Noren in een ivoren toren: Belgische pers over de Noorse referenda over toetreding tot het Europese samenwerkingsverband (1972 en 1994). (An Janssen) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
V. Algemeen Besluit
Zowel de Europese instanties als de Noren zelf stelden zich vragen bij de Noorse wil om toe te treden en bij de noodzaak van een Noors lidmaatschap. Toch zou de Noorse regering de bevolking tweemaal laten meebeslissen over Noors lidmaatschap van een Europees samenwerkingsverband. Beide referenda deden veel stof opwaaien in Noorwegen. Dit staat in schril contrast met de weergave in de Belgische pers. Er waren steeds andere politieke evenementen die meer aandacht kregen dan de twijfel die heerste rond de Noorse toetreding tot het Europese samenwerkingsverband. Toch werd er geprobeerd een Belgische visie op de Noorse pogingen tot toetredingen te vormen.
Na een kort overzicht van de geschiedenis van de Europese Unie en van Noorwegen werden enkele argumenten die een belangrijke rol speelden tijdens de campagnes bestudeerd. Zij werden eerst gesitueerd in de beide Noorse debatten. Ook werd het belang dat de Noorse deskundigen aan deze argumenten gaven naar voren gebracht. Uiteindelijk werd de visie van de Belgische pers erover weergegeven en vergeleken met de literatuur. Uit deze vergelijkingen kwamen een aantal bijzonderheden naar voren.
Allereerst bleek dat de gegevens die verzameld werden over het referendum in 1994 erg geleken op de gegevens van in 1972. Het ging dan zowel om de belangrijkste argumenten als om de manier waarop er met deze argumenten werd omgegaan. Deze gelijkenis was merkbaar in de literatuur en in de Belgische artikels.
Vervolgens werd het duidelijk dat de aandacht van de Belgische pers vooral ging naar aspecten die aanpassingen aan het Europese beleid vereisten, of naar aspecten die handelden over beleidsdomeinen die van groot belang waren voor de Europese lidstaten. Deze beleidsdomeinen waren niet onbelangrijk voor de Noren. Wel viel het op dat de pers op die manier meer aandacht schonk aan domeinen die vooral door de tegenstanders van Noors lidmaatschap werden gebruikt om hun campagne te ondersteunen. Dit kwam omdat de voorstanders van de toetreding vooral focusten op de voordelen die Noorwegen zou genieten door toetreding. Hun argumenten waren erg economisch en politiek van aard. Men wilde vermijden dat het land geďsoleerd zou worden. Vooral in 1972, tijdens de koude oorlog, was dit belangrijk. De Belgische pers gaf deze argumenten wel weer, maar de argumenten van de tegenstanders werden uitgediept. Het Noorse landbouw- en visserijbeleid werd besproken en de gevolgen van de toetreding werden duidelijk weergegeven. Toch was het belang dat de Noren aan deze aanpassingen hechtten, niet in verhouding tot de aandacht die in 1972 aan het landbouwbeleid werd geschonken door de Belgische pers. Blijkbaar liet men zich in de Belgische pers leidden door het grote belang dat het landbouwbeleid voor de Europese Gemeenschap had. In 1994 was hierin een beter evenwicht gevonden, omdat het landbouwbeleid een belangrijkere rol ging spelen in de Noorse politiek. Voor het visserijbeleid was dit evenwicht er wel tijdens beide referenda. De grootste angst van de tegenstanders van toetreding, het verlies van de Noorse eigenheid door deelname aan een Europees samenwerkingsverband, werd niet dikwijls rechtstreeks besproken in de Belgische pers. Vele van de argumenten van de tegenstanders, ook wanneer het over landbouw- en visserijbeleid ging, hadden te maken met de nationalistische gevoelens van de Noren. Dat werd gedeeltelijk duidelijk gemaakt in de Belgische pers. Er werd ook verwezen naar het belang van de olie- en gasreserves van Noorwegen tijdens het tweede toetredingsreferendum. Deze economische realiteit zorgde ervoor dat Noorwegen in 1994 in staat was om ‘nee’ te stemmen. Het ging hier niet om een belangrijk twistpunt in debatten. Maar er werd in de Belgische pers ook aandacht geschonken aan de opbrengsten van deze belangrijk industriële sector in Noorwegen. Het zijn immers de olie-miljarden die het Noors beleid betalen en die de Noorse onafhankelijkheid verzekeren.
