twee concurrenten Frankrijk en Italië. De golfsport, ontstaan in Schotland, bracht voor het eerst spelers uit verschillende continenten bij elkaar. Niettemin schreven enkel deelnemers uit Frankrijk, Amerika en Groot-Brittannië zich in.[108]
6.4 Massaspelen
Een van de doelen van de Intergeallieerde Spelen was om sport met al haar nuttige aspecten te doen herleven in alle geallieerde landen. Daarom werd een reeks demonstraties georganiseerd onder leiding van Dr. Kullenberg van de YMCA, ze werden uitgevoerd door twee compagnieën van het Amerikaanse leger. De spelen die gedemonstreerd werden, werden allemaal in het Amerikaanse leger bij training gebruikt. Het voordeel van deze massaspelen was dat men geen materiaal nodig had en dat ze voor niet-getrainde atleten gemakkelijk te spelen zijn.
Het cultureel imperialisme van de Amerikanen wordt duidelijk geïllustreerd door wat in het gedenkboek van de Intergeallieerde Spelen over het organiseren van massaspelen werd geschreven. Er werd geargumenteerd dat hun systeem het beste was omdat het leidde tot de beste resultaten (met de Intergeallieerde Spelen als duidelijk bewijs). Andere landen zaten bovendien te wachten om dit systeem over te nemen en bij hun bevolking te verspreiden. De reden waarvoor het Amerikaans systeem beter was, was volgens de opstellers van het boek dat het systeem spelplezier gaf en makkelijk uit te voeren was.
Op zondag 29 juni 1919 gaven de Amerikanen hun eerste demonstratie. “Het was wellicht de eerste keer dat de Fransen een inzicht kregen in het geheim van Amerika’s breed spectrum aan sporten. Zij zagen grote groepen mannen spelletjes spelen die niet gespecialiseerd waren, maar waar alertheid, energie en coördinatie voor nodig was. Ook andere landen hadden vertegenwoordigers in het stadion die deze methode bestudeerden met als bedoeling om lichamelijke recreatie naar alle mensen te brengen eerder dan naar enkel specialisten.”[109] Het doel van deze massaspelen was om deze vorm van recreatieve opvoeding over te brengen in de rest van de wereld waar het via de vertegenwoordigers die nu in het stadion zaten te verspreiden “bij werknemers van industriële ondernemingen, op jongenskampen, op de scholen en in landelijke streken.”[110] De reden waarom de YMCA deze vormen van lichamelijke activiteit beter achtte dan andere was de volgende: “In alle vormen van massaspelen overheerst het spelplezier. Daarom zijn massaspelen waardevoller dan andere vormen van fysieke training, zoals bijvoorbeeld set-ups die zo vervelend zijn voor de gewone man.” Het uitvoeren van deze spelletjes was bovendien niet zo moeilijk want “De soldaten waren niet speciaal getraind, maar in de grote arena speelden zij hun spelperiodes met de soepelheid van een goedgeorganiseerde gymnasiumklas.”
6.5 Algemeen sportief niveau
Onderstaande tabel vergeleek de prestaties van de atleten aanwezig op de Intergeallieerde Spelen met de tijden en afstanden die op de officiële Olympische Spelen in Stockholm en Antwerpen behaald werden.
Discipline |
Stockholm 1912 |
Intergeallieerde Spelen 1919 |
Antwerpen 1920 |
Atletiek (100m) |
10”8 |
10”8 |
10”8 |
Atletiek (200m) |
21”7 |
21”6 |
22” |
Atletiek (400m) |
48”2 |
50” |
49”6 |
Atletiek (800m) |
1’51”9 |
1’55”4 |
1’53”4 |
Atletiek (1500m) |
3’56”8 |
4’5”6 |
4’01”8 |
Atletiek (110m horden) |
15”1 |
15”2 |
14”8 |
Atletiek (hoogspringen) |
1m93 |
1m864 |
1m935 |
Atletiek (verspringen) |
7m60 |
7m557 |
7m15 |
Atletiek (hink-stapspringen) |
14m76 |
14m081 |
14m505 |
Atletiek (polsstokspringen) |
3m95 |
3m675 |
3m80 |
Atletiek (speerwerpen) |
60m64 |
55m816 |
65m78 |
Atletiek (discuswerpen) |
54m21 |
40m883 |
44m685 |
Atletiek (kogelstoten) |
15m34 |
13m776 |
14m81 |
Atletiek (4 x 400m) |
3’28”8 |
3’28’8 |
3’22”2 |
Zwemmen (100m vrije slag) |
1’03”4 |
1’04”6 |
1’00”4 |
Zwemmen (100m rugslag) |
1’21”2 |
1’31”4 |
1’15”2 |
Zwemmen (200m schoolslag) |
3’08” |
3’24”4 |
3’04”4 |
Zwemmen (400m vrije slag) |
5’24’4 |
5’40”4 |
5’26”8 |
Zwemmen (1500m vrije slag) |
22 |
24’22”4 |
22’23” |
Tabel 3: Vergelijking van de sportieve prestaties tussen de Intergeallieerde Spelen en de Olympische Spelen van Stockholm 1912 en Antwerpen 1920.[111]
In het algemeen lag het niveau van de prestaties een stuk lager op de Intergeallieerde Spelen dan op de Olympische Spelen. Er werd slechts één wereldrecord gevestigd in Parijs: De Amerikaanse estafetteploeg verscherpte het vorige record op de 4 x 200 meter van 1 minuut 33 seconden 2 honderdsten naar 1 minuut 30 seconden 8 honderdsten.[112] Deze afstand staat niet in bovenstaande tabel vermeld omdat deze niet Olympisch was.
Op twee nummers (200m en het verspringen) werd beter gescoord dan in 1912 of in 1920, één nummer eindigde ex aequo (100m). Niet toevallig werden de 100 en de 200 meter gewonnen door luitenant Charles Paddock die later goud en zilver zou winnen in Antwerpen en in zijn hele carrière 49 wereldrecords zou breken.
7 De maatschappelijke weerklank
7.1 Het publiek
Het publiek zakte talrijk af naar het Pershing stadion. Meer dan vijfhonderdduizend toeschouwers woonden de Spelen bij. Negentigduizend mensen daagden op op de openingsdag en dertigduizend woonden de slotceremonie bij.[113] Generaal Pershing deelde de uitnodigingen voor de internationale gasten, die op de eretribune mochten plaatsnemen, uit. Aandachtige toeschouwers zijn geweest onder andere, Maarschalk Foch, de bevelhebber van de geallieerde troepen in de Eerste Wereldoorlog, Maarschalk Pétain, de bevelhebber van de Franse troepen, de Franse president Poincaré, de Franse minister Georges Leygues.[114] Enkel de Amerikaanse president Wilson en de Franse oorlogsminister Clemenceau, van wie beiden gehoopt werd dat ze zouden komen, ontbraken.[115]
De minder groten der aarde konden uitnodigingskaarten aanvragen bij de Belgische afvaardiging onder leiding van Luitenant-Kolonel A.E.M. Martin en Majoor Daufresne de la Chevalerie, bij Franse sportclubs met zetel te Parijs en aan de uitdelingsloketten van Parijse hotels. Soldaten mochten zonder pardon binnen: “Militairen van allen rang, in uniform, zullen zonder uitnodigingskaart tot de wedstrijd toegang hebben”.[116]
7.2 De houding van Pierre de Coubertin
De Coubertin keurde de organisatie van de Intergeallieerde Spelen duidelijk af omdat hij er een bedreiging voor de status van het IOC in zag. Zijn angst was dat de YMCA, die een wereldwijde en machtige organisatie was, munt zou kunnen slaan uit de onzekere en kwetsbare positie waarin het IOC zich kort na de oorlog bevond.
Coubertin beschuldigde de YMCA in een brief aan Elwood Brown ervan het woord ‘Olympisch’ te misbruiken en zich op te stellen als rivaal van het IOC. Het antwoord van Brown stelde de voorzitter gerust. “This meeting is not a rival of the Olympic Games in any sense, - has not been suggested or thought of as a substitute for them. […]May I draw your attention to the fact that the games are mentioned in General Pershinges letter as an ‘Inter-Allied Athletich Meeting’ and have officialy been named ‘Inter-Allied Games’.”[117]
Toch zou het nog lang duren eer de Coubertin een standpunt ten opzichte van de Intergeallieerde Spelen zou innemen. In zijn ‘Mémoirs Olympiques’ geschreven in 1931, schatte hij voor de eerste keer de waarde van de Intergeallieerde Spelen in. De Coubertin vond de Intergeallieerde Spelen zeer nuttig in het kader van “het gebrek aan training en het brutale verlies van zovele atleten tijdens de oorlog”.[118] Een ander pluspunt was de gezonde en aangename ontspanning voor de militairen die toch nog niet meteen konden gedemobiliseerd worden. In elk geval toonden de Intergeallieerde Spelen aan dat “de waarde van de spierkracht en enthousiame voor sport niet in verval waren.”[119]
7.3 De weerklank in de pers
7.3.1 De inspanningen van de YMCA
De Amerikanen wilden dat de hele wereld op de hoogte zou zijn van de Intergeallieerde Spelen. Daarom werd een ‘Publicity Department’ opgericht dat een indrukwekkende mediacentrum uitbouwde. Reeds een week voor de openingsceremonie kregen kranten en magazines uit de deelnemende landen uitgebreide informatie over het verloop van de Spelen, het stadion, de atleten, enz. Het zenuwcentrum van de verslaggeving was een persgebouw waar alle uitslagen meteen na de wedstrijd naartoe werden gestuurd. Van daaruit werd het nieuws in de wereld verspreid. Persbureaus zoals Havas, Reuters, Associated Press, United Press en The International News Service stonden in directe verbinding met Parijs.[120] In de stad stonden 41 informatiestalletjes waar de Parijzenaar inlichtingen kon krijgen over het programma en de accommodatie of waar men tickets en postkaarten kon kopen.
Het perscentrum verzorgde artikels in zowel het Engels als het Frans voor de Parijse kranten. Continentale dagbladen, waaronder Franse, Belgische, Italiaanse, Portugese, Tsjecho-Slowaakse, Joegoslavische, Roemeense en Griekse konden op dezelfde ondersteuning rekenen. Ook Engelstalige kranten in Australië, Nieuw-Zeeland, Canada, de Britse eilanden en de Amerikaanse pers kregen artikels toegestuurd. De journalisten ter plaatse kregen alle mogelijke faciliteiten aangeboden om zelf de Spelen te verslaan[121].
Het officieel rapport van de Intergeallieerde Spelen liet uitschijnen dat de verslaggeving van de Spelen uitgebreid was. De opstellers gaven zelf een klein statistiekje mee: Ze onderzochten het aantal items en het aantal woorden dat de drie Engelstalige kranten die in Parijs te vinden waren in de week van 15 juni tot 21 juni aan de Intergeallieerde Spelen besteedden (dus voor de openingsceremonie op 22 juni). De New York Herald schreef 19115 woorden, verdeeld over 31 items, De Chicago Tribune 26780 woorden verdeeld over 90 items en de London Daily Mail 10890 woorden verdeeld over 63 items. Het rapport liet verder uitschijnen dat de interesse in andere landen even groot was. “Kranten, in het Frans geschreven, kregen een zelfde service aangeboden. Franse artikels werden dagelijks door Parijse journalisten geschreven en werden overvloedig weergegeven in de sportkaternen van Franse en Belgische kranten.”[122]
7.3.2 De Belgische pers
Onderzoek naar de berichtgeving in Belgische kranten leerde ons dat het rapport eens te meer gekleurd was. We namen zes Belgische kranten: Vooruit, Le Peuple, Het Laatste Nieuws,, La Libre Belgique, Le Soir, De Schelde en Sportwereld onder de loep. Geen van deze kranten deed uitgebreid verslag over de Intergeallieerde Spelen, laat staan dat zij een reporter ter plaatse stuurden. Het was dan ook moeilijk om de houding van de afzonderlijke krant ten opzichte van het evenement te achterhalen. Altijd werd melding gemaakt dat deze spelen binnenkort een aanvang zouden nemen, maar naarmate het tornooi vorderde nam de frequentie en de omvang van de berichtgeving af.
Opvallend was dat de kranten vaak letterlijk hetzelfde schreven. Dit bevestigt de stelling dat het perscentrum in Parijs inderdaad de artikels verzorgde, deze verspreidde en dat deze door Belgische kranten overgenomen werden. Zo vonden we een artikel uit Le Peuple woordelijk terug in Le Soir[123], in verkorte versie in La Libre Belgique[124] en in vertaling in Het Laatste Nieuws[125].
7.3.2.1 Vooruit
Vooruit beperkte zich net zoals La Libre Belgique en Le Soir voornamelijk tot het geven van technische resultaten. Geen van deze drie kranten maakte voor- of nabeschouwingen. De uitzondering die deze regel bevestigde stond in Vooruit. Zo lazen we over de voetbalmatch van de Belgen tegen de Tsjecho-Slowaken.: “De lottrekking had van den eersten dag de twee sterkste ploegen, die beiden aanspraak konden maken op de eindoverwinning, tegen elkander opgesteld.” In Rome had de Belgische militaire ploeg nog gewonnen “van Victoria uit Praag, maar nu hadden zij te kampen tegen de ploeg van de Slavie”[126] Dat de reporter niet overdreef bleek uit de eindwinst die de Tsjecho-Slowaken haalden en de twee makkelijke overwinningen van de Belgische ploeg tegen de Canadezen en de Amerikanen. Andere berichtgeving stond er in Vooruit niet te lezen.
7.3.2.2 Le Peuple
Le Peuple wijdde slechts één artikel aan de Intergeallieerde Spelen: een vooruitblik op wat komen zou[127]. Nochtans werd er in hetzelfde artikel gezegd dat “[Les résultats] seront publiés, en temps opportun, par la presse.” Echter, eens het tornooi begonnen was, stopte de berichtgeving.
7.3.2.3 Het Laatste Nieuws
In kwaliteit moest La Libre Belgique, die het meeste artikels aan de Intergeallieerde Spelen besteedde, haar meerdere erkennen in Het Laatste Nieuws en Sportwereld. In de aanloop naar de Intergeallieerde Spelen schreef Het Laatste Nieuws enkele artikels waarin atleten opgeroepen werden om aan de selectiewedstrijden deel te nemen of gaf het informatie over de selecties van de andere landen. Het liet zich hierbij neerbuigend uit over de Belgische sportleiders “door welker schuld verscheidene onzer eerste krachten niet kunnen meedoen, daar de verplaatsingskosten te weinig bedragen”[128]. Eens de Spelen begonnen waren, startte de krant met het geven van commentaar bij de resultaten, maar na enkele dagen beperkte men zich tot het publiceren van de technische resultaten. Op de tweede dag werd bijvoorbeeld nog indirect gesneerd naar de organisatie. In de voetbalwedstrijd tussen de Amerikanen en de Canadezen floot de Amerikaansche scheidsrechter maar liefst vier penalty’s voor Amerika. Het Laatste Nieuws besloot dat “Kanada onverdiend verloor want het elftal speelde beter dan het Amerikaansche.”[129]
7.3.2.4 La Libre Belgique
La Libre Belqique besteedde in kwantiteit de meeste aandacht aan de Intergeallieerde Spelen. Dertien artikels werden teruggevonden. Twaalf ervan gaven de resultaten weer. Het dertiende artikel betrof het artikel dat vooruitblikte op de Intergeallieerde Spelen en wellicht door het perscentrum van de YMCA in Parijs opgesteld was.
7.3.2.5 Le Soir
In Le Soir werd heel onregelmatig over de Intergeallieerde Spelen bericht. Slecht driemaal werden de wedstrijduitslagen meegedeeld, van de eerste, de vierde en de zesde dag. Naast het inleidend artikel van het YMCA-perscentrum, vonden we ook een uitslag van de schiftingswedstrijden en een artikeltje waarin werd medegedeeld dat de Amerikanen het stadion aan de Franse overheid zouden schenken.
7.3.2.6 De Schelde
Hoewel er globaal niet veel sportnieuws in De Schelde werd opgenomen, vonden we toch vrij frequent berichtgeving over de Intergeallieerde Spelen. De krant schreef niet anders dan de andere kranten over de gebeurtenissen in Parijs. Na een korte inleiding over het weer, de toeschouwersaantallen, of een opmerkelijke prestatie werd al na enkele lijntjes overgegaan tot het geven van de uitslagen.
7.3.2.7 Sportwereld
Sportwereld besteedde de meest diepgaande aandacht aan het evenement. Toch kreeg ook hier de Intergeallieerde Olympiade slechts een klein aandeel in de berichtgeving. Elke dag slorpte de Ronde van Frankrijk de meeste aandacht op. Op twee artikels en het onvermijdelijke voetbaltornooi na kregen de lezers van Sportwereld enkel de uitslagen van wat zich in Parijs afspeelde, vaak in een klein hoekje van de krant. Sportwereld gaf verder een voor- en een nabeschouwing op de Intergeallieerde Spelen. In de voorbeschouwing[130] sprak de krant vol lof over de generositeit van de Yankees. “Alvorens ons te verlaten willen de Amerikanen ons het puik hunner athleten eens aan het werk laten zien en meer nog, zij willen dat de Europeesche sportjeugd en vooral de Fransche, iets blijvends hebben, daarom hebben zij op de gedachte van hun oppergeneraal Pershing, een model stadium ingericht, dat zij gedurende de feestelijkheden aan Frankrijk gaan ten geschenke geven.” Ook over de de sterkte van de Amerikaanse ploeg was men ten zeerste te spreken. “De Amerikanen verwaarlozen niets, enkele kampioenen, welke nog in hun vaderland waren, hebben den Oceaan overgestoken, alleenlijk om aan de prijskampen deel te nemen.” In één adem werd ondertussen kritiek geleverd op het Belgische sportbeleid. “In alle sport’s zullen er kampstrijden zijn en alle verbondene landen hebben de meeste zorg besteed om hunne beste hunne meest bekwame vertegenwoordigers aan te duiden. […]En nu wat heeft men bij ons gedaan, ten eerste om de vertegenwoordigers aan te duiden; ten tweede om hun tot dien reuzenkamp voor te bereiden, niets of bijna niets.” Verder verweet hij de Belgische vertegenwoordigers dat zij geen sporten aan het programma proberen toe te voegen waar Belgen goed in zijn. “Spijtig dat men geen velokoers vraagt” poneerde de journalist. Landen hadden immers het recht om sporttaken aan het programma toe te voegen indien zij uitdagers voor deze wedstrijden vonden. De journalist analyseerde voorts de kansen van de Belgen op de militaire Olympiade. Achteraf zou blijken dat hij de kansen van de Belgen niet zo goed had ingeschat. Misschien had dit te maken met de onbekendheid van het evenement en de jarenlange relatieve windstilte in internationaal competitieverband.
Na de Spelen werd er ook teruggeblikt op de Intergeallieerde Olympiade. Opnieuw bleek dat het respect voor de Amerikanen groot was. De onbekende journalist die de nabeschouwing[131] schreef, had duidelijk de Parijse kranten en de officiële rapporten van het perscentrum van de Intergeallieerde Spelen naast elkaar gelegd. In het artikel werd verwezen naar de kritiek in de Franse dagbladen over de bouw van het stadion, de organisatie van de wedstrijden en de vermeende bevoordeling van de Amerikaanse atleten. Sportwereld vond het gezeur over het stadion flauwekul: “[…]ik vind dat voor het prachtig geschenk dat zij komen te ontvangen en vooral inziende in welke voorwaarden en op welken tijd het werd gebouwd, zij wel wat vriendelijker zouden mogen zijn en hun leelijken zwarten bril tehuis laten.” De kritiek op het stadion werd verklaard vanuit Franse gevoelens van “Jaloerschheid en spijt te moeten zien dat vreemdelingen hun zoo een les komen geven.” Men besloot door te poneren dat de Fransen zich beter dankbaar zouden tonen jegens de Amerikanen en proberen deze gebeurtenissen bij de overheid te exploiteren om ook iets te bekomen voor de sport. Wat de bevoordeling van de Amerikaanse atleten betreft, was de auteur eveneens duidelijk: “die [bevooroordeling]heeft natuurlijk maar in hunnen geest bestaan en daardoor trachten zij ons te doen gelooven dat hunnen athleten en die van het vaste land in het algemeen niet op hunne waarde zijn geklopt geworden.” De auteur besloot met een oude Vlaamse spreuk: “Ondankbaarheid is des werelds loon.”
7.4 Navolging
Doordat de YMCA en het IOC hun krachten gingen bundelen, bleef deze Intergeallieerde Olympiade een eenmalige gebeurtenis, tot de Tweede Wereldoorlog uitbrak. In 1947 werd, in Berlijn, de tweede Intergeallieerde Olympiade georganiseerd. De initiatiefnemer was niet langer de YMCA. Dit keer werd het evenement georganiseerd door de ‘the Allied Forces Sports Council’, opgericht in mei 1946 door kolonel Debrus en majoor Mollet. Het niveau en de uitstraling van de tweede Intergeallieerde Spelen was beduidend lager dan tijdens de eerste editie. Er stonden enkel atletiekwedstrijden op het programma en de sportieve prestaties waren ondergeschikt aan de behoefte van de soldaten om elkaar te ontmoeten.’ Door politieke strubbelingen stierf ‘the Allied Forces Sports Council een vroege dood in 1947. Zij was wel de voorloper van een organisatie die nu nog bestaat: de Conseil International du Sport Militaire (CISM) waarvan kolonel Debrus en majoor Mollet opnieuw tot de oprichters behoorden.[132]
Hoofdstuk 2: De Arbeidersolympiades (1925-1937)
In dit hoofdstuk werd een tweede categorie alternatieve Olympiades onder de loep genomen. Deze olympiades, georganiseerd door de arbeiderssportinternationale, vormden de belangrijkste tegenbeweging tegen de heersende sportopvatting in het interbellum. In 1925 werd te Frankfurt de eerste Arbeidersolympiade georganiseerd. De tweede ging in 1931 door in Wenen en in 1937 ten slotte ging de laatste door in Antwerpen. We kozen er de eerste editie (Frankfurt 1925) uit om intensief te bespreken. Daarnaast behandelden we kort de andere twee Arbeidersolympiades net zoals enkele kleinere sportmanifestaties, georganiseerd door de sociaal-democratische arbeiderssportbeweging. Ook gingen we kort in op de Spartakiade van Moskou 1928 die georganiseerd werd door de communistische arbeiderssportbond. Maar vooraleer dat te doen, bespraken we eerst de bewogen geschiedenis van de sociaal-democratische en communistische arbeiderssportbonden
1 De Arbeiderssport
1.1 Inleiding
Het ontstaan van de arbeiderssportorganisaties moest in de context van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen rond de eeuwwisseling worden gezien. Die periode werd gekenmerkt door de sociale revolutie en de tweedeling in de arbeidersbeweging, met aan de ene zijde de revolutionaire communistische beweging en aan de andere zijde de reformistische sociaal-democratische beweging. De scheiding te linkerzijde zou op sportief gebied uitmonden in een socialistische en een communistische arbeiderssportinternationale (respectievelijk LSI (later SASI)[133] en RSI[134] geheten).
Arbeiders kregen vooral in Europa steeds meer vrije tijd en ontspanningsmogelijkheden. De arbeiderssportorganisaties speelden op deze trend in en streefden er door zelf sport te organiseren. Zo werden de arbeiders geïsoleerd van burgerlijke invloeden. Daarnaast moest sport dienen als instrument om hen voor te bereiden op de revolutie[135]. Een ander belangrijk programmapunt was dat arbeiders gelijke kansen moesten krijgen om aan sport te doen. De arbeiderssportorganisaties presenteerden zich als een humanistisch alternatief voor de excessen van de burgerlijke sportcompetities. Niet enkel het doorbreken van sociale klassen was belangrijk, maar ook het doorgeven van nieuwe, socialistische waarden.[136]
De eerste arbeiderssportorganisaties werden op het eind van de 19e eeuw in Centraal-Europa opgericht als reactie op het toenemende conservatisme van de traditionele turnverenigingen[137]. Rond 1900 bestonden er arbeiderssportorganisaties in Duitsland, Zwitserland en in de buurt van Tsjechië, een regio die toen deel uitmaakte van het Oostenrijks-Hongaarse rijk. Kort daarna werden gelijkaardige verenigingen opgericht in België, Frankrijk en Engeland.[138]
1.2 De geschiedenis van de arbeiderssport
1.2.1 De arbeiderssportbeweging in België
1.2.1.1 De eerste stappen voor de Eerste Wereldoorlog
De eerste arbeiderssportclubs in België werden op het einde van de negentiende eeuw opgericht. ‘Vooruit’ was de eerste in Gent in 1886. Korte tijd later volgden De Socialistische Turnclub in Antwerpen (1888), La Plébéienne in Brussel (1888), Les enfants du Peuple in Luik (1889) en De Proletaar in Leuven (1889).[139] Er werden niet enkel socialistische gymnastiekverenigingen opgericht rond die tijd. Ook harmonieën, koren, toneelkringen of jeugdgroepen ontstonden onder socialistische, katholieke of liberale vlag. Katholieken en socialisten leefden op voet van oorlog en streden erom om het meeste turngroepen op te richten.
Op 29 oktober 1893 kwamen vertegenwoordigers uit verschillende turnkringen samen in Brussel om een nationale arbeiderssportbond te stichten met hoofdzetel in Verviers. Vanaf 1896 werden jaarlijks nationale turnfeesten georganiseerd. Op 2 december 1904 werd de Socialistische Turnbond gesticht (STB), een nationaal overkoepelende socialistische turnbond die turners uit Luik, Henegouwen en Vlaanderen groepeerde. Stichters van de STB waren onder andere Gaston Bridoux en Jules Devlieger.[140] In de periode voor de Eerste Wereldoorlog was turnen de enige beoefende sport in België. Elk jaar organiseerde de STB bondsfeesten en congressen waar gediscussieerd werd over de ideologische achtergrond van de arbeiderssport.
1.2.1.2 Na de Eerste Wereldoorlog
Tijdens Wereldoorlog I stokte de evolutie van de STB. Het aantal leden was kort na de Eerste Wereldoorlog teruggevallen tot een goede duizend.[141] Overkoepelende activiteiten door de STB vielen, door een gebrek aan mobiliteit, waarschijnlijk stil. De uitbouw van het socialistische sportleven stagneerde, maar verdween niet tijdens de oorlog. In Gent bijvoorbeeld werden nog regelmatig volksfeesten georganiseerd. Ook in andere regio’s bleven de arbeidersturners actief. Pas op het einde van de oorlog, toen de deportaties door de Duitsers opgevoerd werden, werd het voor vele kringen bijna onmogelijk om activiteiten te blijven organiseren.[142]
Op 26 januari 1919 werd beslist om een sportbond op te richten die niet enkel tot het turnen beperkt zou blijven: de Nationale Socialistische Federatie voor Lichamelijke en Zedelijke Opvoeding. In 1926 zou deze samen met de Nationale Federatie voor Socialistische Jonge Wachten, ondergebracht worden in de Centrale Jeugdraad.[143] Deze organen vielen onder de bescherming van de BWP waardoor deze partij haar gezag en autoriteit over de arbeiderssportbewegingen kon behouden.
Nog waren de hervormingen in de organisatie van de socialistische sport niet voorbij. Eerst veranderde in 1927 de naam van de Nationale Federatie voor Lichamelijke en Zedelijke opvoeding in Arbeiders Turn en Sport Centrale (ATSC). Gaston Bridoux, Jean Nobels en Jules Devlieger waren respectievelijk voorzitter, secretaris en technisch directeur van de ATSC. In 1931 was de ATSC onderverdeeld in verschillende federaties van turnen, voetbal, zwemmen, lichte atletiek, kaatsbal, basketbal, zware atletiek, handbal en tennis.[144] Opvallend in deze reeks was dat er nog geen aparte verbond voor het wielrennen bestond, hoewel deze populaire sport de enige was waarvan naast de turnsport ook een socialistische afdeling bestond in de negentiende eeuw. Sinds 1893 bestonden te Antwerpen, Brussel en Leuven linkse wielerverenigingen. Pas in 1934 zou een nationale wielerfederatie worden opgericht.[145]
Het ledenaantal van de arbeiderssportbond kende in het interbellum hoogtes en laagtes. Kort na de Eerste Wereldoorlog was hun aantal sterk teruggevallen, maar in 1921 was hun aantal al weer aangegroeid tot zesduizend. Het volgende jaar schoot het ledenaantal de hoogte in tot vijftienduizend aangesloten atleten, om in 1925 opnieuw rond de tienduizend te stagneren. Vanaf dan ging het gestaag de hoogte in tot in 1937 opnieuw het peil van het begin van de jaren 1920 bereikt werd. In tabel 4 werd deze ontwikkeling nog eens op een rijtje gezet.
|
Aantal leden |
1914 |
2940 |
1919 |
1090 |
1921 |
6000 |
1922 |
15000 |
1924 |
15173 |
1925 |
10655 |
1927 |
10315 |
1931 |
12909 |
1937 |
15092 |
Tabel 4: evolutie van het aantal leden van de Belgische Arbeiderssportbond gedurende het interbellum.[146]
1.2.2 De internationale arbeiderssportbeweging
Veel belangrijker dan de nationale ontwikkelingen in de arbeiderssport was de internationale impact van linkse sport. De Belgen zouden, ondanks hun relatief kleine aantal aangesloten leden een belangrijke rol spelen in het ontstaan en de uitbouw van de arbeiderspportinternationale.
1.2.2.1 De evolutie voor Wereldoorlog I
In de geest van het ware socialisme werd een arbeiderssportinternationale opgericht. Het initiatief kwam vanuit Belgische hoek. Gaston Bridoux belegde tussen 10 en 12 mei 1913 een eerste internationale vergadering in Gent, waar vertegenwoordigers uit Duitsland, Engeland, België, Frankrijk en Oostenrijk bij aanwezig waren. Spanje en Denemarken wilden of konden niet komen, net zoals Nederland, Zwitserland en Italië.[147] Er werd gediscussieerd over de vorm die linkse lichaamsontwikkeling zou moeten aannemen. Sport of turnen, men raakte er niet uit. Wel werd beslist om een Socialistische Internationale voor Fysieke opvoeding op te richten. Haar zetel zou te Brussel staan en Gaston Bridoux zou samen met de Fransman Charles Saint-Venant het voorzitterschap op zich nemen. Duitsland, de grootste linkse nationale sportfederatie wilde zich omwille van binnenlandse problemen vooralsnog niet aansluiten.[148]
Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verhinderde enerzijds de verdere ontwikkeling van het internationaal bureau voor de arbeiderssport, maar anderzijds was de ondergang van autoritaire regimes in Oostenrijk-Hongarije en Rusland een zegen voor de ontwikkeling van de arbeiderssport. De Bolsjevistische revolutie in Rusland had echter ook een schaduwzijde: Zij veroorzaakte de tweespalt in de arbeidersbeweging en a fortiori in de arbeiderssport- internationale.
