NS-Liederen in België 1940-1944. (Laurens De Strijcker) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
IX. Het VNV en de NS-liederen
“Hebt gij schrik voor verduitsing? Gelooft
gij dan niet in de levenskracht van uw eigen
volk? Er zijn Duitsers genoeg in de wereld.”
Staf Declercq[219]
1. De geschiedenis van het Vlaamsch Nationaal Verbond[220]
Het VNV werd op 3 oktober 1933 geboren uit de as van de in 1932 uiteengevallen Frontpartij. De leiding ervan berustte bij Staf Declercq. Het VNV was erin geslaagd zich te ontwikkelen tot een eenheidsbeweging, waarin alle soorten Vlaams-nationalistische groepjes werden verenigd, met uitzondering van het Verdinaso. Als anti-parlementaire pressiegroep streefde het VNV een radicale oplossing van de Vlaamse problemen na. Reeds voor mei ’40 oefende het nationaal-socialisme een zekere aantrekkingskracht uit op het VNV, die gedeeltelijk een gevolg was van een psychologische kettingreactie: angst voor communisme en anarchie, de aversie tegenover de democratie, de economische crisissen en vooral het verdrukte Vlaamse nationalisme.
Reeds in juni 1940 overhandigde Staf Declercq de Duitse bezetter een nota, waarin hij zich bereid verklaarde tot samenwerking. In feite hervatte het VNV zijn politieke bedrijvigheid met de heruitgave op 13 juni 1940 van ‘Volk en Staat’, het officiële dagblad van het VNV. Ter verantwoording verklaarde de redactie: “Wij zijn noch stuurloos, noch teneergeslagen”. Ze wees erop dat Vlaanderen de gemeenschap van de westerse democratieën verliet en zich vervoegde in de rangen van het nationaal-socialisme.
De Vlaams-nationalisten kregen meer en meer militaristische allures: ze werkten met uniformen, vaandels en massale optochten en vooral de militaire en paramilitaire organisaties (DM-ZB en de Fabriekswacht) hadden een stijgend succes. Ook voor de SS, de Kriegsmarine, de OT, het NSKK, de Arbeidsdienst, … ronselde het VNV vrijwilligers onder haar leden.
Het VNV rekende er op dat het door de Duitsers zou worden erkend als de officiële eenheidsbeweging in Vlaanderen. Ten gevolge van de tussenkomst van de MV werden inderdaad op 11 mei 1941 REX-Vlaanderen en het Verdinaso met het VNV versmolten. Dit akkoord bracht slechts ogenschijnlijk een eenheid tot stand, omdat nu Dietsers, annexionisten en federalisten het nu met elkaar moesten zien te rooien. Binnen het VNV won de Dietse richting geleidelijk aan veld. Een federalistisch België werd gezien als een eerste stap naar de verwerkelijking van het ‘Groot-Nederlandse ideaal’. De Dietse ideeën ergerden de Duitse overheid en in oktober 1941 werd elke polemiek in de pers over het toekomstig lot van Vlaanderen en in het bijzonder elk commentaar op Dietse ‘plannen’ verboden. Het wantrouwen onder de VNV’ers groeide door dat alles voortdurend. Een vastomlijnd plan over de toekomst van Vlaanderen bleef uit en de Duitsers schenen zich maar weinig te bekommeren om de Vlaamse grieven. Voor het VNV was het een slag in het gezicht, toen de vrijwilligers van het Vlaamsch Legioen zonder meer werden ingelijfd bij de Waffen-SS. Hierin zag men het bewijs dat de Vlamingen niet als een zelfstandig volk werden beschouwd, maar als ‘geannexeerde’ Duitsers (zogenaamde Volksdeutsche) werden behandeld. Aan het Oostfront ondergingen de Vlamingen een soortgelijke vernedering als destijds aan de IJzer. De brieven die de leider van het Vlaamsch Legioen, Reimond Tollenaere, kort voor zijn dood schreef aan Hendrik Elias zijn bijzonder bitter van toon en onthullen een diepe ontgoocheling: geen Vlaamse officieren of onderofficieren en zelfs geen Vlaamse aalmoezenier of geneesheer. Aan het Oostfront werd zelfs het VNV-blad ‘Volk en Staat’ tot verboden lectuur verklaard. Vooraanstaande VNV’ers richtten protestbrieven aan de Duitse overheid en sommigen boden hun ontslag aan; Elias benadrukte herhaaldelijk dat de Vlamingen hun zelfstandigheid wensten te behoudenen en weigerden door het Derde Rijk geannexeerd te worden. In 1943 besloot het VNV geen soldaten meer te rekruteren voor het Oostfront.
