Noren in een ivoren toren: Belgische pers over de Noorse referenda over toetreding tot het Europese samenwerkingsverband (1972 en 1994). (An Janssen)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

IV. Reacties op de uitslagen van de referenda

 

De Belgische pers had niet alleen aandacht voor de argumenten die voor- en tegenstanders van de toetreding gebruikten. Zij wilden hun lezers ook inzicht geven in de meningen die de betrokken partijen hadden over de evoluties tijdens het debat en vooral in hun reacties op de uitslag van de referenda.

Er waren drie soorten reacties. Ten eerste werd er aandacht geschonken aan de Noorse politici en aan de deskundigen, die in de verschillende kranten hun verklaring van de gebeurtenissen gaven. Zij werden zowel tijdens de afronding van de onderhandelingen als na de bekendmaking van de uitslag van de referenda geciteerd.

Vervolgens werden de meningen en gevoelens van belangrijke Europese en Belgische politici in de Belgische pers, weergegeven. De uitspraken verschenen vooral tijdens de afronding van de onderhandelingen in 1972 en de bekendmaking van de uitslag van beide referenda.

Ten derde waren er de commentaren die journalisten hadden bij de gebeurtenissen in Noorwegen. De politieke columns gaven vaak een heel eigen kijk op de uitslag van de referenda.

 

 

1. Reacties van Noorse politici en deskundigen

 

Tijdens en na de referenda werd er af en toe een uitspraak genoteerd van één van de kopstukken van de debatten. Deze gaven hun opinie weer en kruidden de schaarse informatie die de Belgische pers gaf over de referenda.

Er werden al enkele opmerkingen opgetekend tijdens de onderhandelingen, maar ook achteraf werd er geluisterd naar de mening van de Noorse regeringstop en – soms - naar die van de overwinnaars.

 

Tijdens de eerste onderhandelingsronde werd er slechts weinig aandacht geschonken aan de gebeurtenissen in Noorwegen. De Noorse politici kwamen dan ook nauwelijks aan bod in de Belgische pers. Tegenstanders van de toetreding werden niet of nauwelijks aan het woord gelaten. Premier Bratteli werd geciteerd in La Libre Belgique. Hij pleitte onder meer voor een regiobewuste toekomstpolitiek en voor het erkennen en stimuleren van de diversiteit in de Europese Gemeenschap. Hiermee duidde hij ook op de Noorse wens om eigenheid en diversiteit te bewaren.[402]

Toen, negen maanden na de onderhandelingen, duidelijk werd dat de Noorse bevolking geen zin had om als burgers van de Europese Gemeenschap erkend te worden, verscheen er een nieuwe reeks van reacties. Ook nu werden de Noorse politici naar het tweede plan verschoven. Wel werd er, in verschillende artikels tijdens de laatste dagen van de campagne, aandacht geschonken aan de dreiging van de premier om af te treden indien Noorwegen geen lid zou worden van de Europese Gemeenschap.[403] In de artikels die op 26 en 27 september verschenen, drukten vele voorstanders van toetreding hun ontgoocheling uit. Zo was er de voorzitter van de Vereniging van fabrikanten die zijn teleurstelling uitte, net als de Noorse ambassadeur bij de Europese Unie, Halvorson, die zich meteen terugtrok uit alle EG-organen.[404] Ook het aftreden van de Noorse regering werd gemeld, en het aantreden van Lars Korvald als nieuwe premier veertien dagen na het referendum.[405]

La Libre Belgique vroeg de gezant van Noorwegens belangrijkste krant, Aftenposten, om zijn mening. Frederik Bolin, een voorstander van de toetreding, was erg ontgoocheld. Hij noemde de overwinning van de tegenstanders een overwinning van een beweging die streed tegen het gezonde verstand. Hij omschreef de kern van de tegenstanders als een opiniebeweging die een fout beeld van Europese Gemeenschap verspreidde door in te spelen op het nationalisme van de Noren. Bovendien leek hij het niet te kunnen waarderen dat de ‘Folkebevegesle mot E.F.’ beweging geen politieke beweging was, maar slechts een verzameling van ‘gewone’ mensen, financieel gesteund door boeren en vissers. Bovendien wees Bolin ook op het falen van de regeringscampagne die te laat op gang kwam en het tij niet meer kon keren. Hij eindigde met een oproep naar de nieuwe regering, waarin hij duidelijk zei dat Noorwegen zo snel mogelijk de onderhandelingen over een handelsverdrag met de Europese Unie moest opstarten. Tegelijkertijd sprak hij hoop voor de toekomst uit. Er zouden nieuwe kansen komen voor Noorwegen om alsnog deel te gaan uitmaken van het Europese eenmakingsproces.[406]

Le Soir liet Per Borten, politiek leider van de ‘Folkebevegesle mot E.F.’-beweging, aan het woord. Hij probeerde niet te ver vooruit te kijken , het was tenslotte aan het parlement om de toekomst te bepalen. Wel vond hij dat men overreageerde, in het artikel citeerde men : ‘Il ne faut pas dramatiser. Dans la vie d’une nation, il ne s’agit que d’un événement banal.’[407] Le Peuple kopte met voorlopige resultaten waaruit al bleek dat de tegenstand het pleit gaat winnen. Premier Bratteli zag deze resultaten niet graag. Hij liet zijn ontgoocheling blijken en merkte op dat hierop een belangrijke regeringscrisis zou kunnen volgen. De weigering van de belangrijkste oppositiepartij om in een regering te stappen waar ook tegenstanders van EU in zetelen, zou het vormen van een nieuwe regering kunnen bemoeilijken, aldus de Noorse premier.[408]

 