1.2.2.2 De eerste stappen na de oorlog
1.2.2.2.1 De oprichting van de Luzerner Sport Internationale (LSI)
Na de oorlog werd onder impuls van de Belgische arbeiderssportbeweging, in de persoon van Jules Devlieger en opnieuw Gaston Bridoux, een nieuwe internationale opgericht. In Luzern, waar op 13 en 14 september 1920 de beslissende vergadering plaatsvond, werd beslist dat de organisatie twee belangrijke kenmerken moest hebben.
Ten eerste drongen de Franse en de Belgische delegatie aan op een antimilitaristisch karakter. Duitsland, dat de grootste delegatie arbeiderssporters vertegenwoordigde en een sterke band met de militaristische turnbeweging van Jahn had, moest hier noodgedwongen mee instemmen. Bovendien werd ook tegen hun zin beslist dat de term ‘socialistisch’ niet in de officiële naam zou voorkomen. Omdat de Fransen vreesden dat een socialistisch etiket niet-socialisten zou afschrikken werd de associatie officieel ‘internationale vereniging voor sport en lichamelijke cultuur’ geheten. Meestal werd kortweg over de LSI gesproken (Luzerner Sport Internationale).
De doelstellingen waren de volgende: Er werd beoogd om de eenheid binnen de arbeiderssportbeweging, die door de oorlog was verbroken, te herstellen, om nationale arbeiderssportorganisaties op te richten en om sportmanifestaties te organiseren in een internationale sfeer.[149] Meteen kwam kritiek vanuit communistische hoek. De communisten maakten het verwijt dat de LSI zijn revolutionaire doelstellingen ondergeschikt maakte aan haar opzet van zelfbehoud. Hoewel deze stelling door de LSI verworpen werd, sloegen de communisten de bal niet geheel mis.
Algauw bleek dat de overlevingskansen van de LSI enkel in een socialistische staat, dus met burgerlijke staatssteun, konden gevrijwaard worden. Om het socialistische karakter toch te behouden, werd beslist dat een lid van een LSI-sportverening niet tegelijk lid kon zijn van een burgerlijke sportvereniging.
De Luzerner Sport International erkende het gevaar van de strijd tussen de communistische en de socialistische fractie. Daarom werd beslist om een strategie van partijpolitieke neutraliteit te voeren. Dit betekende dat men in alle politieke discussies binnen de linkerzijde, omtrent een reformistische dan wel een revolutionaire koers, neutraal zou blijven. Al gauw zou blijken dat de communistische fractie hier geen genoegen mee kon nemen.
1.2.2.2.2 De oprichting van de Red Sport Internationale (RSI)
Bij de oprichting van de LSI bestond er geen aparte communistische arbeiderssportbeweging. In Sovjet-Rusland stonden sportverenigingen in het teken van de opleiding van jongeren voor militaire dienst. Toen Rusland in 1920 gevraagd werd om aan te sluiten bij de LSI kon niet op die vraag worden ingegaan omdat er geen arbeiderssportbond was. Het sportsysteem werd immers gecontroleerd door het Rode Leger[150].
Rusland was niet geïnteresseerd, maar in West-Europa bestonden er wel communistische groeperingen met interesse in arbeiderssport. Duitse, Franse, Tsjecho-Slowaakse, Zweedse, Finse, Italiaanse en Hongaarse communistische verenigingen zouden zich op 22 juli 1921 in Moskou groeperen in de ‘Red Sport International’ (kortweg RSI), onder leiding van Nikolai Poidvoisky.[151] In tegenstelling tot de LSI ging het hier om kleine verenigingen, sommigen ageerden zelfs al binnen de LSI.
De doelstellingen van de RSI verschilden uiteraard van deze van de LSI. Het belangrijkste knelpunt was het al dan niet ten dienste stellen van arbeiderssportverenigingen voor het heil van de revolutie. De communisten zagen hier geen graten in. Ze gingen zelfs nog een stap verder in hun strijd. Zij keerden zich ook tegen ‘Mensjivistische’ LSI. Bijgevolg konden communistische sporters, in tegenstelling tot zij die aangesloten waren bij de LSI, niet neutraal blijven op politiek vlak.
Beide bonden voerden wel een gemeenschappelijke strijd tegen de burgerlijke sportorganisaties. Maar in tegenstelling tot het de LSI echter was de structurele uitbouw van het sportprogramma voor de RSI van ondergeschikt belang. Meer nadruk werd gelegd op de functie van een arbeiderssportbeweging als instrument voor de revolutie.
Hoewel de LSI bleef streven naar eenheid en samenwerking binnen de arbeiderssportbeweging, bleken de verschilpunten tussen de beide organisaties te groot. De houding van de RSI bleek zelfs vijandiger ten overstaan van de LSI dan ten opzichte van de burgerlijke sportverenigingen.
1.2.2.3 De jaren twintig: samenwerking of naijver?
Het geruzie binnen de linkse politieke zijde over de te volgen weg naar een nieuwe maatschappij vertaalde zich ook op sportief-organisatorisch vlak. De sociaal-democraten sloegen de reformistische weg in en bijgevolg zagen zij arbeiderssport niet als een reactionaire kracht. De arbeiderssportinternationale moest voor hen een stevige, onafhankelijke beweging zijn die werkte binnen een kapitalistische maatschappij. Voor de communisten was die onafhankelijkheid uitgesloten. Arbeiderssport moest ten dienste staan van de politieke doelstellingen, van de proletarische revolutie. Hoewel in de jaren twintig initiatieven tot samenwerking over en weer werden genomen, zou zou de politieke kloof tussen de beide bewegingen toch te groot blijken.
Op het tweede congres van LSI op 26 en 27 juli 1922 in Leipzig[152] bleek algauw de dubbelzinnige houding van de uitgenodigde de RSI-delegatie. De LSI drong, onder impuls van de Fransen, op dit congres aan op eenheid. Hoewel geen enkele van de aanwezige RSI-delegatieleden zich hiertegen verzette, bleek in de praktijk dat de RSI er een andere agenda op na hield. Hun eigenlijke doel was misschien wel eenheid, maar dan wel een eenheid waarbinnen de RSI de eerste viool speelde.
De communisten probeerden op twee manieren de macht binnen de arbeiderssportbeweging over te nemen. Ten eerste door nationale arbeiderssportorganisaties te overtuigen om onder RSI-vlag te opereren. Op sportevenementen door de LSI georganiseerd, werd overigens niet nagelaten om propaganda tegen de sociaal-democratische weg van de LSI te voeren.[153] Nog steeds vormde de rol van arbeiderssport op weg naar de revolutie het grote discussiepunt. Zowel in Tsjecho-Slowakije als in Frankrijk slaagde de RSI gedeeltelijk in zijn opzet. De RSI-groeperingen scheurden zich van hun nationale (LSI-)arbeidersbeweging af.
Een tweede methode was het blijvend aandringen om als RSI aanwezig te zijn bij door de LSI georganiseerde sportmanifestaties. Naar aanleiding van de eerste arbeidersolympiade die in 1925 in Frankfurt zou georganiseerd worden, werd hier stevig over gediscussieerd. In september 1924 werd in Wenen beslist dat de RSI niet uitgenodigd zou worden. De deur werd evenwel op een kiertje gelaten. Individuele communistische atleten en communistische atleten die lid waren van de LSI konden zich wel inschrijven.[154] Het doorslaggevend argument voor de weigering van RSI was de pertinente weigering van de RSI om zich te verenigen met de LSI. De RSI reageerde furieus. Het zond een onuitgenodigde delegatie naar Frankfurt, officieel om te praten over eenheid. De bedoelingen van de RSI waren echter niet zo zuiver op de graat. Hun roep om eenheid was gebaseerd op de verwachting, dat eens de communisten tot de LSI-activiteiten zouden worden toegelaten, zij de LSI ook zouden kunnen radicaliseren. Daaruit voortvloeiend zou afgestapt kunnen worden van de onafhankelijke koers van de socialistische arbeiderssportinternationale en zou deze ingezet kunnen worden als instrument om de idealen van de revolutie te verwezenlijken.[155]
Toch bleef op instigatie van de LSI verdere samenwerking gezocht worden. Het was duidelijk dat deelname van de RSI aan de Frankfurt-olympiade nefast zou geweest zijn voor de verdere ontwikkeling van de socialistische arbeidersbeweging. Daarom werd gezocht naar andere vormen van samenwerking. Zo werden sportieve ontmoetingen georganiseerd tussen sportverenigingen van zowel socialistische als communistische signatuur. En dit zowel op lokaal als op internationaal niveau. De LSI zag deze vorm van samenwerking als een test voor een mogelijk gesprek over eenheid tussen de beide organisaties. Daarover zou beslist worden op het congres van Helsinki in augustus 1927. De RSI faalde. Het bleef politieke aanvallen uitvoeren op de sociaal-democraten. Bovendien namen de Sovjets, die automatisch deel uitmaakten van de RSI, hun eigen sportieve doctrine niet al te nauw. Zo bekampten zij naast LSI-tegenstanders ook burgerlijke sportclubs in Turkije, Frankrijk en Engeland.[156]
Op het congres van Helsinki werd logischerwijs besloten om van verdere stappen tot het komen van een eenheid af te zien. Bovendien was deelname aan de spartakiade van Moskou die het volgende jaar zou doorgaan en waarop de LSI-verenigingen waren uitgenodigd, nu helemaal uit den boze. Dit betekende meteen een (voorlopig) einde aan de relaties tussen de RSI en de LSI. De beslissing van de RSI op hun congres in augustus 1928 (tegelijkertijd met de Spartakiade) om de LSI van zijn leiderschap met betrekking tot de arbeiderssport te ‘onttronen’ bevestigde de onderkoelde relaties.[157]
1.2.2.4 Overgangsperiode en bloeiperiode: Van het congres van Helsinki (augustus 1927) tot de machtsovername van Hitler
Eigenlijk was de intentie tot samenwerking aan geen van beide zijde helemaal oprecht. De LSI wilde wel, maar dan enkel op haar eigen voorwaarden, wat inhield dat de RSI in de LSI zou opgaan. De LSI zag zichzelf als de vaandeldrager van een nieuwe cultuur, gebaseerd op broederlijkheid en internationale solidariteit. Dit stond haaks op de politieke doelstellingen van de communistische beweging. Binnen de LSI bestond de vrees dan ook dat bij een hereniging van de krachten, de arbeidersinternationale de nieuwe idealen overboord zou gooien en zou verworden tot een politieke actiegroep.
RSI maakte er op zijn beurt geen geheim van dat hun enige doel bij een samenwerking was om arbeiderssport in te zetten als een politiek actiemiddel. Op zich niet vreemd aangezien de RSI ontstaan was uit onvrede met zowel de burgerlijke sportclubs als de ‘mensjevistische’ LSI-clubs. Het was daarom ondenkbaar dat RSI zich zou laten opslorpen door een organisatie die revolutionaire actie weigerde en zichzelf als een onafhankelijke cultuurbeweging zag.
De antagonismen tussen de beide organisaties waren zo groot dat tussen 1928 en 1934 de beide organisaties hun eigen koers vaarden. Van eenheid was geen sprake meer, LSI (wiens naam op de conferentie van Helsinki in augustus 1927 was veranderd in de SASI, Socialistische Arbeiders Sport Internationale) bleef veruit de grootste organisatie en behield ook het leiderschap. De koele relaties waren er de oorzaak van dat de RSI-atleten opnieuw niet uitgenodigd waren op de Tweede Arbeidersolympiade in Wenen.
De SASI kend op dat ogenblik haar hoogtepunt. Het aantal leden en de aangesloten federaties was nooit groter. In 1931 telde men bijna twee miljoen leden. Duitsland was veruit de grootste federatie met meer dan een miljoen leden. Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije volgden met een paar honderdduizend leden. België zat in de middenmoot wat het aantal leden betreft.[158] Op het congres van Helsinki werd de structuur van de SASI aangepast aan de grootte van de landelijke federaties. De Belgen zouden niet langer de voortrekkers van de arbeiderssportinternationale zijn. Deze eer kwam nu te beurt aan de Duitser Cornelius Gellert en de Oostenrijker Julius Deutsch als voorzitters en de Tsjech Rudolf Silaba als algemeen secretaris. Gaston Bridoux kreeg het erevoorzitterschap. Jules Devlieger werd aangesteld tot ondersecretaris en verantwoordelijke voor de Romaanse landen.[159]
De machtsgreep van Hitler in Duitsland zou de situatie veranderen. Nadat Hitler de Duitse sociaal-democratische arbeiderssportbeweging, die de kern vormde van de SASI, had verboden en de SASI minder sterk begon te staan werden opnieuw gesprekken tussen de beide linkse sportorganisaties aangegaan.
1.2.2.5 De periode van het verenigd front
Hitlers fascistisch gedachtegoed vormde een bedreiging voor de Sovjets. Samenwerking tussen communisten en sociaal-democraten werd opeens noodzakelijk. Dit vertaalde zich op het niveau van de internationale arbeiderssportbeweging. Hoewel geen van beide organisaties kon of wilde overgaan tot een samensmelting, werd toch een consensus bereikt op een aantal punten. De Olympische Spelen van Berlijn 1936 werden geboycot en de RSI kreeg de toestemming om deel te nemen aan de uiteindelijk afgelaste ‘tegenolympiade’ in Barcelona en aan de derde door de SASI ingerichte arbeidersolympiade die in 1937 in Antwerpen plaatsvond.
Toch bleef er onenigheid tussen de sociaal-democratische en de communistische arbeiderssportbeweging. Het belangrijkste meningsverschil ging over het al dan niet in competitie treden met burgerlijke atleten. Terwijl de SASI sterk gekant bleef tegen dergelijke “verbroedering met de vijand”, spoorde de RSI aan tot sportieve contacten met “alle organisaties die zich verweerden tegen het fascistische gevaar”[160]. Doordat de arbeiderssport op dat ogenblik in Rusland een hoog niveau haalde en daar ook de officiële sport was, was deze houding niet vreemd.
Overigens moet worden opgemerkt dat in 1938 de RSI-afdeling van Tsjecho-Slowakije, de laatste buiten de USSR, werd opgedoekt. Aangenomen werd dat de communistische sportinternationale zichzelf op hetzelfde moment ontbonden heeft.[161] Na de oorlog stond de Sovjet-Unie geïsoleerd. Spartakiades werden wel nog georganiseerd, maar haar impact was kleiner dan voorheen.
1.2.2.6 De Tweede Wereldoorlog en zijn nadelige gevolgen voor de arbeiderssportbewegingen
De Tweede Wereldoorlog zou nefaste gevolgen hebben voor de arbeiderssport. Zo moest de Vierde Arbeidersolympiade die in 1943 in Helsinki zou doorgaan, geannuleerd worden omwille van de oorlogsomstandigheden.
Na de oorlog slaagde de arbeiderssport er niet in om een even betekenisvolle rol te spelen als voorheen. Robert F. Wheeler zag hiervoor verschillende oorzaken.[162]
Ten eerste was er het politieke klimaat. Er was altijd al een relatie geweest tussen het succes van de arbeiderssportbewegingen en het politieke klimaat. Zo kende de Franse arbeiderssportbond zijn grootste succes ten tijde van de volksfrontregering. Na de Tweede Wereldoorlog brachten de Koude Oorlogsomstandigheden de gematigd linkse bewegingen in diskrediet. Deze waren genoodzaakt om een minder radicale koers te varen en hun revolutionaire discours definitief overboord te gooien. De arbeiderssportbeweging verloor zijn functie gedeeltelijk. De communistische stroming raakte ondertussen steeds meer geïsoleerd.
Een tweede oorzaak was de verhouding ten opzichte van de burgerlijke sport. Wanneer arbeiderssportorganisaties erin slaagden om sport te democratiseren, leidde dit paradoxaal genoeg tot hun ondergang. Arbeiderssport had immers niet de naam noch de faciliteiten of financiële mogelijkheden om te concurreren met traditionele ploegen of religieus geïnspireerde teams.
Een derde reden was de geringe belangstelling voor rode sport in de media. Hoewel linksgezinde kranten veel aandacht besteedden aan arbeiderssport werd dit nauwelijks gedaan door de media van andere politieke strekkingen. Pers, cinema en radio belichtten de burgerlijke sport in veel ruimere mate.
Ten slotte was het niet ongewoon dat burgerlijke clubs de betere arbeidersatleten rekruteerden, vaak in ruil voor financiële compensaties voor die atleten. Enkel de meest klassenbewuste arbeiders bleven lid van de arbeiderssportbonden. De arbeidersclubs kwamen in een vicieuze cirkel terecht. Zij verzwakten, terwijl burgerlijke clubs zich versterkten en attractiever werden voor andere arbeiders.
1.2.3 Het ledenaantal van de internationale Arbeiderssportbeweging
In 1913 zou het aantal arbeiderssporters, aangesloten bij de sociaal-democratische LSI, 203500 bedragen hebben. Na de oprichting van LSI in 1920 steeg dat cijfer tot 370000. De cijfers voor de periode tussen 1920 en 1927 zijn onbekend, maar zeker is wel dat de LSI in 1927 een sterke uitbreiding had gekend. Het aantal arbeiderssporters was gestegen tot 1584810. In 1931, ten tijde van de Arbeidersolympiade in Wenen kende de SASI (de LSI had haar naam reeds veranderd) haar hoogtepunt: 1875870 leden waren toen aangesloten. Ongeveer twee derde van hen kwam uit Duitsland, waar de arbeiederssportbond 20% van de Duitse atleten onder haar hoede had.[163] De jaren 1933/1934 waren door de omwenteling in Duitsland catastrofale jaren. Het fascistisch regime verbood de twee grootste arbeiderssportbonden, deze van Oostenrijk en Duitsland. In één klap was de SASI 1505168 van haar 1875870 leden kwijt. Dit was een vreselijke slag, die de SASI nooit meer te boven gekomen is. In 1938 telde de sociaal-democratische arbeiderssportinternationale nog 400000 leden, verdeeld over 13 landen. Tsjecho-Slowakije leverde daarvan twee derde van de leden.[164] In 1940 was het aantal aangesloten leden wereldwijd gezakt naar 223333.
Tabel 5 toonde dat de SASI tijdens de Arbeidersolympiade van Wenen in 1931, waarvan vaak gezegd werd dat de SASI toen op het hoogtepunt van haar macht was, wereldwijd een kleine twee miljoen leden telde. Ter vergelijking: Paul Jacquemyns rekende voor dat er bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bij het Belgisch Olympisch Comité 32 bonden van een verschillende sporttak aangesloten waren. In totaal telden deze bonden een half miljoen leden.[165] Tijdens de Arbeidersolympiade van Antwerpen in 1937 werd geschreven dat het ledenaantal nagenoeg stabiel was gebleven op twee miljoen.[166] In dit cijfer werd echter de RSI ingerekend, want de Duitse en Oostenrijkse arbeiderssportbonden, veruit de grootste in 1931, waren ondertussen door Hitler verboden. Ook de Letse arbeiderssportbond was uit de SASI verdwenen.[167]
Land |
Aantal clubs |
Aantal leden |
België |
421 |
12900 |
Denemarken |
? |
20000 |
Duitsland |
15730 |
1211468 |
Elzas-Lotharingen |
249 |
13560 |
Estland |
29 |
1600 |
Finland |
419 |
30257 |
Frankrijk |
138 |
10859 |
Groot-Brittannië |
? |
5000 |
Hongarije |
? |
1750 |
Joegoslavië |
? |
1800 |
Litouwen |
94 |
5171 |
Nederland |
76 |
16795 |
Oostenrijk |
2500 |
293700 |
Palestina |
? |
4250 |
Polen |
178 |
14232 |
Roemenië |
? |
2500 |
Tsjecho-Slowakije |
1805 |
207707 |
Verenigde Staten |
12 |
697 |
Zwitserland |
289 |
21624 |
Totaal |
Minimum 21940 clubs |
1875870 leden |
Tabel 5: Aantal clubs en aantal leden aangesloten bij de Socialistische Arbeiders Sport Internationale in 1931.[168]
2. De arbeidersolympiades
Het geruzie in de arbeiderssportinternationale had als gevolg dat ook beide arbeiderssportbonden eigen internationale manifestaties organiseerden. De sociaal-democratische LSI wilde oorspronkelijk wel communisten toelaten tot haar olympiade, maar de vijandige houding van RSI deed hen beslissen om RSI als organisatie van de eerste twee arbeidersolympiades in Frankfurt am Main (1925) en Wenen (1931) te weren. RSI reageerde hierop door eigen olympiades te organiseren, de zogeheten Spartakiades. Toen in de jaren 30 politieke omstandigheden de beide organisaties tot samenwerking dwongen waren communisten wel welkom op de arbeidersolympiade. In Antwerpen 1937 bekampten zowel communistische als sociaal-democratische atleten elkaar.
2.1 Voorlopers: de Arbeiderssportfestivals
De eerste Arbeidersolympiade kwam niet zomaar uit de lucht gevallen. Vòòr 1925 hadden er al verscheidene internationale sportmanifestaties onder arbeiderssporters plaatsgevonden. Deze waren een plaats voor internationale contacten tussen arbeiderssporters en hun delegatieleiders. In de zomer van 1921 werden bijvoorbeeld twee sportmanifestaties onder de naam ‘Arbeidersolympiade’ georganiseerd. De eerste en tevens grootste vond plaats in Praag van 26 tot 29 juni[169], de tweede nauwelijks anderhalve maand later van 13 tot 16 augustus in Seraing[170].
De Olympiade van Praag werd vaak als de eerste officieuze Arbeidersolympiade gezien. Opmerkelijk aan dit sportfestival was de deelname van Duitsland. In tegenstelling tot en als protest tegen het niet-welkom zijn van Duitsland op de Olympische Spelen te Antwerpen van 1920 werden de verliezers van de Eerste Wereldoorlog wel uitgenodigd naar Praag. Naast Duitsland waren ook delegaties uit Oostenrijk, Polen, België, Bulgarije, Engeland, Finland, Frankrijk, Zwitserland, de Verenigde Staten en Joegoslavië in Tsjecho-Slowakije aanwezig. De ware reden voor de manifestatie was dan ook “de lichamelijke opvoeding van de arbeidersmassa. Het gevecht tegen elke militarisering.”[171] De ingrediënten van de latere officiële Arbeidersolympiades waren in elk geval ook aanwezig: massademonstraties, zingen van revolutionaire liederen en politieke toneelstukken en redevoeringen[172]. Net zoals ook Communistische sportlui propaganda kwamen voeren voor hun eigen zaak. Zonder al te veel resultaat aldus Vooruit, al laat de journalist ook zeer duidelijk zijn eigen overtuiging doorschemeren: “De soc. Tchekken ging dit onopgemerkt voorbij en zij hadden gelijk.”[173]
België was aanwezig met vijfentwintig turners en een aantal federatieleiders waaronder De Vliegher en Bridoux. In Vooruit staat te lezen dat zij bijzonder hartelijk werden verwelkomd door de Tsjecho-Slowaakse socialisten.[174] Als we de krant mogen geloven – wellicht overdreef ze hier - gingen de wedstrijden en demonstraties door in een stadion dat 250000 toeschouwers kon herbergen en was het oefenterrein maar liefst 250 meter lang en 200 meter breed.[175] De journalist was opgetogen over het hele gebeuren. Klap op de vuurpijl was de ontvangst van de Belgische delegatie bij de socialistische minister van volksgezondheid Arthur Wauters die ook in Praag aanwezig was.
Amper anderhalve maand later stond er reeds een tweede kleinschaliger, maar niettemin ook internationaal socialistisch sportfeest op het programma. In Seraing, een bakermat van de socialistische beweging, ontving Gaston Bridoux, de voorzitter van de LSI, delegaties uit Zwitserland, Frankrijk en Tsjechië. Toch was vooral België goed vertegenwoordigd met 60 sportgroepen uit het hele land. Ook hier was plaats voor concerten, tentoonstellingen en toespraken van de sportleiders.[176] Een domper op de feestelijkheden was evenwel het slechte weer dat onder andere roet in het eten gooide van massaoefeningen op het groot feestplein. “Het is te betreuren dat een federaal feest dat zich zoo prachtig aankondigde, op zoo’n ellendige manier moest eindigen.[177]”
Deze twee voorbeelden waren lang niet de enige in het interbellum. Zo vonden in 1927 en in 1934 nog Socialistische Olympiades plaats in Praag. De weerklank van deze manifestaties werd steeds groter. In 1921 waren er 22300 deelnemers, in 1927 reeds 30100 in 1934 werden 450000 deelnemers geteld[178]. Behalve in Praag werden ook elders grote arbeiderssportfeesten georganiseerd. Zo was Nuremberg in 1928 de gaststad van een sportmanifestatie voor sociaal-democratischgezinde arbeiderssporters[179].
Andere steden volgden het voorbeeld van Seraing om sportfestiviteiten op kleinere, maar internationale schaal te organiseren. Zo was de Hongaarse atletiekbond van plan om ter ere van haar vijfentwintigjarig bestaan in Budapest een Olympiade te organiseren waaraan Zweden, Noorwegen, Finland, Denemarken, Duitsland, Oostenrijk en Italië zouden deelnemen.[180]
3 De eerste arbeidersolympiade in Frankfurt 1925
Op het congres van Leipzig in juli 1922 besliste de arbeiderssportinternationale LSI om in 1925 een arbeidersolympiade te organiseren.[181] Frankfurt Am Main werd als gaststad aangewezen. De eerste Spelen zouden doorgaan tussen 24 en 28 juli. Van 31 januari tot 2 februari werd in de winter reeds een winterolympiade georganiseerd, die doorging in het Poolse Schreiberhau.[182] De arbeidersolympiade had de ambitie om meer te zijn dan enkel een sportief feest. De cultuurfactor moest een evenwaardige rol spelen. Ook de politieke boodschap was duidelijk: het credo van deze Spelen was vrede en internationale verbroedering tussen landen die enkele jaren voorheen met elkaar in een oorlog verwikkeld waren geweest. De keuze voor een Duitse gaststad was dan ook niet vreemd.
3.1 De voorbereidingen
3.1.1 De idee groeit
De keuze voor Frankfurt als gaststad was niet alleen een krachtig signaal in de revanchistische sfeer die er in die periode heerste. De keuze werd ook gemaakt omwille van opportunistische redenene. Frankfurt was centraal gelegen en had uitstekende verkeersverbindingen. Omdat geen enkele Duitse arbeiderssportvereniging haar zetel in Frankfurt had, moest voor de voorbereiding van de Spelen een organisatiecomité opgericht worden, dat in totaal uit ongeveer 500 personen bestond.[183] Daarenboven werden ook nog eens 5000 arbeidskrachten, vaak werklozen, ingezet voor de bouw van de infrastructuur. In Vooruit werd het Olympisch complex liederlijk beschreven: “In geheel de wereld bestaat zoo gene inrichting meer, daarvan zijn wij zekers. Wat men ook als voorbeeld neme: het plein voor licht athletiek, de velodroom, de zwembassijn, de renbaan, de tent voor zwaar athletiek en persoonlijk turnen enz., alles is prachtig en praktisch ingericht en dit alles werd gemaakt door de werkloozen in Frankfort onder leiding van de technische leiders der stad. Men had gerekend dat het stadion zes miljoen zou gekost hebben, doch de werkloozen hebben die som tot drie miljoen teruggebracht. Na hunne gewone wekelijksche werkloozenuitkering getrokken te hebben kregen zij dan ook nog een extra van 3 Mk te ontvangen.”[184] Ook het openbaar vervoer was uitstekend georganiseerd. “De Olympiade heeft den eersten dag een overgroot verkeer te weeg gebracht. Niet alleen had de tramdienst, die door de stad zelf in regte uitgebaat wordt voor een speciale dienst gezorgd, maar ook op de Main, eene breede rivier waren alle beschikbare stoomers opgeeischt om de om de reizigers zo dicht mogelijk bij het stadion te brengen. Dit alles ging zeer regelmatig en liet toe in korten tijd duizenden menschen naar het Stadion te brengen.[185]
De eerste arbeidersolympiade slaagde meteen in haar opzet om een massamanifestatie te zijn. 100000 sportievelingen uit 19 landen schreven zich in om deel te nemen aan de olympiade. Een tiende van hen (1100 om precies te zijn) nam deel aan de openingsceremonie.[186]
3.2 De tijdsomstandigheden
3.2.1 De officiële olympiade: Parijs 1924
In tegenstelling tot de Olympiade die in 1900 eveneens te Parijs had plaatsgevonden, was de interesse voor deze Olympische Spelen veel groter. Nog steeds werd Duitsland, de historische vijand van Frankrijk, van het Olympische toneel gehouden. Ook de USSR toonde nog geen belangstelling voor deelname aan de Spelen.
Nieuw tijdens deze Olympiade was dat er voor het eerst Winterspelen werden gehouden. Chamonix fungeerde als gaststad. Eveneens vernieuwend was de grotere wordende deelname van vrouwen. Sinds 1900 hadden vrouwen reeds mogen deelnemen, doch in kleine mate. Mede dankzij het organiseren van Winterspelen groeide het aandeel van vrouwelijke deelnemers aan.[187]
Dat Parijs de Spelen had mogen organiseren was een gunst geweest voor de afscheidsnemende voorzitter de Coubertin. Hij had er sterk op aangedrongen om ‘zijn’ laatste Spelen in zijn stad te laten doorgaan. Na hem werd de fakkel overgenomen door de Belgische graaf Henri de Baillet-Latour. Een man die verderbouwde op de idealen van de Coubertin, maar diens charisma en filosofische diepgang miste.[188]
3.2.2 Politiek klimaat
De Eerste Wereldoorlog beheerste nog steeds de politieke wereld in 1925. In het algemeen werd Duitsland nog steeds gezien als de vijand. Toen Duitsland eind 1922 in gebreke bleef bij de aflossing van de herstelbetalingen, bezetten Frankrijk en België prompt het Rührgebied. Als gevolg van deze operatie, die faliekant afliep, werd het Dawesplan voorgesteld. Een nieuw akkoord dat de schuldafbouw van Duitsland regelde. Dit plan werkte vrij goed en werd daarom in 1929 vervangen door het minder strenge Young plan.
Een machtswissel in Frankrijk en Duitsland, waar respectievelijk Briand en Stresemann aan de macht kwamen, zorgde voor ontspanning. De samenwerking tussen beide heren gaf de indruk dat men op weg was naar definitieve verzoening.[189] Midden 1925 leidden onderhandelingen ertoe dat de bezetting van het Rührgebied werd opgeheven. In oktober 1925 (ná de eerste Arbeidersolympiade) werd het verdrag van Locarno getekend. Dit was meteen een aanzet tot besprekingen die leidden tot de opneming van Duitsland in de Volkerenbond. In september 1926 was het zover. Hoewel de spanningen tussen Frankrijk en Duitsland bleven bestaan, beleefde Europa vanaf dat jaar een periode van relatieve ontspanning.