2. De NS-liederen binnen de verschillende geledingen van het VNV
Overal in Europa waar het Duitse bezettingsregime zich inplantte, ontstonden algauw tal van nationaal-socialistisch georiënteerde organisaties. De Duitsers maakten daarvan gretig gebruik om lastige en tijdrovende taken te delegeren aan deze organisaties. Ook de Vlaamse bezette bevolking zag deze groeperingen her en der als paddestoelen uit de grond rijzen.[221]
Deze ‘Nieuwe Orde’ wilde komaf maken met het verenigingsleven zoals dat voor mei ’40 had bestaan. Vooral de ‘Koninklijke’ harmonieën en fanfares waren een doorn in hun oog. De traditionele dorpsfanfares waren volgens hen decadent en exponent van de sleur van de ellendige dorpspolitiek en het democratisch wanbeheer. De ‘Nieuwe Orde’ met de D.M.-Z.B. op kop verkozen de militaire muziekkapel boven de ‘zielloze’ democratische dorpsfanfares:
(…) de menschen waren slaven van een regime, dat hen verblinde met beloften even glanzend als hun schitterende koperen instrumenten, doch even bedrieglijk als hun zielloze klanken die ze vertolkten.[222]
2.1. De Vlaamsche Wacht
Weg van hier met vreemden pronk
en praal, wij zingen in der vaderen taal!
Theodor van Ryswijck[223]
Begin 1941 drong het VNV er bij de Militärverwaltung in Brussel op aan een soort van hulprijkswacht te mogen oprichten. Deze organisatie kreeg weldra vorm onder de naam ‘Vlaamsche Wacht’. Aanvankelijk was de bedoeling dat deze militie de kern zou worden van een nieuw Vlaams leger. De rekrutering voor de Vlaamsche Wacht gebeurde grotendeels door de leden van de ‘Vlaamsche Oudstrijdersbond’, beter gekend als de ‘Vossen’. Om het oorspronkelijk kader te vormen deed men beroep op officieren, onderofficieren en soldaten van het voormalige Belgische leger. Voor de werving van officieren richtte de ‘Vlaamsche Oudstrijdersbond’ zich tot het gevangenenkamp van Luckenwalde, waar heel wat Belgische officieren in krijgsgevangenschap zaten. Luckenwalde bood ook nog een bijkomend voordeel. Onder impuls van Louis Reekman, Herman Verreydt en Frans Tack hadden de Vlaamse officieren er zich verenigd in de ‘Luitenant De Windekring’[224]. Deze kring werd naar Jules De Winde genoemd, omdat deze Vlaamse officier tijdens de Eerste Wereldoorlog weigerde nog langer in de Vlaamsvijandige Belgische legerstaf te blijven. Op eigen verzoek werd hij overgeplaatst naar het front waar hij niet alleen de leider was van de Vlaamse soldaten, maar tevens hun beschermer. Luitenant De Winde sneuvelde aan het hoofd van zijn mannen. Zijn lijk werd later bijgezet in de crypte van de IJzertoren. Kort na hun ontstaan hadden de leiders van de ‘De Windekring’ reeds een memorandum gestuurd naar VNV-leider Staf Declercq. Daarin verklaarden de leden van de kring zich bereid om na hun bevrijding mee te helpen aan de ordehandhaving en de wederopbouw van België. In de zomer van 1941 vertrok Dr. Walter Reusch, afgevaardigde van de Militärverwaltung, naar Luckenwalde om er met de leiders van de ‘De