Tweeëntwintig jaar na de eerste toetredingsaanvraag, in 1994, werd er iets meer aandacht geschonken aan de mening van de Noren. Al na de onderhandelingen werd aan Morten Fynn, journalist bij Aftenposten, gevraagd naar de vermoedelijke uitslag van het referendum. Hij verwachtte een nipte overwinning voor de voorstanders van toetreding. Maar hij zei zelf dat hij over deze uitspraak geen weddenschap wilde aangaan. Als de regering het akkoord voldoende kon verdedigen en de twee andere noordse landen ook voor de toetreding stemden dan zou, volgens Fynn, een ‘ja’ het logische antwoord zijn. De journalist wees ook op het feit dat er geen echt alternatief was, de EER was immers quasi opgedoekt.[409] Een voorspelling die volledig fout bleek te zijn. Ook premier Brundtland reageerde op het akkoord. Zij was er tevreden mee en vond dat de EU voldoende rekening hield met de Noorse eigenheid en de drang om natuurrijkdom te bewaren. Maar, gaf de premier nog mee, het is het volk dat beslist.[410]

Dat was wat gebeurde in november van hetzelfde jaar. De premier gaf in de aanloop naar het referendum nog mee dat Noorwegen een rol te spelen had in de Europese Unie. ‘ Een hand op het stuur en een voet op de rem’ zou het land de kans geven zichzelf te blijven en economische en politiek een belangrijker rol in de wereld te gaan spelen.[411] Na de nederlaag voor de regering toonde Gro Harlem Brundtland zich een goed verliezer, maar ze zorgde er wel voor dat de deur naar een latere toetreding open bleef staan. Anne Enger Lahnstein, leidster van het ‘neen’-kamp, wilde de wereld laten weten dat dit geen neen was tegen een verenigd Europa, maar wel tegen Noorwegen als lid ervan.[412] Jan Erik Grindheim van het Bergens Instituut voor Vergelijkende Politiek wees nog eens op de Amerikaanse oriëntatie van de Noren en op hun wil om dingen anders te doen dan de anderen. Verkiezingsspecialist Frank Aarebrot keek vooruit en koppelde de kans op een nieuwe toetredingsaanvraag in de nabije toekomst aan de veranderingen in de Europese Unie. Hij dacht dat het verlagen van de toetredingsvoorwaarden, een Noorse toetreding realistischer maakte.[413] De Noorse industriëlen reageerden even ontgoocheld als twintig jaar eerder, maar er was ook sprake van een radicale oplossing om de economische voordelen voor hun bedrijven toch te bekomen. Een aantal bedrijfsleiders overwogen de verhuizing naar Zweden of Denemarken.[414] In Le Vif/L’Express werd door de voorzitter van NHO, de Noorse werkgeversvereniging, duidelijk gemaakt wat hij vond van zijn landgenoten: “Faute d’avoir les pieds sur terre, mes compatriotes s’imagent qu’ils sont au paradis pour l’eternité!” [415]

 

De meeste kranten bekeken de toetreding niet vanuit een Noors perspectief. Het was gemakkelijker en logischer om de toetreding vanuit een Europees perspectief te bestuderen, omdat België daar zelf deel van uitmaakte. Europese, vooral Belgische, politici kregen dan ook meer kansen om hun mening te geven over de gebeurtenissen. Toch werden de belangrijkste deelnemers aan het debat aan het woord gelaten. Vooral de reactie van premier werd weergegeven. Er werd over het algemeen ook meer aandacht geschonken aan de ontgoochelde reacties van voorstanders van de deelname aan het Europese integratieproces. In 1994 liet men iets meer deskundigen en niet-politieke partners in het debat aan het woord. In 1972 waren de interviews of citaten echter vaak uitgebreider dan in 1994. Dat werd vooral zichtbaar in La Libre Belgique, dat in 1972 een lang interview met de correspondent van Aftenposten drukte. In 1994 publiceerden zij slechts een minimum aan informatie na het referendum.

 

 

2. De reacties van Europese en Belgische politici

 

Terwijl het merendeel van de Noren uitgebreid ging feesten omdat de onafhankelijkheid en de eigenheid van het land bewaard werd, werden er in de Europese gelederen wonden gelikt en conclusies getrokken. De meningen van de belangrijkste leiders van de Europese landen en eurocraten kregen een forum in de Belgische pers.

 

De afsluiting van de onderhandelingen en de ondertekening van de toetredingsakkoorden waren een eerste kans om uitspraken van politici op te tekenen. Deze uitspraken getuigden van hoop op een mooie gezamenlijke toekomst. Voor commissievoorzitter Malfatti was de ondertekening een begin maar mocht men niet vergeten dat men vanaf dan moest verder bouwen aaneen eenheid tussen tien lidstaten. De toetreding van vier nieuwe leden was een kans om een nieuwe toekomst op te bouwen die de landen afzonderlijk nooit hadden kunnen opbouwen. Precies dat was volgens Malfatti het doel van EEG.[416] In België werd minister Eyskens, die de honneurs mocht waarnemen tijdens de ondertekening, aangeduid als belangrijkste woordvoerder van de regering. Hij droomde hardop van een grote toekomst voor het Europese samenwerkingsverband. Waar men samen kon werken aan de ontplooiing van de eigen bevolking en economie en tegelijkertijd een rol kon spelen in het bewaren van de wereldvrede. Een gelijkaardige uitspraak werd opgetekend uit de mond van de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Schmelzer.[417] Over de specificiteit van de Noorse toetreding werd niets gezegd. De meeste aandacht ging naar de toetreding van Groot-Brittanië, de toetreding van de andere drie landen leek slechts een prettige bijkomstigheid.

 

Het eerste referendum had een onverwachte uitslag. De Europese politici gingen er immers van uit dat een land geen toetredingsaanvraag zou indienen wanneer men niet zeker was van zijn bevolking. Toen dit niet bleek te kloppen, staken weinigen hun ontgoocheling onder stoelen of banken. De Belgische, Duitse en Britse regering drukten hun spijt uit en hoopten op een latere toetreding, net als commissievoorzitter Sicco Mansholt.

