Daar komt de bruid…De nuptialiteit van Heist en Knokke 1700-1900. (Miet Desender) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Deel I. Bronnen en Onderzoeksmethode
1. Introductie
Het zou kortzichtig zijn om een onderzoek naar de nuptialiteit een studie op zich te noemen. Veranderingen in het huwelijkspatroon hangen immers nauw samen met allerlei demografische, sociale, economische en culturele ontwikkelingen. Deze processen vertalen zich samengevat in het sociaal-economisch functioneren van een groep mensen en staan onder meer centraal in het demografisch en historisch demografisch onderzoek.
Als wetenschap houdt de demografie zich in de eerste plaats bezig met de omvang en de samenstelling van de bevolkingen. Het demografisch verloop kan evenwel niet als een geïsoleerd geheel worden beschouwd. Componenten als nataliteit, nuptialiteit, vruchtbaarheid, mortaliteit en mobiliteit zijn evenzeer bepalende als afhankelijke facetten van het sociaal-economisch gebeuren. Demografie laat dus toe om interacties tussen variabelen die een maatschappij kenmerken, te bestuderen. Door onderzoek van deze demografische aspecten kunnen we op die manier eigenlijke gedragspatronen van brede lagen van de bevolking laten herleven. Het is met name de geïntegreerde studie van demografie die ervoor gezorgd heeft dat ook de kleine man zijn geschiedenis kreeg.[2]
Dit ruime demografisch kader werd geschetst om de bijzondere plaats van de nuptialiteitsstudie binnen dit geheel aan te tonen. In de zoektocht naar de geschikte bronnen is het aangewezen te vertrekken vanuit deze brede historisch-demografische invalshoek.
Het bronnenmateriaal waarop een demograaf zich kan beroepen, bestaat uit twee soorten: statische (tellingen) en dynamische (registers) bronnen. Er laat zich ook een duidelijk onderscheid aanwijzen naargelang het om het Ancien Régime dan wel om de Hedendaagse Periode gaat. Tussenin, als een soort overgangsperiode, situeert zich dan de Franse Tijd.
2. Parochieregisters
a) Historiek
Veralgemeend vanaf de tweede helft van de 17de eeuw, bevatten deze bronnen inlichtingen over dopen, huwelijken en begrafenissen. Tijdens het Ancien Régime was de geestelijkheid met het bijhouden der retroacta belast, een zorg die veel beter in de katholieke dan in de protestantse landen werd nagekomen. Vooral sinds het Concilie van Trente (1564) werd de geestelijkheid tot het bijhouden der retroacta aangespoord. Vaak bleef dit nochtans dode letter of werd de opdracht minder nauwgezet nageleefd. Meerdere ordonnanties moesten aldus uitgegeven en/of herhaald worden om de pastoors tot meer volgzaamheid aan te zetten. Dit was o.m. het geval met het Eeuwig Edict van 1611, in 1752, in 1754 en dan heel in het bijzonder met de ordonnantie van 6 augustus 1778 waarin zeer omstandig op zowel de formele als de inhoudelijke facetten van het registreren werd ingegaan. Vanaf dan werden niet enkel de namen van beide partners, hun ouders en de datum vermeld. Sporadisch kwamen nu ook beroepsvermeldingen, leeftijden en handtekeningen voor. Tevens was de clerus verplicht om alle registers in tweevoud bij te houden. De herhaalde interventies van de wereldlijke overheid leidde er alvast toe dat, met name sinds de vroege 18de eeuw, een onmiskenbare verbetering in het registreren en het bijhouden van de retroacta optrad. Heel in het bijzonder geldt dit voor zuigelingen- en kindersterfte.[3] Maar de algemene kwaliteit bleef inferieur.
b) Historische waarde en gebruik
Bij de analyse van parochieregisters ontstaan er bijna onmiddellijk problemen. Wat je terugvindt aan gegevens hangt af van de inzet van de verantwoordelijke geestelijke. Ook de verzorgdheid van het handschrift van die geestelijke kan van belang zijn voor een degelijke verwerking. Meestal laat de volledigheid te wensen over. Doodgeboren kinderen bijvoorbeeld worden veelal niet vermeld in de doop- en/of begrafenisregisters.