Windekring’ te praten over een eventuele repatriëring. Op verzoek van het VNV keek Reusch vooral uit naar officieren die nauw aanleunden bij deze partij. Tegen september 1941 telde de Vlaamsche Wacht 27 actieve officieren van het Belgisch leger in zijn rangen. Allen waren het beroepsofficieren die deel uitmaakten van de ‘De Windekring’. De ‘Luitenant De Windeofficieren’, die bijna allen werden vrijgelaten op 8 augustus 1941, vonden trouwens opmerkelijk goed hun weg in het bezette België. Onder hen kwamen er 43 terecht bij de rijkswacht, 27 bij de Vlaamsche Wacht, 20 bij de politie, 6 bij de Vrijwillige Arbeidsdienst en 32 bij de Vlaamse controledienst.[225]
De zangcultuur die heerste binnen de Vlaamsche Wacht houdt ons een goede spiegel voor van hoe het VNV aankeek tegenover het eigen Vlaamse muziekpatrimonium en de NS-liederen, die tijdens de bezetting alomtegenwoordig waren in België. In een liederenboek van de Vlaamsche Wacht werd in het voorwoord, geschreven door Luitenant Frans Tack adjudant en voorzorgsofficier op kerstdag 1941, de zaken nogal scherp gesteld. In niet mis te verstane bewoordingen wijst hij het NS-lied af en breekt een lans voor de eigen Vlaamse liederen:
In de Vlaamsche Wacht wordt er veel gezongen! Bravo! We houden van zingende menschen, want we weten dat zingende menschen, blijde menschen, en blijde menschen goede menschen zijn. En Vlaanderen heeft nood aan GOEDE menschen.
Maar het is niet om het even WAT we zingen. Uit wat we zingen moet onze ziel naar buiten stralen, en omgekeerd moet wat we zingen tot onze ziel doordringen. Het lied, ONS lied, moet zijn: “De uitdrukking van onze gebondenheid aan bloed en bodem, de expressie van onze volkspsyche”.
Voelende den grooten nood aan dit specifiek nationale in de liederen die we zingen, hebben wij in dit – o zoo onvolledig – liederenrepertorium, alleen opgenomen wat van ONS is. Van ONS zoowel wat melodie als wat tekst betreft.
Waarom telkens en telkens de kleeren van grooten broer aantrekken, als we zelf zoo ’n mooie Zondagskleeren in de kast hangen hebben? Nu niet denken hoor, dat we hier met steentjes gaan gooien naar de vele, zeer mooie Duitsche melodieën, die tegenwoordig niet uit de lucht zijn. Verre van daar, wij willen onszelf en u geen oogkleppen voorbinden. Wij willen geen boycot van het mooie uit den vreemde, veel minder nog van het mooie dat een zeer nauw stamverwant volk ons biedt, we willen alleen maar den eigen nationalen liederschat uit de vergetelheid redden.
Weet u wat een Duitsche kompetentie op muziekgebied mij zegde, toen ons een kompanie der V.W. onder het zingen van een zuiver Vlaamsch lied voorbij trok? “Laat uw jongens toch meer van die Vlaamsche liederen zingen. Ze zingen ze goed, en ze kunnen gerust de konkurentie van onze liederen doorstaan.” U ziet, het vrijuit beleven van de eigen nationale geaardheid vermindert ons in niets van den niet-Vlaming. Om mooi te zijn hoeven wij ons niet te tooien met de pluimage van andere vogels.