De Commissievoorzitter wees er ook op dat de uitslag van het referendum Europa moest aansporen om een ‘ware democratie’ te vestigen. Een democratie waarin er geen afstand bestond tussen de staatsinstellingen en de bevolking.[418] In een ander artikel wist men ook nog te vertellen dat Mansholt ervan uitging dat Noorwegen binnen enkele jaren toch lid zou worden.[419] Tegelijkertijd noemde hij de uitslag een stap achteruit voor de EEG. Het zou iedereen moeten aanzetten om te beginnen aan een bouw van een verenigde Europa dat veel interesse wekte bij de mensen en dat een echte democratie was. Een Europa dat zich ook bezighield met sociale zaken.[420]

De voorzitter van de raad van ministers, Schmelzer, vond dat Noorwegen een belangrijke deelnemer van de communautaire constructie geweest zou zijn en drukte zijn ontgoocheling uit.[421] Ook hij wees op het weinig definitieve karakter van de Noorse beslissing.[422]

De voorzitter van de Raad van Europa, Vedovato, was eveneens ontgoocheld over de uitslag van het referendum. Maar hij wees op het belang van de democratie en het volgen van de wil van het volk. Bovendien wilde hij iedereen herinneren aan de rol van Noorwegen als stichtend lid van de Raad van Europa en aan de rol die het land binnen deze organisatie nog te spelen had. Via de Raad kon men immers ook werken aan de bouw van Europa, op bepaalde domeinen, en aan de verbetering van de levenskwaliteit van de Europeanen.[423]

President Pompidou van Frankrijk betreurde de uitslag van het referendum, maar kreeg tegelijk ook een aantal verwijten toegeschoven. Verscheidene functionarissen zagen immers in het Franse aandringen op de toetreding van Spanje een belangrijk struikelblok voor het Noorse volk.[424] De president drukte alsnog de hoop uit dat Denemarken, dat vlak na Noorwegen een referendum zou houden, zich niet zou laten beïnvloeden door de Noorse uitslag.[425]

De Deense regering en de voorstanders van toetreding namen deze houding over, dat bleek onder meer uit artikels in de Deense krant, Politiker.[426] De Deense premier, Krag, noemde de uitslag het gevolg van de angst van vissers en boeren. Bovendien vroeg hij zijn bevolking om het enige Scandinavische lid van de EEG te worden en het Noorse ‘neen’ te negeren.[427]

In Groot-Brittannië werd door voor- en tegenstanders van de toetreding verschillend gereageerd. Terwijl de tegenstanders nu zelf een referendum eisten, in de hoop op die manier de toetreding te blokkeren, probeerde de Britse regering het been stijf te houden en de toetredingsprocedures te versnellen, om alle debat in de kiem te smoren.[428] De Britten wezen ook nog op het belang van Noorwegen voor de NAVO.[429] Men maakte zich er zorgen over dat het land op termijn zou besluiten om deze organisatie te verlaten.[430]

De Finse regering zag in de Noorse afwijzing van het lidmaatschap een kans om nieuwe onderhandeling over een noordse economische samenwerking te starten.[431] Een samenwerking waarmee de Sovjetunie het vermoedelijk wel eens kon zijn. Ook de Zweedse regering had het over een verandering van hun houding tegenover Noorwegen. Men beloofde alle hulp aan de Noorse regering om de contacten met de EEG te herstellen en hoopte op een blijvende noordelijke samenwerking op de manier die de verschillende noordse landen kiezen.[432]

Het Sovjetpersagentschap TASS noemde de overwinning van de tegenstanders een soliede overwinning. Een reactie die zo snel kwam dat de meeste sovjetdeskundigen hierin meteen de intense tevredenheid van Moskou herkenden. De U.S.S.R. had zijn principiële tegenstand tegen de EEG niet opgegeven.[433]

 

Voor België werden er uitspraken genoteerd van onze bekendste eurocraat van het moment en van de minister van Buitenlandse Zaken. Burggraaf Davignon, directeur-generaal van het commissariaat van Buitenlandse Zaken, vond dat Noorwegen zichzelf in de ijskast zette. Een volgende toetredingsaanvraag kon nu zonder onderhandelingen worden afgehandeld. Daarom hoopte hij alsnog op het spoedig toetreden van Noorwegen.[434] Belgisch minister van Buitenlandse Zaken, Harmel, zei dat men de wens van het Noorse volk moest respecteren maar dat de deur open moest blijven staan.[435]

In een interview in La Libre Belgique verscheen dezelfde uitspraak, maar gelijktijdig vond de minister dat de Europese verantwoordelijken de gelegenheid moesten gebruiken om de gebeurtenissen te bestuderen zodat men ze in de toekomst kon proberen te voorkomen. Via een ondervraging van het Noorse volk zou men tot conclusies moeten komen. Volgens de minister was er één zekerheid over dit referendum: de Noren hadden niet tegengestemd omdat ze niets wisten over de Europese Gemeenschap. Maar hij wees ook op het belang van een toekomstgerichte politiek en de dubbelzinnige rol die een referendum hierin speelde. Hij was ervan overtuigd dat, hoewel de Belgische deelname aan het Europese integratieproces in 1972 positief werd geëvalueerd, de Belgische bevolking in een referendum in 1958 tegen deelname zou gestemd hebben.

Voor Pierre Harmel was de grootste uitdaging de jongeren te overtuigen. Hij hoopte dat het Europese parlement in de toekomst meer bevoegdheden zou krijgen, zodat de discussie over interessante thema’s niet enkele in de nationale parlementen gevoerd zouden worden. Dit zou de populariteit en het belang van Europa ten goede komen.

Over de kritiek van Noorse opposanten dat Europa kwantiteit boven kwaliteit stelt, zei de minister dat er gezocht moest worden naar een evenwichtige groei. Europa moet opstaan voor armere regio’s in de wereld en de herverdeling van productie-instrumenten accepteren. Op die manier zou men Europa minder interpreteren als een gesloten, welvarende zone en zouden jongeren en vreemdelingen er minder aan twijfelen of er minder beducht voor zijn. Het interview eindigde met speculaties over de kansen die Spanje kreeg, door het Noorse neen.[436]

 

Over het algemeen sprak men over de ontgoocheling van verschillende staatslui. Toch waren er een aantal bijzondere opmerkingen die wezen op de gevolgen van dit ‘neen’. De Britse angst voor het verdwijnen van Noorwegen uit de NAVO bleek ongegrond, net als de Deense en Franse angst voor de uitslag van het Deense referendum. Belangrijker bleken echter de uitspraken over de toekomst van het Europese integratieproces. Zowel commissievoorzitter Mansholt als Belgische minister van Buitenlandse Zaken Harmel hoopten dat een evaluatie en een verdere democratisering van de Europese Economische Gemeenschap zou volgen. Deze hoop zou meegenomen worden in het eenmakingsproces, en zou twintig jaar later opnieuw ter discussie staan.