3.3 De Ideologische achtergrond
Toen de Socialisten zich gingen toeleggen op lichamelijke cultuur hebben zij nooit de mogelijkheid overwogen om een geheel eigen manier van lichamelijke ontplooiing te organiseren. Men heeft de bestaande turn- en sporttradities overgenomen en gemodificeerd aan de eigen ideologie. Deze keuze viel makkelijk te verklaren. Sport was voor de Eerste Wereldoorlog nog niet het domein van de ideologische overpeinzingen. Fysieke ontwikkeling werd in de negentiende eeuw nog gezien als iets universeels dat politiek, religie en nationaliteit oversteeg.[190] Pas toen de arbeiderssportinternationale werd opgericht, werd dieper nagedacht over de ideologie van linkse lichaamsbeweging. Er werden duidelijke accenten gelegd waardoor de linkse sport zich onderscheidde van burgerlijke sport.
Linkse sportideologie evolueerde vanuit een eigen linkse visie en in interactie met de burgerlijke sportbeoefening. Via internationale contacten in de arbeiderssportinternationale werden de ideeën uitgewisseld. Arbeiderssporters waren echter geen ideologen. Zij waren eerder pragmatisch. Er bestonden geen ideologische pamfletten of ideologisch kader, de sportideologie kwam vooral tot uiting in slogans of redevoeringen op grote sportieve evenementen.[191]
Arbeiderssport had beperkte doelstellingen. Op het vijfde SASI-congres te Praag in 1929 werd het wezen van de arbeiderssport als volgt verwoord: “Als deel van de op grondslag van de klassenstrijd staande socialistische beweging heeft de arbeidersturn- en sportbeweging de lichamelijke, geestelijke en morele verheffing van de arbeidersmassa tot doel, en streeft zij er naar, binnen de grenzen van haar mogelijkheden, aan het scheppen van een socialistische kultuur, mee te werken.”[192] Arbeiderssport wilde in de eerste plaats het lot van de arbeider verbeteren via lichamelijke, geestelijke en morele verheffing, pas daarna kon gedacht worden aan het meehelpen bouwen van een socialistische cultuur. De objectieven waren beperkt, maar niettemin had de arbeiderssport haar ideologische grondslagen.
3.3.1 Het verbeteren van het lot van de arbeider
Op de eerste plaats was sport een middel om het lichaam te ontwikkelen. De meeste arbeiders leefden in kleine ongezonde huizen en aten slecht voedsel. Ook de ellendige arbeidersvoorwaarden maakten het leven ongezond. Sport diende hiertegen als medicijn. Door middel van sport konden arbeiders uitgroeien tot krachtige gezonde mensen.[193] Binnen het arbeiderssportmilieu was er heel wat aandacht voor de gezondheid van de socialistische sportlui. Op de Arbeidersolympiade van Frankfurt onderzocht een gespecialiseerde gezondheidsdienst alle sporters voor en na de wedstrijden. “Wanneer de athleten hunne koersen gedaan hadden werden zij aanstonds naar de geneesherenzaal gebracht waar zij onderzocht werden en alles opgeteekend werd om er gevolgtrekkingen te kunnen uitmaken.”[194] In 1928 zou een dergelijke medische begeleiding van de atleten pas voor de eerste keer gebeuren op de officiële Olympische Spelen.[195]
‘Mens fervida in corpore lacertoso’, een gezonde geest in een gezond lichaam had het devies van de arbeiderssportbond kunnen zijn. Lichamelijke ontwikkeling werd niet los gezien van geestelijke ontwikkeling. De socialistische sportideologie haalde haar inspiratie uit de antieke oudheid. De arbeiderssporters meenden dat zij veel dichter bij de grondslagen van de antieke Spelen stonden dan wat door het clubje van de Coubertin werd opgevoerd. De arbeiderssporters geloofden in het romantische beeld van de Griekse oudheid waarin lichaamsbeweging nog volledig ten dienste van de harmonische ontwikkeling van het individu stond.[196] Daarenboven was de Griekse atleet ook geïnteresseerd in de kunsten, zo redeneerde men. Ondertussen is dat romantische beeld bijgesteld,[197] maar niettemin werden de atleten op de Arbeidersolympiades geestelijk tot ontplooiing gebracht door het organiseren van tentoonstellingen, toneelstukken of muziekuitvoeringen.
De werkende sportlui kregen ten slotte ook morele lessen tijdens hun sportontmoetingen. Arbeidersolympiades stonden in het teken van de vrede en revolteerden tegen het militarisme. Men besefte overigens zeer goed dat de arbeiders de eersten waren die zich als kanonnenvlees zouden lenen indien er een nieuwe oorlog zou uitbreken. “De eerste Arbeidersolympiade is niet de viering van gruwelijke Goden, het is de viering van vrede, niet van eene vrede gesloten op de nog rookende puinen, in het bloed en het vleesch geboren van veertien miljoen lijken, maar van den Vrede gebouwd en verdedigd door al deze die, morgen, eenmaal te meer kunnen geslachtofferd worden op het altaar van den oorlog.”[198] Er werd daarom geijverd voor wereldvrede, internationale solidariteit en volksverbroedering en men kwam op tegen rassenhaat.[199] Daarom was Duitsland, dat op de officiële Olympische Spelen niet welkom was vòòr 1928, de ontmoetingsplaats voor de Eerste Arbeidersolympiade. Het streven naar vrede en volksverbroedering werd zo in de praktijk omgezet. “Le hasard fait marché des gymnastes allemands à côté des français, aussitôt les groupes se mèlent et français et allemands avancent en se tenant par les bras.”[200] In het begin van het interbellum werd het kapitalisme verantwoordelijk gesteld voor de mistoestanden in de wereld, op de Arbeidersolympiade van Antwerpen waren fascistische krachten de boosdoener. Het socialisme werd logischerwijs als het alternatief gezien. Op de Arbeidersolympiades werd dit door allegorische treurspelen uitgebeeld. De arbeidersmassa die jarenlang verdrukt werd, zou op termijn de kapitalistisch elite omverwerpen en een nieuwe, betere wereld opbouwen. Ondertussen werd in de dagelijkse praktijk al aan die betere wereld gewerkt. Vrouwen mochten in tegenstelling tot bij de officiële Olympische Spelen volop aan de Arbeidersolympiades deelnemen. Voor de kinderen werd er in Antwerpen 1937 een speciale kinderdag voorzien. Ten slotte probeerden de sportbonzen ook om de arbeiders van de fles te houden. “Mijdt alcohol” was een slogan die het hele interbellum op sportieve ontmoetingen gepropageerd werd. Zonder al te veel succes, zo bleek.[201]
3.3.2 De socialistische anti-ideologie van de arbeiderssport
De ideologische onderstroom van de arbeiderssport was een anti-ideologie. De arbeiderssport en bij uitbreiding de Arbeidersolympiades, revolteerde tegen het individualisme, de prestatiegerichtheid, de economische exploitatie, de sterrenverheerlijking en het nationalisme van de burgerlijke sportcultuur. Dit was een morele overtuiging die terugging op de waarden van de Franse Revolutie: Égalité, Fraternité et Liberté.[202]
Arbeiderssport had de bedoeling sport voor allen te zijn. Daarom kwam zij ten eerste op tegen een al te sterke competitiedrang die enkel leidde tot de individuele ontplooiing van de sterksten. Te veel aandacht voor prestaties stond linkse idealen als solidariteit en gelijkheid in de weg.[203] De bonden deden er weliswaar alles aan om het prestatiemotief niet te laten spelen Toch werd er in kranten uitgebreid aandacht besteed aan de resultaten van de sportcompetities. Zo schreef Vooruit: “Officieel wordt er bij de Olympiade geen klassement opgemaakt maar wij zijn van oordeel dat het voor één dagblad als het onze, plicht is de sterkte der athleten van de verschillende landen aan te toonen, want niets is welsprekender dan cijfers.”[204]
Een tweede pijler van de arbeiderssport was het verzet tegen de persoonsverheerlijking. Door de groeiende populariteit van nieuwe sporten als voetbal, wielrennen, zwemmen, atletiek, basketbal en tennis raakte het turnen in het interbellum in de verdrukking. Arbeiders gingen deze nieuwe sporten beoefenen, dus moest de Arbeiderssportbond volgen. Het gevaar van deze sporten was echter dat ze in tegenstelling tot het collectivistische turnen individualisme en een vedettencultus in de hand werkten. Lichaamsbeweging draaide om ijdelheid en mensen gingen om verkeerde redenen aan sport doen. Men ging niet langer sporten om zich lichamelijk te ontplooien, maar met als doel om een beroemde sportfiguur te worden. De Olympische Spelen fungeerden volgens de socialistische sportlui als het forum om een vedettenstatus af te dwingen. De arbeiderssport wilde niet dat er een kloof zou ontstaan tussen een passieve massa en enkele actieve vedetten die voor die massa hun kunstjes vertoonden. In tegendeel, zij wilde dat die massa zelf actief aan sportmanifestaties zou deelnemen.[205] Vandaar dat men er op Arbeidersolympiades naar streefde om zo veel mogelijk deelnemers te hebben, ongeacht het sportief niveau van deze sportlui. Indien nodig deelde men de wedstrijden naar bekwaamheid van de atleten op in categorieën.
Socialistische sport was vervolgens bij voorkeur massasport. Het collectieve karakter van arbeiderssport was het grote onderscheid met de burgerlijke sport. “Want hier komt het verschil vooruit tusschen twee opvattingen. Te Parijs 1200 ‘assen’, te Frankfort 120000 turners en athleten.”[206] Lichamelijke ontwikkeling resulteerde immers in een algemene geestelijke en lichamelijke lotsverbetering. Wanneer elke arbeider, kind, volwassene of ouderling de kans kreeg aan sport te doen, kon de massa zich ontwikkelen.[207] Massasport was tegelijk collectief en individueel. Zo veel mogelijk individuen moesten aan sport doen en bij voorkeur werd er gesport of geturnd in collectief verband, zoals bijvoorbeeld bij de massaturnoefeningen op de Arbeidersolympiades.[208]
De populariteit van de sport perverteerde tegelijk ook de sport door de verregaande commercialisering. Sportbonzen probeerden de stadions te vullen met zo veel mogelijk toeschouwers om zo veel mogelijk geld uit een sportontmoeting te slaan. Een dergelijke evolutie stond in schril contrast met de intrinsieke waarden van de sport. De afkeer van commercialisering impliceerde dat de arbeidersbeweging zich ook kantte tegen het professionalisme. Sport moest zuiver blijven. Het kon niet dat een sporter zich voor een wedstrijd liet betalen. Bovendien maakte het vergoeden van sportlui lichaamsontwikkeling elitair. Het ondermijnde het massakarakter van de arbeiderssport.[209]
Een laatste pijler ten slotte was de afkeer tegen het nationalisme, omdat dit in de ogen van de arbeiderssport enkel voor twist zorgde. Men verweet de officiële Olympische Spelen die twist in de hand te werken. “In plaats van een stilstand te brengen in den haat die de menschen stuurt naar broedermoord, lokken zij [de officiële Olympische Spelen] nationaliteitskonflikten uit.”[210] Binnen de socialistische beweging was internationalisme natuurlijk een van de pijlers bij uitstek. Socialistische sporters presteerden niet als vertegenwoordigers van een land, maar als vertegenwoordigers van een internationale vereniging.[211] Socialisme was een universeel project dat voorbij de grenzen van een land gingen. Als men de jeugd met elkaar kon verbinden, zou dit automatisch leiden tot volksverbroedering. Een Arbeidersolympiades was het geschikte middel om volkeren met elkaar te verzoenen.[212]
3.4 Extrasportieve activiteiten
De arbeidersolympiade had de ambitie om meer te zijn dan enkel een sportief feest. De cultuurfactor moest een evenwaardige rol spelen. Van bij de openingsceremonie werd deze ambitie kracht bijgezet. Ze begon met een indrukwekkend vuurwerk, waarna een koor van 1200 personen Wagners ‘Meistersingern’ zong. Vervolgens besloot het koor met Mozarts ‘Zauberflöte’.[213] Gaston Bridoux en Jules Devlieger, respectievelijk voorzitter en secretaris van de LSI, namen daarop het woord. Deze laatste benadrukte nogmaals het doel en het karakter van deze Olympiade: “C’est avec émotion que j’accomplis cette mission. Nous opposons notre Olympiade aux Olympiades bourgeoises, qui font perdurer les haines de race, qui ne tendent qu’à exacerber les sentiments nationalistes. […]Notre Olympiade est celle de l’internationale des Travailleurs, contre la guerre, pour la Paix!”[214] Als laatste nam de Frankfurtse burgemeester Bénedix het woord. Als slot van zijn speech rolde het motto van deze arbeidersolympiade driemaal over het stadion: “Frei Heil! Frei Heil! Frei Heil!” Net zoals bij burgerlijke spelen ontbrak bij de openingsceremonie van deze arbeidersolympiade de symboliek niet. “[…] l’orchestre entonne l’internationale et, par la porte centrale de stade pénètre le cortège des participants. Un magnifique athlète le précède, offrant à la brise un énorme drapeau rouge.”[215] De rode vlag en de Internationale vertegenwoordigden de maatschappelijke, met name de sociaal-democratische overtuiging van de inrichters van deze Olympiade.
Niet enkel op de openingsdag werd aandacht besteed aan cultuur. De rest van de week werden er ook optochten en feesten georganiseerd. Op de “Festzug der Nationen”, een stoet door de Frankfurtse binnenstad die opgeluisterd werd door een fanfare van 400 man sterk, werden slogans geroepen die het karakter van de arbeiderssportbeweging kenmerkten. De triomftocht begon in de late voormiddag met een kleurrijke optocht van wielrenners. Onder begeleiding van muziek, gebracht door het ‘Reichskanver’ trokken zij met hun versierde fietsen en met vlaggen in de hand door de stad. Daarna was het de beurt aan de turners. “Deze komen om 12.20 ure toe onder het spelen der Internationale, de roode vlag voorop, daarna het Internationaal Bureel der Federatie met de gezellen Bridoux en De Vliegher aan het hoofd. Een afdeling fiffers en trommelaars 200 in getal laten zich krachtig hooren.”[216] Dit alles gebeurde in een vredevolle en broederlijke sfeer. Opnieuw accentueerde de stoet het karakter van deze arbeidersolympiade. De journalist van Vooruit was zo onder de indruk dat hij zich in zijn artikel de woorden van een Oostenrijkse dagbladschrijver liet ontvallen: “Over tien jaar trokken wij op in den oorlog, nu zijn wij vereenigd tegen den oorlog en voor de vrede. Welke ware woorden.”[217] En inderdaad, ook Le Peuple benadrukte de broederlijke sfeer: “le hasard fait marche des gymnastes allemands à côté des français, aussitôt les groupes se mèlent et français et allemands avancent en se tenant par les bras.”[218] De deelnemers aan deze optocht door de binnenstad droegen spandoeken mee met opschriften als: “‘Weg met den oorlog’, ‘leve de vrede’, ‘leve de acht uren dag’ en ‘Arbeiders aller landen vereenigt u’ of zelfs “Mijdt alcohol”.[219]
Op zaterdagavond was er een algemene ontvangst in de Frankfürter Festhalle, waar 40000 deelnemers aanwezig waren. Hier had een groot kunstfeest plaats. Er werd een concert gebracht door een symfonisch orkest bijgestaan door 1200 zangers.[220] In Vooruit lezen we dat er stukken van Wagner en Mozart gespeeld werden. Tussen de muziek werd een feestrede gebracht en de avond werd afgesloten door sportoefeningen, die door een zestal turn-en wielrennersverenigingen werden uitgevoerd.[221]
De blikvanger van de Olympiade was het blijspel “Kampf um die Erde” dat in het stadion voor veertigduizend toeschouwers opgevoerd werd. Dit stuk bracht een politieke boodschap. “Het geheele werk is een strijd van het volk tegen de wereldheerschers”[222] Inderdaad: Twee groepen, de heersers politiek en kapitaal stonden tegenover de massa. Tussen hen in staan de idealisten die een betere wereld wensen, maar die door beide zijden uitgehoond worden. “Onder aansporing der grooten wordt aan den oorlog deelgenomen, waarvan men het einde ziet met al zijn wee en ellende”.[223] Er wordt verwachtingsvol uitgekeken naar de jeugd die de toekomst een nieuwe wending kan geven.[224] “als finaal heeft het volk er [van de oorlog] genoeg van, vecht zich vrij en zal zelf de aarde beheersen.”[225] Het toneelstuk was een metafoor voor de doelstellingen van de Arbeidersolympiade op zich en de arbeiderssportbeweging in het algemeen. Deze was er immers niet enkel op gericht om de jeugd lichamelijk te ontplooien, maar ook om ze klaar te stomen voor het verwezenlijken van de nieuwe idealen. Zij moesten een nieuwe rechtvaardige wereld opbouwen, die door hen geleid werd en waar plaats was voor internationale solidariteit en broederlijkheid.[226] Als hoogtepunt van de optocht van de arbeidersjeugd vond in het stadion een groot turnfeest plaats, dat massaal werd bijgewoond. Zowel Vooruit als Le Peuple hebben het over 10000 deelnemende turners en 20000 aanwezigen in het stadion.
De eerste Arbeidersolympiade werd afgesloten met een groot turnfeest en een vuurwerk op de Main. Aan het turnfeest namen minstens 15000 turners deel en het werd door 200000 toeschouwers bijgewoond.[227] Het vuurwerk op de Main was de apotheose van de eerste Arbeidersolympiade. Er was zoveel volk, dat de verslaggever van Vooruit onmogelijk op zijn gereserveerde plaats geraakte. “Stel u voor dat reeds van 5 ure ’s namiddags duizenden en duizenden toeschouwers de twee rivieroevers stormenderhand hadden ingenomen”.[228]
3.5 De sportieve impact
In Frankfurt bekampten 1100 atleten uit 10 landen elkaar Er waren sportlui bij uit België Duitsland, Engeland, Finland, Letland, Oostenrijk, Palestina, Polen, Tsjecho-Slowakije en Zwitserland.[229] België stuurde een delegatie van 88 atleten.[230]
Meteen na de openingsceremonie werden de sportwedstrijden aangevat. Op het programma van de eerste arbeidersinternationale stonden 11 sporten: lichtatletiek[231], zwaaratletiek[232], voetbal, zwemmen, wielrennen, waterpolo, worstelen, touwtrekken, boksen, worstelen en roeien. Hoewel de inrichters van de Arbeidersolympiade stelden dat records en individuele prestaties ondergeschikt waren aan de massasport, beklemtoonden zij toch enkele topprestaties. Zo werd zowel in Vooruit als in Le Peuple gewag gemaakt van een wereldrecord. “Men bericht ons dat het vrouwelijk wereldrekord van spieswerpen geslagen werd door de zestienjarige juffer Plévin (Lettonië) met 33m80.”[233]
Hoewel de arbeiderssportlui tegen prestaties waren werden deze toch in de kranten gepubliceerd. wanneer we de resultaten van de officiële Olympische Spelen in Parijs naast deze van de Arbeidersolympiade van Frankfurt legden, viel meteen op dat geen enkel resultaat in Frankfurt beter was dan in Parijs. Een tweede opvallende vaststelling was dat het verschil tussen de prestaties van vrouwelijke atleten in Parijs en in Frankfurt enorm was. Er werd door de arbeiderssporters duidelijk op een minder hoog niveau gesport als door de burgerlijke atleten. Een mogelijke verklaring kon zijn dat de beste arbeiderssporters door burgerlijke in ruil voor financiële compensaties clubs ingelijfd werden. Enkel de meest klassebewuste arbeiders bleven lid van de arbeiderssportbonden.[234]
|
Officiële Olympische Spelen Parijs 1924[235] |
Arbeidersolympiade Frankfurt 1925[236] |
Atletiek (100m) |
10”3/5 |
11”3 |
Atletiek (200m) |
21”3/5 |
23”2 |
Atletiek (400m) |
47”3/5 |
51”6/10 |
Atletiek (800m) |
1’52”2/5 |
1’59 |
Atletiek (10000m snelwandelen) |
47”49’ |
48”38 |
Atletiek (hoogspringen) |
1m98 |
1m79 |
Atletiek (verspringen) |
7m448 |
6m88 |
Atletiek (hink-stapspringen) |
16m228 |
14m28 |
Atletiek (speerwerpen) |
62m96 |
54m71 |
Zwemmen (100m rugslag heren) |
1’13”2/10 |
1’24” |
Zwemmen (100m vrije slag dames) |
1’12”4/10 |
1’43”4/10 |
Zwemmen (100m rugslag dames) |
1’23”2/10 |
1’37”2/10 |
Zwemmen (400m vrije slag heren) |
5’4”2/10 |
5”59’2 |
Tabel
6: Vergelijking tussen de sportieve resultaten op de Olympische Spelen in 1924
te Parijs
en de Arbeidersolympiade in 1925 te Antwerpen.
3.5.1 De prestaties van de Belgen
De Belgische selectie bestond uit 88 atleten. Zij schreven zich in voor voetbal (13), zwemmen (11), wielrennen (4), atletiek (13) en turnen (47).[237] Ondanks het feit dat de Arbeiderssport de deelname van vrouwen aan sportwedstrijden stimuleerde reisden slechts drie zwemsters naar Frankfurt af.
Er werd met weinig vertrouwen uitgekeken naar de prestaties van de Belgische ploeg. In een voorbeschouwing, waarbij hij de sterkte van de Belgische atletiekploeg vergelijkt met deze van Duitsland, Finland en Zwitserland besluit Oscar Foucaert “Onze Duitsche, Finlandsche, Zwitsersche vrienden zijn sterker dan wij.. Wij moesten nog rekenen met de vrienden van de F.B.T. van Frankrijk, waarvan de uitslagen bijna zekers beter zijn dan de onze.”[238] En inderdaad in de atletiekwedstrijden plaatste geen enkele van de Belgen zich bij de eersten. Over de gehele lijn waren de prestaties van de Belgen niet erg goed te noemen. “Wij gaven reeds al de uitslagen en onze lezers hebben kunnen zien dat dezen voor ons niet al te schitterend waren. In het wielrijden veroverden wij twee eerste plaatsen: in de 25 km op de baan verwierven wij de vierde plaats; in den driesprong waren wij 5e, in water-polo werden wij 3e geklasseerd: onze drie ploegen turners werden als goed geklasseerd. Al onze athleten hebben daar goede lessen opgedaan.”[239] Het was dan ook geen verrassing dat geen van de Belgische atleten ooit deelnam aan de officiële Olympische Spelen.[240]
3.6 De maatschappelijke weerklank
3.6.1 De houding van Pierre de Coubertin
De houding van de Coubertin ten opzichte van de eerste Arbeidersolympiade in Frankfurt was dubbelzinnig. Een studie uitgevoerd jaren voor de Olympische Spelen in Berlijn toonde aan dat het wantrouwen van de IOC-leden ten opzichte van de politieke linkerzijde groter was dan het wantrouwen dat zij hadden ten opzichte van het nationaal-socialisme. De Communistische revolutie in Rusland en de Arbeidersolympiade van Frankfurt in combinatie met de economische depressie alarmeerde het IOC. Haar leden, heren van adel, militairen, officials en bedrijfsleiders waren bang dat hun elitair imago het in een tijd van ecomomische depressie zou moeten afleggen tegen de boodschap van vrede en proletarische eenheid die de Arbeidersolympiade van Wenen uitzond.[241]
Aan de andere kant beweerde Maurice Deveen dat Pierre de Coubertin, hoewel de onderzochte kranten hier geen melding van maakten, hoogstpersoonlijk in Frankfurt zou aanwezig geweest zijn. Hij zou hierbij benadrukt hebben hoe dicht de ideeën van de Arbeiderssportinternationale en zijn overtuiging bij elkaar lagen.[242] Wij durven toch een kleine kanttekening bij deze bewering plaatsen. Deveen schreef dit artikel in 1992 als voorzitter van de arbeiderssportbond CSIT (Comité Sportif International du Travail). Tegelijk was hij lid van het BOIC (Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité). Een bron voor deze bewering citeerde hij niet. Niettemin, zelfs al was de Coubertin in Frankfurt aanwezig, dan nog bewees dit niet dat het IOC de opkomst van de arbeiderssport niet met grote argwaan volgde.
3.6.2 In de pers
Louis Lalemand, sportjournalist van Le Peuple, was zo overtuigd van de impact van de Arbeidersolympiade, dat de krant meende dat de burgerlijke pers verplicht was geweest om zijn lezers over de gebeurtenissen in Frankfurt te informeren. “Il n’y a qu’en Belgique que la presse bourgeoise a lu cet événement à ses lecteurs.”[243] Lalemand had vanuit Frankfurt de invloed van het evenement toch verkeerd ingeschat. Slechts drie van de onderzochte kranten besteedden aandacht aan de Arbeidersolympiade van Frankfurt. Niet toevallig waren dit de twee linkse dagbladen en Sportwereld. Deze laatste krant publiceerde slechts één bijdrage over Arbeidersolympiade en deze beperkte zich tot het meedelen van de belangrijkste uitslagen. “De Arbeidersolympiade in Frankfort eindigde met de volgende uitslagen”[244] was het enige wat er in Sportwereld over de eerste Arbeidersolympiade verscheen.
3.6.2.1 Vooruit en Le Peuple
Zowel in Le Peuple als in Vooruit werd relatief veel aandacht besteed aan de arbeidersolympiade. Elke dag kreeg zij een prominente plaats in het sportkatern. Ook doken er in de voorafgaande weken geregeld berichten op met informatie over de Spelen in Frankfurt. Beide kranten hadden een reporter meegestuurd die geregeld (in elke krant zes keer) berichtte over de reis die de rode sportlui maakten en over de resultaten die in Frankfurt gehaald werden. In Vooruit nam Oscar Foucaert deze taak voor zich, Louis Lalemand deed hetzelfde voor Le Peuple.
Bovendien waren beide bladen buitengewoon enthousiast over de eerste Arbeidersolympiade en keken ze al uit naar de volgende editie. Voor Le Peuple had de arbeidersolympiade de verwachtingen overtroffen: “La finale du tournoi de football a clôturé la cinquième et dernière journée de la premiére Olympiade ouvrière, qui a réussi au delà de toute esperance. Elle a atteint tout ces buts: moral, éducatif, sportif."[245] Bovendien kon de kracht van de arbeidersbeweging nu niet langer genegeerd worden: “On ne saurait plus l’ignorer; on ne pourra plus nier sa puissance: la démonstration a été faite.”[246] Zoals eerder gezegd, verheugde Le Peuple er zich onterecht op dat de arbeidersolympiade erin geslaagd was om de aandacht van de publieke opinie op de arbeidersbeweging te vestigen.
In Vooruit was de toon van gelijke aard. “Zonder vrees van tegenspraak mag men zeggen dat de Eerste Arbeiders Olympiade een triomf is geweest. Al de beoogde doelen werden bereikt, zoowel onder opvoedend, sport, als moreel oogpunt.”[247] Wel plaatste Oscar Foucaert een kanttekening bij de zwakke prestaties van de Belgische sporters: “Wij gaven reeds al de uitslagen en onze lezers hebben kunnen zien dat dezen voor ons niet al te schitterend waren.”[248]
Ten slotte blikten beide kranten al verwachtingsvol vooruit naar de volgende editie. Hun giswerk omtrent de plaats en het tijdstip van de volgende Olympiade bleek wel fout te zijn: Le Peuple dacht: “Nul doute que les fêtes de Francfort ne donneront un élan très puissant à l’ Union Internationale et qu’en 1929 les Jeux Olympiques ouvriers seront plus éloquents encore.”[249] Ook Vooruit dacht fout: “De eerste Arbeiders Olympiade is dus gedaan en gelukt, aan het werk voor de tweede die naar alle waarschijnlijkheid binnen vijf jaren, te Parijs zal plaats hebben.”[250] Niettemin blijkt uit deze citaten nogmaals de positieve houding van linkse Belgische pers ten opzichte van de eerste Arbeidersolympiade.
3.7 Navolging
De arbeidersolympiade van Frankfurt kende zes en twaalf jaar later navolging in Wenen en Antwerpen. Daar deze beide Olympiades wat ideologie en opzet betreft goed op elkaar leken, behandelen wij deze niet meer tot in detail. Wel wilden we deze graag in dit overzicht opnemen daar zij tot de grootste manifestaties van alternatieve Olympiades in het interbellum behoorden. We bespreken kort de belangrijkste kenmerken van beiden, gaan ook dieper in op het werdervaren van de Belgische delegatie op de Arbeidersolympiades in Wenen en Antwerpen.
4 Concurrentie vanuit communistische hoek
4.1 De eerste Spartakiade van Moskou 1928
Zoals reeds gezegd was de verhouding tussen de socialistische en de communistische vleugel van de linkse politieke vleugel erg gespannen. De oprichting van de Red Sport International in 1921 consolideerde de scheiding tussen de twee overtuigingen ook op sportief vlak. De communistische RSI stookte voortdurend tegen de sociaal-democratische LSI. Op sportmanifestaties van de LSI waren de communisten steevast aanwezig om met slogans de LSI te beschimpen en haar leden te overhalen om over te stappen naar de volgens hen enige echte vorm van arbeiderssport.
Door het succes van de socialistische Arbeidersolympiades werd binnen de RSI beslist om op hun beurt grote arbeiderssportmanifestaties te organiseren. Reeds in 1921 werd in Praag naar aanleiding van de oprichting van de communistische sportbond reeds een Olympiade gehouden. Doorheen de tijd kreeg dit initiatief vooral in de Sovjet-Unie navolging.[251]
In 1928 werd de eerste echte grootse organisatie op poten gezet: de Spartakiade. De naam was een verwijzing naar Spartacus de leider van de slavenopstand in Rome van 73 tot 71 voor Christus. De Spartakiade had een meervoudig doel. Zij wilde ten eerste een alternatief zijn voor de officiële Olympische Spelen die datzelfde jaar in Amsterdam plaatsvonden. Eveneens vierde zij de tiende verjaardag van de Sovjetsportbeweging en het begin van het eerste Vijfjarenplan. Ten slotte was zij ook en vooral een uitdaging van de socialistische Arbeiderssportolympiade[252].
In februari 1928 deed de wintersportspartakiade in Oslo dienst als eerste test. De RSI maakte meteen zijn bedoelingen duidelijk in de feestelijke operette die de Spelen afsloot. Deze was een aanval op de LSI die voorgesteld werd als een elegant geklede man, een bondgenoot van het kapitalisme en een verrader van de arbeidersklasse.[253] De boodschap was dat de RSI de enige was die de werkende klasse probeerde te redden door het bedrog van de LSI aan te tonen. Zij riep de arbeiders op om massaal aanwezig te zijn op de zomerspartakiade in Moskou.