Vlaamsche Wachters, aan u, nu te toonen, ook in uw lied, dat ge zijt echte Vlaamsche Wachters, die niet alleen de wacht optrekken in het veld, maar ook en vooral bij het nationale kultuurpatrimonium. Vlaamsche Wachters, zingt uw eigen nationale liederen![226]
Opmerkelijk is dat ondanks het VNV er steeds bijzonder op drukte dat de Vlaamse liederenschat ‘onuitputtelijk’ was, men toch nog tal van liederenwedstrijden hield om nieuwe ‘op maat gesneden’ liederen te verwerven. Via de door haar gecontroleerde media lanceerde het VNV zijn prijskampen om Vlaanderen aan het componeren te zetten van strijdliederen.[227] Deze strijdliederen waren in de eerste plaats bedoeld om gezongen te worden in de ‘weerformaties’ zoals de Vlaamsche Wacht.
Tijdens de opleiding van de Vlaamsche Wachters werd er speciaal over gewaakt dat alle liederen die verplicht moesten worden ingestudeerd echte Vlaamse liederen waren. Duitstalige NS-liederen zoals de Vlaamse rekruten in opleiding bij de SS tijdens de Sangstunde dienden in te studeren waren hier uit den boze.[228] De muzikale omlijsting van de vers klaargestoomde Vlaamsche Wachters diende wel evenzeer als de muzikale traditie binnen het Duitse leger indruk te maken wanneer zij een dorp of stad binnenmarcheerden:
Op de Botermarkt had zich een geestdriftig publiek opgesteld die de stijlvolle houding van de voorbijtredende kompanies bewonderde. Verder trokken onze kolonnen onder de opwekkende marschen van de muziekkapel door de straten van de oude vechtstad. Gansch Gent was getuige van den groei onzer wordende nationale weermacht.[229]
2.2. De Dietsche Militie-Zwarte Brigade
Bij de Dietsche Militie-Zwarte Brigade (D.M.-Z.B.) werden in regel geen NS-liederen gezongen. De door hen gezongen liederen waren uitsluitend Vlaamse liederen. Op 24 juli 1943 werd er te Oostende een grote ‘Kameraadschapsavond’[230] gehouden. Alle van de toen gezongen liederen waren Vlaamse:
Vlaggelied
Wij zijn bereid
Het Vlaamsch Legioen
De Blauwvoet
Dietsche Vrouwen
Marie, Marie!
Marschrichtingslied
W.A. marscheert
Marschlied der Z.B.
Kempenland
Vikingerlied
De landsknechtentrommel
Anne Marieke
Rij maar an
Heimwee doet ons hart verlangen
Stormlied der Z.B.
Wilhelmus van Nassouwen
De Vlaamsche Leeuw
Vrijwel maandelijks trad een zangkoor van de D.M.-Z.B. op voor de micro van Zender Brussel. Tijdens deze optredens waren ook hier de gebrachte nummers uitsluitend Vlaamse. Zo bestond het programma van zo een uitzending met als titel ‘Weerbaar Vlaanderen’ op 16 januari 1943 tussen 17u30 en 18u00 uit de volgende liederen:
Laat de klaroen schallen
Eens vielen de wallen der steden
Marschrichtingslied
Brussel bezet
Kom in ’t vendel
Margriet
Wikingerlied
Fabriekswacht vooraan
Marschlied der Z.B.
Stormlied der D.M.-Z.B.