 

In 1994 was de ontgoocheling minder groot dan tweeëntwintig jaar eerder. Voor vele politici was de uitslag van het eerste referendum een teken aan de wand. Bovendien had de eerdere afwijzing ervoor gezorgd dat het debat in 1994 wel gevolgd werd door de Europese politici en ambtenaren. Men was beter voorbereid op een negatief antwoord dan in 1972, toch bleven de politici niet volledig onverschillig.

Commissievoorzitter Jacques Delors was ontgoocheld, maar niet aangeslagen. Hij zei dat Noorwegen veel had kunnen bijbrengen aan de Unie, maar het land moest zelf beslissen over zijn toekomst. Hij liet weten dat de gevolgen onderzocht werden, maar dat men al zeker was dat de EER en de afspraken daaromtrent bleven bestaan. Bovendien bleef er een deur open staan, indien de Noren in de toekomst alsnog lid willen worden. Maar door de Noorse economische sterkte zou dit nog wel even op zich kunnen laten wachten, aldus de commissievoorzitter, het land had geen steun nodig. Delors deelde ook mee dat hij de commissie niet verantwoordelijk achtte voor de reputatie van de Europese Unie in Noorwegen. Volgens hem was het een slechte politiek van vele lidstaten om de Unie als prullenbak voor de eigen slechte politiek te gebruiken, dit zou opgelost kunnen worden door de nationale parlementen nauwer bij de Unie te betrekken.[437] Hij wees ook op het blijvende internationale belang van Noorwegen, dat vooral inzake ontwikkelingshulp een belangrijke rol te spelen had. Tenslotte zag de commissievoorzitter in het verdrag van Amsterdam in 1996 een ideale gelegenheid voor de Noren om het opnieuw te proberen.[438]

De Duitse president, Helmut Kohl, was eveneens ontgoocheld, en ook hij hield de deur open. Een zelfde reactie zien we ook bij Belgische minister van Buitenlandse Zaken, Frank Vandenbroucke.[439]

Frans minister van Europese Zaken Alian Lamassoure zag de Noren in de schaduw van Europa blijven staan. Een positie die, volgens hem, weinig voordelen bood.[440] Een vergelijkbare reactie kwam van EVP-voorzitter Wilfried Martens, die sprak over het kiezen voor isolement.[441] Martens zei echter ook dat hij niet verwonderd was over de uitslag. De campagnes in Noorwegen bevatten foute ideeën en de regering was er niet in geslaagd de waarheid te vertellen, dit in tegenstelling tot de regeringen in Zweden en Finland. Het was net daarom dat de EVP-voorzitter zich niet triest voelde over het resultaat. De mentaliteit van de Noren was niet de juiste om op een efficiente manier deel uit te kunnen maken van de Unie. Misschien dat de Noren een nieuwe kans zouden kunnen wagen samen met de Oostblok- landen, besluit Martens.[442]

Een anonieme hoge functionaris bij de Europese Unie wilde in Le Vif/L’Express ook nog kwijt dat de capriolen van het verwende Noorse kind het bestaan van de Europese Unie misschien wel moeilijker gemaakt had, maar zeker niet tegengehouden.[443]

Ontreddering was er wel in Zweden, Finland en ook in Denemarken. Zweden en Finland wezen op de verzwakking van de noordse samenwerking door de stugge houding van de Noren.[444] Toch wezen de drie landen erop dat de band met Noorwegen bleef bestaan.[445]

 

De reacties in 1994 waren beduidend minder talrijk en ook minder negatief dan twintig jaar eerder. Men stelde de Europese Unie niet meer in vraag, voor vele politici en deskundigen lag de fout bij de stijfkoppigheid van de Noren. Niet zozeer bij de ondemocratische werking van de Europese Unie, iets waarnaar politici in 1972 wel verwezen.

Toch gaf Jacques Delors, net als minister Harmel twintig jaar eerder, mee dat er rekening moest gehouden worden met de nationale parlementen. Misschien was het tijd om daar, na zoveel tijd, ook eens echt werk van te maken?

 

 

3. Reacties van politiek commentatoren in België

 

De uitbreiding van het Europese eenmakingsproces was geen ondankbaar onderwerp voor de politieke commentatoren die in verschillende Belgische kranten hun mening erover gaven. Als de bevolking van een land tegen de toetreding stemde, zou dat een vrijgeleide kunnen zijn voor het verder bekritiseren van de Europese samenwerkingsverbanden.

 

Met de eerste uitbreiding van de Unie ging het zoals met vele andere eerste keren. Zij kreeg meer aandacht dan de volgende en werd gezien als de mooiste. Op dat ene zwarte vlekje na dan, de Noren wilden niet mee. Meteen stelde men zich de vraag waarom. Het antwoord daarop was niet voor elke commentator hetzelfde.