De Spartakiade in Moskou duurde twee weken en herbergde atleten uit 15 landen: Algerije, Argentinië, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Litouwen, Noorwegen, Oostenrijk, de Sovjet-Unie, Tsjecho-Slowakije, Uruguay, Zweden en Zwitserland. Het merendeel van de atleten kwam uit de Sovjet-Unie. Zij bekampten, ondanks de boycot van de LSI, 600 buitenlandse atleten (ongeveer 15% van alle deelnemers). Logischerwijs hadden de meeste van hen communistische sympathieën. Het sportprogramma bestond uit 21 sporten waaronder atletiek, turnen, zwemmen, duiken, roeien, worstelen, boksen, gewichtheffen, wielrennen, voetbal, basketbal en schieten. Ook waren er demonstraties van rugby, tennis en hockey.
Net zoals op andere alternatieve Olympiades was er op de Spartakiade ruimte voor tentoonstellingen, schouwspelen, massaspelen, motor- en autorally’s en poëzielezingen evenals voor volksspelen, volksdansen en volksmuziek. Het belangrijkste waren de schijngevechten tussen arbeiders van de wereld en de burgerij van de wereld, waar iedereen aan deelnam en niemand passief mocht toekijken.[254]
4.2 België en de Spartakiade
Van Belgische deelneming op deze Spartakiade was geen sprake. De communistische arbeiderssport had in ons land geen draagvlak. Ook in de pers was er nagenoeg geen weerklank. Het communistische dagblad De Rode Vaan had bijvoorbeeld geen sportbladzijden. Wij vonden in deze krant ook geen verwijzingen naar de Spartakiade in Moskou. ‘Burgerlijke’ kranten hadden helemaal geen enkele interesse. De enige drie artikeltjes die we wel vonden, verschenen in de linkse dagbladen Le Peuple en Vooruit. De toon van deze artikels was evenwel niet positief. Het eerste artikel vermelde in vijf regeltjes de overwinning van Oekraïne[255] op Uruguay in het voetbaltornooi.[256] De andere twee artikels,[257] waarvan de versie in Le Peuple trouwens een letterlijke vertaling van dat in Vooruit was, handelden beiden over de klachten van de Engelse voetbalploeg over de onsportieve behandeling die hen te beurt viel. De Britten moesten immers meteen na het ontschepen, oververmoeid en ziek van de reis een demonstratiewedstrijd spelen. Zij gingen hiermee akkoord op voorwaarde dat de match niet langer dan een half uur zou duren en zij tegen een zwak elftal zouden mogen strijden. De Sovjets kwamen hun beloften niet na. De wedstrijd duurde vijftig minuten en de Engelsen verloren kansloos met 11-0. Dat uitgerekend negatieve publiciteit de kranten haalde, mag niet verwonderen gezien de boycot van de Spartakiade door de sociaal-democratische LSI, een vleugel waartoe ook de kranten Le Peuple en Vooruit behoorden.
5 De Arbeidersolympiade van Wenen in 1931
5.1 Het hoogtepunt van de LSI
Van 19 tot 26 juli 1936 vond in Wenen een arbeidersolympiade plaats die vaak als het hoogtepunt van de sociaal-democratische arbeiderssport werd aangeduid. De Winterolympiade in Mürzusschlag was nog geen overdonderend succes. 265 Atleten uit acht landen bekampten elkaar. Dit was nauwelijks meer als tijdens de Wintersportolympiade te Schreiberhau in 1925. De Zomerolympiade daarentegen was een schot in de roos. De ingrediënten waren dezelfde als in Frankfürt. Sportieve confrontaties werden afgewisseld met politieke toespraken van Julius Deutsch, de voorzitter van de LSI, Karl Seitz, de burgemeester van Wenen en Karl Renner, de eerste kanselier van de Oostenrijkse republiek. Ook was er opnieuw plaats voor massasport (11000 mannen en vrouwen voerden tegelijk oefeningen uit) en een ideologisch toneelstuk. In dat laatste beeldden 4000 arbeiderssporters de ontwikkelingsgeschiedenis van het proletariaat en de arbeidersbeweging uit. De onvermijdelijke val van het kapitalisme werd door het instorten van een in het stadion gebouwde afgod van het kapitaal gesymboliseerd.[258] Speciaal waren ook het sportfeest voor kinderen en een zwem- en loopwedstrijd doorheen Wenen.[259]
Wenen betekende het hoogtepunt voor de LSI. De cijfers oogden inderdaad indrukwekkend. 80000 atleten bekampten elkaar in de sportwedstijden. Op de openingsdag volgden 250000 mensen de optocht van 100000 arbeiderssporters naar het stadion, dat speciaal voor de Spelen werd gebouwd. De atleten kwamen uit 21 landen. De grootste delegaties waren afkomstig uit Oostenrijk, Duitsland en Tsjecho-Slowakije, die elk een paar tienduizend atleten naar Wenen stuurden. De anderen kwamen uit België, Bulgarije, Denemarken, Estland, Groot-Brittannië, Finland, Frankrijk, Hongarije, Joegoslavië, Letland, Litouwen, Nederland, Noorwegen, Palestina, Polen, Roemenië, de Verenigde Staten en Zwitserland.[260]
Het sportprogramma lag meer in de lijn van de officiële Olympische Spelen dan voorheen. Zo werd een Olympische fakkel met vuur dat aangemaakt was op de Olympusberg het stadion binnengedragen. Daarenboven wandelde elk land als afzonderlijke delegatie het stadion binnen en ook de sportwedstrijden verschilden niet zoveel van de burgerlijke Spelen. Het eigen karakter probeerde de LSI te behouden door de naties onder een rode vlag te laten defileren en door elke sportdiscipline te blijven openstellen voor iedereen.[261]
5.2 De houding van de Belgische pers ten opzichte van de Arbeidersolympiade in Wenen
Dit keer verschenen enkel in de linkse pers bijdrages over de Arbeidersolympiade in Wenen. In de niet-linkse pers bleef het oorverdovend stil. In de door ons onderzochte niet-linkse kranten vloeide geen letter over de sportmanifestatie die in Wenen aan de gang was. Zelfs Sportwereld nam geen resultaten in haar kolommen op.
In Le Peuple werd vol lof geschreven over de organisatie en de boodschap van de Arbeidersolympiade in Wenen. Louis Lalemand, de journalist die voor Le Peuple de spelen coverde, keek reikhalzend uit naar wat ontegensprekelijk een succesverhaal zou worden: “Et la température idéale qui a gratifié ce premier jour des jeux promet que ceux-ci vont connaître un succes sans précédent”.[262] Ondertussen was Lalemand bezorgd om de impact die de Arbeidersolympiade zou hebben. Hij verkondigde dan ook met trots dat de Oostenrijkse burgerlijke kranten uitvoerig berichtten over de gebeurtenissen in het Rode Wenen. Na de feestelijke optocht die de Spelen afsloot, was Lalemand ervan overtuigd dat de Arbeidersolympiade een stap in de richting van de nieuwe wereld was: “La ‘Nouvelle puissance’ est en marche”.[263] Ten slotte had de Franstalige krant ook aandacht voor het congres van de Socialistische Internationale dat aansluitend op de Arbeidersolympiade in Wenen zou van start gaan.[264] Louis Pierard, volksvertegenwoordiger voor de BWP en in zijn vrije tijd journalist, verzuchtte bij het zien van het indrukwekkende defilé voorafgaand aan het congres: “Ah, si ça pouvait être un gage de paix par le monde!”[265]Als besluit bij de arbeidersolympiade benadrukte Le Peuple de rooskleurige toekomst van het socialisme, zeker nu zoveel jongeren dankzij de Arbeidersolympiade door de microbe van het socialisme gebeten waren: “N’ est-ce pas la une victoire du socialisme d’avoir conquis cette jeunesse, de l’avoir rassemblée en une même famille pour ainsi dire dans cette grande ville de Vienne? Le Sport Ouvrier a montré sa force; il vaincra et la jeunesse socialiste grâce à lui, concentra des heures de joie et de paix dans la fraternité du monde.”[266]
In Vooruit kon men dezelfde enthousiaste toon horen. “In alle opzichten mag de Olympiade dan ook niet als geslaagd, maar als een overweldigend sukses aangemerkt worden.”[267] Ondertussen liet Oscar Foucaert niet na om de successen van de Arbeidersolympiade op de Belgische situatie te betrekken. Vooruit deed een oproep naar de BWP om zich veel meer te bekommeren om de jongeren en hen voor de socialistische turn- en sportorganisaties warm te maken. “Wij hopen dat men de noodige gevolgtrekkingen zal maken om de beweging in ons land denzelfden weg op te sturen”[268]. Dit was een van de lessen die men had geleerd. Daarnaast werd ook een oproep gedaan om met nieuwe ideeën en initiatieven voor de dag te komen. “Wij willen niet alleen een boterham meer voor onze arbeiders, wij willen een gansche nieuwe, hoogere beschaving voor hen”[269]. Ten slotte eindigt ook Foucaert met een optimistische toekomstvisie: “Na de Olympiade van Frankfurt hadden wij de grootste verwachtingen van de Arbeiderssport. Na de Olympiade van Weenen mogen wij zeggen dat de ‘Nieuwe grootmacht’ in aantocht is.”[270]
5.3 De Belgen in Wenen
De Belgische delegatie bestond uit 284 personen,[271] waaronder een voetbalploeg, 9 zwemmers, 6 atleten, 58 turners en een aantal toeristen. Louis Lalemand achtte het moeilijk om hun kansen tot overwinning in te schatten en voegde er onmiddellijk aan toe dat arbeiderssport daar niet om draaide.[272] Hun aantal had groter kunnen zijn, maar de economische crisis liet niet toe om een grotere delegatie naar Wenen te sturen.[273] Zij vertrokken vanuit Brussel, Luik en Gent. De Gentse delegatie hield een tussenstop in Heidelberg om een tegenbezoek te brengen aan de Heidelbergse zwemmers die in 1930 Gent hadden bezocht. Daar namen zij deel aan een internationaal zwemfeest en genoten ’s avonds van een openluchtfeest.[274] Vanaf Frankfurt reisde de Belgische delegatie samen naar Wenen. Daar aangekomen werden zij verwelkomd door Julius Deutsch, voorzitter van de internationale arbeiderssportbond LSI. Gaston Bridoux, de Belgische delegatieleider bedankte Deutsch op zijn beurt voor de gastvrijheid.[275]
In Wenen aangekomen deden de Belgen meer dan deelnemen aan de sportwedstrijden. Zo ging op woensdag een groep van honderdtwintig personen de verwezenlijkingen van het socialistische stadsbestuur bekijken. De Belgische kameraden schenen zwaar onder de indruk te zijn van de sportveldjes, zwembaden, scholen, kinderhospitalen, crèches, rusthuizen, ziekenhuizen en appartementen speciaal voor arbeiders.[276] Een andere keer deed men een uitstap naar de Rascalpen waar men de bergen introk. De beklimming met de zetellift liet men zich welgevallen, de afdaling daarentegen bleek andere koek te zijn. Er werd besloten om de afdaling te voet te doen. “Inlichtingen werden gevraagd en gegeven door een misdadiger, wij kunnen geen ander woord vinden, want er werd ons een zes-uren lange weg gewezen die alleenlijk betreden werd door goed uitgeruste en geoefende toeristen.”[277] Nog een andere keer deed een groepje toeristen een uitstap naar het Weense woud of het kasteel van Schönbrunn.[278]
Op donderdag vond de opening van het stedelijk stadion plaats. De Belgen deden uiteraard ook mee. “Le groupe Belge est vraiment remarquable et il faut le féliciter pour le grand progrès accompli depuis Francfort”[279]. Onder het zingen van de ‘Internationale’ verlieten de atleten kort daarop opnieuw het stadion.
Tijdens de Spelen woonden de Belgen ook enkele van de talrijke concerten, feesten en toespraken, net zoals de grote opvoering van het ideologisch toneelstuk waar men werkelijk van onder de indruk was. Op vrijdag was het aan de Belgen om samen met andere landen een turndemonstratie te geven. De Belgen verontschuldigden zich voor de weinige training die zij voor hun demonstratie hadden kunnen genieten. Hun opvoering van moderne Zweedse gymnastiek zou daardoor niet aan deze van de andere landen kunnen tippen[280].
Op zondag namen zij afscheid in stijl door deel te nemen aan het defilé dat de Arbeidersolympiade feestelijk afsloot en tegelijk een inleidend feest was voor het congres van Socialistische Internationale.[281] Tachtigduizend sporters liepen in deze stoet op, honderdvijftigduizend toeschouwers keken toe. De Belgen verbaasden zich erover hoezeer men in de centrale landen van turnen in massavorm hield. In België kon men daar zeker een voorbeeld aan stellen.[282]
6 De derde Arbeidersolympiade in 1937 te Antwerpen
6.1 De betekenis van Arbeidersolympiade van Antwerpen
Het toneel voor de derde Arbeidersolympiade, die doorging van 25 juli tot 1 augustus was de Belgische socialistische havenstad Antwerpen. Antwerpen 1937 verschilde met de vorige twee edities. Om te beginnen was de derde Arbeidersolympiade niet zo groot als deze in Frankfurt en Wenen, maar gezien de politieke omstandigheden was het bezoek van een goede twintigduizend arbeiderssporters uit zeventien landen een succes te noemen.[283] Het organigram waarop de Spelen georganiseerd werden was hetzelfde als bij de vorige edities. Ook nu was er een winterolympiade, die doorging van 18 tot 21 februari in Johannesbad, Tsjecho-Slowakije. Ook de extrasportieve evenementen lagen in dezelfde lijn. Er werd een massafeest georganiseerd onder de titel ‘Aan ons de toekomst’, dat doorging in het Sportpaleis en eindigde met een fakelloop in het stadscentrum. Daarnaast was er een groot feest met muziek en poëzie, een kinderdag waar zeven à achtduizend kinderen aan deelnamen en een afsluitende feeststoet met meer dan dertigduizend deelnemers en honderdduizend toeschouwers.[284]
De politieke omstandigheden hadden inderdaad een grote impact op de ideologische achtergrond van de Arbeidersolympiade. De strijd tegen het oprukkende fascisme had de Socialistische en de Communistische arbeiderssportbond hun handen in elkaar doen slaan. Atleten uit de Sovjet-Unie konden voor de eerste deelnemen aan deze Olympiade, de Oostenrijkse en Duitse arbeiderssporters, die voor de machtsovername van Hitler samen meer dan de helft van de LSI vertegenwoordigden, was het verboden zich nog langer te verenigen. Ook de Letse arbeiderssportbond was niet langer aangesloten bij de Arbeiderssportinternationale.[285]
De derde Arbeidersolympiade van Antwerpen stond in het teken van vrijheid en volksverbroedering. Er werd niet nagelaten te denken aan de volkeren die leden onder de terreur van fascistische krachten. De Arbeidersolympiade stond symbool “voor het verdrukt volk om te volharden in den illegalen strijd, die eens verlossing zal brengen”[286]. Ook de Spaanse atleten kregen een warm welkom. In de linkse pers werd herinnerd aan de gebeurtenissen van de vorige zomer. “Deze pijnlijke herinnering zal voor ons een plicht des te meer uitmaken om onze kameraden derwijze te ontvangen dat zij naar hun land zullen terugkeeren met de vaste overtuiging, dat de arbeiderssporters hen niet vergeten zijn en aan hun lot overlaten.”.[287] De kreet die de hele week in de Antwerpse lucht hing was ‘No Pasaran’, ze (de fascisten) komen er niet door.
De Russische deelname was geenszins onbesproken. De Russsen kaapten de meeste Olympische titels weg. Hun prestaties werden bewonderd door socialistische en niet-socialistische waarnemers. Toch was de deelnam van de Sovjets controversieel. Enkele landen hadden hun bedenkingen bij de vertegenwoordigers van de RSI.. Zo stuurde Nederland slechts zevenhonderd sporters naar Antwerpen in plaats van de verwachte vier à vijfduizend.[288] Oorzaken voor de controverse waren de vragen die gesteld bij de mogelijke propaganda die de Sovjets via de Arbeidersolympiade voor hun regime zouden voeren. Daarnaast werd getwijfeld aan de amateurstatus van de Russische atleten. Dit verbeterde er niet op toen de Sovjets voor de voetbalfinale twee spelers lieten overvliegen. Deze manier van handelen achtte men niet in overeenstemming met de idealen van de Arbeidersolympiade.[289] De Russische delegatie was zeker niet de grootste, maar haar vijfenvijftig atleten (tegenover tweeduizendhondervijftig Tsjecho-Slowaken) waren stuk voor stuk wereldtoppers. De zwemmer Boitshenko verbeterde het wereldrecord 100m vlinderslag met bijna 3 seconden. De gewichtheffers Popoff en Chatov verbeterden het wereldrecord bij respectievelijk de pluimgewichten en de lichtgewichten. De Polsstokspringer Ozoline vestigde een Europees record. Als bonus verbeterden of evenaarden de Russen ook nog eens een aantal SASI-records.[290]
De Arbeidersolympiade van Antwerpen was het laatste symbool van de kracht van de arbeiderssportbeweging. “Ze heeft aan de wereld die leeft buiten de socialistische middens, bewezen dat haar overtuiging er diep insteekt en dat ze een macht vertegenwoordigt waarmede rekenschap moet gehouden worden”.[291] Helaas, het leidmotief van deze derde editie, ‘No Pasaran’, zou enkele jaren later ijdele hoop gebleken zijn. De Tweede Wereldoorlog luidde moeilijke tijden in voor de internationale arbeiderssport. Hoewel ze bleef bestaan, zou de organisatie deze klap nooit meer te boven komen.
6.2 De Receptie in de Belgische pers
Jean Nobels, de voorzitter van de derde Arbeidersolympiade, was overtuigd van de grote maatschappelijke weerklank van het evenement. “De aandacht van gansch België en wij mogen zeggen van een groot deel van de wereld, is op dit oogenblik gevestigd opde IIIe Arbeidersolympiade, die doorgaat te Antwerpen.”[292] Of de hele wereld toekeek konden we niet onderzoeken, maar in België werd in elk geval vrij veel aandacht aan de gebeurtenissen in Antwerpen geschonken. Enkel de katholieke krant La Libre Belgique nam geen berichtgeving over de Arbeidersolympiade in haar kolommen op.
6.2.1 Vooruit
Enkele weken voor de aanvang van de derde Arbeidersolympiade verschenen in Vooruit reclametekstjes, opgesteld door het inrichtend comité op de voorpagina. Deze riepen de lezers op om massaal naar Antwerpen te trekken. Vaak werd die oproep ondersteund door een citaat van belangrijke figuren uit de arbeidersbeweging zoals BWP-partijvoorzitter Emile Vandervelde of Antwerps burgemeester Camille Huysmans.[293]
In een artikel in Vooruit werden de drie redenen opgesomd waarom de krant zich tot haar lezers richtte om reclame te voeren voor de Arbeidersolympiade. Een eerste reden was dat de Spelen een hoog sportief niveau zouden halen. “Van louter sportief standpunt uit bezien moeten de Antwerpsche Olympische Spelen een hoogtepunt worden”. De tweede reden stoelde dan weer op de ideologische achtergrond van de arbeiderssport. “[…] sport en lichaamskultuur moeten samengaan”. De derde reden was dan weer puur sportief. […]Wat echter vooral de aandacht van partijgenooten en anderen, van sympathisanten of buitenstaanders moet prikkelen is zeker de komst der Russen en Spanjaarden. In beide landen – afgezien van het symbool die zij vertegenwoordigen, wisten de proletariërs athleten te groepeeren die gerust met de beste specialisten der wereldsport kunnen ijveren!”[294]
Het was opvallend hoezeer in de linkse pers de focus van het ideologische naar de sportieve prestaties was verschoven. Er verschenen beschouwende artikels die de leden van de Belgische worstel- en voetbalploeg van persoon tot persoon bespraken. Deze artikels waren overigens vaak afkomstig van de pen van Jean Nobels die ze via het perscentrum liet verspreiden. Nobels schreef een aantal voorbeschouwingen op de sportwedstrijden die in Antwerpen zouden plaats hebben. Hij keek met bijzondere belangstelling uit naar de prestaties van de Belgische worstelploeg. “Wij beschikken in België over de beste werkers en er bestaat grote kans, dat er een paar Olympische titels door onze wakkere jongens kunnen veroverde worden.”[295] In de prestaties van de voetballers had Jean Nobels dan weer wat minder vertrouwen. Zes jaar tevoren, in Wenen, was de Belgische voetbalploeg nog derde geëindigd, maar dit keer zou die prestatie moeilijk te evenaren zijn. “We moeten ook niet beschaamd zijn om te erkennen dat ons elftal thans niet meer zoo sterk zal zijn als te Weenen in 1931, wij hebben het verval van de Belgische voetbalkwaliteit meegemaakt.”[296]
Eens de Arbeidersolympiade een aanvang had genomen, werd de verslaggeving overgenomen door de eigen sportredactie van Vooruit. Roger Cneut, sportrubriekleider en wielerverslaggever van Vooruit, was maar wat blij dat hij over iets anders mocht schrijven dan de onsportieve gebeurtenissen in de Ronde van Frankrijk van dat jaar. Toen stapte de gehele Belgische ploeg op uit de Ronde wegens zware sancties van de chauvinistische Franse koersdirectie ten opzichte van de Belgische gele truidrager Sylveer Maes, terwijl de Fransman Lapébie voor dezelfde acties ongestraft bleef.[297] De Arbeidersolympiade ademde volgens Cneut gelukkig de sfeer uit van de ware sport. “We hebben ons losgerukt uit die sfeer van ongezonde sportiviteit en algemeenen malaise van den Ronde van Frankrijk en met des te meer geestdrift onze blikken te wenden naar de zuiverder en even grootsche sportgebeurtenis, welke ons van heden af en voor een volle week te Antwerpen geboden wordt met de 3e Arbeidersolympiade.”[298] Cneut was erg onder de indruk van het uitgebreide programma van de Arbeidersolympiade. “Ge ziet dat het hier dus wel van soorten is op een olympiade, en hier wel meer ‘l’embarras du choix’ geldt.”[299] Ook de sfeer die de buitenlandse gasten in de Scheldestad brachten verheugde hem ten zeerste. “De spontane sympathie waarmede de deelnemers groepjes onderling en ook met de toeschouwers verbroederden, moest er ons best van overtuigen dat het hier in hoofdzaak een grootsch proletarisch feest betreft in het teeken van den vrede en de vrijheid, waaraan nu ook heel de geciviliseerde wereld zoo sterk gaat houden.”[300] Wat Roger Cneut ook opviel was het hoge het groot aantal toeschouwers en het hoge niveau waarop gesport werd. “Wij moeten er echter onverwijld aan toevoegen, dat die massale interesse allerminst het vertoonde sportgehalte onwaardig is. Wij krijgen hier immers prestaties en dit in diverse vertakkingen, van prima klasse, ja van waar wereldformaat.”[301] Vooral de Russen, die Cneut als ‘echte wondermensen’ omschreef, kregen goede punten. Hun voetballers, gewichtheffers en zwemmers presteerden fenomenaal. Ook over de Belgische prestaties was de sportrubriekleider van Vooruit zeer te spreken, ondanks de zware buitenlandse concurrentie. “Niemand zal het verwonderen dat onze Belgische vertegenwoordigers niet zoo heel veel in te brengen hebben tegen de beste buitenlandsche selekties en vooral, tegen dezen uit de landen waarin men ons nu ook zo ver voor is op lichamelijke cultuur.”[302] Het behalen van zeven Olympische titels, waarvan vijf in het worstelen, één in het zwemmen en één in het boksen, zette België op de kaart van de medaillewinnaars. “Er is dan ook bijzonder een algemene voldoening wanneer zooals gisteren nog met de overwinning van den zwemmer Arts, maar nu nog heel in het bijzonder bij het kennis nemen van de zooveel prachtuitslagen in het pugilistissch domein.”[303] Cneut besloot zijn verslaggeving van de Arbeidersolympiade door het inrichtend comité van de Arbeidersolympiade te bedanken voor de vele uren die zij vrijwillig in de organisatie van zulk een groot evenement hadden gestopt, echter niet zonder er een kritische noot aan toe te voegen. “Dat er zeker schaduwzijden waren in afwerking der programma’s volgens de gestelde uurroosters, vinden we dus als klassiek verschijnsel, hier nog wel meer te rechtvaardigen. Daarom ook hulde voor dit prachtwerk.”[304]
Naast Roger Cneut liet ook De Rycke, een andere sportjournalist van Vooruit, zijn licht schijnen over de gebeurtenissen in Antwerpen. De Rycke was zwaar onder de indruk van de verwezenlijkingen van de derde Arbeidersolympiade. “Iets staat rotsvast. De 3de Arbeidersolympiade blijft in de annalen van ons internationale turn- en sportbeweging een grootsche en onvergetelijke gebeurtenis.”[305] Ondanks de afwezigheid van Oostenrijk en Duitsland was de internationale betekenis van de Olympiade in Antwerpen nog steeds groot. “Zij stond niet in den schaduw van de vorige.”[306] Gezien de internationale politieke situatie was het belang van de Arbeidersolympiade zelfs minstens zo groot. Het doel om in Antwerpen met verschillende volkeren in vrede en verbondenheid samen te leven werd meer dan ooit bereikt. Ook daarover wreef De Rycke zich in de handen. “In die geest waren ze te Antwerpen. Met de gemeenschappelijke opvattingen hebben ze er geleefd. En hun verblijf in Antwerpen en hun dagelijksche ommegang heeft die gesterkt.”[307]
Vooruit besloot zijn verslaggeving met een rangschikking op te stellen van de prestaties per land, hoewel dit eigenlijk indruiste tegen de idealen van de socialistische arbeiderssportinternationale. “Officieel wordt er bij de Olympiade geen klassement opgemaakt maar wij zijn van oordeel dat het voor één dagblad als het onze, plicht is de sterkte der athleten van de verschillende landen aan te toonen, want niets is welsprekender dan cijfers.”[308] Dat zelfs een socialistische krant als Vooruit hiermee begon, bewees eens te meer dat de verslaggeving van de derde Arbeidersolympiade zijn focus van het ideologische naar het sportieve had verlegd.
6.2.2 Le Peuple
Net zoals in Vooruit verschenen enkele weken voordat de Arbeidersolympiade in Antwerpen haar deuren zou openen in Le Peuple een aantal artikels onder de reekstitel ‘Chronique Olympique’. Deze moesten de lezers warm maken om vanaf 25 juli af te zakken naar Antwerpen. Deze stukjes werden soms opgesteld door het inrichtend comité van de Arbeidersolympiade, een andere keer was het iemand van de sportredactie die de lezers aanspoorde gehoor te geven aan de oproep van het Olympisch Comité. Een aantal artikels in de socialistische kranten waren letterlijke vertalingen van elkaar.[309] De toon in aanloop naar de Spelen was bijgevolg van dezelfde aard.
Bij het begin van de Spelen was het ook in Le Peuple tijd voor de sportredactie om de verslaggeving in eigen handen te nemen. Jacques Simon verwelkomde alle buitenlandse atleten en wenste hen geluk bij de sportontmoetingen. Als goede socialist voegde hij er meteen aan toe dat overwinningen niet het doel van deze Olympiade waren. “Chez nous, la victoire compte bien moins que la santé; et ce que veulent nos organisations sportives c’est la grand air, la force physique, la santé pour tous.”[310] Simon riep ook op om de bezoekende atleten geen buitenlanders te noemen, maar broeders. “Étrangers? Fi, le vilain mot! Nos hôtes sont pendant ces journées de nos Jeux nos amis, nos frères.”[311] Simon voelde zich overigens erg op zijn gemak door de sfeer die de Antwerpse olympiade uitademde. Hier heerste een sfeer van internationalisme en wereldbroederschap die hij op de officiële Olympische Spelen miste omdat daar een overwinning van een persoon gevierd werd als een overwinning van een natie. “Quel joie de savoir que demain Hitler ne nommera pas lieutenant un sergant qui a lancé le poids plus loin que les Américains.”[312] Een vernieuwing in vergelijking met de andere kranten was dat Jacques Simon een interview afnam. Muller, de voorzitter van de Arbeidersolympiade, vertelde over de idealen die hem dreven om zich in te zetten voor de arbeiderssportinternationale. Toen Julius Deutsch, voorzitter van de SASI, samen met de Spaanse atleten in Antwerpen aangkwam, werd ook hij door Jacques Simon geïnterviewd. Deutsch, die in Spanje vrijwillig generaal was in het leger dat de Frans-Spaanse grens verdedigde legde het verband tussen de gebeurtenissen in Spanje en de idealen waarvoor Antwerpen 1937 symbool stond. “Ce n’est pas la guèrre civile qui met à feu et à sang l’Espagne, mais la lutte contre Hitler et Mussolini. Tout ceux qui sont en Espagne sont convaincus quie le destin espagnol qui se foue actuellement, c’est aussi celui de l’Europe.”[313]
Louis Lalemand, de journalist die de vorige Arbeidersolympiades had verslagen, schreef deze keer geen artikels voor de krant. Hij had het als lid van het Olympisch Comité veel te druk. Lalemand was op Arbeidersolympiade verantwoordelijk voor SERSANO (Service Sanitaire Ouvrière), het socialistische Rode Kruis dat in 1932 was opgericht.[314]
Net zoals Roger Cneut van Vooruit was Jacques Simon onder de indruk van het drukke programma van de Arbeidersolympiade. “Si l’on examine le programme des quatre journées de Jeux, on reste pantois d’admiration en voyant la liste splendide des épreuves que nous allons chaque jour voir se dérouler sous nos yeux.”[315] Om het voor de lezers wat makkelijker te maken stelde hij voor hen een schema op waardoor de toeschouwer dagelijks zo veel mogelijk kon zien. De impressies van de eerste dag overtroffen meteen Simons verwachtingen. “Je dois avouer que cette première journée dépasse comme succes tout ce que nous avions imaginé, tant au point de vue sportif propriement dit qu’ à celui de l’ambiance générale des jeux.”[316] Ook hij merkte meteen op de dat de Russische atleten met kop en schouders boven de andere atleten uitstaken. “Incontestablement les maitres des jeux sont les Russes”.[317] Le Peuples sportjournalist was zelfs zo onder de indruk dat hij meteen de lezers opriep om in het weekend massaal naar Antwerpen af te zakken. De gebeurtenissen in Antwerpen waren zo uniek dat geen enkele rechtgeaarde socialist deze mocht missen. “Et je ne voudrais pas terminé ces lignes avant sans dire à nos amis qu’ils DOIVENT être à Anvers, samedi et dimanche pour la cause du Parti et de la Démocratie. Ils ne le regrètteront d’ailleurs pas, car jamais plus ils auront l’occasion de voir pareilles festivités.”[318] Enkele dagen later was Simon ontroerd door de grote massa die de laatste dag van de Olympiade de grote feeststoet van de atleten bijwoonde. “Quelle foule dans la métropole, quel public au stade, quelle haie – parfois profonde de dix rangées – sur tout le parcours du cortège international.”[319] Toen het tijd werd om een bilan op te maken van de derde Arbeidersolympiade was Simon onverdeeld positief. “Cette manifestation a laissé loin derrière elle tout ce qui a jamail été organisé en Belgique en matière sportive.”[320] Hij liet niet na om bij het afscheid even stil te staan bij de buitenlandse gasten voor wie het tijd was om terug te keren. Voor de Tsjechen, die een sporter verloren hadden in een tragisch ongeval en ook voor de Spanjaarden had hij een speciaal woordje over. “Nous pensons à nos amis d’Espagne aussi avec crainte. C’est qu’ils retournent dans l’Enfer, et ceux qui hier triomphalent sur nos stades vont offrir leur poîtrine aux balles de rebelles pour la triomphe de la bonne cause en Espagne.”[321] Ten slotte bedankte Jacques Simon de atleten omdat zij voor hem de theorie waar hij in geloofde in de praktijk hadden gebracht. “Merci de m’ avoir fourni la plus belle épreuve que les théories que je defends depuis des années, en matière sportive, ne sont pas des chimères; que la sportivité , le fair play, l’amour dus sport pour lui-même existent et peuvent exister; que l’argent n’ a pas encore gangrené tous les sportifs.”[322] Tot twee weken na afloop van de Arbeidersolympiade van Antwerpen werd in Le Peuple op de Spelen teruggekomen. Niet alleen werden de sportieve exploten werden nog eens uitvoerig besproken, ook probeerde men lessen te trekken uit de voorbije week. In een artikelreeks ‘Après les Jeux Ouvriers d’Anvers’[323] geheten, kwam Jacques Simon tot een aantal vaststellingen. Hij bejubelde daarin het principe van het amateurisme en spoorde de Belgische autoriteiten aan om meer werk te maken van de lichamelijke opvoeding van de Belgische jeugd. Verder eerde hij de organisatoren van de Arbeidersolympiade, die een mooi voorbeeld hadden gesteld met hun vrijwillige inzet en kwam hij tot slot terug op het voetbaltornooi waarin de Russen de sterkste waren gebleken.
