De problematiek van de multiculturele samenleving vanuit stedelijk perspectief (Casus Gent). (Marc Vercoutere)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel 1. Algemene beschouwingen en theoretisch kader.

 

1. Doelstellingen: Van het algemene forum naar en in de maatschappij.

 

 

Streven naar een betere wereld met een functionerende multiculturele samenleving zou één van de fundamentele doelstellingen moeten zijn van elke politieke partij of beleidscoalitie. In uitbreiding: van elke organisatie in het maatschappelijke veld. Dit klinkt als een utopische doelstelling. Toch is het belangrijk om ideaalbeelden naar voor te schuiven, als de verre horizon die men ooit wil bereiken.

 

De multiculturele samenleving is immers een feit. “Of we het willen of niet, we zijn al een multiculturele samenleving geworden.”[11]

 

Geen zinnig mens kan dit nog weerleggen. Het multicultureel “samen leven” echter, staat onder zware druk. Zowat dagelijks komt de problematiek wel ergens ter sprake. Het raakt dan ook de samenleving in al zijn facetten.

 

Het menselijke vermogen is echter niet in staat om het totaalconcept “multiculturele samenleving” te vatten. Toch pleiten veel politieke en maatschappelijke discours voor totaalplannen. Tegelijk toont de praktijk dat deze totaalplannen slechts elementaire delen van het maatschappelijk bestel beroeren. Een “Marshallplan voor het onderwijs[12] bijvoorbeeld, is bewonderenswaardig, doch niet bevattelijk voor wie ermee geconfronteerd wordt. De allochtone gemeenschap reageert dan ook meewarig. De eis om maatregelen is groot, doch beginnen aan de basis is de boodschap, met een goed doordacht stappenplan, dat niet gehypothekeerd wordt door te strakke tijdslijnen en begint met het aanpakken van de fundamentele problemen aan de basis. Om deze opdracht tot een goed resultaat te brengen zal het politieke forum zich moeten bezinnen over de betekenis van langetermijnpolitiek. De problemen van de multiculturele samenleving kunnen slechts opgelost worden indien men handelt in functie van de toekomstige generaties. Dit overstijgt het electorale kortetermijndenken.

 

Deze scriptie beoogt een combinatie van bezinning en concretisering. Algemeen inzicht is noodzakelijk om een en ander te positioneren. Doch alleen de evaluatie van concrete beleidspraktijken en het naar voor brengen van actueel haalbare voorstellen, kunnen deze scriptie tot een vruchtbaar werkinstrument maken. Vanuit de beperktheid van de menselijke psyche en de totaliteit van de multiculturele samenlevingsproblemen wordt geen volledigheid nagestreefd, maar een aanzet gegeven tot verder debat en tot de creatie van zinvolle stappen. Deze scriptie is dan ook geen eindpunt, maar een bouwsteen voor verder debat en onderzoek. Doorheen de scriptie zullen beleidsfactoren (met het Gentse beleid als centrale casus) doorgelicht en getoetst worden. Waar mogelijk zullen voorstellen en ideeën voor een vernieuwend beleid naar voor worden gebracht.

 

1.1. Algemene doelstellingen.

 

Het is geen evidentie om vanuit een puur wetenschappelijke basis te vertrekken. Vooreerst is er behoorlijk wat onenigheid over de terminologie. Daarom zal aandacht worden besteed aan bepaalde aspecten uit het begrippenkader. Fundamentele begrippen, die gehanteerd worden in het multiculturele debat, zullen besproken of geherinterpreteerd worden. Hier en daar zal het nodig zijn om te sleutelen aan begrippen die, ten gevolge van het dagelijkse gebruik in de media, hun oorspronkelijke ‘roots’ ontgroeid zijn. Bijvoorbeeld: de stelling: “de multiculturele samenleving is failliet”[13] geeft aan het begrip “multiculturele samenleving” een andere betekenis. De multiculturele samenleving is namelijk een feit en “morgen” zal dat niet anders zijn. De problemen die voortkomen uit deze samenleving zijn samenlevingsproblemen, met de nadruk op “samen leven” en zijn van de meest diverse aard. Om ernstig te kunnen debatteren, moet men bijgevolg accentueren over welke problemen het gaat. Tegelijk moet men deze problemen kaderen in het geheel van de bestaande multiculturele samenleving.