Deze nuance inzake de kwaliteit van parochieregisters is van belang, daar men zich vaak op deze bronnen verlaat om een (benaderend) bevolkingscijfer af te leiden. Gezien de schommelingen die zich van jaar tot jaar kunnen voordoen, werkt men dan bij voorkeur met gemiddelden. In essentie beperkt men het onderzoek tot geboorten- en huwelijkscijfers, omdat de registratie van begrafenissen meestal zeer onvolledig is.[4]
Parochieregisters zijn één van de aangewezen bronnen voor de studie van de natuurlijke demografische beweging, maar voor verder gebruik blijken ze niet geschikt.
3. Burgerlijke Stand
a) Historiek[5]
Een eerste poging tot het oprichten van de Burgerlijke Stand kwam er tijdens de Oostenrijkse regeerperiode. Het edict van 6 augustus 1778, uitgevaardigd door keizerin Maria-Theresia, voorzag regels m.b.t. de registratie en het bijhouden van de parochieregisters. Het echte ontstaan van de Burgerlijke Stand hebben we echter aan de Fransen te danken. Na de Franse revolutie werd de Burgerlijke Stand in Frankrijk opgericht bij decreet van 20 september 1792.
Op 29 september 1795 werden de Zuidelijke Nederlanden officieel ingelijfd bij de Franse Republiek. De annexatie van ons land had op zowel politiek-institutioneel als op sociaal-economisch vlak haar gevolgen. Door een besluit van het uitvoerend Directoire werd de Burgerlijke Stand uiteindelijk ook bij ons ingevoerd en dit op datum van 17 juni 1796. Hierdoor kwam een einde aan de geldigheid van de attesten die tot dan toe door de geestelijkheid werd opgemaakt.
Niettegenstaande er sedert 1792 een enorme evolutie is ontstaan in het opstellen van de akten, blijft men inhoudelijk dezelfde hoofdzaken beogen. Qua volledigheid en kwaliteit verschillen de akten uit de Franse Tijd opvallend van de huidige akten.
De eerste akten werden ingeschreven in de vroegere parochieregisters. Soms gingen de pastoors gewoon door met het noteren van doopsel, huwelijk en begrafenis. Het was echter de bedoeling dat de registratie van de akten voortaan door de gemeentelijke administratie gebeurde, gecontroleerd door de centrale overheid.
Deze hervorming maakt deel uit van het gangbare secularisatieproces sinds de 18de eeuw en verloopt m.a.w. conform de maatschappelijke mutaties die de eeuw van de Verlichting kenmerkten. Meer en meer werd de dominante kerkelijke beïnvloeding met name vervangen door een wereldlijke.
Via deze maatregel wilde de 19de eeuwse overheid tot een meer doeltreffende machtsuitoefening komen. Om een land op een efficiënte manier te besturen, had men informatie nodig over zijn bevolking. Een groot deel van deze gegevens vond men voortaan in de registers van de Burgerlijke Stand.
Voor beide partijen, nl. kerkelijke en wereldlijke overheid, waren de eerste jaren een overgangsperiode. Er traden regelmatig lokale verschillen op die in de hand werden gewerkt door de onenigheid tussen geestelijke en wereldlijke overheid.
In de beginjaren werd met grote argwaan naar de Burgerlijke Stand gekeken. Door de geboden weerstand tegen deze nieuwe burgerlijke instelling en door gebrek aan ervaring met en vertrouwen in dit nieuwe systeem, moet rekening gehouden worden met onderregistratie van de zogenaamde ‘vital facts’.