Wat wel kan worden gezegd, is dat sommige van deze op het eerste zicht door en door Vlaamse liederen een zekere verwantschap in retoriek vertonen met de NS-liederen. Zo neemt het thema van de ‘vlag’ ook in de NS-traditie een prominente plaats in: ‘Flieg, deutsche Fahne, flieg!’, ‘Auf, hebt unsere Fahnen’, Die Fahne hoch’, … Ook de gedachte van ‘Wij zijn bereid’ komt in vele NS-liederen naar voor: ‘Auf, auf zum Kampf’, ‘Jugend will marschieren’, Wir ziehen nach Engeland’, ‘Wir Deutschen stehen marschbereit’, … Een titel zoals ‘W.A. marscheert’, lijkt nauw verwant aan titels zoals: ‘Wenn die SA und die SS aufmarschiert’, ‘SA marschiert’, ‘Die Jugend marschiert’, … Hetzelfde geldt voor een titel zoals ‘Marschlied der Z.B.’: ‘Marschlied der Finnlander SS’, ‘Dorothee Marschlied’, ‘Sturmstaffel Marschlied’ … Ook voor een lied zoals ‘Stormlied der Z.B.’ kan men bij de NS-liederen zekere equivalenten zien: ‘Sturmlied der Westfal SA’, ‘Sturmlied’ … Tevens kunnen we enige verwantschap zien tussen ‘Fabriekswacht vooraan’ en ‘U-boote vor!’, ‘Allen voran Marsch!’, ‘Panzer Voran!’, ‘Stuka vor!’, … In een artikel van het ‘Maandblad voor volksche opvoeding’ onderschreef kommandant Jef Cleybergh deze stelling:
Dat de uitingen van nationaalsocialistischen levenswil in Vlaanderen vóór 10 Mei erg talrijk waren kan men niet bepaald beweren. Als logisch gevolg hiervan zullen wij een tekort aan werkelijke volksche strijdliederen kunnen vaststellen. Daarom doet het ons aan als een waarachtige verassing, wanneer wij voor ons een reeks liederen zien liggen die den waren strijdgeest van een Germaansch socialisme vertolken. Het valt ons op hoe verwant zij schijnen aan vele Duitsche nationaalsocialistische liederen, niettegenstaande hun volledige oorspronkelijkheid.[231]
Wanneer er dan uitzonderlijk NS-liederen werden gezongen in prominente aanwezigheid van het VNV, dan had er naar alle waarschijnlijkheid DeVlag er de hand in of deed men het om hoge Duitse bezoekers ermee te paaien. Zo was het 1ste Dietsch soldatenzangfeest van zondag 18 april 1943 te Brussel één van de weinige malen dat het VNV er zich liet op betrappen het NS-lied bij uitstek ‘Die Fahne hoch’ van Horst Wessel en het lijflied van de Italiaanse fascisten ‘Giovinezza’ naast een resem Vlaamse liederen te zingen. Dit nam zeker niet weg dat de hogere leiding van de D.M.-Z.B. er duidelijk op hamerde dat haar leden echte soldaten dienden te zijn met onvervalste VLAAMSE soldatenliederen:
Wie gelooft in de revolutionaire kracht van het soldatenlied, verheugt zich onvoorwaardelijk over het feit dat thans voor de eerste maal na eeuwen “vreemd gezang” weerom door onze eigen Dietsche soldaten eveneens eigen Dietsche soldatenliederen worden gezongen. (…) Dag aan dag dreunt door den aether eveneens meer en meer het eigen Dietsch lied der zwarte militairen van den leider die, hetzij in de rangen der DM-ZB, der Fabriekswacht, in het opleidingskamp te Graz of langs de rolbanen van het Oosten zingend getuigenis afleggen van hun opperste wil.[232]
Wanneer we er het tucht- en commandoreglement van de D.M.-Z.B. op naslaan zien we dat deze organisatie van een bijzonder paramilitaire inslag was. De richtlijnen die de D.M.-Z.B. volgde bij het zingen van een lied tijdens een mars komt vrijwel volledig overeen met de manier waarop zulks volgens de Pruisische militaire traditie[233] verliep:
De bevelvoerende commandant: “Gewone pas”, de manschappen mogen dan iets losser marcheeren, zonder gestrekte handen, de armen zwaaien naast het lichaam. Daarop commandeert de overste: “Een LIED!” (Hij mag ook zelf een bepaald lied opgeven). Oogenblikkelijk hierop geeft de eerste rechtervleugelman het lied op, dit wordt voorgezegd in de eerste rij. De laatste man van de rij roept luid: “Lied door!”. De drie mannen van het eerste rot geven daarop den toon van het lied op, de gansche kolonne neemt dien toon op en het eerste rot commandeert dan gezamenlijk: “Links, twee, drie, vier!” en zetten het lied in.