De verslaggeving in Vooruit en in Le Peuple sloeg dezelfde toon aan. Beide kranten waren uitermate positief over de Arbeidersolympiade. Vanuit hun socialistische overtuiging kon ook moeilijk iets anders verwacht worden. Toch zondigden beide kranten wel eens tegen de pijlers van de rode sportideologie. Enkele van die pijlers, het verzet tegen prestatiedrang en het verzet tegen het nationalisme werden door de nieuwsgierigheid naar sportieve prestaties met de voeten getreden. Zo publiceerde Le Peuple net zoals in Vooruit ter afsluiting van de berichtgeving over de Arbeidersolympiade een landenklassement, ook al was dat tegen de idealen van de arbeiderssportideologie.
6.2.3 Het Laatste Nieuws
De liberale krant Het Laatste Nieuws dat in regel geen arbeiderssport in zijn kolommen opnam, maakte voor de Arbeidersolympiade in eigen land een uitzondering. Al mag dit niet overdreven worden. Het Laatste Nieuws beperkte zich immers tot het publiceren van de resultaten die behaald werden. Eén artikel maakte toch een voorbeschouwing op de Arbeidersolympiade. De waarde van de Arbeidersolympiade lag volgens Het Laatste Nieuws in het feit dat deze sportmanifestatie “voor de Antwerpsche sportlui een uitstekende gelegenheid beteekent om athleten aan het werk te zien, waarvan men behalve wat de Russen betreft, weinig of niets hoort, maar die toch bij machte zijn interessante prestaties te verwezenlijken.”[324]
6.2.4 Le Soir
De krant Le Soir besteedde in tegenstelling tot wat zij deed bij eerdere Arbeidersolympiades dit keer wel aandacht aan de gebeurtenissen in Antwerpen, zij het eerder in beperkte mate. Uit niets bleek dat Le Soir een verslaggever ter plaatse zou gehad hebben. De krant publiceerde de technische uitslagen van de wedstrijden zonder meer. De enige uitzonderingen op deze regel waren dat zij twee keer de visie van toenmalig minister van gezondheid en sport Arthur Wauters in haar krant opnam. Dit waren echter stukjes die door het perscentrum van de Arbeidersolympiade verdeeld werden.
6.2.5 Volk en Staat
In Volk en Staat werd welgeteld één artikel teruggevonden dat over de Arbeidersolympiade handelde. Volk en Staat had stevige kritiek op de Arbeidersolympiade. Het antisemitisme en het Vlaams-nationalisme, de ideologische pijlers van Volk en Staat, konden er beide in teruggevonden worden. Voor deze krant was de Arbeidersolympiade helemaal geen Arbeidersolympiade. De vlag dekte de lading niet. “Beter ware het geweest indien men het een ‘Joods-marxistisch wereldfeest’ genoemd had. Buiten de menschen uit eigen land zijn het hoofdzakelijk joden die de vreemde naties vertegenwoordigen.”[325] Verder had de krant het over het onfatsoenlijke gedrag van de socialisten. Het Antwerpse socialistische dagblad De Volksgazet had enkele kritische noten over het gedrag van de toeschouwers tijdens de feeststoet van de nationale delegaties in zijn kolommen opgenomen. Deze werden door Volk en Staat gretig overgenomen. In één adem werden hierbij de Walen met de vinger gewezen. “In enkele woorden samengevat, komt het hier op neer dat de opgekommandeerde socialistische groepen, (waarvan een massa uit Wallonië) hun ‘gasten’ niet fatsoenlijk weten te ontvangen.”[326] Een laatste opmerking in Volk en Staat ging over hét ideaal van de Arbeidersolympiade: volksverbroedering. “En of ze in het teeken der verbroedering tusschen de volkeren en de arbeiders staan, betwisten we ook ten zeerste. De gebalde vuisten en het optreden van verschillende elementen bewijzen het tegenovergestelde”.
6.2.6 Sportwereld
Sportwereld ten slotte nam de meest verrassende houding aan ten opzichte van de Arbeidersolympiade. Vanaf 10 juli verschenen nieuwtjes, rand-info en opiniestukjes in de krant in aanloop naar de opening van de Spelen. Deze waren opnieuw afkomstig van het perscentrum van het Olympisch Comité, maar Sportwereld, die er prat op ging een neutrale houding ten opzichte van politiek aan te nemen, nam deze in tegenstelling tot andere kranten, wel gretig over. Een krant die zinnen als deze in haar kolommen opnam kon niet langer beweren volledig neutraal te staan. “De sportliefhebbers en supporters uit alle landen moeten niet alleen door hun massale opkomst hunnen sportvertegenwoordigers in Antwerpen ondersteunen en aanmoedigen, maar tevens in het belang der geheele arbeidersbeweging vande Antwerpsche Olympiade een machtige demonstratie voor den Wereldvrede, voor den Volkenverbroedering en voor de Vrijheid maken.”[327]
Men zou kunnen opwerpen dat het Olympisch Comité een aantal kolommen in Sportwereld kocht om reclame te voeren voor haar Olympiade en de idealen waarop deze gevestigd waren en misschien was dit inderdaad zo. Léopold Boddaer, die de Arbeidersolympiade voor Sportwereld volgde, legde de houding van de krant uit. “Ten gerieve onze lezers geven we hier een uitgebreid programma van wat heden op de verschillende sportterreinen te zien is. “Sportwereld” heeft graag den oproep van het inrichtend komiteit der IIIe Arbeidersolympiade beantwoord, omdat deze reusachtige sportorganisatie voor de Scheldestad van zulk groot belang is.”[328] Boddaer verwelkomde de buitenlandse delegaties en nam meteen het discours van de arbeiderssporters over. “We zeggen alleen vreemdelingen omdat de groote massa tot een vreemd land behooren, maar we noemen ze “broeders” niet alleen omdat zij zoo talrijk den oproep hebben beantwoord doch de overgroote sportmassa in de gelegenheid zal stellen een sportvertoon bij te woonen die door den vreedzamen en hartsterkenden strijde op het sportterrein respect afdwingen.”[329] Boddaer die normaal voor La Meuse,[330] een politiek neutraal dagblad,[331] schreef kon moeilijk als een neutraal observator omschreven worden.
Een tweede anonieme journalist die ook op de Arbeidersolympiade aanwezig was, schreef ook zijn impressies in een geheel eigen stijl neer. Uit veel van wat hij schreef, werd bevestigd dat niet-socialisten vooroordelen tegenover de arbeiderssport hadden. De journalist probeerde deze in zijn bijdrages te ontkrachten. Toen een Zwitsers arbeiderssporter een kruisteken maakte keek de journalist verbaasd op. “Ik ben Roomsch Katholiek geboren, en zal Roomsch Katholiek sterven mijnheer…” En verder vertelde ons die Helvetiër: “Waarom ik bij den arbeiderssport aangesloten ben? Heel eenvoudig, omdat ik arbeider ben…” Ziedaar wat er velen aardig doen opkijken…”[332] Bij de prestaties van de Russen trok ook hij grote ogen. “Wanneer ge die prachtmenschen in actie ziet, vraagt men zich werkelijk af of zulke prestaties mogelijk zijn door menschen die… honger lijden!…”[333] Tussen het schrijven door legde deze journalist de werking van de Arbeidersolympiades aan de lezers uit. “De Arbeiders Olympiade’s zijn met hun wereldspelen gieriger dan anderen. Zij organiseren slechts alle zes jaren, wanneer de anderen alle vier jaren van die gelegenheid genieten. Terloops gezegd, de Ie Arbeidersolympiade had in 1925 te Frankfurt plaats en de IIe in 1931 te Weenen.”[334] De anonieme journalist schreef vanuit de buik van de Olympiade en was hierbij niet om een kwinkslag verlegen. “Arts heeft lijk ’n motorboot gezwommen en is wereldkampioen.” Komt men ons vertellen. “Toch wel wreed! Die russen gaan met al de titels loopen.” Er wordt gelachten. “Arts, ’n Rus? Allez truter! Kent ge Arts, de ouwe AZC’er niet?”[335] of: “Intusschen spreken wij er eene aan die diep aan het dubben zit, opde trappen van de tribuun. “Wat scheelt er vriend?” “Kameraad, ik heb verdriet.” “Verdriet? Vertel me waarom?” “Ik denk aan ons Ruskens.” “Aan ons ruskens?” “Dat ze van zoo’n beelden kanonnenvleesch zouden draaien! Treurig imperialisme, fascisme, kapitalisme en ander zweerlapperij-isme!…”[336]
Ook Achiel Vandenbroeck, sinds jaar en dag één van de belangrijkste journalisten bij Sportwereld, volgde de Arbeidersolympiade vanaf dag één. Bij het begin van zijn verslaggeving was hij meteen onder de indruk. “De gastvrije stad Antwerpen in’t algemeen en het Olympisch Komiteit in’t bijzonder, mogen fier zijn op den gemaakten indruk bij de tienduizenden in de Scheldestad, het Olympisch verbroederingsfeest zijn komen bijwonen.”[337] In zijn volgende artikel had hij het erover dat de gebeurtenissen in Antwerpen zonder twijfel een grote belangstelling kenden en een indruk maakten op de Sinjoren. “Het is een geestdriftige ontvangst geweest die een onvergetelijken indruk gemaakt heeft op de Spanjaardenen die op de duizenden toeschouwers voorzeker ook wel een blijvende stempel zal gedrukt hebben.” De sportieve prestaties die op de Arbeidersolympiade geleverd werden bewonderde Vandenbroeck zo mogelijk nog meer. Net zoals de andere waarnemers was hij vol lof over de prestaties van de Russische atleten. Over de gehele lijn genomen was Vandenbroeck zelfs bijna lyrisch over de arbeiderssport. “De algemeene indruk is, dat het gehalte van de werkende athleten, in meerdere gevallen dat van hun beroepskonfraters overtreft en in veel andere evenaart. En dat alleen, kan niet anders dan een gunstig licht werpen, op het ware doel dezer Arbeidersolympiade: bewijzen, dat de democratie niet alleen een politieke, maar insgelijks een sociale rol van lichamelijke ontwikkeling beoogt en uitwerkt.”[338] Bij de eindbeoordeling kreeg de organisatie bijgevolg goede punten van Achiel Vandenbroeck. “De Derde arbeidersolympiade was een model van inrichting, een opeenvolging van prachtige sportieve verrichtingen en een volksbijval die de stoutste verwachtingen heeft overtroffen.”[339] Vandenbroeck besloot zijn verslagenreeks met een persoonlijke noot die de houding van Sportwereld ten opzichte van de Arbeidersolympiade samenvat. Sportwereld ging er prat op een neutrale houding te hebben in het maatschappelijk debat. Vandenbroeck probeerde daarom tegelijk zijn felicitaties voor de verwezenlijkingen van de arbeiderssport uit te drukken en toch niet aan politiek te doen. “De geestdrift over de IIIe Arbeidersolympiade was massaal en spontaan. Nieuwe wereldrekords werden in een goocheldans naar de vier windstreken rondgestuurd. De athleet-werkman, de democratische kultuurmensch heeft een indrukwekkende getuigenis afgelegd van zijn onverbiddelijk streven naar het ideaal van rassenverheffing en naar finale zege voor demokratie. Dat is geen politiek! Dat is de erkenning van een loffelijk streven dat het menschelijke ras – het weze dan nog inzonderheid de doorschneemensch – lichamelijk en geestelijk hooger op wil. Wij doen aan geen politiek! Wij zeggen dat de democratie haar machtigen levenswil, haar onuitroeibare levenskracht, staalvaste vormen heeft gegeven – langs de sport om – in deze IIIe arbeidersolympiade. En dàt is geen politiek! Dat is de eerlijke rotsvaste overtuiging van een doodgewoon man uit de straat. Ik sluit me beslist aan bij het “Leve de Derde Arbeidersolympiade van Antwerpen!”[340] Het mag dan geen politiek zijn, een lofzang op het fascisme was dit in elk geval ook niet.
7 Verdere evolutie
Er werd een vierde Arbeidersolympiade gepland in 1943 te Helsinki, maar als gevolg van de oorlogsomstandigheden, is deze niet kunnen doorgaan. In 1946, onmiddellijk na de oorlog werd het ‘Internationaal Arbeiders Sport Comité’ opgericht. De arbeiderssportbeweging slaagde erin om te overleven, maar had, ondanks een ledenaantal van om een bij de twee miljoen, verspreid over veertien landen niet langer de invloed van voor de oorlog. De meeste arbeiderssportclubs waren eerder geïnteresseerd in het promoten van sport, dan in het verspreiden van de arbeiderscultuur en het politiek opvoeden van de arbeidersklasse.[341]
Hoofdstuk 3: De Volksolympiade van Barcelona in 1936
1 Inleiding
De Volksolympiade van Barcelona was een strijd om een idee. Een idee van vrede, hoop en gelijkheid. Een strijd ook tegen de nazi-olympiade die in dezelfde zomer van 1936 in Berlijn zou plaatsvinden. De Volksolympiade wilde alle antifascistische krachten in de wereld verenigen. Daartoe behoorden de arbeiderssportverenigingen, maar ook sportievelingen van andere gezindten. Helaas heeft dit feest van de vrede nooit plaatsgevonden. Net op de dag van de openingsceremonie braken, als gevolg van de putsch van generaal Franco, onlusten uit in Barcelona. De Spelen die een feest van vrede en broederlijkheid moesten worden, stierven een ironische dood in de loopgraven van de Spaanse Burgeroorlog.
2 De voorbereidingen
2.1 Verzet vanuit de hele wereld tegen Nazi-Berlijn als gastheer voor de Olympische Spelen van 1936
Duitsland mocht pas vanaf de Olympische Spelen van Amsterdam in 1928 terug tot de Olympische familie behoren. Voorheen was de wonde van Wereldoorlog I nog niet geheeld. Toen, slechts drie jaar later, de kandidatuur van de Berlijn in 1931 verkozen werd boven deze van Barcelona, wilde de Weimarrepubliek deze kans aangrijpen om het respect van de wereld te herwinnen. Dit was echter buiten Hitlers machtsovername in 1933 gerekend. Overal in de wereld werd opgeroepen tot een boycot van de nazi-olympiade van 1936. Uiteindelijk zou het verzet beperkt blijven en zouden de krachten die tegen Berlijn gekant waren, zich pas in juni 1936 bundelen in de organisatie van de volksolympiade in Barcelona.[342]
De oorsprong van het verzet lag in de Verenigde Staten. Het Amerikaans Joods Comité nam een voortrekkersrol op zich. Zij eiste al in mei 1933 de boycot van de Spelen. De AAU (American Athletic Union) schaarde zich in november achter deze eis en dreigde ermee om zijn atleten uit Berlijn weg te houden, tenzij Duitsland zijn houding ten opzichte van de Joden zou veranderen. Het Amerikaans Olympisch Comité aarzelde om zich in te schrijven voor de Olympiade van Berlijn.
Na jaren van twist zou de beslissing toch in het voordeel van de Spelen in Berlijn uitdraaien. Dit was in grote mate het werk van Avery Brundage, de nieuwe voorzitter van de AAU (en de latere voorzitter van het IOC[343]). Brundage geloofde heel sterk in de strikte scheiding van politiek en sport en wilde niet dat sport capituleerde voor politiek[344]. Brundage was zelf naar Duitsland gegaan om zich van de situatie aldaar te vergewissen. In Berlijn aangekomen werd hij door Karl Ritter von Halt, Duits IOC-lid, overtuigd dat ook Joden zouden kunnen deelnemen aan de Spelen. Dit sterkte Brundage in zijn visie dat sport en politiek van elkaar gescheiden kunnen blijven. Terug in de Verenigde Staten, verklaarde hij daarop dat hij tevreden was over de behandeling van de Joodse atleten in Duitsland. Brundage overtuigde de AAU om hun dreiging tot boycot te laten varen.
Toch bleef de boycotbeweging actief in de de USA. Brundage legde zich vanaf 1935 toe op zijn taak van delegatieleider van het Amerikaanse Olympisch team en werd daarom vervangen aan het hoofd van de AAU. Zijn opvolger Jeremiah T. Mahoney, meende dat er toch geen Amerikaanse delegatie naar Berlijn mocht afgevaardigd worden. In een open brief maakte hij zijn grieven duidelijk: “Na mijn onderzoek, ben ik ervan overtuigd, en ik zie niet in hoe je dit kan ontkennen, dat Duitse Joden uitgesloten worden van deelname aan de Olympische Spelen, net omdat zij Joden zijn […]; dat de huidige Duitse regering ras, religie en politiek met sport in het algemeen en de Olympische Spelen in het bijzonder gemengd heeft, en hun vrij en onafhankelijk karakter vernield heeft […] Ik geloof dat deelname aan Spelen onder een Swastikavlag de stilzwijgende goedkeuring betekent van alles wat een swastika symboliseert. […] Ik geloof dat Amerikaanse deelname aan de Olympiade in Berlijn Amerikaanse morele en financiële steun betekent voor het Nazi regime, dat tegengesteld is aan al wat voor Amerika dierbaar is. Daarom hoop ik dat alle Amerikanen samen met mij tegen de Amerikaanse deelname aan de Olympische Spelen zijn en me helpen om de Spelen naar een ander land te verplaatsen.[345]” Zijn protest vond binnen het Amerikaans Olympisch Comité echter geen gehoor omdat dat laatste zich aansloot bij de mening van het IOC dat vrede had met de toegevingen van het Nazi-regime.
Dit betekent echter niet dat het IOC zonder beraad besliste om de Spelen te laten doorgaan. Sinds 1933 waren ook binnen het IOC stemmen opgegaan tegen de Olympische Spelen in Garmisch-Partenkirchen en Berlijn. Karl Ritter von Halt en Theodor Lewald, de respectievelijke voorzitters van de winter- en de zomerspelen, konden het IOC echter overtuigen dat het antisemitisme van de Duitse fascisten de doorstroming van Joodse atleten tot de Spelen niet zou verhinderen.[346]
Naast de USA dreigden ook andere landen met een boycot. In Frankrijk werd geprotesteerd naar aanleiding van de bezetting van het Rijnland door Hitler in maart 1936. In de Franse kamer van volksvertegenwoordigers werd prompt voorgesteld om geen reissubsidies toe te kennen aan het team dat naar Duitsland zou afzakken. Het waren politiek woelige tijden in Frankrijk en het toekennen van de subsidies werd door de snel opeenvolgende regeringen uitgesteld. Toen de Franse kiezer zich in mei 1936 uitgesproken had voor een volksfrontregering onder leiding van de Jood Léon Blum, moest er eindelijk een beslissing genomen worden. Algemeen werd verwacht dat Frankrijk de Spelen in Berlijn zou boycotten. De hoop van de protestbewegingen ging algauw in rook op. Staatssecretaris voor sport en ontspanning Léo Lagrange deelde mee dat niet op de oude engagementen ten opzichte van de Spelen in Berlijn zou teruggekeerd worden. Als compensatie wilde de volksfrontregering wel een stevige financiële injectie aan de alternatieve spelen in Barcelona toekennen. “In tegenstelling tot wat velen denken, werd de vraag over de officiële deelname van de Franse regering aan de Olympische Spelen nooit gesteld. De regering van de republiek zal niet officieel te Berlijn vertegenwoordigd zijn, maar er zal een toelage toegekend worden om de Franse atleten aan de Olympische Spelen in Berlijn of aan de volksolympiade te laten deelnemen.”[347] Er werd 1,1 miljoen Franse frank opzij gelegd voor Berlijn en zeshonderdduizend frank voor het team dat naar Barcelona zou afreizen.[348]
Ook in Nederland was het protest fel. Zo werd in Amsterdam een protesttentoonstelling met als titel “De Olympiade onder diktatuur”[349] georganiseerd. Deze tentoonstelling wilde protesteren tegen de nazi-propaganda die aan de Olympische Spelen ten grondslag lag. Ze zou van start gaan op 1 augustus, de openingsdatum van de Olympische Spelen in Berlijn. Een boycot werd overwogen, maar uiteindelijk zouden de Nederlanders toch naar Berlijn afreizen.
In België gingen ook stemmen op om ‘Hitlers Spelen’ te boycotten. Deze kwamen uit de hoek van de arbeiderssport en van Joodse groeperingen. De arbeiderssportinternationale richtte midden 1935 in Praag een ‘Vereniging tegen het plaatsvinden van de Olympische Spelen in Duitsland’ op.[350] Daarop werd door de Belgische arbeiderssportbond beslist om een ‘Nationaal Verweerkomiteit tegen de Olympische Spelen’ op te richten. De stichtingsvergadering had plaats op 17 december 1935 in het lokaal van de Antwerps-Joodse groep Maccabi.[351] De Belgische arbeiderssportbeweging sloot zich, volgens de wil van de arbeiderssportinternationale ook aan bij het ‘Internationaal Comité ter verdediging van de het Olympisch Ideaal’, waar ook niet-socialistische groeperingen deel van uitmaakten. In socialistiche dagbladen als Vooruit en Le Peuple werd opgeroepen om de Spelen in Berlijn te boycotten. “[…] en dan rust op het Belgische Olympisch Comité de heilige plicht alles te doen om het Belgisch publiek de gedachte bij te brengen dat de ware Olympische geest in het huidige Duitschland niet gekultiveerd kan worden.”[352] Veel meeval kreeg deze oproep niet in de niet-socialistische kranten.[353] Ook werden meetings georganiseerd waarop sprekers als Jean Nobels, de toenmalige voorzitter van de Belgische arbeiderssportbond, tegen de fascistische Olympiade en voor de Volksolympiade in Barcelona pleitten. In de socialistische pers werd hierover met nadruk bericht: “alle partijgangers van vrije sport en bijzonderlijk onze arbeidersturners en –sporters hebben voor plicht deze meeting bij te wonen.”[354] We kunnen stellen dat het protest in België beperkt bleef tot een aantal sportverenigingen die in de marge van het sportveld opereerden.
In nog andere landen gingen ook stemmen op om zich te verzetten tegen de Olympische Spelen in Nazi-Duistland. In Canada was de keuze van bronzen medaillewinnares in het hoogspringen Eva Dawes opmerkelijk. Samen met een aantal andere sterke Canadese atleten zette zij koers naar Barcelona. Toch zou het Canadese Olympisch Comité naar Berlijn afreizen en maakten Dawes en haar collega’s de trip samen met de Canadese arbeiderssportbeweging.[355] Het enige land dat echt wegbleef uit Berlijn was Ierland.[356]
De Volksolympiade van Barcelona was overigens niet de enige sportmanifestatie die ingericht werd als een symbool van protest tegen de Nazi-Olympiade in Berlijn. De Joodse sportbond organiseerde in 1935 te Tel Aviv een Olympiade waar Joden en atleten die niet wilden participeren aan de Spelen in Berlijn op welkom waren. Gelijktijdig met het afsluitend weekend van de officiële Olympiade in 1936, werd een ander protestsportfeest georganiseerd. De leiders van de mislukte boycotbeweging in de Verenigde Staten organiseerden daar een World Labour Athletic Carnaval.[357] De Volksolympiade van Barcelona was echter het evenement met de meeste uitstraling.
2.2 De idee groeit: De Volksolympiade en Het Catalaans Comité voor de Populaire sport
De oorsprong van de volksolympiade als tegenolympiade tegen de Nazi-Spelen in Berlijn ligt echter in Spanje. In 1932, toen de socialisten nog aan de macht waren in de Weimarrepubliek, had Barcelona de strijd om de organisatie van de officiële spelen in 1936 verloren tegen Berlijn. Vier jaar later bood een geheel eigen dynamiek in het Catalaanse sportleven een alternatief voor de Nazi-Olympiade.
Onder invloed van de ideeën van het volksfront werden in Spanje een aantal sportclubs opgericht die voor iedereen toegankelijk wilden zijn. Er werden niet-commerciële vormen van sport beoefend die waarden als gelijkheid, broederlijkheid, solidariteit en fair play bepleitten. Vanaf 1933 verenigden de clubs uit Catalonië zich in het CCEP (Catalaans Comité voor Populaire Sport). Zij bestond uit drie soorten organisaties: culturele groepen, onafhankelijke sportgroepen en meer georganiseerde sportafdelingen van politieke groepen.[358] Uit het engagement van de CCEP zou de Volksolympiade groeien.
De CCEP organiseerde van 1933 af talloze manifestaties die uitgesproken antifascistisch van aard waren. Op één van die sportieve happenings, de ‘Thaelman Cup’[359], ontstond in april 1936 de idee om een volksolympiade te organiseren die tegelijk de waarden van de vereniging moest illustreren en een aanklacht wilde zijn tegen de Spelen in Berlijn. Oorspronkelijk had dit plan enkel een nationale bedoeling, maar tijdens een bijeenkomst in Parijs van alle antifascistische groeperingen, werd voorgesteld om de ‘Olimpiada Popular’ te laten uitgroeien tot een internationale boycot van de nazi-olympiade. De internationaal versnipperde tegenbeweging wreef zich in de handen bij dit voorstel. Nu werd mogelijk om op korte termijn de krachten te bundelen en op te roepen tot een boycot tegen de Berlijnse Spelen en voor een deelname aan de Volksolympiade[360].
De CCEP kreeg hierbij voluit de steun van de Spaanse regering. Zij trok haar subsidies voor Berlijn in en deze werden ter beschikking gesteld voor de Spelen te Barcelona.[361] Er werd een organisatiecomité samengesteld dat bestond uit politici, afgevaardigden van de sportverenigingen en journalisten. Voorzitter werd Josep Antoni Trabal, parlementslid, ex-sportjournalist en oud-voorzitter van de Catalaanse atletiekfederatie. Vice-voorzitters waren Jaume Miratvilles en Pere Aznar die beiden eveneens parlementslid waren. De President van Catalonië, Lluis Companys was ere-voorzitter.[362] Het organisatiecomité werkte op volle toeren. Er werden meer dan zesduizend atleten en twintigduizend buitenlandse bezoekers verwacht.
Toen Barcelona zich klaarmaakte voor de Barcelona leek helemaal klaar om als perfecte gastheer voor de Volksolympiade te fungeren. Op 18 juli, de dag voor de opening werd de openingsceremonie een laatste keer gerepeteerd. De organisatoren verkozen om in het stadion te blijven slapen. Zij ontwaakten die 18e juli echter in een nachtmerrie. In Barcelona waren onlusten uitgebroken naar aanleiding van de putsch van generaal Franco in Marokko op 17 juli. De Burgeroorlog was overgeslagen naar Barcelona. Het rebellenleger in steun van Franco stond oog in oog met de overheidstroepen, die trouw bleven aan de democratische regering. De Olympiade die in het teken stond van de vrede en het antifascisme kon niet doorgaan omwille van een oorlog tussen de fascistische troepen en het democratisch bestuur. Van een ironisch lot gesproken.[363]
3 De tijdsomstandigheden
3.1 De officiële Olympische Spelen: Berlijn 1936
Eens aan de macht, wilden de Nazi’s in eerste instantie zo vlug mogelijk van de last van de organisatie van de Spelen af. Himmler bijvoorbeeld, de Reichsführer van de SS, verzette zich tegen het organiseren van de Spelen in Berlijn en Julius Streicher, hoofdredacteur van het antisemitische dagblad ‘Der Stürmer’, meende dat de Spelen een minderwaardig spektakel waren dat door Joden gedomineerd werd[364]. Streicher zat er niet eens zo ver naast: enkele leden van het organiserende comité, voorzitter Theodor Lewald en secretaris Carl Diem, hadden Joodse familiebanden[365]. Daarenboven stond het nationalisme en de verering van de strenge leer van het Turnbeweging van Friedrich Ludwig Jahn binnen de Nazi-ideologie haaks op het internationalisme en de sportwedstrijden van de Olympische beweging.
Het was echter Göbbels, de minister van propaganda, die de politieke mogelijkheden van de Spelen inzag en Hitler overtuigde om ze toch in Berlijn te laten doorgaan.[366] De Spelen vormden de ideale buitenkans om de aandacht af te leiden van de internationale politieke conflicten waar de Duitsers in verwikkeld waren en om aan de wereld de kracht en de moed van de nieuwe Nazi-orde te demonstreren. Het Duitse Olympisch Comité ging zelfs zo ver door te stellen dat het al of niet doorgaan van de Spelen een doorslaggevende rol zou spelen in de verdere politieke evolutie van Europa.[367]
Het beleid van de Nazi’s tegenover de Joden zorgde internationaal voor controverse. Al snel na Hitlers machtsovername werden Joden uit publieke instellingen geweerd en ook alle officiële sportverenigingen waren voortaan gesloten voor Joden. Het IOC was bezorgd over hoe Joden uit andere landen in Berlijn zouden ontvangen worden. Hitler stelde het IOC gerust door te beloven dat Duitsland alle Olympische regels zou volgen en dat Joden niet zouden uitgesloten worden uit het Duitse team[368]. Het IOC, dat bang was om de controle over de Spelen uit handen te moeten geven, drong vooral op het laatste aan. De Nazi’s leken toe te geven door in 1934 te melden dat er 21 Joden aangeduid waren om deel te nemen aan de trainingskampen voor de Olympische Spelen. Dit stelde het IOC gerust, maar uiteindelijk zouden er slechts 2 Joodse Atleten in de Duitse selectie zitten[369].