 

In deze scriptie zal aangetoond worden dat de multiculturele samenleving geen doel op zich is. Het is niet iets waar men kan naar streven. Haar aanwezigheid maakt het gewoonweg noodzakelijk om te zoeken naar oplossingen voor de problemen, die een gevolg zijn van deze feitelijkheid. Creativiteit en afwijken van de traditionele wegen, is hierbij een “must”.

 

“Without deviation, progress is not possible”[14], met andere woorden: een nieuwe visie kan nooit ontstaan indien men het niet aandurft de reeds geëffende paden te verlaten. In de mate van het mogelijke zal getracht worden, om nieuwe denkbeelden te ondersteunen met stemmen uit het onderzoeksveld zelf. Bepaalde voorstellen zullen de vorm aannemen van beleidsvoorstellen. Deze zullen gebaseerd zijn op evaluaties van het huidige beleid, gestoffeerd met doorheen het onderzoek verzameld materiaal. Waar mogelijk zullen deze voorstellen worden voorgelegd aan participanten in het beleid.

 

Over het onderwerp van deze scriptie is al heel wat gezegd en geschreven. De meeste literatuur is van politicologische, filosofische of sociologische aard. Het is immers moeilijk om deze problematiek te bestuderen aan de hand van modellen uit de exacte wetenschap. Bovendien is er in het debat aan iedere a-kant een b-kant. Met andere woorden, het wetenschappelijk onderzoek raakt niet verder dan een debat, waarbij elke stelling aanleiding geeft tot tegenargumentatie.

 

Opmerkelijk in het wetenschappelijke debat is de beperkte aanwezigheid van de subjecten van de studie zelf, namelijk de etnisch culturele minderheden. Ondanks de groeiende mondigheid zijn er in verhouding weinig allochtone academici, die als “vertegenwoordiger van de etnisch culturele minderheden” optreden. Het zijn vaak dezelfde namen die men aantreft in de diverse publicaties en media. In deze scriptie zal daarom een diversiteit van belangen en ervaringen uit het veld aan bod komen, waaronder mensen die niet over de kanalen beschikken om deel te nemen aan het openbare debat en mensen uit het werkveld die vaak niet in de juiste context aan het woord komen.

 

Om concreter te zijn: in dit scriptieonderzoek zal geprobeerd worden om de problemen, waarmee de multiculturele samenleving wordt geconfronteerd, in een bredere context te plaatsen. Tegelijk zal deze problematiek op heel wat punten vanuit een nieuwe invalshoek bekeken worden. Onder meer: lange termijn in plaats van hier en nu, maatschappelijke verantwoordelijkheid in plaats van loutere politieke noodzaak, voorkomen in plaats van genezen en bovenal een zoeken naar: “hoe kan men “samen leven” organiseren en optimaliseren” in plaats van “hoe kan men de samenleving overleven of stabiliseren”. Een verhaal over hoe men kan vooruit gaan in plaats van stilstaan.

 

1.2. Finaliteit in de doelstellingen: casus Gent.

 

Gent wordt vaak aangeduid als voorbeeldstad qua integratiepolitiek. Getuige de (2de) prijs voor de democratie die in 2005 werd toegekend aan Frank Beke, burgemeester van Gent, met de woorden: “Het stadsbestuur heeft een politiek gevoerd van integraal beleid, met participatie en publieke discussie, gericht ook op deelname van uitgesloten groepen en kansarme buurten.”[15] Door de impact van het stedelijke beleid zou ook de vooruitgang van het Vlaams Belang in Gent minder groot zijn. Niet iedereen is het hierover eens. Met berekeningen in relatieve cijfers probeert de Groen!fractie in de Gentse gemeenteraad aan te tonen dat dit een foute redenering is. “De absolute cijfers zijn dan wel lager, de relatieve cijfers tonen een vooruitgang voor het Vlaams belang die ongeveer gelijk loopt met de gemiddelde cijfers voor gans Vlaanderen.[16] Al bij al scoort het Vlaams belang in Gent relatief laag in vergelijking met bijvoorbeeld Antwerpen.[17] Toch blijft de score verontrustend hoog. Ook in Gent is dus niet alles koek en ei.