Bij het zingen gedurende de marsch valt de klemtoon op de linkerpas. Wanneer het eerste woord van het lied maar een halve toon bedraagt moet men inzetten op den rechterpas dus ook commanderen: “Rechts, twee, drie vier!”. Is het noodig het lied plots te eindigen, roept de aanvoerder: “Lied … UIT!”.[234]
De D.M.-Z.B. had veel Oostfrontvrijwilligers afgevaardigd naar het Nationalsozialistische Kraftfahrer Korps (NSKK). De D.M.-Z.B. had immers een eigen ‘Motorbrigade’. De NSKK was een gemotoriseerd onderdeel van de SS, dat instond voor de bevoorrading van het front. De vrijwilligers werden meestal opgeleid tot mecanicien/vrachtwagenchauffeur. De sterke vertegenwoordiging van VNV-leden binnen de Vlaamse vrijwilligers bij de NSKK zorgde er voor dat er ook aan het Oostfront “heerlijke mooie Vlaamsche strijd- en heimatliederen” werden gezongen.[235] De Vlaamse NSKK’ers hadden zelfs hun eigen Vlaams NSKK-lied van de hand van Bert Peleman, terwijl er natuurlijk ook een Duitse versie[236] bestond:
Zet aan nu de grauwe motoren,
De vuisten gekneld aan het stuur!
Geen macht die het starten kan storen,
Wij rijden door ’t gloeiend vuur!
Wij rijden langs sombere banen,
Langs zeeën en bergen ten strijd.
Voor ons klauwt de leeuw op de vanen,
Ons schijnen geen vlakten te wijd.
Refrein:
Voor volk[237] en leider ons leven.
Zet aan de motoren.
Waar anderen huichelen of beven,
Daar rijden wij zingend, zingend vooraan!
Naar ’t Oosten of Westen om ’t even.
De vuisten aan ’t stuur staan bereid.
Wij werden soldaten voor het leven.
Ons roept nu de stormende strijd!
Waar kampen de grauwe soldaten,
Daar rijden wij hen tegemoet.
Al kunnen de laffen ons haten,
Ons dwingt slechts de kreet van het bloed!
En roept ons gedreun der motoren,
Bij dag en bij nacht aan het stuur.
De eed aan de leider gezworen,
Laait op als een zinderend vuur!
Zo rijden we mede ten strijde,
Trotserend het heetste gevecht.
Heroverend bij vreugde en lijden
Voor Vlaanderen vrijheid en recht![238]
2.3. De Fabriekswacht
Een andere paramilitaire Vlaamse collaboratiebeweging was de Fabriekswacht. De Fabriekswacht werd opgericht met de bedoeling de bedrijven die het risico liepen het slachtoffer te worden van een aanslag of andere sabotagedaden te beschermen. Ook deze organisatie kwam in contact met de Duitse NS-liederen bij verschillende gelegenheden, zoals bij een ‘kameraadschapavond’:
Het mooiste en plezantste waren natuurlijk, de kameraadschapsavonden, dat betekende verbroederen met onze Duitse medesoldaten, bijgevolg ook met de Blitzmädel. (…) Er was een kleine muziekkapel, er werd gedanst en gezongen. Dat duurde tot de zon begon onder te gaan, de lol en de leute werden dan afgebroken, want de oorlog was wel voor enkele ogenblikken vergeten, maar zeker nog niet gedaan.[239]
2.4. De Vrijwillige Arbeidsdienst
De Belgische ‘Vrijwillige Arbeidsdienst’ ontstond op 30 november 1940. Dit gebeurde hoofdzakelijk onder impuls van Carl Verwilghen. Deze christen-democratische ambtenaar kon reeds buigen op een knappe carrière. In 1934 werd hij benoemd tot secretaris-generaal bij het Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling. Verwilghen was goed ingewerkt in deze materie. Tot 1941 doceerde hij namelijk ‘Sociale Wetgeving’ aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 1940 werd Verwilghen door het Duitse militaire bestuur benoemd tot ‘commissaris-generaal voor de Wederopbouw’. In die functie sloot hij in juli 1940 een akkoord af met von Craushaar, de op één na belangrijkste militair bij de Duitse administratie te Brussel. Door dit akkoord konden Belgische arbeiders vrijwillig worden tewerkgesteld in Duitsland, op voorwaarde dat ze niet gingen werken in de oorlogsindustrie. Deze overeenkomst lokte heel wat protest uit van de andere Belgische secretarissen-generaal. Als reactie op de invoering van de verplichte arbeid in België nam Verwilghen echter op 20 maart 1942 ontslag uit al zijn functies.