Vanaf 22 september 1796 kwamen registers in gebruik die aan de wettelijke voorschriften beantwoordden. In 1801 tenslotte werd de verwarring rond het burgerlijk huwelijk opgeheven. Het Concordaat tussen Paus Pius VII en Napoleon stelde dat een huwelijk eerst diende geregistreerd te worden door een ambtenaar van de Burgerlijke Stand (op contractuele basis) en pas daarna kon een eventueel kerkelijk huwelijk (op sacramentele basis) ingezegend worden.[6]
De unie met de Noordelijke Nederlanden tot het Verenigd Koninkrijk op 9 juni 1815 veranderde weinig aan de modaliteiten die voor de Burgerlijke Stand van kracht waren. Enkel het besluit van 1 oktober 1814 verplichtte dat de akten van de Burgerlijke Stand voortaan in de taal van de gemeenten dienden te worden opgesteld. Dit werd door latere KB’s van 12 september 1819 en 26 oktober 1822 bevestigd. Na 1830 kon men in de meeste Vlaamse gemeenten het Nederlands gebruiken.
Duidelijkheid omtrent het taalgebruik in bestuurszaken kwam er pas met de taalwetten (o.m. de wet van 2 augustus 1963).[7]
b) De huwelijksakten
In deze akten wordt de huwelijkssluiting door een openbaar ambtenaar in wettelijke vorm vastgelegd. Alle akten, zowel van geboortes, huwelijken als overlijdens worden telkens in twee registers ingeschreven. Eén exemplaar blijft op de gemeente terwijl het tweede wordt overgebracht naar de griffie van de rechtbank van eerste aanleg. Deze bepalingen vallen onder Art.40 en Art.43 van het Burgerlijk Wetboek.
In een omstandig artikel zet A.-M. Vermeulen het belang voorop van de huwelijksakten van de Burgerlijke Stand als dé bron voor de sociaal-economische geschiedschrijving. Ze lichten ons op dat vlak uitvoerig in over het algemeen maatschappelijk leven in de 19de en de 20ste eeuw. Wanneer je een huwelijksakte doorneemt valt onmiddellijk de rijkdom aan informatie op die deze bron biedt en dit in vergelijking met de summiere informatie zoals ze vervat zit in de parochieregisters van het Ancien Régime.[8]
Inhoudelijk vermelden huwelijksakten het uur, de dag en het jaar dat ze zijn opgemaakt. Volgens Art.76 van het Burgerlijk Wetboek moeten volgende gegevens ook aanwezig zijn[9]:
- Informatie over het bruidspaar
# De voornamen, de naam, het beroep, de leeftijd, de geboorteplaats en de woonplaats van man en vrouw.
# De meerderjarigheid of de minderjarigheid van de echtgenoten.
# Of de man aan zijn militieplichten heeft voldaan; eventueel met het militiegetuigschrift.
- Informatie over de ouders
# De voornamen, de naam, het beroep en de woonplaats; eventueel de overlijdensakten met daarin vermeld de plaats van overlijden en de datum.
- Informatie over de vier getuigen
# De voornamen, de naam, de leeftijd, het beroep en de woonplaats.
# Een verklaring of ze bloedverwanten of aanverwant zijn en, zo ja, van welke zijde en in welke graad.
- Andere inlichtingen
# De toestemming van de ouders, de grootouders en in sommige gevallen van de familie.
# Het eventueel verzet, de opheffing ervan of de vermelding dat er geen verzet is geweest.
# De akten van eerbied die eventueel werden opgemaakt.
# De afkondigingen in de verschillende woonplaatsen.
# Eventuele ‘voorkinderen’ worden vermeld met hun naam, geboortedatum en -plaats.
# Bij een eventueel huwelijkscontract: de plaats en de datum van opmaak en de naam van de optekenende notaris.
# De verklaring van beide partijen dat ze elkaar aannemen tot wettige echtgeno(o)t(e) en de uitspraak van de openbaar ambtenaar dat ze door de echt verbonden zijn.