De Winterspelen van Garmisch-Partenkirchen moesten een ideale test-case vormen. Hitler was er zich van bewust dat men vanuit de hele wereld naar deze Spelen zou kijken om iets op te vangen van eventueel politiek misbruik. Hij was op zijn hoede om duidelijke partijstandpunten in te nemen of om een overdaad aan militairen in het oog van de buitenlandse waarnemers te laten vallen. Karl Ritter von Halt formuleerde het zo: “Wij Duitsers willen de wereld tonen dat wij, trouw aan de bevelen van onze Führer en Reichskanzler, van de Olympische Spelen een waar festival van vrede en ware verstandhouding tussen volkeren zullen maken.[370]” Het Duitse rijk slaagde grandioos voor de grote test.
De zomerspelen werden een overrompelend succes. Niet alleen werd op hoog niveau gepresteerd, ook vormelijk overtrof de Nazi-olympiade alle voorgaande Olympische Spelen. Alles in de stad en in het stadion ademde een sfeer van perfectie, orde en discipline. Carl Diem, die de choreografie van de Spelen verzorgde, had ook voor een vernieuwing gezorgd. De Olympische toorts, die voor de eerste keer in Antwerpen gebruikt was, werd in 1936 voor de eerste keer in een estafetteloop vanuit Olympia in Griekenland naar Berlijn gedragen.
Niettemin was Duitsland de morele en sportieve winnaar van deze Spelen. Het won het officieuze landenklassement voor de USA. Voor de Nazi’s betekende deze overwinning een bevestiging van de superioriteit van het Arische ras. Zelfs de overwinningen van Jesse Owens konden hier weinig aan verhelpen.
Ook Göbbels was in zijn opzet gelukt. De Spelen waren een inderdaad uitstekend propagandamiddel. Duitsland had aan de wereld getoond dat het uit zijn oorlogsas was verrezen en dat het sterker was dan ooit. De conclusie van Avery Brundage illustreerde het gevoel dat bij velen leefde nadat men teruggekeerd was uit Berlijn: “We kunnen veel van Duitsland leren. Ook wij moeten, als we onze instellingen willen behouden, het communisme uitroeien…Duitsland is getransformeerd van een moedeloze natie, zoals vijf jaar geleden, naar een natie die zelfvertrouwen uitstraalt…Geen enkel land, sinds het antieke Griekenland, heeft meer interesse getoond in het Olympische ideaal, dan Duitsland vandaag.”[371]
Tegenstanders schatten de waarde van de Olympische Spelen anders in den Brundage. De Amerikaanse correspondent William Shirer spaarde zijn kritiek niet: “Hitler en zijn Nazituig zijn er in geslaagd om van de XIe Olympiade de meest kleurrijke in de geschiedenis te maken en, wat nog belangrijker was, ze zijn erin geslaagd om de Olympische Spelen te gebruiken om de wereld te doen geloven dat Nazi Duitsland een vredevolle, geciviliseerde en tevreden natie was.”[372] De Nazi’s hadden de hele wereld zand in de ogen gestrooid.
3.2 Politiek klimaat
3.2.1 De internationale situatie
De internationale politiek werd midden de jaren dertig gekenmerkt door de onstuitbare opkomst van de fascistische krachten in Europa. Het Italië van Mussolini eiste Ethiopië op en zou het zonder al te veel tegenkanting van de internationale gemeenschap op 5 maart 1936 veroveren. Meteen werd bewezen dat de Volkenbond niet werkte. Bovendien begon Italië het Frans-Engelse kamp te verlaten en zocht het meer en meer aansluiting bij het Nazi-Duitsland van Hitler.
De verovering van Ethiopië door Mussolini en het zwakke optreden van de Volkenbond inspireerde Hitler om tot de bezetting van het Rijnland over te gaan. Het Rijnland moest volgens het Verdrag van Versailles en het Locarno-pact gedemilitariseerd blijven. In 1935 had Hitler nog bevestigd dat hij deze afspraak wilde eerbiedigen. Een jaar later lagen de kaarten anders. Het binnenvallen van het Rijnland betekende krachtens het verdrag van Locarno nochtans dat dit een gewapend optreden van België, Italië, Engeland en Frankrijk zou rechtvaardigen. Hitler besloot, tegen het advies van zijn generale staf in, het Rijnland binnen te vallen op 7 maart 1936. Hitler rekende erop dat Frankrijk en Engeland zouden laten begaan. Door zijn correcte inschatting won hij opnieuw aan prestige in Duitsland.[373]
In een parallelle evolutie met de opkomst van de fascistische krachten in Italië en Duitsland, won het linkse kamp aan invloed in Frankrijk en Spanje. Her Front Populaire behaalde onder leiding van de jood Léon Blum in mei 1936 de verkiezingsoverwinning in Frankrijk. In Spanje kwam het Frente Popular aan de macht. De andere Westerse democratieën hadden een rechtse reflex, mede uit angst voor de macht van het Sovjet-communisme. Toen in juli 1936 onder leiding van generaal Franco de fascistische opstand in Spanje uitbrak, lieten de Westerse landen betijen. De non-interventie-politiek kwam het Spaanse fascisme ten goede en verdoezelde de massale Italiaanse en Duitse hulp aan de Franco-troepen.[374]
3.2.2 De Spaanse Burgeroorlog
In 1931 had koning Alfonso XIII plaats moeten ruimen en werd de Tweede Republiek uitgeroepen. Deze revolutie verscherpte de politieke tegenstellingen in het land. De linkerzijde keerde zich met geweld tegen de grootgrondbezitters, de adel en de clerus. Toen de regering, waar ook communisten deel van uit maakten, begon te snoeien in het dure officiersbestand besloot de top van de legerleiding dat het zo niet langer kon. Een aantal hoge officieren beraamde een staatsgreep.
De coup lukte slechts ten dele. Spaans Marokko en een aantal steden in Noord- en Zuid-Spanje vielen in handen van de nationalisten, maar in Madrid, Barcelona en vele andere regio’s mislukte de revolutie door arbeidersopstanden en het optreden van regeringsgetrouwe troepen. Een bloedige burgeroorlog tussen de linkse republikeinen van het volksfront, gesteund door de Sovjet-Unie, en de falangisten onder leiding van Franco, brak uit. De Westerse democratieën kozen voor een non-interventiepolitiek. Duitsland en Italië grepen hun kans en begonnen de falangisten te steunen.
De Burgeroorlog zou uiteindelijk drie jaar duren. De frontlinie schoof lange tijd heen en weer. Madrid werd ingesloten en belegerd, maar weerstond alle falangistische aanvallen keer op keer. De republikeinen behaalden overwinningen, zoals de slag bij Guadelajara, maar de fascisten knabbelden stukje bij beetje steeds meer land van de republikeinen weg. In januari 1939 viel Madrid en de republikeinse weerstand stortte in. Duizenden vluchtten de Pyreneën over, Andalusië en Barcelona vielen in fascistische handen, en in april 1939 claimden de revolutionairen de overwinning. Grote zuiveringen volgden. Franco riep zichzelf uit tot ‘Caudillo’ van de staat. Tot 1975, het jaar waarin hij overleed, was Spanje een militaire dictatuur. In 1975 zou koning Juan Carlos, de kleinzoon van Alfonso XIII, opnieuw zijn functie kunnen opnemen. Spanje werd wederom een parlementaire democratie.
4 De ideologische achtergrond
Vaak werd de volksolympiade gecatalogeerd in het rijtje van de arbeidersolympiades.[375] Hoewel de organisatie onder de invloed van het volksfront stond, was deze typering fout. Een aantal factoren werkten deze perceptie in de hand. Zo namen vooral linkse sporters deel aan de Volksolympiade en werd de Olympiade door de niet-socialistische pers bijna niet verslagen. Ook de ontwikkelingen in Spanje deden het imago van een linkse olympiade ontstaan. De Volksolympiade werd gelieerd aan de republiek en aan de Internationale Brigades die vrijwillig in Spanje kwamen vechten. Bovendien werd op de Arbeidersolympiade van Antwerpen 1937 de Spaanse delegatie luid aangemoedigd en werd meermaals verwezen naar de Volksolympiade van het jaar ervoor.[376]
De organisatie ging evenwel uit van de CCEP (Catalaans Comité voor de Populaire Sport). De CCEP was een organisatie die waarden als solidariteit, gelijkheid en broederlijkheid propageerde. Zij was de ideologische uitdrukking van het Catalaanse populisme van de jaren 1930, dat uitgedragen werd door een groot aantal linkse, niet marxistische, sportieve en culturele verenigingen. Sterker nog; in Barcelona was niet één federatie aangesloten bij de arbeiderssportinternationale.[377]
De doelstellingen van de CCEP en de Volksolympiade werden vaak gereduceerd tot een middel om tot politieke regionale autonomie te komen in Catalonië. De CCEP werd inderdaad vaak gelinkt aan de Esquerra Republicana de Catalunya, een burgerlijke, linkse en nationalistische Catalaanse partij.[378] Dit was slechts gedeeltelijk waar. De Volksolympiade was oorspronkelijk nationaal bedoeld en werd pas geïnternationaliseerd op de tweede bijeenkomst van ‘Het Internationaal Comité ter Verdediging van het Olympisch ideaal’ in Parijs. Hoewel de arbeiderssportinternationale de meerderheid van de antifascistische groeperingen vertegenwoordigde, maakten ook niet socialistische groeperingen en personen er deel van uit, waaronder Heinrich Mann, de Duitse schrijver.[379]
De Volksolympiade was met andere woorden een initiatief van een gevarieerde reeks groepen die elkaar vonden in de strijd tegen de Nazi’s, maar duidelijk ook in de strijd voor het olympische ideaal van verbroedering van alle volkeren.[380] Opvallend was overigens dat de volksolympiade zowel openstond voor atleten gelieerd aan het IOC als voor atleten die lid waren van arbeiderssportbonden. Of zoals Jean Nobels het in Le Peuple verwoordde: [de Volksolympiade verenigt] à Barcelone tous les sportifs du monde, sans distinction aucune, au cours d’une Olympiade populaire placée dans le cadre de l’opposition à l’olympiade hitleriènne de Berlin.”[381] De ‘Olimpiada Popular’ paste noch in het officiële kader van het IOC, noch in de traditie van de arbeidersolympiades. Een aantal historische evoluties kunnen dit verklaren. De Catalaanse sportwereld had nooit een sterke band met het aristocratische Internationaal of Spaans Olympisch Comité gehad maar tegelijk had de arbeiderssportbeweging zich nooit in Catalonië verspreid. Sportclubs werden bijvoorbeeld nooit beperkt tot enkel arbeiders of aristocratie.[382] De CCEP stelde zich veeleer als doel om het aantal sportbeoefenaars in elke bevolkingsklasse te vermeerderen.
De Belgische centrale van turners- en arbeiderssport had moeite met het politieke pluralisme van de Volksolympiade. Er werd gevreesd dat de organisatoren in Barcelona uit waren op het stichten van een autonome en onafhankelijke sportbeweging. De top van de Belgische arbeiderssportbeweging had liever zijn medewerking verleend aan een zuiver socialistische manifestatie. Ze benadrukte dit ook door te stellen dat ze enkel de Syndikale Kommissie, de Belgische arbeiderspartij en de socialistische arbeidersinternationale erkende. Toch besloot men het initiatief van de CCEP te steunen om steun te verlenen “aan den boycot der Olympiade van Berlijn en den eerbied voor de Olympische gedachte”.[383]
4.1 De idealen van de CCEP
Zoals we reeds eerder zegden was de Volksolympiade van Barcelona een strijd om een idee. En die idee bevatte een aantal componenten die vernieuwend waren. Andere bouwden voort op de traditie of sloten aan bij de ideeën van de arbeiderssport. De idealen die nagestreefd werden waren massasport, de deelname van vrouwen aan sportactiviteiten, het opkomen tegen de commercialisering van sport, de eenheid tussen sport en cultuur, het streven naar vrede, de strijd tegen het fascisme en het respect voor de vrijheid van volkeren zonder staat.
Het devies van de Volksolympiade was om sport te promoten en populariseren. De CCEP vocht daarom tegen de opkomst van de commercialisering van sport. Het belang van de deelname was belangrijker dan geldelijk gewin via sport. Dat laatste zou de pure bedoeling van sport geweld aandoen. Ook deelnemen was belangrijker dan winnen. De Volksolympiade beoogde niet enkel sportieve resultaten te behalen, maar wilde ook scoren als symbool. Deelname aan de volksolympiade betekende protesteren tegen de Nazi-Olympiade in Berlijn. Om de deelname van allen te bevorderen werd het programma van de Spelen georganiseerd in drie categorieën: competities voor de elite, voor de gemiddelde atleet en voor de ware amateurs. Er werd beoogd om elitesport en massasport aan de basis in evenwicht te brengen.[384] In dezelfde optiek moet ook de bevordering van de deelname van vrouwen gezien worden.
De CCEP geloofde in een eenheid tussen sport en cultuur. Tijdens de Volksolympiade kregen naast sportwedstrijden ook wedstrijden in de schilderkunst, beeldhouwkunst en fotografie een plaats op de affiche. Folkloregroepen die met meer dan drieduizend personen zouden zijn, zouden de hele Olympiade de eigenschappen van het eigen volk benadrukken. Het organisatiecomité geloofde dat de optredens van deze groepen een belangrijke rol speelden in het verspreiden van het ideaal van respect voor culturele diversiteit.[385]
Vanuit het eigen statuut van Catalonië binnen Spanje koos de het organisatiecomité ervoor om naties zonder staat aan de Volksolympiade te laten deelnemen. De term ‘nationale delegaties’ werd als een ruim begrip gezien. Landen of gebieden zonder politieke autonomie zoals Algerije, Catalonië, Galicië, Baskenland of Palestina of volkeren zonder staat zoals Spaanse en Franse Marokkanen of Geëmigreerde Joden werden als afzonderlijke entiteiten vertegenwoordigd. Hiermee werd het recht op vrijheid van alle volkeren beklemtoond.
De belangrijkste motivatie was natuurlijk het protest tegen de Nazi-Olympiade in Berlijn. De Volksolympiade was het symbool bij uitstek dat het wereldwijde protest vertegenwoordigde. Men wilde een voor iedereen toegankelijke vorm van sportbeoefening creëren die waarden als gelijkheid, broederlijkheid, solidariteit en fair play beklemtoonde.[386] Waarden die volgens het organisatiecomité in Berlijn niet zouden aanwezig zijn. Sport werd zo gebruikt als middel voor meer democratie en tegen het fascisme.
5 De extrasportieve activiteiten
De CCEP moest op een heel korte tijd een zeer grote organisatie uit de grond stampen. Ze slaagde hier, ondanks enige scepsis bij de buitenwacht, wonderwel in. De organisatie had het voordeel dat de infrastructuur om zo’n groot evenement te laten doorgaan aanwezig was. Het stadion van Montjuich kon 72000 toeschouwers ontvangen en voldeed aan de eisen voor massasport. De kleedkamers heetten heel modern te zijn met hun tweehonderd douches, twaalf zwembaden en verzorgingsruimte. Bovendien werd het complex van de wereldtentoonstelling van 1929 door de stad uitgeleend om binnensportwedstrijden in te organiseren. Ook aan overnachtingsruimte zou geen gebrek zijn. Vier dagen voor het begin van de Spelen waren er al 4000 slaapplaatsen aangeboden door particulieren. Een school werd omgetoverd worden tot een Olympische Hotel waar nog eens 5000 bedden zouden staan.[387]
Op het gebied van informatie en reclame werden ook de nodige inspanningen gedaan. Radio Barcelona berichtte vanaf 8 juli dagelijks over de Spelen. Nieuws over de Volksolympiade werd in vijf talen (Spaans, Catalaans, Duits, Frans en Engels) verspreid.[388] Buitenlandse kranten werden op tijd resultaten van de wedstrijden beloofd.
Het organisatiecomité leverde ten slotte ook grote financiële inspanningen om zo veel mogelijk (goede) atleten naar Barcelona te halen. “Men heeft aangeboden aan de verschillende landen, de geheele reiskosten te vergoeden voor enkele belangrijke sportslieden, die niet als delegatie van een of andere organisatie wenschen deel te nemen. Voor organisaties worden de reis- en verplegingskosten op Spaanschen en Catalaanschen bodem geheel vergoed.”[389] Wie z’n reis gefinancierd kreeg, stond niets de komst naar Barcelona meer in de weg.
6 De sportieve impact
6.1 De deelnemende landen
Drieëntwintig nationale delegaties bevestigden hun deelname aan de Spelen: Algerije, Elzas-Lotharingen, Engeland, België, Canada, Catalonië, Denemarken, de Verenigde Staten, Baskenland, Frankrijk, Galicië, Griekenland, Nederland, Hongarije, Geëmigreerde Joden, Spaans Marokko, Frans Marokko, Noorwegen, Palestina, Portugal, Zweden, Zwitserland, en Tsjecho-Slowakije.[390] Zeventien delegaties zouden in Barcelona aankomen, de anderen hebben door de oorlogsomstandigheden nooit de grens met Spanje kunnen oversteken.[391]
De organisatoren verwachtten zesduizend atleten in Barcelona, onder wie een vierduizendtal Spanjaarden en tweeduizend buitenlanders.[392] Frankrijk, waar de volksfrontregering aan de macht was stuurde de grootste buitenlandse afvaardiging van circa 1500 atleten. Zwitserland zou met een tweehonderdtal sporters afzakken. Van de Nederlandse, Engelse en Belgische selecties werd verwacht dat zij met een vijftigtal deelnemers naar Barcelona zouden afreizen. De Deense delegatie bestond uit 10 atleten, de Noorse uit 35 en de Palestijnen kwamen met dertig. De Zweden zouden 25 atleten sturen, de Verenigde Staten 12 en Canada 6. De Sovjet-Unie stuurde een delegatie observatoren.[393]
6.2 De verwachte prestaties
In de socialistische pers werd druk gespeculeerd over de sportieve prestaties die in Barcelona zouden geleverd worden. Men ging ervan uit dat de resultaten niet zo goed zouden zijn als in Berlijn. Onderstaande tabel, die de resultaten van de gouden medaillewinnaars in Berlijn vergelijkt met de recordtijden van Spanjaarden die aan de Volksolympiade zouden deelnemen, bewijst dat deze stelling gegrond was. De resultaten lagen ver uiteen en waren zelfs zwakker dan het niveau dat tijdens de Olympische Spelen in 1912 in Stockholm gehaald werd.[394]
Discipline |
Resultaat van de winnaar in Berlijn 1936[395] |
Record van de Spaanse atleten voor Barcelona[396] |
Resultaat van de winnaar in Stockholm 1912[397] |
4 x 100m estafette |
(USA) 39”8 |
(Spanje) 43”7 |
(Groot-Brittannië) 42”4 |
4 x 400m estafette |
(Groot-Brittannië) 3’09”00 |
(Spanje) 3’31”6 |
(USA) 3’16’6 |
400m horden |
Glen Hardin (USA) 52”4 |
Roca 56” |
Niet gelopen |
Polsstokspringen |
Earle Meadows (USA) 4m35 |
Couségal 3m71 |
H. Babcock (USA) 3m95 |
Hoogspringen |
Cornelius Johnson (USA) 2m03 |
Lacomba 1m85 |
H. Richards (USA) 1m935 |
Hinkstapspringen |
Naoto Tajima (Japan) 16m00 |
Lacomba 14m15 |
G. Lindblom (Zweden) 14m760 |
Decathlon |
Glenn Morris (USA) 7900 pt. |
Marino 5634 pt. |
H.Wieslander (Zweden) 6220 pt. |
Tabel 7: vergelijking tussen de resultaten van de Olympische Spelen in Berlijn 1936,
de Spaanse records en de tijden van de Olympische Spelen in Stockholm 1912.
Toch weigerde men zich blind te staren op sportieve resultaten. Het doel van de Volksolympiade was immers niet om records te breken of om de suprematie van het ene volk op het andere aan te tonen, maar om de jeugd uit alle landen te verzamelen en hen via sportontmoetingen te doen verbroederen. In Berlijn zou dit niet het geval zijn: “A Berlin on battra des records du monde sous le signe du parjure, de la haine des peuples et de l’hypocrisie. Hitler, préparant la guerre et tendant le rameau d’olivier aux athlètes victorieux, pendant que des braves gens, des ouvriers, des juifs croupissent dans des prisons et des camps de concentration!”[398] De journalist die deze woorden schreef wilde op een ander niveau resultaten zien: “Entre le record du monde des 1500 mètres et l’amitié échangeé par un titi parisien et un ketje bruxellois, moi, mon choix est fait.”[399]
6.3 Het voorziene programma
Op zondag 19 juli om 16u zou de Volksolympiade officieel gestart zijn met een optocht van de atleten en de folkloristen, die later op de avond een demonstratie zouden geven. Tegelijk zou ook de internationale aflossing van de ‘Olympische ster’ aankomen, de tegenhanger van de Olympische fakkelloop. De volgende dag hadden de buitenlandse sporters rust gekregen waarbij zij opnieuw van folkloristische optredens hadden kunnen genieten. Deze zouden gedurende de hele Olympiade voorduren. Overdag in de binnenstad en ’s avonds in het park van Montjuich.[400]
Het was voorzien dat vanaf dinsdag 21 juli de sportactiviteit in alle hevigheid zou losbarsten. Het programma van de volksolympiade was rijkgevuld: Sporten als voetbal, rugby, boksen, atletiek, zwemmen, tafeltennis, worstelen, handbal, fietsen, polo, kleiduifschieten, roeien, schaken en kaatsen waren voorzien, net als turn- en vliegdemonstraties.[401] Niet toevallig stonden elitaire sporten als schermen of paardrijden niet op het programma. Omdat de volksolympiade bedoeld was voor alle sporters werden er wedstrijden op drie niveaus afgewerkt: regionaal, nationaal en internationaal.[402] Op zondag 26 juli zou de Volksolympiade eindigen met een sluitingsceremonie, waar ook de prijzen zouden worden uitgereikt.
Het programma van de Volksolympiade was niet enkel met sportieve wedstrijden gevuld. De Populaire Spelen promootten de eenheid tussen sport en cultuur. Het belang van het culturele aspect van de Volksolympiade werd door het organisatiecomité benadrukt in de pers en op publieke activiteiten. Er werden tentoonstellingen van schilderkunst, beeldhouwkunst en fotografie georganiseerd, naast literaire wedstrijden en prijskampen waarin posters moesten ontworpen worden. In de literaire wedstrijden konden prijzen gewonnen worden in de categorieën Catalaans voetbal, lichamelijke cultuur, zwemmen, luchtvaart, atletiek, wielrennen en het belang van de vrouw in de sport. Josep de Sagarra, een bekend Catalaans componist, scheef een geheel eigen Olympische hymne voor de Volksolympiade.
Daarnaast werd aandacht besteed aan folklore. In tegenstelling tot Berlijn waar enkel de Duitse volkseigenheid geëtaleerd werd, wilde de Volksolympiade respect tonen voor de culturele eigenheden van elk volk. Naast de Catalaanse inbreng zouden Schotse, Zwitserse, Nederlandse, Franse, Oostenrijkse en Marokkaanse groepen de kans krijgen om hun folkloristische eigenheid aan de wereld te tonen.[403]
7 De Belgen en Barcelona
7.1 De deelnemers
België zond 46 socialistische atleten naar Barcelona.[404] Zij werden vergezeld door een vijftiental afgevaardigden van de arbeiderssportbeweging. Jean Nobels, de voorzitter van de Belgische arbeiderssportbond, werd aangesteld als delegatieleider en organisator van de reis.[405] Daarnaast maakten ook een aantal Joodse atleten de reis naar Catalonië.[406] Zij kwamen uit 4 Joodse sportgroepen: De Antwerpse JASK (Joodse Arbeiders Sport Klub), de Brusselse verenigingen ‘Shtern’ en ‘Einheit’ waarvan de eerste een links-zionistische signatuur had en de tweede een sociaal-democratisch karakter had. De vierde Joodse sportvereniging ten slotte had haar hoofdzetel in Charleroi. DISK stond voor Demokratischer Jiddischer Sportklub.[407] Vooral JASK zou zich onder aanvoering van Bernard ‘Dov’ Lieberman op de Volksolympiade profileren. Haar politiek profiel sloot overigens aan bij de arbeiderssport. Meer nog JASK was zelfs lid van de ATSC. In Le Peuple stond geschreven dat “Les camarades juifs sportifs ouvriers, résidant en Belgique se déplaçeront à Barcelone avec une délégation de 20 camarades environ.”[408] In een interview van Rudi Van Doorslaer beweert Zalek Kalb dat onder de 60 vertegenwoordigers uit België 28 Joodse atleten waren – van wie 20 JASK-isten.[409]
De Belgische arbeiderssportbeweging had liever een grotere delegatie van een honderdtal atleten uitgestuurd, de Spaanse inrichters hadden hier ook op aangedrongen, maar de magere subsidie van de BWP (drieduizend frank) liet niet toe om een grotere officiële delegatie naar Barcelona uit te sturen. Men hoopte en vertrouwde erop dat “certains de nos camarades non sélectionnés officièlement, se joindront à cette délégation et participeront aux comptetitions.”[410] Uit de verslagen in de pers kunnen we niet opmaken of er daadwerkelijk sportievelingen de deelname zelf ondernomen hebben. Daarnaast werd in de linkse kranten opgeroepen om met het socialistische reisbureau ATO naar Barcelona af te zakken.[411]
De Socialistische atleten waren ingeschreven voor atletiek, wielrennen, schaken, voetbal, worstelen, tennis, zwemmen en waterpolo. De pers wilde of kon geen uitspraken doen over de waarde van de Belgische atleten. De Belgen waren niet goed voorbereid en bovendien was het moeilijk om het niveau van de tegenstander in te schatten.[412] De enige hoopgevende berichten kwamen vanuit het kamp van de worstelsport. Twee worstelaars, Pierre Mollin en Joseph Dillen, hadden reeds deelgenomen aan de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam. Naar hun prestaties werd dan ook met vertrouwen en hoop uitgekeken. “De worstelaars vertelden ons dat zij veel hoop hadden een paar Olympische titels te veroveren.”[413] Naar het internationale niveau van de andere atleten van de Belgische delegatie was het raden. Geen enkele atleet kon aan de spelen van 1932 deelgenomen hebben, aangezien enkel de Belgische schermploeg de reis naar Los Angeles had gemaakt en schermen niet op het programma van de Volksolympiade stond. Een vergelijking maken met 1940 gaat ook niet op, aangezien die Olympiade niet doorgegaan is omwille van de Tweede Wereldoorlog. Geen enkele Belgische atleet die had willen deelnemen in Barcelona reisde later door naar Berlijn. Dit was niet vreemd aangezien de Belgische deelnemers aan de Volksolympiade ofwel bij de arbeiderssportbond, ofwel bij de een Joodse sportvereniging aangesloten waren.
7.2 De reis
Reeds tijdens de treinreis naar Barcelona hoorde de Belgische delegatie, bestaande uit arbeiderssporters en Joodse sporters, onheilspellende berichten over de situatie in Barcelona. Er zou een staking in de transportsector aan de gang zijn en er werd ook gewag gemaakt van de opheffing van het leger.[414] Wanneer de Belgen samen met Franse en Amerikaanse sportlui de laatste stationnetjes aandeden, werden ze nog hartelijk verwelkomd, maar in San Andres de Palomar, vijf kilometer voor Barcelona werden ze tegengehouden. Hier hoorden de Belgen dat de fascistische beweging onder leiding van een aantal hoge officieren uitbreiding nam. Niet alle ondergeschikte militairen zouden die beweging echter volgen. Ook vernam men dat de falangisten de openingsdag van de Volksolympiade uitgekozen hadden om tot de actie over te gaan. Nobels van de ATSC en Dov Liebermann van de JASK trokken samen met twee Franse delegatieleiders naar Barcelona om daar met de verantwoordelijken van de Volksolympiade in contact te komen. Zij konden bewerkstelligen dat er vanuit Barcelona een bus werd gestuurd, begeleid door militairen die trouw gebleven waren aan de regering. Omdat deze geen plaats genoeg bood aan alle treinreizigers mochten de vrouwen en kinderen die op de trein zaten als eerste vertrekken. In San Andres werd door de Belgische afvaardiging angstig afgewacht of de bus snel zou terugkeren. De vrees bleek gegrond.
Na de nacht in een textielfabriek doorgebracht te hebben, konden de sporters de volgende ochtend eindelijk richting Barcelona vertrekken. Het Olympisch Hotel bleek al volzet, waardoor moest uitgekeken worden naar een andere slaapplaats. Die dag had de Volksolympiade van start moeten gaan, maar in de stad was de burgeroorlog uitgebroken. Er werd heen en weer geschoten, vliegtuigen vlogen af en aan. Rond zes uur in de namiddag werd de witte vlag gehesen, de rebellen onder leiding van generaal Goded gaven zich over.[415]
Op maandag werd een grote aanval tegen de laatste fascistische elementen aangekondigd. Het draaide uit op een ware veldslag. Het dodental liep hoog op. Schattingen liepen uiteen tussen 2000, waarvan 550 volksfronters in de officiële bladen tot vijfduizend volgens de geruchten.[416] Nobels waagde zich samen met enkele anderen tot op de barricaden om het schouwspel te bekijken en beschreef de moed van het Spaanse volksfront. “La résistance des travailleurs espagnols est sublime. La mort ne les impressionne pas. Et les fascistes luttent avec l’énergie du désespoir.”[417]
Op dinsdag bleef de situatie rustig, hoewel de voedselvoorziening schaars geworden was. ’s Middags kwamen alle buitenlandse delegaties samen in het Olympisch stadion, waarop zij spontaan een geïmproviseerde optocht opzetten. “Des acclamations frénétiques saluent le passage des sportifs anglais, americains, hollandais, belges, norvégiens, qui défilent sous une double haie de camarades espagnols.”[418] De Franse delegatie weigerde uit haar hotel te komen, zij vond de situatie veel te gevaarlijk. En terecht zo bleek iets later. “Pas hebben we het Olympische stadion in het Montjuichpark verlaten of er wordt uit het struikgewas geschoten.”[419] Op initiatief van de organisatoren werden afgevaardigden van de nationale selecties samengeroepen om na te denken over wat moest worden van de Volksolympiade. Nobels en enkele andere Belgische vertegenwoordigers waren erbij. Aangezien de terugreis voorzien was voor de volgende maandag kon er niet zo veel meer gedaan worden. Men besloot om een beperkte Olympiade te organiseren die drie dagen zou duren: van vrijdag tot zondag. Vanuit het hele land kwamen berichten dat de overheid de situatie onder controle zou hebben. De heren zagen de situatie bijgevolg rooskleurig in: “On Pourra peut-être terminer par une apothéose, et fêter , en commun, la victoire de la Démocratie espagnole!” Tot diezelfde avond zich een nieuw incident voordeed. Een kerk werd in brand gezet en de brand sloeg over naar ‘Hotel Condal’, waar de Engelse en Amerikaanse delegatie evenals de JASK te slapen was gelegd. Gelukkig zonder veel erg. Het thuisfront werd via radio en telegram ingelicht dat de sporters nog steeds gezond en wel waren.