In La Libre Belgique gooide de commentator van dienst, al zijn vragen in verband met referenda en het nut ervan in het publiek. Hij zag een referendum als een bewijs van angst van de regering. Het volk beantwoordde de vragen die gesteld werden meestal niet, maar maakte van de gelegenheid gebruik om het beleid op de korrel te nemen. Bovendien vereisten aanpassingen aan de regering, die gebeurden aan de hand van de antwoorden van de volksbevraging, vaak tegennatuurlijke politieke coalities. Volgens de commentator zou de regerende coalitie het heft in eigen handen moeten nemen en een beslissing nemen die oog heeft voor de toekomst, soms tegen de mening van het volk in. De regering had immers tijdens de verkiezingen het mandaat hiervoor gekregen. Deze manier van regeren zorgde er ook voor dat het informatietekort, waaraan de bevolking bijna zeker onderhevig is, er niet voor kon zorgen dat beslissingen genomen worden op basis van slogans.[446]

In een tweede stukje probeerde de journalist de negatieve punten van de uitslag van het referendum te verzamelen. Hij had het over problemen die Noorwegen zou tegenkomen in de EVA, waaruit de sterkste speler verdwenen was. Het isolement van Noorwegen kon enkel worden tegengegaan door een goed handelsakkoord. Bovendien was er de angst over het Deense standpunt, als de Denen het Noorse voorbeeld volgden, zou Europa ‘het Noorden’ helemaal verliezen. De commentator hoopte dat dit voorkomen kon worden, want ook het noorden was een deel van Europa.

Tenslotte vroeg hij zich af of de populariteit van Europa niet groot genoeg was om het volk het nut ervan te doen inzien. Deze vraag beantwoordde hij zelf positief. Europa is technocratische en saai. Het is hoog tijd dat de ministers iets doen aan dit beeld. Jongeren moesten Europa leren liefhebben.[447]

 

Ook in De Standaard verscheen een beschouwing over de gebeurtenissen in Noorwegen. De commentator ging iets traditioneler te werk dan zijn collega in La Libre Belgique. Nadat ook hij geconstateerd had dat de resultaten ontgoochelend waren voor de Noorse regering en de EEG, ging hij op zoek naar de te verwachten gevolgen. Terwijl het woelig werd in de Noorse politiek, waar een nieuwe regering gevormd moest worden, zou het in Brussel wel eens druk kunnen worden. Volgens de commentator was deze uitslag een signaal om aan de herziening van de Europese verdragen te denken. Toch vond hij het niet noodzakelijk dat Noorwegen, en eventueel Denemarken, meteen zouden vertrekken uit de NAVO. Allereerst omdat de NAVO geen thema was in het Noorse EEG-debat, maar ook omdat onder tegenstanders van de EEG ook voorstanders van NAVO een plaats vonden.[448] In een poging om de gebeurtenissen te evalueren stelde de journalist argumenten van voor- en tegenstanders kort tegenover elkaar. Deze reeks leverde één conclusie op: het ging om twee totaal verschillende reeksen van argumenten, die een debat over wie gelijk had eindeloos en zinloos maakten.

De commentator wees ook nog op klap die de EEG gekregen had, door het verlies van een rijk en democratisch land als lid. Een kans op meer sociaal beleid was verkeken, tenzij Denemarken toch lid werd, ondanks alles. Er stelde zich nog een vraag aan het einde van dit stukje. Kon Noorwegen overleven zonder de EEG? Dat zou de toekomst zou moeten uitwijzen, volgens de journalist.[449] De tijd heeft ondertussen bewezen dat dit kon.

 

Le Peuple had in 1972 overduidelijk een socialistische stempel. Robert Falony schreef dan ook een commentaar die het verdriet van al zijn partijgenoten moest uitdrukken. Het ‘neen’ van een socialistisch land, was een grote ontgoocheling voor hen. Hij beschreef het zelfs als een diepe teleurstelling voor kanselier Brandt. Maar het was ook een aanduiding van de noodzaak van verandering van de EEG Men moest zich afvragen wat de gevolgen van dit referendum waren voor Denemarkens toetreding. Maar hij wees er ook op de Denemarken meer redenen had om toe te treden dan Noorwegen. Een socialist moet verder durven denken dan de nabije toekomst, aldus de auteur. Scandinavische landen hebben redenen om geen lid te worden van de EEG Zij waren erg gehecht aan hun specifieke sociale gemeenschappen, die eerder naar het oosten georiënteerd waren. Het kapitalistische Europa was hiermee moeilijk te verzoenen. Bovendien werd Europa geassocieerd met inflatie en werkloosheid. Europa had niet het aantrekkelijke karakter dat het socialisme wilde. Misschien kwam dit omdat de Europese socialisten zich niet voldoende verzetten tegen de conservatieve krachten in Europa. Europa was een creatie van rechtse krachten die het enkel opvullen met dingen die binnen hun interessesfeer vallen. Daartegenover moest een socialistisch Europees project komen te staan. Er moest een Europese politiek ontstaan, onafhankelijke van de Verenigde Staten, een Europa dat gestuurd werd door een syndicale macht. Volgens Falony was dat het enige antwoord dat gegeven kon worden op het Noorse neen. Een uitbouw van een sociaal en syndicaal Europa, met 8 of 9 leden waar de progressieve krachten ook deel aan hadden.[450] Een bijzonder rood standpunt dat de afwijzing van Europa door Noorwegen aangreep om de noodzaak van de socialistische invloed in Europa te verspreiden.

 

In Het Laatste Nieuws had commentator Van Cutsem het over de harde les die de EEG te leren kreeg. Na een opsomming van allerlei redenen waarom men tegen zou kunnen hebben gestemd, zoals de indruk dat men enkel de belangen van de groten diende en de rol die nationale belangen speelden op Europese niveau, kwam hij met een andere reden om het Noorse neen te duiden. De Noren hadden, volgens hem, ‘neen’ gestemd omdat Europese beleid een potsierlijk en gesloten beleid was. De Europese Economische Gemeenschap moest dringend op zoek naar een open, democratischer rol. Het Noorse ‘neen’ was een harde klap, maar Van Cutsem hoopte dat het geen vruchteloze klap was.[451] Toch bleek in 1994 dat zijn hoop deels ijdel was.

 

Een nieuw ‘nee’ van Noorwegen deed minder stof opwaaien dan twintig jaar eerder. Toch vonden de commentatoren nog redenen om het gebeuren in vraag te stellen. Er waren immers een groot aantal gelijkenissen tussen de gebeurtenissen in 1994 en in 1972. Was er dan geen vooruitgang geboekt gedurende die twintig jaar? Was er niets veranderd, niet in Noorwegen en niet in Europa?