# Tenslotte kan men voor het meten van het alfabetisme de handtekeningen dan wel de kruisjes onderaan de huwelijksakte nagaan.
c) Historische waarde en gebruik[10]
Vaak worden de akten van de Burgerlijke Stand enkel gebruikt als bron voor demografische studies. Toch reikt de waarde van deze registers verder dan enkel maar de voor de hand liggende demografische doeleinden. Ze zijn evenzeer van uitzonderlijke betekenis voor de sociaal-economische geschiedschrijving. Deze bronnen laten ons toe om onderzoek te doen naar nataliteits-, nuptialiteits- en mortaliteitspatronen. Daarnaast krijgen we ook de mogelijkheid om naast leeftijds-, beroeps- en sociale structuren ook de mobiliteit en het alfabetisme van naderbij te bestuderen. Ze informeren ons over tal van gegevens die nauwkeuriger zijn dan de vroegere kerkelijke akten (cfr. supra).
Van de akten van de Burgerlijke Stand zijn ons inziens de huwelijksakten de meest waardevolle. De huwelijksakte is een bijzonder document, met name door de massa aan informatie die erin wordt geboden over de gehuwden en hun omgeving. Door hun kwantiteit lenen deze akten zich als vanzelf tot een statistische studie en omvatten ze bovendien alle rangen van de samenleving.
De huwelijksakten bevestigen in zekere zin bevindingen die reeds ontwikkeld zijn in andere wetenschappelijke studies. Daarnaast onthullen ze ook bepaalde onderbelichte aspecten van de nuptialiteit en openen zo een aantal perspectieven voor toekomstig wetenschappelijk onderzoek.
Eens we met de informatierijkdom van deze bronnen worden geconfronteerd, dringt zich de vraag op hoe we alle gegevens het best kunnen verwerken. Om deze bron op een maximale wijze te benutten, moet naar een degelijke methodologische aanpak worden gezocht. Dit is precies één van de moeilijkheden die de vorser bij de aanvang van zijn onderzoek tegenkomt.
Mogelijke oplossingen voor dit probleem zijn het opstellen van gezinsfiches of individuele steekkaarten en het gebruik maken van de moderne technologie die de computer ons biedt.
Qua verwerking lenen de gegevens zich tot verschillende mogelijkheden die min of meer afhankelijk zijn van de beoogde doelen. Indien men een dieptestudie wil uitvoeren van de nataliteit, fertiliteit en mortaliteit komt de methode van de gezinsreconstructie in aanmerking.
Met behulp van een gezinsfiche worden tal van onderwerpen belicht. Deze techniek, uitgewerkt sinds de jaren 1960 door L. Henry, heeft ervoor gezorgd dat verschillende facetten van het gezinsleven tot uiting kwamen. Met daarin bijzondere aandacht voor het huwelijksgedrag, de partnerkeuze, de fecunditeit en het sexuele gedrag. Studies over mortaliteit en mobiliteit blijven daarentegen eerder beperkt.
Henry’s methode bleek uiterst geschikt voor plattelandsdorpen tijdens het Ancien Régime omdat de geografische mobiliteit nog beperkt bleef. Aangezien de basisgegevens in de bronnen dezelfde zijn, is de methode in principe ook toepasbaar op de 19de eeuws Burgerlijke Stand. Maar volgens een artikel van E. Vanhaute en J. De Belder stellen zich een aantal problemen. Enerzijds vormt de enorme hoeveelheid aan informatie door het stijgend aantal akten een praktisch probleem. Anderzijds kunnen we niet meer spreken van een stabiele bevolking die zich als representatief stelt voor de totale populatie en dit met name door de veranderende gedragspatronen.[11]
De huwelijksakten vormen ook de uitgesproken bron in het onderzoek naar de sociale en regionale endogamie. Deze studie brengt ons meer duidelijkheid over de rol van bepaalde factoren als leeftijd, beroep en herkomst bij de keuze van een partner.