Ondertussen werd de vraag gesteld of het zinvol was om de Volksolympiade te laten doorgaan. Een aantal Franse atleten van de boks- en worstelploeg wilde doorreizen naar Berlijn om daar aan de Olympische Spelen deel te nemen. Deze atleten behoorden overigens niet tot de arbeiderssporters, maar waren aangesloten bij een burgerlijke sportverening. Het Franse standpunt stuitte op luid protest van de andere delegaties. Enkel Tsjecho-Slowakije begreep de visie van de Fransen omdat zij ten slotte een toelage van zeshonderdduizend frank hadden gekregen van hun regering. De Franse sportleiders beloofden hun atleten op andere gedachten te proberen brengen. Tevergeefs, de Franse delegatie besloot de volgende dag te vertrekken en vroeg aan haar regering om twee stoomschepen. De droom van de Volksolympiade viel in duigen.[420] Ook de Belgen maakten zich klaar om naar huis terug te keren. Die nacht zou de burgeroorlog opnieuw in alle hevigheid losbarsten.
Woensdagavond 23 juli werd opnieuw een kleine vergadering belegd onder de afgevaardigden van Engeland, Denemarken, Noorwegen, Amerika en België. Er werd beslist dat men de volgende dag uit Barcelona zou vertrekken.[421] Vooraleer op de ‘Ciudad de Ibiza’, een Spaanse boot die door de Catalaanse regering was opgeëist, te stappen om richting Frankrijk te varen, brachten de Belgen nog een laatste groet aan het kerkhof “où les héros de Barcelone attendent une sépulture pour dormir leur dernier sommeil.”[422] ’s Morgens hadden zij reeds hulde gebracht aan de vijfduizend vrijwilligers die klaarstonden om naar het front in Zaragoza te trekken. “De Interanationale werd gezongen”[…] “Eens het defilee gedaan brachten namen allen; negers, Marokkanen en blanken, plaats op de autocars die ze naar het strijdtoneel, 300km van Barcelona zouden voeren. Het was nog een pakkend moment. Duizenden vuisten werden geheven ten teken van afscheid.”[423]
Donderdagnacht om één uur verlieten de Belgen Barcelona. De volgende dag kwamen de Belgen aan in Marseille waar ze eerst voor vluchtende fascisten werden aanzien, maar die vergissing werd vlug hersteld. Twee dagen later kwam de Belgische delegatie veilig en wel per trein aan in Brussel.
7.3 Een aantal atleten bleven achter
De gebeurtenissen in Spanje hadden duidelijk indruk gemaakt op de sporters. Adriaens poneerde dat er “talrijke buitenlanders in de rangen van de milities meevochten. Het ging hier om antifascistische vluchtelingen die al voor de opstand, legaal of illegaal, in Spanje toevlucht hadden gezocht, en om een honderdtal deelnemers van de Tweede Arbeidersolympiade”.[424] Of er arbeiderssporters van Belgische origine bij de achterblijvers waren blijft onduidelijk. In de socialistische pers werd hier in elk geval geen gewag van gemaakt, in Le Soir en La Libre Belgique werd een aanwijzing gevonden dat er inderdaad arbeiderssporters (al dan niet van buitenlandse origine) in de Internationale Brigades dienst namen. Bij het afscheid van de buitenlanders aan Catalonië zou door een van de delegatieleiders het volgende gezegd zijn: “Nous avons été vraiment émerveillés, a dit un des orateurs, que plusiers athlètes venus à Barcelone se sont joints aux milices catalanes pour partir avec elle en Saragosse”[425]. Van Doorslaer sloot zich hierbij aan door te stellen dat een aantal Joodse atleten vrijwillig dienst namen in de internationale milities. Eigenlijk waren zij meegereisd met de intentie zich in Spanje te vestigen, maar zij engageerden zich in de strijd en kwamen meestal in de ‘groep Thaelman’ terecht. Hun operatieterrein lag in inderdaad in Zaragozza.[426]
8. De Maatschappelijke weerklank
8.1 De houding van Henri de Baillet Latour
De houding van de Baillet Latour ten opzichte van de Volksolympiade kon slechts begrepen worden vanuit zijn houding ten opzichte van de Spelen in Berlijn. Deze was er een van stilzwijgende goedkeuring. Dit betekende geenszins dat de Baillet Latour niet bezorgd was. “Moge de hemel ons toestaan dat de XIe Olympiade een tijdperk van vrede kan inluiden”[427] zei hij in 1935 op een IOC-congres in Oslo. Ook probeerde hij Duitsland onder druk te zetten om Joden in de Duitse ploeg op te nemen. Ook waarschuwde hij Hitler dat eens de Spelen begonnen waren, deze niets meer te zeggen had. “Wanneer de Olympische vlag boven het stadion wordt gehesen, wordt zij een heilig Olympisch territorium en daar ben ik de baas”[428]. Tegelijkertijd bleef hij de Amerikanen onder druk zetten om druk op Berlijn te blijven uitoefenen. “Persoonlijk ben ik niet erg gesteld op Joden en Joodse invloed” en daarom moesten de Amerikanen hun boycotdreiging volhouden, want, zo meende hij “angst is het begin van wijsheid.”[429]
Toch kneep, zoals boven reeds gezegd, het IOC in de praktijk een oogje dicht in de overtuiging dat de kracht van de Olympische idealen sterker zou blijken dan Hitlers ideeën. Meer nog, de Baillet Latour reisde op kosten van Duitsland de Verenigde Staten rond om via lezingen de verdiensten van het Duitse rijk in het kader van de Olympische Spelen in de verf te zetten. Daardoor kan ook de visie van de Baillet-Latour op elke vorm van protest tegen de Olympische Spelen van Berlijn in 1936 en bij uitbreiding zijn visie op de Volksolympiade van Barcelona begrepen worden. De Baillet Latour catalogeerde het protest als politieke van aard en politiek was iets waar het IOC zich ver van wilde houden. “Naar het inzicht van het IOC mag geen enkele atleet verhinderd worden aan de Spelen deel te nemen, men mag echter tevens niemand dwingen aan de Spelen te participeren. […]Een campagne tegen het houden van de Olympische Spelen in Duitsland, moet daarom van politieke oorsprong zijn, aangezien Hitler alle regels van de sport heeft vervuld.”[430]
8.2 De houding van de Belgische pers
Louis Lalemand van Le Peuple verwachtte niet dat er behalve in de socialistische pers over e Volksolympiade in Barcelona zou worden bericht. “Et maintenant attendons les résultats que la presse ouvrière sera probablement la seule à publier, car les chroniquers sportifs des feuilles bourgeoises ont dû recevoir consigne d’ignorer l’Olympiade populaire de Barcelone.” Hij sneerde hierbij meteen naar de Belgische vereniging van sportjournalisten die door zo’n houding ingingen tegen hun eigen beginselen. “C’est ainsi que ces messieurs mettent en pratique le paragraphe A de l’article 1er de leurs statuts qui dit: ‘l’Association des journalistes sportifs a pour but de propager le sport en dehors de toute préoccupation mercantile’. Que ils disent…[431] Louis Lalemand had het goed gezien. Enkel Le Peuple en Vooruit schreven artikels in aanloop naar de protestolympiade in Barcelona. Hoewel ook Sportwereld één bericht in zijn kolommen opnam. Door de politieke gebeurtenissen zouden ook andere bladen, zij het onrechtstreeks en in beperkte mate over de Volksolympiade beginnen schrijven.
8.2.1 Vooruit
De lezers van Vooruit kregen, dankzij de pennenvruchten van Oscar Foucaert uitgebreid te lezen rondom de Volksolympiade van Barcelona. In aanloop naar de zomer van 1936 werd in de krant opgeroepen tot een boycot van de Nazi-Olympiade in Berlijn en de steun aan de Volksolympiade van Barcelona. De Spelen in Berlijn werden afgedaan als een politiek monsterbedrog waarbij Duitsland de Olympiade aanwendde als “het afdoendste politiek en financieel propagandawapen dat de Naziregeering ooit heeft gesmeed”[432]. Al is de Vooruit realistisch genoeg om de kracht van de Volksolympiade in te schatten. “Spijtig wat laat en in elk geval te laat om de Olympische Spelen te Berlijn de totale mislukking te doen ondergaan die zij verdienen.”[433] Vooruit had haar twijfels over de sportieve prestaties die de Belgen in Barcelona zouden kunnen leveren. De krant achtte dit niet erg. De delegatieleiders hadden een even grote taak te verrichten. “Wat de delegatieleiders betreft, zij zullen daar een nuttig werk kunnen verrichten in het vooruitzicht der IIIe arbeidersolympiade 1937 te Antwerpen.”[434] Toen de Arbeidersolympiade niet doorging, haastte Vooruit zich om haar lezers gerust te stellen over de situatie waarin de Belgen verkeerden. Ze drukte daarom telegrammen af, afkomstig van Barcelona. “Alles wel, verwittig ouders van en familie der deelnemers aan volks-olympiade.”[435] Oscar Foucaert trakteerde zijn lezers dan maar op het spannende reisverhaal van de Belgen in Barcelona.[436] Verder verschenen ook in Vooruit inschrijvingslijsten voor de Internationale Brigades.[437] De redactie wilde ten slotte ook haar houding ten opzichte van de Hitler-Olympiade duidelijk stellen. “Men kent dus wel onze houding tegenover de Hitler-Olympiade. We zullen ons bepalen bij een technische berichtgeving om evenwel desvallende de werkelijke prachtprestaties in de gewenschte omstandigheden ten overstaan van een verzorgden informatiekrant aan te kondigen.”[438]
8.2.2 Le Peuple
In Le Peuple sprak Jean Nobels, als delegatieleider en journalist, vol enthousiasme over de Volksolympiade. Hij had het over een grandioos idee. Want inderdaad, de boycotbeweging leek drie maanden voor aanvang van de Olympische Spelen in Berlijn niet meer in staat te zijn om een krachtig signaal de wereld in te sturen. Dankzij de Volksolympiade kon dit dan weer wel. “[…]une idée grandiose: réunir à Barcelone tous les sportifs du monde, sans distinction aucune, au cours d’une Olympiade Populaire, placée dans le cadre de l’opposition à l’Olympiade hitleriènne de Berlin.”[439] In de maand juli verschenen een aantal opinieartikels die de Spelen in Berlijn genadeloos afkraakten door Hitlers gedachtengoed heel scherp tegenover de waarden van het echte Olympische ideaal te stellen. “On sait que le rénovateur des Jeux, pacifiste convaincu, poursuivait un idéal élevé de paix en faisant revivre ces jeux qui dans la Grèce antique, exaltaient la trève entre les combattants, la paix. L’ ex-champion olympique allemand, le Dr Kornig, nazi notoire, voit les jeux sous un autre angle. Pour lui, ils doivent être l’image de la guèrre, l’occassion unique, donnée aux peuples d’ éprouver leur force, de l’affirmer.”[440] Daarnaast verschenen een aantal artikels die de waarde van de Belgische atleten probeerden in te schatten. Maar zoals reeds hoger gezegd, legde ook Nobels er de nadruk op dat records niet belangrijk waren op deze Olympiade. Veel belangrijker was het nastreven van solidariteit en samenhorigheid via sportwedstrijden.
Toen bleek dat de Volksolympiade omwille van de Spaanse burgeroorlog niet kon doorgaan, verschenen er een reeks artikels van de hand van Jean Nobels, waarin de avonturen van de Belgische delegatie in Spanje werden verteld.[441] Meteen verschenen ook oproepen voor financiële steun aan de Spaanse volksfrontregering. De lezers van Le Peuple werden zelfs uitgenodigd om zich in te schrijven om in de Internationale Brigaden in Spanje te gaan vechten. Tot slot herinnerde Louis Lalemand de lezers eraan dat niet elke Duitser achter de Hitler-Olympiade stond. Helaas was hun lot verschrikkelijk: “Ce sont de jeunes ouvriers sportifs allemands, décapités ou emprisonnés, pour avoir défendu le sport libre!…”[442]
8.2.3 Het Laatste Nieuws
Het Laatste Nieuws repte helemaal met geen woord over de Volksolympiade in Barcelona. Zelfs uit berichtgeving over de Spaanse Burgeroorlog kon de lezer niet opmaken dat er een tegenolympiade tegen deze in Berlijn gepland was geweest. De krant berichtte daarentegen met ontzag voor de organisatie van de Olympische Spelen door Nazi-Duitsland. “Berlijn belooft met de aanstaande Olympische Spelen alles in de schaduw te stellen van wat op dat gebied reeds gepresteerd is.”[443]
8.2.4 La Libre Belgique
De lezers van La Libre Belgique konden enkel via stukjes over de Spaanse Burgeroorlog te weten komen dat er een Volksolympiade in Barcelona gepland was. De persberichten van internationale persagentschappen omtrent de putsch van Franco waren immers vaak afkomstig van journalisten die omwille van de Volksolympiade in Barcelona aanwezig waren. La Libre Belgique nam deze meestal gewoon over. Zo stond er onder andere in te lezen hoe de atleten de Catalaanse regering bedankten voor de gastvrijdheid. Ook stond er een stukje omtrent de situatie van de Belgische atleten in Spanje. Zo stond er te lezen dat de Belgische delegatie uit Spanje was vertrokken. “quant aux sportifs belges qui s’étaient rendus à Barcelone pour participer aux jeux olympiques, ils se sont embarqués avec leurs camarades français.[444]” De houding van de krant tegenover de Spelen in Berlijn ten slotte was positief, maar met oog voor de politieke realiteit. “En 1936, à Berlin, les Jeux Olympiques modernes, n’ont rien à envier à leurs prédécesseurs. […]Hélas, il manque la trève politique.”[445]
8.2.5 Le Soir
De lezers van Le Soir kregen op dezelde manier als de lezers van La Libre Belgique over de Volksolympiade in Barcelona te lezen. Dit ‘dankzij’ de burgeroorlog in Spanje en dan nog in heel beperkte mate. Tussen het politieke nieuws over de burgeroorlog vonden we hetzelfde bericht als in La Libre Belgique waarin verteld werd dat de buitenlandse deelnemers aan de Volksolympiade de Catalaanse regering bedankten voor de gastvrijheid.[446] Over de Volksolympiade (en over arbeiderssport in het algemeen) werd met geen woord gerept in Le Soir. De krant nam een vrij neutrale houding aan ten opzichte van de Olympiade in Berlijn. Ze besefte evenwel dat deze door de Duitse regering gebruikt werd om het buitenland van haar kwaliteiten te overtuigen. “L’espoir est que l’étranger rentré chez lui se mue en propagandiste du Reich et de son idéal”.[447]
8.2.6 De Schelde
Dat De Schelde met geen woord over de Volksolympiade in Barcelona repte, was gezien haar politieke profiel geen verrassing. Net zoals haar houding ten opzichte van de Olympische Spelen vanuit die optiek kon verklaard worden. “Het wachten is nu nog slechts op den eersten Augustus, den dag waarop de rijkskanselier zelf de Spelen zal openen…”[448]
8.2.7 Sportwereld
Sportwereld ging er prat op steeds politiek neutraal te blijven in haar berichtgeving en zij nam inderdaad een dergelijke houding aan inzake de polemiek rond de Olympische Spelen in Berlijn. Rondom de Volksolympiade werd slechts één artikel teruggevonden en dat berichtte over het vertrek van de worstelaars naar Barcelona. Niet toevallig ging het over de worstelaars, daar deze de kampioenen waren van de Belgische Krachtsportbond. “Wij kunnen volle vertrouwen hebben in de athleten van den Belgischen Krachtsportbond welke België in de worstelsport daar zullen vertegenwoordigen.[…]Wij kunnen volle vertrouwen hebben want al de deelnemers zijn in hunne kategorie kampioen van België, en het zou ons niet verwonderen moesten er een paar Olympische titels mede naar Antwerpen komen.[449]” De neutraliteit van Sportwereld werd nog eens bevestigd in een commentaarstuk over de Olympische Spelen in Berlijn. “Zonder twijfel heeft het Nazisme geen alt te beste pers in zekere landen, door die kwestie van het buitenzetten van Joden. […] Maar in geval van overwinning van een joodsch athleet, hoe zal die onthaald worden? En zullen daardoor geen betreurenswaardige incidenten voorvallen? Afwachten is de beurt, en laat ons hopen dat de beste zal winnen ware hij dan ook kleurling of Jood.”[450]
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[32] Renson omschrijft de Olympische Spelen van 1920 te Antwerpen op deze manier. Zie RENSON, De VIIe Olympiade Antwerpen 1920, 11.
[33] WHYTE, The Interallied Games, 14.
[34] WHYTE, The Interallied Games, 14.
[35] WHYTE, The Inter-Allied Games, 17-20.
[36] TERRET, ‘Le Comité International Olympique et les ‘olympiades militaires’ de 1919’, 71.
[37] WHYTE, The Inter-Allied Games, 23-24.
[38] WHYTE, The Inter-Allied Games, 29.
[39] DURRY, 1919, Les jeux interalliés, 105.
[40] DURRY, 1919, Les jeux interalliés, 106.
[41] RENSON, De VIIe Olympiade, 14-15.
[42] KANIN, A political history, 46.
[43] HENRY, An approved history of the Olympic Games, 135.
[44] KANIN, A political history, 47.
[45] SENN, Power, politics and the olympics, 37.
[46] HOBERMAN, ‘Toward a theory of Olympic Internationalism’, 3.
[47] PAPPAS, ‘The Opening Ceremony of the Olympic Games’, 448.
[48] MICHIELSEN, Geschiedenis van de Europese arbeidersbeweging, 18.
[49] MICHIELSEN, Geschiedenis van de Europese arbeidersbeweging. 19-20.
[50] WHYTE, The Inter-Allied Games, 11.
[51] TERRET, ‘Les quatre enjeux des Jeux interalliés de 1919’, 129. en: TERRET, Les Jeux interalliés, 71-72.
[52] TERRET, Les Jeux Interalliés de 1919, 31.
[54] MÜLLER & TUTTAS, ‘The Role of the YMCA’ , 127.
[55] TERRET, Les Jeux Interalliés de 1919, 35.
[56] MÜLLER & TUTTAS, ‘The Role of the YMCA’ , 128.
[57] WAKEFIELD, Playing to win, 42.
[58] TERRET, Les Jeux Interalliés de 1919, 55.
[59] TERRET, Les Jeux Interalliés, 56.
[60] JOHNSON, Official Athletic Almanac of the American Expeditionary Forces 1919, 127.
[61] WAKEFIELD, Playing to win, 52.
[62] TERRET, Les Jeux Interalliés, 57.
[63] TERRET, Les Jeux Interalliés, 58.
[64] TERRET, Les Jeux Interalliés, 59.
[65] JOHNSON, Official Athletic Almanac of the American Expeditionary Forces 1919, 127.
[66] JOHNSON, Official Athletic Almanac of the American Expeditionary Forces 1919, 221.
[67] TERRET, Les Jeux Interalliés, 64.
[68] ‘Na de Militaire Olympische Spelen’ Sportwereld (14 juli 1919) 2.
[69] ‘Bij de YMCA’, De Schelde (19 juni 1919), 3.
[70] ‘Bij de YMCA’, De Schelde (19 juni 1919), 3.
[71] ‘Bij de Amerikanen’, De Schelde (29 juni 1919), 3.
[73] Cf. infra p.***
[74] De sport werd voor het eerst gespeeld in de YMCA International Training School in Massachusetts in de klas van James Naysmith op 21 december 1891. Zie hiervoor: http://www.ymca.int/index.php?id=118
[75] WHYTE, The Inter-allied Games, 202-203.
[77] WHYTE, The Interallied Games, 140.
[78] LEWIS, ‘The military Olympics’, 173.
[79] WHYTE, The Interallied Games, 140.
[80] TERRET, Les Jeux interalliés, 11.
[81] Hedjaz is een gebied gelegen langs de Rode zee en zou later een deel van Saoudie -Arabië worden.
[82] ‘Na de militaire Olympische Spelen’, Sportwereld (14 juli 1919), 2.
Terret kent slechts 120 punten toe aan de Amerikanen. Dit lijkt ons echter een onderschatting of een typfout, gezien de verpletterende overmacht van de Amerikaanse delegatie. Daarom kiezen we voor het puntentotaal van 220 zoals in de kranten in 1919 verscheen. Immers, de atletiekwedstrijden alleen al leverden de Amerikanen een puntentotaal van 92 op, tegenover 12 voor Frankrijk. (WHYTE, The Inter-Allied Games, 323.)
[83] WHYTE, The Interallied Games, 55.
[84] KANIN, D.B. A political history of the Olympic Games, 43-44.
[85] WHYTE, The Interallied Games, 171.
[86] ‘Intergeallieerde Olympiade’, De Schelde (9 juli 1919), 3.
[87] LEWIS, ‘The Military Olympics’, 172-3.
[91] LEWIS, ‘The military Olympics’, 175.
[92] ‘Intergeallieerde Olympische Spelen te Parijs’, Het Laatste Nieuws (4 juni 1919), 3.
[93] WHYTE, The Interallied Games, 94-95
[94] Cf supra. Tabel *.
[95] ‘Na de Militaire Olympische Spelen’, Sportwereld (14 juli 1919), 2.
[96] ‘Olympische Spelen voor Soldaten’, Sportwereld (16 juni 1919), 2.
[97] WHYTE, Interallied Games, 283-302. en www.olympic.be
[98] WHYTE, Interallied Games, 246-253. ; www.olympic.org en www.olympic.be
[99] WHYTE, Interallied Games, 258.
[100] Wellicht wordt bedoeld René Swartenbroeckx.
[102] WHYTE, Interallied Games, 270-280. en www.olympic.be
[103] WHYTE, Interallied Games, 323-342. en www.olympic.be
[104] WHYTE, Interallied Games, 348. en www.olympic.be
[105] WHYTE, Interallied Games, 303-309. www.olympic.org en www.olympic.be
[106] WHYTE, Interallied Games, 213-245. www.olympic.org en www.olympic.be
[107] WHYTE, Interallied Games, 203-212. www.olympic.be
[108] WHYTE, Interallied Games, 196-198, 201-202 & 260-269.
[109] WHYTE, Interallied Games, 348.
[110] WHYTE, Interallied Games, 348.
[111] TERRET, Les jeux interalliés, 95.
[112] ‘Intergeallieerde Olympiade’ Vooruit (5 juli 1919), 3.
[113] LEWIS, ‘The Military Olympics’, 172.
[114] TERRET, ‘Le Comité International Olympique et les “Olympiades militaires” de 1919’, 72.
[115] DURRRY, ‘1919 – Les Jeux Interalliés’, 106.
[116] ‘Intergeallieerde Olympische Spelen’, Het Laatste Nieuws (20 juni 1919), 5.
[117] MÜLLER, ‘The Role of The YMCA’, 129.
[118] DE COUBERTIN, ‘Olympic Memoirs’ 134.
[119] DE COUBERTIN, ‘Olympic Memoirs’ 135.
[120] WHYTE, The Inter-Allied Games, 155.
[121] WHYTE, The Inter-Allied Games, 154.
[122] WHYTE, The Inter-Allied Games, 154.
[123] ‘Jeux Olympiques Interalliés Pershing’, Le Soir (21 juni 1919), 3.
[124] ‘Jeux Olympiques Interalliés’, La Libre Belgique (21 juni 1919), 4.
[125] ‘Intergeallieerde Olympische Spelen’, Het Laatste Nieuws (20 juni 1919), 5.
[126] ‘Intergeallieerde Olympische Spelen’, Vooruit (28 juni 1919), 3.
[127] ‘Jeux Olympiques Interalliés’, Le Peuple (22 juni 1919), 3.
[128] ‘De Olympische Spelen’, Het Laatste Nieuws (19 juni 1919), 5.
[129] ‘De Olympische Spelen. De Tweede dag (vervolg)’, Het Laatste Nieuws (27 juni 1919), 4.
[130] Alle citaten in deze paragraaf zijn afkomstig uit het artikel ‘Olympische Spelen voor Soldaten’ Sportwereld (16 juni 1919), 2.
[131] Alle citaten in deze paragraaf zijn afkomstig uit het artikel ‘Na de Militaire Olympiade’ Sportwereld (14 juli 1919), 2.
[132] Vanop de website van CISM: Conseil International du sport militaire http://www.cism-milsport.org/eng/welcome.html
[133] LSI= Luzerner Sport Internationale; vanaf 1927 veranderde deze haar naam in SASI = Socialistische Arbeiders Sport Internationale)
[134] RSI= Rode Sport Internationale
[135] STEINBERG, ‘The Workers’ Sport Internationals 1920-1928’, 233.
[136] WHEELER, ‘Organized Sport and Organized Labour’, 196.
[137] Bijvoorbeeld de doctrine van F.L. Jahn in Duitsland,, het zogeheten ‘Turnen’, die paramilitair van aard was en bedoeld voor de versterking van de fysieke kracht van het Germaanse ras.
[138] STEINBERG, ‘The Workers’ Sport Internationals 1920-1928’, 234.
[139] CELIS, Turners, vaandels en rood vuur. De geschiedenis van de socialistische arbeiderssportbeweging 1860-1940, 26.
[140] BOX, De Derde Arbeidersolympiade in 1937 te Antwerpen, 23.
[141] CELIS, Turners, vaandels en rood vuur, 54.
[142] CELIS, Turners, vaandels en rood vuur, 54.
[143] BOX, De derde Arbeidersolympiade, 26.
[144] BOX, De derde Arbeidersolympiade, 41.
[145] CELIS, Turners, vaandels en rood vuur, 41 en 78.
[146] Tabel gebaseerd op: VANDERSMISSEN, Le Sport Ouvrier, 23. ; KRÜGER, ‘Worker Sport around the world’, 171 ; BOX, De Derde Arbeidersolympiade, 36.
[147] NITSCH, ‘The two International Worker sport Organisations’, 167.
[148] CELIS, Turners, vaandels en rood vuur, 79.
[149] STEINBERG, ‘The Workers’ sport internationals 1920-1928’, 235.
[150] STEINBERG, ‘The Workers’ Sport International, 1920-1928’, 237.
[151] NITSCH, ‘The two International Worker Sport Organisations’, 169. De oprichting van deze federatie gebeurde gelijktijdig met het derde Comintern Congres.
[152] NITSCH, ‘The Two International Worker Sports Organisations’, 167.
[153] STEINBERG, ‘The Workers’s Sport Internationals 1920-1928’, 242.
[154] NITSCH, ‘The Two International Worker Sports Organisations’, 168.
[155] STEINBERG, ‘The Workers’s Sport Internationals 1920-1928’, 245.
[156] STEINBERG, ‘The Workers’s Sport Internationals 1920-1928’, 246.
[157] STEINBERG, ‘The Workers’s Sport Internationals 1920-1928’, 248.
[158] Cf infra.
[159] CELIS, Turners, vaandels en rood vuur, 88-89.
[160] RIORDAN, ‘The Worker Olympics’, 64.
[161] NITSCH, ‘The Two International Worker Sport Organisations’, 170.
[162] WHEELER, ‘Organized Sport and Organized labour’, 203-204.
[163] KRÜGER, ‘Global and Cultural Critique: Problematizing the Olympic Games’, 39.
[164] BOX, De derde Arbeidersolympiade in 1937 te Antwerpen, 11-17.
[165] JACQUEMYNS, Wilt u sportjournalist worden?, 12.
[166] “De machtige organisatie SASI telt op dit oogenblik meer dan twee miljoen leden.” VANDENBROECK, ‘Derde Arbeidersolympiade onder groote belangstelling geopend’, Sportwereld (26 juli 1937), 7.
[167] SIMON, ‘Notre ami Muller nous parle’, Le Peuple (28 juli 1937), 1.
[168] KRÜGER, ‘Worker Sport around the world’, 171.
[169] NITSCH, ‘The Two International Worker Sports Organisations’, 167.
[170] ‘De Eerste Socialistische Olympiade te Seraing’, Le Peuple (28 juli 1921), 8.
[171] ‘L’Olympiade Ouvrière à Prague’, Le Peuple (3 juli 1921), 2.
[172] RIORDAN, ‘The Workers’ Olympics’, 103.
[173]HOEDEMAECKERS, ‘De 1e Arbeidersolympiade’, Vooruit (3 juli 1921), 7.
[174] HOEDEMAECKERS, ‘De Arbeidersolympiade te Praag’, Vooruit (1 juli ), 6.
[175] HOEDEMAECKERS, ‘De 1e Arbeidersolympiade’, Vooruit (3 juli 1921), 7.
[176] FOUCART, ‘De social. Olympiade te Seraing’, Vooruit (15 en 16 augustus 1921), 3.
[177] FOUCART, O., ‘De social. Olympiade te Seraing’, Vooruit (17 augustus 1921), 3.
[178] WAGNER, ‘Prague’s Socialist Olympics of 1934’, 6.
[179] RIORDAN, ‘The Workers’ Olympics’, 105.
[180] ‘De Arbeidersolympiade te Praag’, Vooruit (12 juni 1921), 5.
[181] NITSCH, ‘The Two International Worker Sport Organisations’, 167.
[182] Aan de winterolympiades wordt in deze thesis geen aandacht besteed. Winterolympiades waren voornamelijk een onderonsje van de traditionele wintersportlanden. België nam in ***** met x/0 aantal atleten
[183] NITSCH, ‘Wir erlebten wie Frieden sein kann’, 204-5.
[184] ‘De eerste arbeidersolympiade te Frankfort’, Vooruit (26 juli 1925), 4.
[185] ‘De eerste arbeidersolympiade te Frankfort’, Vooruit (27-28 juli 1925), 2.
[186] NITSCH, ‘Wir erlebten, wie Friende sein kann’, 205.
[187] KANIN, A political history of the Olympic Games, 49.
[188] KANIN, A political history of the Olympic Games, 49.
[189] MICHIELSEN, Geschiedenis van de Europese arbeidersbeweging, 26.
[190] CELIS, Turners, vaandels en rood vuur, 123.
[191] CELIS, Turners, vaandels en rood vuur, 125.