 

Guido Boots van De Standaard vroeg om meer duidelijkheid. Het Noorse ‘nee’ kwam niet onverwacht en veroorzaakte geen blijvend trauma, het bleef een opdoffer. Voor de Noren was het ‘nee’ ook geen onmogelijke keuze. Het land raakte, dankzij olie en gasvoorraden, economisch niet gehandicapt. Dus kon de Noor kiezen voor het behoud van zijn klassieke levenswijze, van het hem bekende samenlevingsmodel, van de individuele welvaart. Zij deden dit dan ook massaal, waardoor de nationale eenheid werd versterkt. Tegelijk werden ze wel gedwongen in een rol die verscheidene nadelen had. Vooral op politiek vlak moest Noorwegen inboeten, zij konden nu immers niet veel meer dan de Europese regelgeving overnemen waaraan ze zelf niet hadden kunnen meebouwen. Om dat nadeel weg te werken richtte Noorwegen zich naar het Westen, maar het was moeilijk om als klein landje te wegen op de politiek van de USA.[452]

Voor de Europese Unie zou er na 1994 geen wezenlijk verschil optreden, aldus Boots, de sociale en milieuvriendelijke inbreng kon ook uit Zweden en Finland komen. Wel werd het imagoprobleem van de EU duidelijk zichtbaar gemaakt in de fouten in de propaganda in Noorwegen. De kloof tussen Burger en Unie was niet gedicht sinds 1972. Bovendien moest de Unie duidelijkheid scheppen over wie de gezagsdrager was. Als ze niet efficiënter werd, opener, duidelijker in haar beleid dan zou het niet verwonderlijk zijn als er uittredingen zouden voorkomen, meende De Standaard. Of eventueel zouden landen dan een eigen koers gaan volgen binnen de Europese Unie en zo de andere landen blokkeren.[453]

 

Edi Clijsters evalueerde in de Morgen het referendum als een herhaling van het referendum van 1972. Want toen 22 jaar geleden de Europese prominenten zich na het Noorse ‘neen’ allerlei vragen gingen stellen over het democratische deficit van de Europese Gemeenschap, hoopten velen dat daarvoor in de loop van de jaren een oplossing zou komen. In 1994 viel echter vooral op dat net diezelfde vragen opduiken in de debatten en de reacties op de Noorse Europese Campagne.[454] Het verdrag van Maastricht wilde hiervoor wel een oplossing bieden, maar deze leek louter formeel te zijn. Ook het Europees parlement kon zijn rol niet waarmaken in het openstellen van de Europese Unie, en had immers nauwelijks meer vat op de gebeurtenissen dan een gewone burger.[455]

Het Noorse ‘nee’ was er, volgens Clijsters, niet gekomen als resultaat van een monsterverbond tussen domme boeren en subversieve stedelingen. Het was een reactie op vragen die van belang waren voor de toekomst van Europa. Hopelijk zou dit het denken over het Europese project en de zelfkritiek aanwakkeren. Het was te betreuren dat er al geen vragen gesteld werden over de redenen van het ‘neen’ en vooral over het democratische deficit.[456]

Kortom, het ging om een herhaling van de gebeurtenissen in 1972, en niet om een verbetering.[457]

 

In Le Soir verscheen een korte commentaar waarin Journalist Riché het had over ‘ De Noorse Uitzondering’ Hij vernoemde de ‘wet van het referendum’, die steeds weergeeft welke groep in de maatschappij het hardst geroepen heeft in plaats van te kiezen voor de beste oplossing. Maar misschien maakte het eurocentrisme ons wel blind voor betere ideeën. Was Maastricht niet aan een verbetering toe?

Toch, zo ontdekte Riché, geloofden de Noren ook in onzinnige argumenten. Het belang van soevereiniteit en nationaliteit, het geloven in de ‘grandeur’ van het land was onzin, volgens de commentator. Noorwegen had voor hem alleen bewezen een nostalgische land te zijn, dat koos voor het verleden, eerder dan voor de toekomst.[458]

 

La Libre Belgique gooide het over de Europese brug. Daar werd gewezen op het feit dat de Unie zich bezighield met Oslo, ook al wilden de Noren dit niet. Hun lidmaatschap zou hen de kans gegeven hebben om in de Europese unie een plaats te geven aan de belangrijkste noordelijke waarden, zoals milieubewustzijn en sociale zekerheid, en aan de solidariteit tussen de regio’s. Nu de Noren, die bekend stonden als bikkelharde onderhandelaars, zelf geen plaats innemen rond de tafel zouden zij gedwongen worden de voorzichtigere standpunten en verwezenlijkingen van de Zweden en de Finnen over te nemen. Indien het land dit niet zou doen, zou het zichzelf volledig geïsoleerd zien.[459]

Toch werd er ook aandacht geschonken aan de ontgoocheling van de Europese Unie. In La Libre Belgique wist Christophe Lamfalussy, net als de andere commentatoren, dat de Europese Unie ook zonder Noorwegen kon. Het land was, ondanks zijn unieke eigenschappen op sociaal en regionaal gebied, geen belangrijke pion op het Europese schaakbord.[460]

Lamfalussy keek ook naar de toekomst. Hij had het al over de vorming van een geometrisch variabel Europa waarin ook landen uit het voormalige Oostblok een plaats zouden krijgen. Maar, zo waarschuwde de journalist nog, de angst voor het onbekende die ontstond door veranderingen, deed hier en daar nationalistische reflexen ontstaan.[461]

 

De commentatoren in België probeerden de ontgoocheling over het ‘neen’ te gebruiken om hun visie over Europa aan de bevolking kenbaar te maken. De teneur van de verschillende opiniërende artikels was vergelijkbaar. Niet alleen waren de commentatoren in de verschillende kranten het onderling eens over de belangrijkste conclusies die getrokken moesten worden, deze conclusies bleken ook grotendeels hetzelfde in 1972 en in 1994.