Volgens A.-M. Vermeulen moeten we toch met enige omzichtigheid te werk gaan wanneer we ons toeleggen op de beroepsactiviteiten van de partners. De sociale betekenis van de beroepsbepalingen zijn volgens haar te verwaarlozen door de onvolledigheid van dit gegeven. Daarom is het aangewezen om extra controle uit te voeren door andere bronnen te raadplegen.[12]
Vermeulen stelt ook de waarde van andere gegevens uit de huwelijksakten in vraag.
Zo kunnen subjectieve waardeoordelen langs de kant van de bevolking meegespeeld hebben. Inzake de beroepsaanduiding gaf men bijvoorbeeld liever een iets prestigieuzer beroep op.
Daarnaast zijn er ook tekorten die te wijten zijn aan de onoplettendheid van de noteerder of de onnauwkeurige informatie afkomstig van de persoon over wie het gaat. De leeftijd bijvoorbeeld wordt opgeschreven aan de hand van datgene wat de persoon in kwestie vermeldde. Afrondingen blijken daarbij courant de voorkeur te genieten.
Ook wanneer we de graad van geletterdheid nagaan, kunnen we ons de vraag stellen of de handtekening getuigt van een werkelijke alfabetisering dan wel eerder van een ‘passieve’ geletterdheid.
Tenslotte moeten we rekening houden met de onderregistratie in de beginperiode van de Burgerlijke Stand. Het kostte blijkbaar veel tijd en moeite om de bevolking te overtuigen zich aan de nieuwe verplichte burgerlijke registratie te houden en om de administratie van deze nieuwe instelling te laten verlopen zoals het hoorde.
4. Bevolkingsregisters
Om een antwoord te vinden op de vragen i.v.m. de woonsituatie en de mobiliteit van de gehuwden deden we een beroep op de bevolkingsregisters.
Tijdens het Franse bewind hadden de toenmalige bevolkingslijsten reeds een dubbel karakter. De lijsten omvatten niet enkel een telling van de bevolking, ook de migratiebewegingen van deze populatie werden geregistreerd.
Omtrent het gebruik van de bevolkingregisters kwam er duidelijkheid in 1846. Toen werden door een aantal onderrichtingen de modaliteiten bij het aanleggen van de bevolkingsregisters vastgelegd. Het onderscheid tussen een bevolkingstelling en het bevolkingsregister stond daarin centraal. Deze laatste was voornamelijk bedoeld voor de populatie die werkelijk in de gemeente verbleef.
Om alle inwoners uit de gemeente te registreren, wordt gewerkt per wijk of sectie, per straat en per huisnummer. In het register wordt telkens een pagina besteed aan één gezin. Van elk van de gezinsleden, beginnend met het gezinshoofd, de echtgeno(o)t(e), kinderen, aangetrouwde en andere familieleden en eventueel het dienstpersoneel worden verschillende gegevens genoteerd. Naast de naam en de voornamen vermeldt het register de geboorteplaats en -datum, de burgerlijke stand, het beroep en de nationaliteit.[13]
Wanneer een gezinslid er bijkomt of weggaat, wordt de datum van respectievelijk de intreding of uittreding vermeld. Dit gegeven is verder aangevuld met het adres van de vorige en/of volgende woonplaats, met eventuele verwijzing naar folio’s in andere boekdelen.
De registers informeren ons verder nog over uitgevoerde militie, burgerwacht en gerechtelijke vervolging.[14]
Al deze inlichtingen die de staat van de bevolking bepalen en de mogelijkheid bieden om de mobiliteit van deze populatie te volgen, maken van de bevolkingregisters een bijzonder waardevolle en belangrijke bron.
Hoofdstuk 2: Onderzoeksmethode
Vertrekkend van het jaar 1701 onderzochten we voor een periode van 190 jaar het huwelijksgedrag van de voormalige inwoners van Knokke en Heist. Deze long-run benadering van de nuptialiteit was één van de keuzes die we maakten bij de start van het onderzoek. Het laat ons toe ruime aandacht te hebben voor de historische ontwikkeling van zowel het huwelijk als het huwelijkspatroon.