[192] DONA, Sport en socialisme : de geschiedenis van de Nederlandse Arbeiderssportbond 1926-1941, 37
[193] BOX, De derde Arbeidersolympiade in 1937 te Antwerpen, 47.
[194] FOUCAERT, ‘De Arbeiders-Olympiade van Frankfort’, Vooruit (3-4 oogst 1925), 4.
[195] BOX, De derde Arbeidersolympiade in 1937 te Antwerpen, 48.
[196] CELIS, Turners, vaandels en rood vuur, 146.
[197] KIDD, ‘The myth of the Ancient Games’, 71.
[198] LALEMAND, ‘De eerste ArbeidersOlympiade te Frankfort’, Vooruit (24 juli 1937), 3.
[199] BOX, De derde Arbeidersolympiade in 1937 te Antwerpen, 57.
[200] LALEMAND, ‘L’Olympiade Ouvrière de Francfort’, Le Peuple (28 juli 1925), 3.
[201] BOX, De derde Arbeidersolympiade in 1937 te Antwerpen, 48.
[202] CELIS, Turners, vaandels en rood vuur, 136.
[203] CELIS, Turners, vaandels en rood vuur, 137.
[204] V.D., ‘Noorderlanden domineerden bij de 3de Arbeidersolympiade’, Vooruit (7 augustus 1937), 4.
[205] CELIS, Turners, vaandels en rood vuur, 138.
[206] FOUCAERT, ‘De Arbeiders-Olympiade van Frankfort’, Vooruit (3-4 augustus 1925), 4.
[207] BOX, De derde Arbeidersolympiade in 1937 te Antwerpen, 49.
[208] CELIS, Turners, vaandels en rood vuur, 140.
[209] CELIS, Turners, vaandels en rood vuur, 141.
[210] LALEMAND, ‘De eerste Arbeiders-Olympidade te Frankfort’, Vooruit (24 juli 1925), 3.
[211] ‘De eerste Arbeiders-Olympiade te Frankfort’, Vooruit (25 juli 1925), 4.
[212] CELIS, Turners, vaandels en rood vuur, 141.
[213] FISCHER, ‘Die Olympiade der Sozialistischen Arbeitersportinternationale in Frankfurt 1925’, 107.
[214] ‘L’olympiade ouvrière de Francfort’, Le Peuple (27 juli 1925), 3.
[215] ‘L’olympiade ouvrière de Francfort’, Le Peuple (27 juli 1925), 3.
[216] ‘De eerste arbeidersolympiade te Frankfort’, Vooruit (29 juli 1925), 4.
[217] ‘De eerste arbeidersolympiade te Frankfort’, Vooruit (29 juli 1925), 4.
[218] ‘L’olympiade ouvrière de Francfort’ Le Peuple (29 juli 1925), 3.
[219] ‘De eerste arbeidersolympiade te Frankfort’, Vooruit (29 juli 1925), 4.
[220] NITSCH, ‘Wir erlebten wie Frieden sein kann’, 205.
[221] ‘De eerste arbeidersolympiade te Frankfort’, Vooruit (29 juli 1925), 4.
[222] ‘De eerste arbeidersolympiade te Frankfort’, Vooruit (30 juli 1925), 4.
[223] ‘De eerste arbeidersolympiade te Frankfort’, Vooruit (30 juli 1925), 4.
[224] FISCHER, ‘Die Olympiade der Sozialistischen Arbeitersportinternationale in Frankfurt 1925’, 118-119.
[225] ‘De eerste arbeidersolympiade te Frankfort’, Vooruit (30 juli 1925), 4.
[226] EICHBERG, ‘Fest- und Weihespiele in der Arbeiterkulturbewegung’, 99.
[227] ‘De eerste arbeiders-Olympiade te Frankfort’, Vooruit (31 juli 1925), 4.
[228] ‘De eerste arbeiders-Olympiade te Frankfort’, Vooruit (31 juli 1925), 4.
[229] NITSCH, ‘Wir erlebten wie Frieden sein kann. Die 1. Internationale Arbeiter-olympiade 1925’, 204.
[230] Zie bijlage***
[231] De klassieke atletieknummers zoals loop- spring- en werpnummers.
[232] atletieknummers als gewichtheffen
[233] ‘De eerste arbeiders-Olympiade te Frankfort’, Vooruit (31 juli 1925), 4.
[234] WHEELER, ‘Organized Sport and Organized labour’, 203-204.
[235] COMITÉ OLYMPIQUE FRANÇAIS, Les Jeux de la VIII Olympiade Paris 1924, Parijs, 1924.
[236] ‘De Arbeidersolympiade te Frankfort’, Sportwereld (1 augustus 1925), 3. ‘L’Olympiade Ouvrière de Francfort’, Le Peuple (1 augustus), 3.; ‘De eerste Arbeiders-Olympiade te Frankfort’, Vooruit (1 juli 1925), 4.
[238] ‘De eerste Arbeiders-Olympiade te Frankfort’, Vooruit (25 juli 1925), 4.
[239] FOUCAERT, ‘De Arbeiders-Olympiade van Frankfort’, Vooruit (3-4 augustus 1925), 4.
[240] Zie bijlage 7 en www.olympic.be
[241] BRICHFORD, ‘Global and Cultural Critique: Problematizing the Olympic Games’, 130.
[242] DEVEEN, ‘Letting everyone do sport’, 313.
[243] ‘L’Olympiade Ouvrière de Frankfort’, Le Peuple (1 augustus 1925), 3.
[244] ‘De Arbeidersolympiade te Frankfort’, Sportwereld (1 augustus 1925), 3.
[245] ‘L’Olympiade ouvrière de Francfort’, Le Peuple (1 augustus 1925), 3.
[246] ‘L’Olympiade ouvrière de Francfort’, Le Peuple (1 augustus 1925), 3.
[247] ‘De arbeiders-Olympiade van Frankfort’ Vooruit (3-4 oogst), 4.
[248] ‘De arbeiders-Olympiade van Frankfort’ Vooruit (3-4 oogst), 4.
[249] ‘L’Olympiade ouvrière de Francfort’, Le Peuple (1 augustus 1925), 3.
[250] ‘De arbeiders-Olympiade van Frankfort’ Vooruit (3-4 oogst), 4.
[252] RIORDAN, ‘Worker sport within a worker state: The Soviet Union’, 62.
[253] STEINBERG, ‘The Workers’s Sport Internationals 1920-1928’, 247.
[254] RIORDAN, ‘Worker sport within a worker state: The Soviet Union’, 62-63.
[255] Oekraïne moet gezien worden als een onderdeel van de Sovjet-Unie. Vandaar dat dit land niet in de bovenstaande lijst met deelnemende landen werd opgenomen.
[256] ‘De eerste Sparta-kiade’, Vooruit (2 september 1928), 7.
[257] ‘Sport Communiste’, Le Peuple (25 augustus 1928), 4. en ‘Roode voetbalslaven’, Vooruit (24 augustus), 6.
[258] KRAMMER, ‘Der ASKÖ und die Wiener Arbeiter-Olympiade 1931’, 221.
[259] RIORDAN, ‘The Workers’ Olympics’, 106.
[260] ‘La Deuxième Olympiade Ouvrière de Vienne du 19 au 26 juillet’, Le Peuple (11 juli 1931), 5.
[261] RIORDAN, ‘The Workers’ Olympics’, 106.
[262] LALEMAND, ‘La ville de Vienne où se déroule la seconde Olympiade a connu cette semaine une grande animation’ Le Peuple (26 juli 1931), 5.
[263] LALEMAND, ’80,000 gymnastes en marche dans les rues de Vienne’, Le Peuple (29 juli 1931), 5.
[264] ‘Les impressions de la séance d’ouverture du grand congrès’, Le Peuple (29 juli 1931), 1.
[265] PIERARD,‘Un inoubliable cortège a défilé pendant des heures, acclamé par tout un peuple, dans les rues de Vienne, Le Peuple (30 juli 1931), 1.
[266] CHADEC, ‘Après l’Olympiade’, Le Peuple (3 juli 1931), 5.
[267] FOUCAERT, ‘De IIe Arbeidersolympiade en de Kunst’, Vooruit (1 augustus 1931), 4.
[268] FOUCAERT, ‘De IIe Arbeidersolympiade. Een rood leger van 80000 jonge vrouwen en mannen.’, Vooruit (29 juli 1931), 4.
[269] ‘Lessen van een betoging te Weenen’, Vooruit (29 juli 1931), 1.
[270] FOUCAERT, ‘De IIe Arbeidersolympiade en de Kunst’, Vooruit (1 augustus 1931), 4.
[271] ‘Olympiadenieuws’, Vooruit (16 juli 1931), 4.
[272] LALEMAND, ‘La IIe Olympiade ouvrère de Vienne’, Le Peuple (20 juli 1931), 5.
[273] ‘La deuxième Olympiade Ouvrière de Vienne du 19 au 26 juillet’, Le Peuple (21 juli 1931), 5.
[274] FOUCAERT, ‘De IIe Arbeidersolympiade’, Vooruit (21 juli 1931), 4.
[275] LALEMAND, ‘La IIe Olympiade ouvrière de Vienne a commencé dans l’enthousiasme’, Le Peuple (24 juli 1931), 1.
[276] LALEMAND, ‘La ville de Vienne où se déroule la seconde Olympiade a connu cette semaine une grande animation’, Le Peuple (26 juli 1931),1 en 5.
[277] ‘De IIe Arbeidersolympiade’, Vooruit (25 juli 1931), 4.
[278] FOUCAERT, ‘De IIe Arbeidersolympiade’ Vooruit (27 juli 1931), 4.
[279] LALEMAND, ‘La ville de Vienne où se déroule la seconde Olympiade a connu cette semaine une grande animation’, Le Peuple (26 juli 1931),1 en 5.
[280] ‘Une soirée sportive à Vienne’, Le Peuple (29 juli 1931), 5.
[281] LALEMAND, ‘La IIe Olympiade Ouvrière’, Le Peuple (27 juli 1931), 5.
[282] LALEMAND, ‘150,000 spectateurs acclament les divers exercises de culture physique au Trobenplatz et au Stade’, Le Peuple (31 juli 1931), 1.
[283] RIORDAN, ‘The Worker’s Olympics’, 107.
[284] BOX, TOLLENEER en RENSON, ‘Antwerpen 1937: Die dritte Arbeiter-Olympiade’, 225.
[285] BOX, TOLLENEER en RENSON, ‘Antwerpen 1937: Die dritte Arbeiter-Olympiade’, 223.
[286] DE RYCKE, ‘De IIIe Arbeidersolympiade te Antwerpen geopend in het teeken van vrijheid en vrede’, Vooruit (26 juli 1937), 2.
[287] NOBELS, ‘Aandacht voor de IIIe Arbeidersolympiade. Remember’, Vooruit (15 juli 1937), 4.
[288] BOX, TOLLENEER en RENSON, ‘Antwerpen 1937: Die dritte Arbeiter-Olympiade’, 225.
[289] BOX, TOLLENEER en RENSON, ‘Antwerpen 1937: Die dritte Arbeiter-Olympiade’, 225.
[290] RENSON, ‘Betekenis van de 3de Arbeidersolympiade in het kader van de historische ontwikkeling van de sport en de lichamelijke opvoeding in België’, 75.
[291] DE RYCKE, ‘De hoogdag van de 3de Arbeidersolympiade te Antwerpen’, Vooruit (2 augustus 1937), 1.
[292] NOBELS, ‘De Belgische arbeidersklasse in feest’, Vooruit (25 juli 1937), 4.
[293] ‘De 3de Arbeidersolympiade wacht ons…’, Vooruit (16 juli 1937), 1. ; ‘De 3de Arbeidersolympiade nadert…’, Vooruit (19 juli 1937), 1.
[294] ‘IIIe Arbeiders Olympiade te Antwerpen’, Vooruit (8 juli 1937), 4.
[295] ‘De kansen onzer worstelaars en gewichtheffers’, (7 juli 1937), 5.
[296] NOBELS, ‘De hoofd-attraktie der IIIe Arbeidersolympiade: Het groote Voetbal-tornooi’, Vooruit (17 juli 1937), 4.
[297] VERMANDERE, De (h)eerlijke strijd: Belgen in ‘la Grande Boucle’ (1903-1939), 113.
[298] CNEUT, ‘De groote feest-week’, Vooruit (26 juli 1937), 4.
[299] CNEUT, ‘Antwerpen verwacht ons…’, Vooruit (29 juli 1937), 4.
[300] CNEUT, ‘Eerste impressies uit het Olympiadedorp’, Vooruit (30 juli 1937), 4.
[301] CNEUT, ‘Eerste impressies uit het Olympiadedorp’, Vooruit (30 juli 1937), 4.
[302] CNEUT, ‘Onze krachtmannen deden het best…’, Vooruit (2 augustus 1937), 4.
[303] CNEUT, ‘Onze krachtmannen deden het best…’, Vooruit (2 augustus 1937), 4.
[304] CNEUT, ‘De heerschappij der Russen was opvallend’, Vooruit (3 augustus 1937), 4.
[305] DE RYCKE, ‘De hoogdag van de 3de internationale Arbeidersolympiade te Antwerpen’, Vooruit (2 augustus 1937), 1.
[306] DE RYCKE, ‘De hoogdag van de 3de internationale Arbeidersolympiade te Antwerpen’, Vooruit (2 augustus 1937), 1.
[307] DE RYCKE, ‘De hoogdag van de 3de internationale Arbeidersolympiade te Antwerpen’, Vooruit (2 augustus 1937), 1.
[308] V.D., ‘Noorderlanden domineerden bij de 3de Arbeidersolympiade’, Vooruit (7 augustus 1937), 4.
[309] Bijvoorbeeld: ‘Chronique Olympique. L’Equipe norvégiènne qui participera aux différentes joutes sera redoutable’, Le Peuple (22 juli 1937), 7. werd in Vooruit: ‘Voor de IIIe Arbeidersolympiade. De Noorse ploeg zal bijzonder sterk zijn’, Vooruit (23 juli 1937), 4.
[310] SIMON, ‘Bonne chance à tous…’, Le Peuple (25 juli 1937), 7.
[311] SIMON, ‘La Troisième Olympiade Ouvrière s’est ouverte, dimanche à Anvers par la grande fête de jeunesse’, Le Peuple (26 juli 1937), 1.
[312] SIMON, ‘La Troisième Olympiade Ouvrière s’est ouverte, dimanche à Anvers par la grande fête de jeunesse’, Le Peuple (26 juli 1937), 1.
[313] SIMON, ‘La guèrre, cette honte’, Le Peuple (31 juli 1937), 2.
[314] LALEMAND, ‘Les Jeux Olympiques ouvriers d’Anvers ont été inaugurés dans l’enthousiasme. Ce que sera le contrôle médical’, Le Peuple (27 juli 1937), 7.
[315] SIMON, ‘C’est aujourd’hui que commencent les compétitions sportives de la IIIe Olympiade Ouvrière’, Le Peuple (29 juli 1937), 1.
[316] SIMON, ‘La troisième Olympiade Ouvrière d’Anvers’, Le Peuple (30 juli 1937), 4.
[317] SIMON, ‘La troisième Olympiade Ouvrière d’Anvers’, Le Peuple (30 juli 1937), 4.
[318] SIMON, ‘La troisième Olympiade Ouvrière d’Anvers’, Le Peuple (30 juli 1937), 4.
[319] SIMON, ‘Fin de la 3me Olympiade Ouvrière’, Le Peuple (2 augustus 1937), 1.
[320] SIMON, ‘L’apothéose des IIIe Jeux Olympiques Ouvriers’, Le Peuple (1 augustus 1937), 1.
[321] SIMON, ‘Adieu aux athlètes étrangers’ Le Peuple (3 augustus 1937), 1.
[322] SIMON, ‘Adieu aux athlètes étrangers’ Le Peuple (3 augustus 1937), 1.
[323] SIMON, ‘Après les Jeux Ouvriers d’Anvers’, Le Peuple (4, 5, 6, 7 en 8 augustus), diverse pagina’s.
[324] ‘IIIe Arbeidersolympiade’, Het Laatste Nieuws (28 juli 1937), 6.
[325] ‘Arbeiders(?)Olympiade te Antwerpen’, Volk en Staat (28 juli 1937), 4.
[326] ‘Arbeiders(?)Olympiade te Antwerpen’, Volk en Staat (28 juli 1937), 4.
[327] ‘De IIIde Arbeidersolympiade groeit zeker uit tot een triomf. Een vertoon van wereldvrede, verbroedering en vrijheid’, Sportwereld (17 juli 1937), 8.
[328] ‘BODDAER, ‘De Derde Arbeiders-olympiade te Antwerpen. Heden donderdag, als één man naar de sportvelden! Het sportief gedeelte moet tot een reuzensucces opgroeien’, Sportwereld (29 juli 1937), 6.
[329] BODDAER, ‘De Derde Arbeiders-olympiade te Antwerpen. Heden donderdag, als één man naar de sportvelden! Het sportief gedeelte moet tot een reuzensucces opgroeien’, Sportwereld (29 juli 1937), 6.
[330] ASSOCIATION GENERALE DES JOURNALISTES PROFESSIONELS DE BELGIQUE, Annuaire officiel de la presse Belge, jg. 1937-38, 327.
[331] LUYCKX, Evolutie van de communicatiemedia, 516-518.
[332] ‘De suksesvolle IIIe Arbeidersolympiade te Antwerpen. In de Olympiade sfeer…’, Sportwereld (31 juli 1937), 6.
[333] ‘De suksesvolle IIIe Arbeidersolympiade te Antwerpen. In de Olympiade sfeer…’, Sportwereld (31 juli 1937), 6.
[334] ‘De suksesvolle IIIe Arbeidersolympiade te Antwerpen. Worstelen’, Sportwereld (31 juli 1937), 6.
[335] ‘In de Olympiade sfeer…’, Sportwereld (2 augustus 1937), 7.
[336] ‘In de Olympiade sfeer…’, Sportwereld (2 augustus 1937), 7.
[337] VANDENBROECK, ‘Derde Arbeidersolympiade onder groote belangstelling geopend’, Sportwereld (26 juli 1937), 7.
[338] ‘De derde arbeidersolympiade eindigt vandaag. De Russen, de hoofdfiguren’, Sportwereld (1 augustus 1937), 8.
[339] VANDENBROECK, A., ‘Geslaagd slot van de derde Arbeidersolympiade’, Sportwereld (2 augustus 1937), 7.
[340] VANDENBROECK, A., ‘België veroverde elf titels. Het afscheid van het feest’, Sportwereld (3 augustus 1937), 6.
[341] RIORDAN, ‘The Worker’s Olympics’, 109.
[342] CELIS, ‘De strijd om de Olympos’, 49.
[343] Brundage werd in 1936 lid van het IOC en in 1945 vice-voorzitter. Van 1952 tot 1972 was Brundage voorzitter van het IOC.
[344] KANIN, A political history of the Olympic Games, 53.
[345] SENN, Power, Politics and the Olympic Games, 55.
[346] WESTPHAL, ‘Die Volksolympiade 1936 in Barcelona’, 360.
[347] L’ Humanité, 20 juni 1936, In: KIDD, ‘The Popular Front and the 1936 Olympics’, 13.
[348] KIDD, ‘The Popular Front and the 1936 Olympics’, 13.
[349] ‘De Olympiade onder diktatuur’ Vooruit (21 juli 1936) 2.
[350] WESTPHAL, ‘Die Volksolympiade 1936 in Barcelona’, 360.
[351] CELIS, ‘De strijd om de Olympos’, 46.
[352] ‘Steeds luider klinkt de stem tegen de Berlijnsche Olympiade’, Vooruit (17 april 1936), 4.
[353] Cf. infra p*
[354] ‘Voor Barcelona tegen Berlijn’, Vooruit (11 juli 1936), 4.
[355] KIDD, ‘Canadian Participation in the People’s Olympic Games of 1936’, 46.
[356] KANIN, A Political History of the Olympic Games, 55.
[357] JANSSENS, De receptie van de Olympische Spelen van 1936 te Berlijn in de Belgische dagbladpers, 31.
[358] CELIS, ‘De strijd om de Olympos’, 58.
[359] De Thaelman Cup is genoemd naar een Duitse atleet die militeerde tegen Hitler en daarvoor gevangen werd gezet.
[360] NOBELS, ‘À l’Olympiade Populaire du 10 au 26 juillet. La genèse d’une grandiose idée’, Le Peuple (6-7 juli 1936), 7.
[361] ‘Spaansche arbeiderssporters roepen ons’, Vooruit (10 juni 1936), 4.
[362] PUJADAS en SANTACANA, ‘Le Mythe des Jeux Populaires’, 274.
[363] PUJADAS en SANTACANA, ‘Le Mythe des Jeux Populaires’, 276.
[364] HENRY, An approved History of the Olympic Games, 230.
[365] CELIS, ‘De strijd om de Olympos’, 45.
[366] KANIN, A political history of the Olympic Games, 52.
[367] KRÜGER, Die Olympischen Spiele 1936 und die Weltmeinung, 151.
[368] SENN, Power, politics and the Olympic Games, 53.
[369] SENN, Power, Politicx and the Olympic Games, 53.
[370] SENN, Power, Politics and the Olympic Games, 56.
[371] KANIN, A political history of the Olympic Games, 54.
[372] SENN, Power, Politcs and The Olympic Games, 63.
[373] MICHIELSEN, ‘Geschiedenis van de Europese Arbeidersbeweging’, 16-17.
[374] MICHIELSEN, ‘Geschiedenis van de Europese Arbeidersbeweging’, 19.
[375] Zo heeft Riordan het over ‘The third workers’ Olympics’. Na Frankfurt 1925 en Wenen 1931. De echte derde arbeidersolympiade vond echter plaats in 1937 in Antwerpen. Zie RIORDAN, ‘The Workers’ Olympics’, 107.
[376] PUJADAS en SANTACANA, ‘Les Années Trente’, 80.
[377] PUJADAS en SANTACANA, ‘Le Mythe des Jeux Populaires’, 273.
[378] PUJADAS en SANTACANA, ‘The popular Olympic Games’, 142.
[379] NOBELS, ‘Tegen de Hitler-Olympiade van Berlijn. Voor de Volksolympiade van Barcelona’, Vooruit (17 juni 1936), 4.
[380] WESTPHAL, ‘Die Volksolympiade 1936’, 361.
[381] NOBELS, ‘A l’Olympiade Popuaire du 10 au 26 juillet. La genèse d’une grandiose idée’, Le Peuple (6 juli 1936), 6.
[382] PUJADAS en SANTACANA, ‘Les Années Trente’, 85.
[383] ‘Rond de Volksolympiade van Barcelona’ Vooruit (11 juli 1936), 4.
[384] PUJADAS en SANTACANA, ‘Le Mythe des Jeux Populaires’, 275.
[385] PUJADAS en SANTACANA, ‘ The Popular Olympic Games’, 145.
[386] CELIS, ‘De strijd om de Olympos’, 49.
[387] PUJADAS en SANTACANA, ‘Le Mythe des Jeux Populaires’, 274.
[388] NOBELS, ‘L’Olympiade Popuaire de Barcelone’, Le Peuple (14 juli 1936), 6.
[389] Spaansche Arbeiderssporters roepen ons! Vooruit (10 juni 1936) 4.
[390] voetnoot
[391] NOBELS, ‘Les journées tragiques de Barcelone’, Le Peuple (28 juli 1936), 3.
[392] LALEMAND, ‘Les Olympiades Populaires de Barcelone’, Le Peuple (13 juli 1936), 6.
[393] KIDD, ‘The Popular Front and the 1936 Olympics’, 17.
[394] We kozen voor Stockholm als referentie omdat dit de enige Olympiade voor de Eerste Wereldoorlog was waar bijna al deze atletieknummers op het programma stonden.
[395] ORGANISATIONSKOMITTEE, The XIth Olympic Games Berlin 1936, official report, Volume II, 5-47.
[396] LALEMAND, ‘L’ Olympiade de Barcelone, son aspect sportif’,
[397] ORGANISATIONSKOMITTEE, The XIth Olympic Games Berlin 1936, official report, Volume II, 5-47.
[398] SIMON, ‘L’Olympiade Populaire de Barcelone’ Le Peuple (19 juli 1936) 7.
[399] SIMON, ‘L’Olympiade Populaire de Barcelone’ Le Peuple (19 juli 1936) 7.
[400] ‘Le Programme complet des Jeux de Barcelone’, Le Peuple (15 juli 1936), 6.
[401] ‘De Volks-Olympiade van Barcelona’, Vooruit (14 juli), 4.
[402] Voetnoot (cf. pers)
[403] PUJADAS en SANTACANA, ‘The Popular Olympic Games’ 145.
[404] ‘De Belgische afvaardiging voor Barcelona’ Vooruit (18 juli 1936) 4. Zie ook bijlage 13.
[405] NOBELS, ‘A l’Olympiade Populaire du 10 au 26 juillet. La genèse d’une grandiose idée’, Le Peuple (6 juli 1936), 6.
[406] NOBELS, ‘Le Voyage mouvementé et périlleux des délégués du sport ouvrier Belge à l’Olympiade de Barcelone’, Le Peuple (18 juli 1936), 1.
[407] VAN DOORSLAER, ‘Joodse vrijwilligers uit België in de Internationale Brigaden’, 172.
[408] NOBELS, ‘L’Olympiade de Barcelone. La participation des Belges’, Le Peuple (18 juli 1936), 7.
[409] VAN DOORSLAER, Kinderen van het getto, 131. Van Doorslaer kon echter niet de namen van deze 20 atleten geven. Van het officieel orgaan van de JASK, dat ons hieromtrent informatie had kunnen verschaffen, zijn slechts drie exemplaren bewaard. Deze dateren echter alledrie van na de Volksolympiade van Barcelona.
[410] NOBELS, ‘A l’Olympiade Popuaire du 10 au 26 juillet. La genèse d’une grandiose idée’, Le Peuple (6 juli 1936), 6. en
[411] voetnoot
[412] NOBELS, ‘L’Olympiade de Barcelone. La participation complète des Belges’, Le Peuple (18 juli 1936), 7.
[413] FOUCART, ‘Naar het zonnige Spanje’, Vooruit (20 juli 1936), 5.
[414] NOBELS, ‘Le Voyage mouvementé et périlleux des délégués du sport ouvrier Belge à l’Olympiade de Barcelone’, Le Peuple (18 juli 1936), 1 en 3.
[415] FOUCART, ‘Vijf dagen met de rooden te Barcelona’, Vooruit (28 juli 1936), 3.
[416] FOUCART, ‘Vijf dagen met de rooden te Barcelona’, Vooruit (30 juli 1936), 3.
[417] NOBELS, ‘Le Voyage mouvementé et périlleux des délégués du sport ouvrier Belge à l’Olympiade de Barcelone’, Le Peuple (18 juli 1936), 3.
[418] NOBELS, ‘Les tragiques journées de Barcelone’ Le Peuple (28 juli 1936), 1.
[419] FOUCART, ‘Vijf dagen met de Rooden te Barcelona’, Vooruit (29 juli 1936), 3.
[421] FOUCART, ‘De Belgische afgevaardigden naar de Olympiade van Barcelona zijn gisteravond teruggekomen’, Vooruit (26 juli 1936), 1.
[422] NOBELS, ‘Les tragiques journées de Barcelone’ Le Peuple (28 juli 1936), 3.
[423] FOUCART, ‘De Belgische afgevaardigden naar de Olympiade van Barcelona zijn gisteravond teruggekomen’, Vooruit (26 juli 1936), 1.
[424] ADRIAENS, Vrijwilligers voor de vrijheid. Belgische anti-fascisten in de Spaanse Burgeroorlog, 23
[425] ‘En Catalogne. Les participants étrangers aus Jeux Populaires de Barcelone félicitent le gouvernement catalan’, Le Soir (25 juli 1936), 3. en ‘Les athlètes qui devaient participer aux Jeux Olympiques Populaires de Barcelone sympathisent avec le gouvernement catalan’ La Libre Belgique (25 juli 1936), 3.
[426] VAN DOORSLAER, ‘De internationale brigades’, 173.
[427] MEZÖ, ‘Bulletin du Comité International Olympique’, 23.
[428] SENN, Power, Politics and the Olympic Games, 53.
[429] SENN, Power, Politics and the Olympic Games, 53.
[430] KRÜGER, Die Olympischen Spiele 1936 und die Weltmeinung, 151.
[431] LALEMAND, ‘L’Olympiade de Barcelone. Son aspect sportif’, Le Peuple (22 juli 1936), 6.
[432] V A N, ‘De Olympische Spelen te Berlijn: een politiek monsterbedrog’, Vooruit (9 juli 1936), 2.
[433] V A N, ‘Naar Barcelona en niet naar Berlijn’, Vooruit (10 juli 1936), 2.
[434] ‘De Belgische afvaardiging voor Barcelona’, Vooruit (18 juli 1936), 4.
[435] ‘Aan de familieleden en kennissen der deelnemers aan de Arbeiders-Olympiade te Barcelona’, Vooruit (24 juli 1936), 1.
[436] Vooruit (26-31 juli 1936).
[437] Zie bijvoorbeeld: ‘Tweede inschrijvingslijst voor de vrijheid van Spanje’, Vooruit (30 juli 1936), 1.
[438] CNEUT, R., ‘De Hitler-Olympiade en wij’, Vooruit (2 augustus 1936), 4.
[439] NOBELS, ‘À l’Olympiade Populaire du 10 au 26 juillet. La genèse d’une grandiose idée’, Le Peuple (6-7 juli 1936), 6.
[440] LALEMAND, ‘Lutter contre un monde entier d’ennemis’, Le Peuple (8 juli 1936), 5.
[441] Le Peuple (27-30 juli 1936).
[442] LALEMAND, ‘Berlin 1936. Alors que résonne la cloche Olympique, n’oublions pas…’, Le Peuple (2 augustus 1936), 5.
[443] VANDENBAK, A., ‘Van Olympia tot Berlijn’, Het Laatste Nieuws (29 juli 1936), 9.
[444] ‘Nouvelles rassurantes au sujet de la colonie belge d’Espagne’, La Libre Belgique (27 juli 1936), 3.
[445] ‘Les Jeux Olympiques de Berlin’, La Libre Belgique (2 augustus 1936), 6.
[446] ‘En Catalogne. Les participants étrangers aus Jeux Populaires de Barcelone félicitent le gouvernement catalan’, Le Soir (25 juli 1936), 3.
[447] VAN OVERBERGH, ‘Olympiade’, Le Soir (31 juli 1936), 1.
[448] ‘Berlijn kant en klaar voor de Olympische Spelen’, De Schelde (25 juli 1936), 5.
[449] ‘De Volksolympiade van Barcelona’, Sportwereld (19 juli 1936), 6.
[450] BOOGMANS, R., ‘Olympisch ideaal en Olympische werkelijkheid’, Sportwereld (20 juli 1936), 2.