Er kwam kritiek op het referendum als beslissingsmethode, omdat dit te weinig rekening hield met de toekomst. Het referendum was eerder een evaluatie van de politieke constellatie op dat moment.

Er werd slechts weinig aandacht geschonken aan de gevolgen die het ‘neen’ had voor Noorwegen en aan de conclusies die de Noren eruit zouden moeten trekken. Enkele journalisten vermeldden de nadelen , maar zij waren het erover eens dat Noorwegen het ook zonder lidmaatschap zou redden.

Het merendeel van de commentaren handelde over de conclusies die de Europese politici en ambtenaren zouden moeten trekken uit de uitslag van de referenda. Er werd veel belang gehecht aan de kloof tussen de burger en het Europese samenwerkingsverband. De uitslag van het referendum was een reden voor de unie om te twijfelen aan zijn uitstraling. In 1994 werd er gewezen op het feit dat dit een herneming was van de kritiek van twintig jaar eerder en er werd gehoopt dat de kloof nu wel gedicht kon worden. Toch viel het ook op dat de partijgekleurde standpunten, die vooral Le Peuple innam in 1972, in 1994 volledig uit de kranten verdwenen waren. Zij stelden zich neutraler op ten opzichte van hun lezerspubliek.

 

 

4. Besluit

 

De reacties op de uitslagen die in de Belgische pers verschenen, waren onderling vergelijkbaar.

Er werd weinig aandacht geschonken aan de Noorse politici. De Belgische journalisten konden de premier niet negeren. Deze werd dus wel af en toe geciteerd, maar slechts in beperkte mate. De voorstanders kregen ook een forum in de pers, vooral tijdens het eerste referendum. Vermoedelijk kregen zij deze ruimte omdat hun standpunt in grote mate overeenkwam met het standpunt dat de krantencommentatoren zelf huldigden.

De journalisten probeerden wel de kennis over Noorwegen bij hun lezerspubliek te vergroten of op te frissen door deskundigen aan het woord te laten. Toch ging het hier ook meestal om mensen die zelf voorstander waren van de Noorse toetreding. Op die manier was het beeld dat er geschetst werd enigszins vertekend. Er was echter meer aandacht voor het Europese luik van de gebeurtenissen.

De ontgoocheling van de Europese politici werd breed vertolkt in de pers. Er was ook interesse voor de redenen van het ‘neen’. In 1972 werd er veel aandacht geschonken aan de kloof tussen de Europese Economische Gemeenschap en de burger. Tegelijkertijd was er ook de – onterechte - angst voor het verdwijnen van Noorwegen uit verschillende andere internationale organisaties. Tijdens het tweede referendum was er minder ruimte voor reacties. Alhoewel men het democratische deficit van de Europese Unie opnieuw besprak, was er nu meer aandacht voor de rol van het standvastige Noorse volk.

Belgische commentatoren gaven in hun reacties vooral dezelfde meningen als de Europese politici weer. Zij waren evenwel iets minder genuanceerd in hun verklaringen. De kloof tussen de burger en het Europese samenwerkingsverband werd erg in de verf gezet. Tijdens het tweede referendum waren de reacties over dit democratische deficit veel scherper dan tweeëntwintig jaar eerder. Kritiek was er vooral op de grote gelijkenis tussen de klachten in 1972 en 1994. Het leek alsof men nauwelijks iets geleerd had uit het eerste Noorse ‘neen’.

De commentatoren gaven ook kritiek op het referendum als methode om een beslissing te nemen. Men vreesde dat de bevolking niet altijd rekening hield met toekomstperspectieven wanneer zij zich uitspraken over politieke onderwerpen.

 

De opvallende gelijkenis tussen de reacties, zowel van politici, deskundigen als commentatoren, tijdens beide referenda duidt op de geringe evolutie in de sociale politiek van het Europese samenwerkingsverband. Het zijn immers de sociale aspecten die een doorslaggevende rol lijken te spelen in de Noorse beslissing.

Ook de beperkte aandacht voor Noorwegen is duidelijk merkbaar in de commentaren. Men gebruikt het Noorse ‘neen’ als een middel voor de evaluatie van de Europese samenwerking. De Noorse visie zelf komt veel minder aan bod.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[402] «Les premier ministres de la GB, Irlande, Danmark, Suede ont signé le traité d’elargissement» La Libre Belgique (24 januari 1972) 1 en 4.

[403] DOORNAERT M. “Vele Denen en Noren willen niet bij EG.” De Standaard (22-23  september 1972) 3.

[404] “Ontgoocheling om Noorwegens ‘neen’.” De Standaard (27 september 1972) 1. en “Na Noorse ‘neen’ staat ook Deense toetreding op losse schroeven” Vooruit (27 september 1972) 5. en «La Norvège quitte les rangs de la Communauté et sera absente au «sommet» de Paris» Le Peuple (27 september 1972) 1 en 5.

[405] “Bratteli afgetreden.” De Nieuwe Gids (9 oktober 1972) 4.en “Noorwegen heeft een nieuwe regering.” De Nieuwe Gids (17 oktober 1972) 4.

[406]  “Bratteli afgetreden.” De Nieuwe Gids (9 oktober 1972) 4.

[407] «Une majorité de 7% au référendum populaire» Le Soir (27 september 1972) 1 en 3.

[408] «La Norvège quitte les rangs de la Communauté et sera absente au «sommet» de Paris» Le Peuple (27 september 1972) 1 en 5.

[409] ALBERS, C. «Noors visserijbeleid en blokkeringsminderheid in ministerraad vormen laatste hindernissen  » De Morgen (8 maart 1994) 11.

[410]  “Uitbreiding EU in Britse handen” De Standaard (17 maart 1994) 4.

[411] «Norvège contre l’Union Européenne» Le Peuple ( 21 november 1994) 4.

[412] NABER, C. “Noren maken zich op voor verzoening” De Standaard (30 november 1994) 4.

[413] KENNES, E “Bergen, de dag nadien” De Morgen (30 november 1994) 2.