Dit ruime tijdskader en het feit dat het om twee gemeenten gaat, zorgen als vanzelfsprekend voor een overvloed aan archiefmateriaal zodat een interne beperking zich opdrong. J. Hannes heeft er o.a. op gewezen dat men niet anders kan dan keuzes maken, dat men selectief moet te werk gaan en dat besluiten noodgedwongen afgeleid moeten worden vanuit verantwoorde steekproeven.[15]
Hoe verliep nu onze onderzoeksmethode?
Wat betreft de huwelijksakten en de parochieregisters, besloten we een tienjaarlijkse steekproef uit te voeren en dit om de twintig jaar. Binnen ons tijdskader kwamen daardoor de volgende periodes in aanmerking: 1701-1710, 1731-1740, 1761-1770, 1781-1790, 1811-1820, 1841-1850, 1861-1870, 1881-1890.
Het voornemen om de steekproef om de twintig jaar door te voeren, werd echter verschillende keren geschonden. In plaats van twintig jaar te wachten na de periode 1761-1770, werd al een ‘nieuwe’ steekproef genomen in 1781-1790. Deze ingreep kwam er om de periode van de Franse bezetting te kunnen overbruggen. De registraties van de huwelijksakten in beide gemeenten zijn in deze periode erbarmelijk en duidelijk onderschat.
Ook de steekproeven voor de periodes 1861-1870 en 1881-1890 zijn genomen na een interval van slechts tien, in plaats van twintig jaar. Dit was nodig om de huwelijksakten te kunnen combineren met de bevolkingsregisters (cfr. infra).
Eens we wisten welke huwelijksakten in aanmerking kwamen voor ons onderzoek, kon het archiefwerk starten. Tijdens deze tijdrovende bezigheid werden alle noodzakelijke gegevens genoteerd op steekkaarten. Deze fiches maakten het vervolgens mogelijk om diverse aspecten van de nuptialiteit te onderzoeken.
Met het aantal gesloten huwelijken per jaar krijgen we meteen inzicht in de huwelijksfrequentie. Verband daarmee houdend is het huwelijksritme. De huwelijksdata geven ons de kans om de dag- en seizoensschommelingen te bestuderen. De namen van de partners werden genoteerd om deze koppels later in de bevolkingsregisters te kunnen terugvinden.
Een ander aspect is de huwelijksleeftijd. Niet enkel de gemiddelde leeftijd is te berekenen, ook het leeftijdsverschil en de impact van het beroep en de mobiliteit op die leeftijd zijn meetbaar.
Ook al maken we vele bedenkingen over de betrouwbaarheid van de beroepsvermeldingen, toch informeert het ons enigszins over de sociale achtergrond van de huwenden. En kunnen we ons de vraag stellen of ook op professioneel vlak ‘soort zoekt soort’ een leefregel werd. Het beroep is bovendien ook één van de parameters die we plaatsen tegenover andere parameters zoals leeftijd, mobiliteit, alfabetisme,…
Met de gegevens van de Burgerlijke Stand kunnen we ons volgende vragen stellen:
“Hoeveel eerste huwelijken bleken onder het totaal aantal huwelijksverbintenissen? In welke mate trouwde men met een weduwe of weduwnaar? Hoe groot was het interval tussen het overlijden van de vorige partner en de nieuwe huwelijkssluiting?”
Deze vragen en hun antwoorden maken deel uit van het onderzoek naar de huwelijksstructuur.
Tenslotte nemen we het alfabetisme onder de loep. “In welke mate kunnen mannen en vrouwen hun huwelijksakte ondertekenen?” “Is er een verschil in geletterdheid tussen de beroepsklassen en de geslachten aanwijsbaar?” Net zoals de beroepsindicaties moeten we ook deze resultaten met een korreltje zout nemen. “Hoe goed deden mensen hun best om hun handtekening te plaatsen? Gaat het niet om passieve geletterdheid?”