De meeste artikels werden gevonden in de zogenaamde kwaliteitskranten. Vooral La Libre Belgique en De Standaard bleken belangrijke informatiebronnen te zijn. Voor het tweede referendum kwam hier De Morgen ook nog bij. De andere kranten gaven weinig of geen voorbeschouwingen. Zij bespraken de uitslag en maakten melding van de spectaculairdere gebeurtenissen tijdens de toetredingscampagne. De grote gelijkenis tussen de verschillende kranten viel ook op. De artikels verkondigden vaak dezelfde mening, ondanks de verschillende ideologieën van de kranten. Dit kan deels verklaard worden door de massale overname van artikels van persagentschappen. Maar vermoedelijk is het gebrek aan aandacht ook een oorzaak van deze gelijkenissen. Een uitzondering is Le Peuple. In deze krant werd in 1972 geen geheim gemaakt van de socialistische invloeden.
Het laatste hoofdstuk besprak de commentaren die in de Belgische pers verschenen. Ten eerste verschenen er de commentaren van Noorse politici en deskundigen. Het ging hier om een minimum aan commentaren, die vooral kwamen van de premier en van de voorstanders van toetreding. Na het tweede referendum was er nog minder ruimte voor reactie uit Noorwegen in de Belgische artikels
Voor de reacties van de Europese politici daarentegen werd wel plaats gemaakt. Hier is er een duidelijk verschil tussen de commentaren in 1972, toen de uitslag van het referendum als een schok kwam, en de commentaren na het tweede referendum toen het ‘neen’ minder onverwacht kwam. Opvallend was de aandacht die de politici schonken aan de kloof tussen de burger en de Europese instanties. Deze kloof werd tijdens beide referenda aangehaald als een verklaring voor de uitslag. Het leek alsof men niets geleerd had na het eerste referendum.
Deze idee groeide ook in de hoofden van de krantencommentatoren. De commentatoren hadden ook kritiek op het gebruik van een referendum om de toetredingsbeslissing te nemen. Over de gevolgen die het ‘neen’ voor Noorwegen zou hebben werd nauwelijks iets gezegd. De commentaren focusten, net als de andere artikels, op de Europese aspecten van de Noorse toetredingsaanvraag.
Na dit onderzoek kan men vooral concluderen dat de Belgische pers weinig relatief interesse had voor de Noorse toetredingsreferenda. Bovendien bekeken de meeste journalisten de gebeurtenissen vanuit een Europese bril en werd er niet veel aandacht geschonken aan de Noorse versie van de gebeurtenissen.
Het onderzoeksproces was erg verrijkend. Het heeft onze kennis over Noorwegen en over de Europese geschiedenis vergroot. Bovendien zorgde deze manier van werken voor een nieuwe kijk op Europa. In België is men over het algemeen positief over de Europese verwezenlijkingen, tijdens dit onderzoek werd het mogelijk om ook de mindere kanten van Europa te bestuderen. Hiermee werd onze Europese interesse gewekt, net als de hoop om er verbetering in aan te brengen en om in grotere mate deel te gaan uitmaken van de Europese Unie, die onze toekomst is.
In Noorwegen is het debat nog niet voorbij. Een artikel in De Standaard van dit jaar werden de Noorse gevoelens over een toetreding in 2004 bekeken. Daarin wordt het visserijbeleid nog steeds als een struikelblok aangeduid. Ook werden er cijfers gegeven van een opiniepeiling, die in maart 2004 gehouden werd. Daaruit bleek dat 42 % van de Noren nog steeds tegen toetreding is, 36 % is voorstander en een kleine 20 % van de bevolking weet het niet. Toch zal de toetreding tot de Europese Unie een belangrijk thema zijn tijdens de parlementsverkiezingen in 2005. Langzaam ontdekt men immers dat geen lid zijn van de Europese Unie ook problemen met zich meebrengt.[462] Misschien zal Noorwegen in de toekomst alsnog deel uitmaken van de Unie. De tijd zal het ons leren.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[462] EVERS D. “Noren betalen meest voor uitbreiding Europese Unie” De Standaard (26 april 2004) 11