[414] «Non et non » Le Peuple (30 november 1994) 2.

[415] LOUYOT, A. «Le soufflet Norvègien » Le Vif/L’Express (2 december 1994) 78.

[416] «Les premier ministres de la GB, Irlande, Danmark, Suede ont signé le traité d’elargissement» La Libre Belgique (24 januari 1972) 1 en 4.

[417] «Derniers escarmouches aux parlements anglais et norvégiens” Le Peuple (22-23 januari 1972) 5.

[418] “Ontgoocheling om Noorwegens ‘neen’.” De Standaard (27 september 1972) 1. en «La Norvège quitte les rangs de la Communauté et sera absente au «sommet» de Paris» Le Peuple (27 september 1972) 1 en 5.

[419]  “Het ‘neen’ van Noorwegen.” Volksgazet (27 september 1972) 4.

[420] «La Norvège quitte les rangs de la Communauté et sera absente au «sommet» de Paris» Le Peuple (27 september 1972) 1 en 5.

[421] WILKIN F. “Après le non de la Norvège au marché commun»  Le Soir  (27 september 1972) 3.

[422] «La Norvège quitte les rangs de la Communauté et sera absente au «sommet» de Paris» Le Peuple (27 september 1972) 1 en 5.

[423] WILKIN F. “Après le non de la Norvège au marché commun»  Le Soir  (27 september 1972) 3.

[424] “Ontgoocheling om Noorwegens ‘neen’.” De Standaard (27 september 1972) 1.

[425] “Noors ‘neen’ aan de EEG.” Volksgazet (27 september 1972) 5.

[426] “Noorse regering zal 6 oktober aftreden” De Nieuwe Gids (28 september 1972) 4.

[427] “Na Noorse ‘neen’ staat ook Deense toetreding op losse schroeven” Vooruit (27 september 1972) 5.

[428] “Noors ‘neen’ aan de EEG.” Volksgazet (27 september 1972) 5. en WILKIN F. “Après le non de la Norvège au marché commun»  Le Soir  (27 september 1972) 3. en «La Norvège quitte les rangs de la Communauté et sera absente au «sommet» de Paris» Le Peuple (27 september 1972) 1 en 5. en “Na Noorse ‘neen’ staat ook Deense toetreding op losse schroeven” Vooruit (27 september 1972) 5.

[429] WILKIN F. “Après le non de la Norvège au marché commun»  Le Soir  (27 september 1972) 3

[430] “Na Noorse ‘neen’ staat ook Deense toetreding op losse schroeven” Vooruit (27 september 1972) 5.

[431] “Noors ‘neen’ aan de EEG.” Volksgazet (27 september 1972) 5.

[432] “OSLO: Le gouvernement Bratteli s’en ira le 6 octobre«  Le Peuple  (28 september 1972) 5.

[433] «La Norvège quitte les rangs de la Communauté et sera absente au «sommet» de Paris» Le Peuple (27 september 1972) 1 en 5 en “Moskou tevreden met Noors ‘Neen’ “ Het Laatste Nieuws (27 september 1972) 5.

[434] “Ontgoocheling om Noorwegens ‘neen’.” De Standaard (27 september 1972) 1.

[435] “Noors ‘neen’ aan de EEG.” Volksgazet (27 september 1972) 5.  en «La Norvège quitte les rangs de la Communauté et sera absente au «sommet» de Paris» Le Peuple (27 september 1972) 1 en 5.

[436] “M.P. Harmel nous à declaré: La porte de la communauté dois rester ouvert à la Norvège«  La Libre Belgique (27 september 1972) 1.

[437] NABER, C. “Noren maken zich op voor verzoening” De Standaard (30 november 1994) 4. en CLIJSTERS, E. en ALBERS,  C. “Focus: Europese deur blijft open voor Noren” De Morgen (30 november 1994) 2.

[438] CLIJSTERS, E. en ALBERS,  C. “Focus: Europese deur blijft open voor Noren” De Morgen (30 november 1994) 2.

[439] NABER, C. “Noren maken zich op voor verzoening” De Standaard (30 november 1994) 4.

[440] Ib.

[441] Ib.

[442] OPSOMER M.«Wilfried Martens n’est pas etonné» La Libre Belgique ( 30 november 1994) 2.

[443] LOUYOT, A. «Le soufflet norvègien » Le Vif/L’Express (2 december 1994) 78.

[444] NABER, C. “Noren maken zich op voor verzoening” De Standaard (30 november 1994) 4. en CLIJSTERS, E. en ALBERS,  C. “Focus: Europese deur blijft open voor Noren” De Morgen (30 november 1994) 2.

[445] CLIJSTERS, E. en ALBERS,  C. “Focus: Europese deur blijft open voor Noren” De Morgen (30 november 1994) 2.

[446]“Le ‘Non’ norvègien: une erreur, une mauvaise affaire, une leçon«  La Libre Belgique (27 september 1972) 1

[447] Ib.

[448] “Uitkijk: Verlies.” De Standaard (27 september 1972) 5.

[449] Ib.

[450] FALONY R. «Au-dela d’une déception» Le Peuple (27 september 1972) 1.

[451] VAN CUTSEM V. “Opinie: Harde Les” Het Laatste Nieuws ( 27 september 1972) 3.

[452] BOODTS, G. “Opinie: Meer duidelijkheid” De Standaard (30 november 1994) 9.

[453] BOODTS, G. “Opinie: Meer duidelijkheid” De Standaard (30 november 1994) 9.

[454] CLIJSTERS, E “Opinie: Noorse Les” De Morgen (30 november 1994) 3.

[455] Ib.

[456] Ib.

[457] Ib.

[458] RICHE, A. «Commentaire: L’excepetion Norvègiens» Le Soir ( 30 november 1994) 2.

[459] «L’ Union Européen: 16-1  » La Libre Belgique ( 30 november 1994) 2.

[460] LAMFALUSSY, C. «Commentaire: L’irréductible Norvège» La Libre Belgique (30 november 1994) 1.

[461] Ib.