Om de woonsituatie en de mobiliteit van de koppels te volgen, combineerden we in de tweede stap van ons onderzoek de huwelijksakten met de bevolkingsregisters. Enkele restricties bepaalden uiteindelijk welke bevolkingsregisters werden geraadpleegd. Zo zijn deze registers in zowel Knokke als Heist pas voorhanden vanaf 1830 en dat maar voor één jaar. Bovendien bleek dat specifieke jaar onvolledig verwerkt te zijn. Het daaropvolgende register dat bewaard was gebleven, was dat van 1846-1856. Ons onderzoek van de bevolkingsregisters kon dus pas beginnen vanaf 1846. Omdat we de bevolkingsregisters met de huwelijksakten wilden combineren, moesten we dan de onderzochte periodes dientengevolge ook aanpassen. Zo werden de periodes 1846-1850, 1866-1870 en 1886-1890 weerhouden voor verder onderzoek. Een verdere verwerking van de periode 1846-1850 bleek echter zo goed als onmogelijk omdat de huizen gewoon werden genummerd zonder aanverwant adres. Wegens een gebrek aan duidelijkheid i.v.m. de methode van nummering, kon de precieze woonplaats van de koppels niet worden achterhaald. Enkel de periodes 1866-1870 en 1886-1890 bleven dus weerhouden voor verder onderzoek.
Door deze combinatie van een dynamische met een statische bron vonden we antwoord op verschillende vragen. “Waar woonden man en vrouw vóór het huwelijk? Komen ze uit dezelfde straat, wijk, dorp of komen ze uit een naburige gemeente? En waar gaat men wonen na het huwelijk?”
In de tabellen op de volgende bladzijden geven we een overzicht van de onderzochte periodes met per jaar het respectievelijk aantal afgesloten huwelijken.
Aantal afgesloten huwelijken in Heist en Knokke per jaar
1701-1710 |
1731-1740 |
||||
jaar |
Heist |
Knokke |
jaar |
Heist |
Knokke |
1701 |
2 |
5 |
1731 |
3 |
3 |
1702 |
2 |
2 |
1732 |
2 |
1 |
1703 |
2 |
5 |
1733 |
1 |
3 |
1704 |
3 |
8 |
1734 |
6 |
2 |
1705 |
5 |
7 |
1735 |
2 |
1 |
1706 |
4 |
3 |
1736 |
3 |
1 |
1707 |
7 |
5 |
1737 |
6 |
3 |
1708 |
3 |
4 |
1738 |
4 |
2 |
1709 |
6 |
7 |
1739 |
3 |
2 |
1710 |
3 |
2 |
1740 |
1 |
2 |
totaal |
37 |
48 |
totaal |
31 |
20 |
1761-1770 |
1781-1790 |
||||
jaar |
Heist |
Knokke |
jaar |
Heist |
Knokke |
1761 |
5 |
3 |
1781 |
4 |
14 |
1762 |
2 |
7 |
1782 |
2 |
7 |
1763 |
2 |
8 |
1783 |
3 |
9 |
1764 |
6 |
2 |
1784 |
2 |
4 |
1765 |
3 |
5 |
1785 |
4 |
7 |
1766 |
6 |
4 |
1786 |
6 |
6 |
1767 |
2 |
6 |
1787 |
2 |
4 |
1768 |
4 |
6 |
1788 |
4 |
6 |
1769 |
1 |
6 |
1789 |
1 |
5 |
1770 |
5 |
4 |
1790 |
5 |
1 |
totaal |
36 |
51 |
totaal |
33 |
63 |
1811-1820 |
1841-1850 |
||||
jaar |
Heist |
Knokke |
jaar |
Heist |
Knokke |
1811 |
6 |
10 |
1841 |
5 |
11 |
1812 |
1 |
4 |
1842 |
12 |
6 |
1813 |
12 |
4 |
1843 |
9 |
6 |
1814 |
3 |
8 |
1844 |
9 |
9 |
1815 |
6 |
10 |
1845 |
12 |
9 |