De Vlaamse afdeling van de ‘Vrijwillige Arbeidsdienst’ stond onder leiding van ingenieur Renaat van Thillo, voormalig directielid bij de firma Gevaert te Mortsel. Opmerkelijk in dit verband is dat Van Thillo het manifest van de Eenheidsbeweging van het VNV ondertekende in functie van voorzitter van de ‘Vlaamse Voetbalbond’. Bij haar werking spiegelde de ‘Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen’ (VAVV) zich volledig aan haar Duitse tegenhanger, de Reichsarbeitsdienst.[240]
Op muzikaal vlak volgde de VAVV radicaal de Dietse koers. De eigen volksmuziek werd hoog in het vaandel gedragen en al het vreemde werd verketterd. Eén van de grote kopstukken hierachter was J. Weyermans, die zelf tal van Vlaamse liederen had geschreven. In het maandblad van de VAVV verschenen er dan ook dikwijls liedjes van hem én natuurlijk op gezette tijden enige donderpreken tegen de ‘volksvreemde’ liederen:
Vandaag werd tijdens het voorlezen van den heldenkalender de sterfdag herdacht van Jan Pieterszoon Sweelinck, de groote Nederlandsche polyfonist, die gedurende de 17de eeuw één der grootste komponisten van zijn tijd was. Vele onzer kameraden zullen vreemd opgezien hebben toen zij hoorden dat ook wij, Nederlanders, eens een toonaangevenden rol in de muziekwereld gespeeld hebben. Niet alleen in de kunstmuziek echter, maar ook wat het volkslied betreft, zijn onze voorouders ons ver vooruit geweest. Zij tenminste zongen hun eigen liederen, dansten hun eigene muziek, beoefenden de kamermuziek zonder bij vreemden hun inspiratie te moeten gaan zoeken. Die tijden zijn echter voorbij. Radio en grammofoon, gevoegd bij de spreekwoordelijke gemakzucht van onze volksgenooten, hebben langzamerhand onze eigen muziek uit den volksgunst verdrongen en volksvreemde liederen er voor in de plaats gebracht.
Het is dus een gelukkig initiatief van den Arbeidsdienst geweest van mede te willen arbeiden aan het herstel van ons volkslied. Wij hebben liederen en muziek genoeg opdat wij niet in het buitenland zouden moeten gaan leenen. Daarom dient de Arbeitsdienst in de eerste plaats eigen liederen te zingen, en vooral in het publiek, opdat onze volksgenoten langzamerhand voor eigen muziek weer hun oor en hart mogen openzetten.
Afgezien van deze kulturele beteekenis, is er iets prettigers te bedenken dan het zingen van een frisch en vroolijk lied? Vergelijk even den dreun van “De marsch der kolonnen” met bv. het sentimentele gejammer van “Moonlight and shadow”. Of het pittige “Anne-Marieken” met de geforceerde rhytm van “An apple for the teacher”. Of de kalme ernst van “Vaarwel mijn broeder” met “J’attendrai”.[241]
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[219] DE POOTERE, A. (1942). Wij dragen de fakkel der Volksche Kultuur. Resultaten en bevindingen als vertrekpunt eener volkse kultuurpolitiek. In De Nationaalsocialist. Orgaan van het Vlaamsch Nationaal Verbond, XXV, p. 9.