1816 |
4 |
4 |
1846 |
4 |
9 |
1817 |
1 |
6 |
1847 |
4 |
8 |
1818 |
2 |
8 |
1848 |
7 |
9 |
1819 |
1 |
5 |
1849 |
11 |
11 |
1820 |
6 |
5 |
1850 |
8 |
14 |
totaal |
42 |
64 |
totaal |
81 |
92 |
1861-1870 |
1881-1890 |
||||
jaar |
Heist |
Knokke |
jaar |
Heist |
Knokke |
1861 |
10 |
11 |
1881 |
23 |
13 |
1862 |
9 |
8 |
1882 |
15 |
6 |
1863 |
9 |
10 |
1883 |
15 |
6 |
1864 |
17 |
12 |
1884 |
7 |
8 |
1865 |
11 |
14 |
1885 |
22 |
10 |
1866 |
13 |
11 |
1886 |
22 |
7 |
1867 |
11 |
8 |
1887 |
15 |
12 |
1868 |
8 |
5 |
1888 |
21 |
9 |
1869 |
12 |
11 |
1889 |
25 |
15 |
1870 |
13 |
9 |
1890 |
20 |
24 |
totaal |
113 |
99 |
totaal |
185 |
110 |
|
[2] BOONE M., GAUS M., SCHOLLIERS P., en VANDENBROEKE C., ‘Bevolkingsevolutie en demografisch gedrag’, in: Culturele geschiedenis van Vlaanderen: Deel X. Dagelijks leven: sociaal-culturele omstandigheden vroeger en nu, Deurne/Ommen, Uitgeverij Baart, 1982, pp. 10-12.
[3] VANDENBROEKE C., ‘Historische Demografie’, in: ART J., (red.), Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel II: Middeleeuwen en Moderne Tijd, 12de tot 18de eeuw, Gent, Stichting Mens en Cultuur, 1994, pp. 153-169.
[4] VANDENBROEKE C., Cursus Historische Demografie, Gent, 2000, pp.110-111.
[5] ROELSTRAETE J., Handleiding voor genealogisch onderzoek in Vlaanderen, Roeselaere, 1998, pp. 189-191.
LAMBRECHT K., De nuptialiteit van Destelbergen, Gent, R.U.G. (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1999, pp.4-6.
[6] TOP S., Verliefd, Verloofd, Getrouwd. Huwelijksgebruiken in Vlaanderen en Wallonië vroeger en nu, Sint-Niklaas, Agora, 1988, p. 36.
[7] ROELSTRAETE J., op.cit., p. 191.
[8] VERMEULEN A.-M., ‘De huwelijksakten van de burgerlijke stand als bron voor sociaal-economische geschiedschrijving. Beroepsoriëntatie en sociale homogamie in het 19de eeuwse Gent’, in: Handelingen der maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde te Gent, 1985, 39, pp. 203-222.
[9] LAMBRECHT K., op.cit., pp. 8-9.
[10] ART J., (red.), Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel I: Nieuwste Tijden, 19de en 20ste eeuw, Gent, Stichting Mens en Cultuur, 1993, pp. 105-108.
ART J., (red.), Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel II: Middeleeuwen en Moderne Tijd, 12de tot 18de eeuw, Gent, Stichting Mens en Cultuur, 1994, pp. 153-169.
[11] DE BELDER J. en VANHAUTE E., ‘Sociale en economische geschiedenis’, in: ART J. (red.), Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel I: Nieuwste Tijden, 19de en 20ste eeuw, Gent, Stichting Mens en Cultuur, 1993, p. 107.
[12] VERMEULEN A.-M., op.cit., p. 204.
[13] DEBELDER J. en VANHAUTE E., op.cit., pp. 101-102.
[14] DOBBELAERE S., Trouwen in Gent (1780-1830), Gent, 1995, p. 24. (onuitgegeven licentiaatsverhandeling)