[220] DE BENS, De Vlaamse kwestie en de collaboratie, p. 1660-1662.
[221] VERDUYN, Signaal, p. 355.
[222] PORTIER, O. (1943). Demokratische dorpsfanfare of militaire muziekkapel? In “Help Uzelf”. Strijdblad van de weerformaties der Zuidelijke Nederlanden, X, p. 1.
[223] (1942). Zingend Vlaanderen, p. 3.
[224] Volgens CDJ was de ‘Luitenant De Windekring’ de harde kern van de Vlaams-nationalisten binnen de Vlaamsche Wacht. Zij waren de meest verbeten tegenstanders van het zingen van Duitse liederen. Ook de veteranen van de ‘Grijze Brigade’, de vooroorlogse voorloper van de Vlaamsche Wacht liepen niet erg hoog op met de NS-traditie. Zij hadden zelfs een lied met als titel: ‘Op fascisten kloppen wij’ (Zie: ‘Broederband’, 1992, III, p. 1-2.
[225] VERDUYN, Signaal, p. 355-356.
[226] TACK, De zingende kompanie, p. 1-2.
[227] (1943). Prijskamp voor strijdliederen. In De Nationaalsocialist. Orgaan van het Vlaamsch Nationaal Verbond, XVI, p. 2.
[228] (1941). Vlaamsche soldaten. In De Nationaalsocialist. Orgaan van het Vlaamsch Nationaal Verbond, VIII, p. 6.
[229] (1943). Kunstfeest van de Vlaamsche Wacht in de K.S.O. In “Help Uzelf” strijdblad van de weerformaties der Zuidelijke Nederlanden, XV, p. 1.
[230] Kameraadschapsavond der Zwarte Brigade, p. 1-16.
[231] CLEYBERGH, J. (1942). Het nationaalsocialistische strijdlied in Vlaanderen. Een nieuw geluid. In Maandblad voor volksche opvoeding, VI, p. 132.
[232] PELEMAN, B. (1943). “Zingend ten aanval!” door Banleider Bert Peleman. In De Nationaalsocialist. Orgaan van het Vlaamsch Nationaal Verbond, II, p. 4.
[233] Over de geijkte procedure die men naar goede Pruisische gewoonte volgde bij het aanzetten van een lied tijdens het marcheren in het Duitse leger geef ik een voorbeeld in het hoofdstuk dat handelt over het NS-lied bij de Waffen-SS.
[234] Tucht- en commandoreglement der D.M.-Z.B., p. 54.
[235] (1943). DM.-Motorbrigade. Kameraadschapsavond in het Oosten. Een kompagnie van het NSKK aangetreden. In De Nationaalsocialist. Orgaan van het Vlaamsch Nationaal Verbond, II, p. 2.
[236] De tekst van de Duitse NSKK-mars is te vinden op webpagina: http://ingeb.org/Lieder/wirruhen.html. De muziek is te vinden op webpagina: http://www.censorfreeworld.com/Audio/gmm.htm.
[237] In een artikel uit Berkenkruis uit 1999 spreekt men van ‘Voor Führer en Leider ons leven!’. Vergelijk hier ook de tekst van het lied met de tekst bij de afbeelding. (1999). N.S.K.K. kolonne 403. In Berkenkruis, XI, p. 7.
[238] (1975). N.S.K.K. Lied. In Berkenkruis, IX, p. 17.
[239] TEUWENS, J. (2000). Uit het leven van een fabriekswachter. In Berkenkruis, VII-VIII, p. 24-25.
[240] VERDUYN, Signaal, p. 356.
[241] (1941). Het lied in den Arbeidsdienst. In De Arbeidsman. Maandblad van den Vrijwilligen Arbeidsdienst voor Vlaanderen, II, p. 2.