 

Ondanks de grote inspanningen en het vele geld voor het interculturele beleid sluimert er heel wat ongenoegen in de stad. Dit zal ongetwijfeld in de toekomst zijn weerslag hebben op de beleidsvorming en tegelijk op de resultaten van de diverse inspanningen die er gedaan worden. “Vlaams Belang? Ik hou mijn hart vast voor de volgende gemeenteraadsverkiezingen.”[18], is een reactie die te horen valt bij alle oppositiepartijen.[19] Weliswaar in verschillende toonaarden en vanuit verschillende verwachtingen en belangen, maar de vrees voor Antwerpse toestanden is ook in Gent reëel. Eenzelfde kritiek is ook hier en daar te horen bij de etnisch culturele minderheden of de doelgroepen zelf. In het werkveld is geen unanieme tevredenheid te horen.[20]

 

Dit onderzoek wil, via onder meer een beleidsbespreking en beleidsevaluatie, de problematiek van de multiculturele samenleving toetsen aan de dagelijkse praktijk. Het wil de problematiek herleiden tot herkenbare proporties en zo de toegankelijkheid vergroten.

 

Heeft de stad Gent een voorbeeldpolitiek qua integratiebeleid of is het meer een “knuffel dood” politiek? Is de stad er werkelijk op uit om de problemen fundamenteel aan te pakken of streeft zij in hoofdzaak naar het creëren van een rusttoestand? Wat zijn de zorgen van vandaag en morgen, en hoe of in welke mate anticipeert de stad hierop? Dit en nog meer vragen en opmerkingen zullen het onderwerp van deze scriptie zijn. Het is niet de bedoeling om het proces van het Gentse stedelijke beleid te voeren. Er zijn problemen, doch de mogelijkheden en instrumenten om de problemen aan te pakken zijn in ruime mate aanwezig. Bovendien is de wil om deze mogelijkheden te gebruiken ruimschoots en intrinsiek aanwezig.

 

Primaire doelstelling is om tot een evenwichtige beleidsevaluatie te komen, met inspraak van de doelgroepen. Niet alleen zal het beleid geplaatst worden tegenover de doelgroep, maar ook de beleidsmakers en beleidsuitvoerders tegenover zowel de eigen organisatiestructuur, als tegenover het onafhankelijke allochtone middenveld.

 

Het was in het kader van deze scriptie niet mogelijk om een professionele enquête te houden bij de allochtone bevolking. Toch komt er een diversiteit van actoren aan het woord doorheen deze studie. Gedurende de interviews, die mits enkele uitzonderingen, ruimschoots het uur overschreden, is heel wat informatie naar boven gekomen.

 

Een beleidsevaluatie kan twee wegen volgen. Enerzijds is er de traditioneel wetenschappelijke weg, die aan de hand van wetenschappelijk materiaal, statistieken en andere cijfergegevens of vanuit een onderzoek van de bestaande literatuur, conclusies trekt. Deze weg is ongetwijfeld leerrijk en zinvol, maar werd al vaak bewandeld. Om dit thema vernieuwend aan te pakken is een andere weg nodig, namelijk de weg die dwars door de doelgroepen zelf loopt. Dit is een vorm van veldonderzoek, waarbij veel gesproken wordt mét de mensen, waar de studie over gaat. Steeds meer weerklinkt de kritiek dat er meer over allochtonen wordt gesproken (en geschreven) dan mét allochtonen.[21]

 

Dit onderzoek wil een beleidsevaluatie zijn waarin de stem van de brede doelgroep weerklinkt. De uiteindelijke conclusies willen een resultaat zijn van zowel de feitelijkheid als van de gevoelens die in die werkelijkheid leven.

 

Vanuit deze visie is het belangrijk om voorafgaand aan de beleidsbespreking en de evaluatie van dat beleid, diepgaand kennis te maken met wat er echt leeft bij de doelgroepen. Hiervoor werd gebruik gemaakt van materiaal dat ter beschikking is gesteld door de redactie van MO* magazine[22]. Tijdens 25 uur gestructureerde groepsgesprekken werd door de MO* redactie een diversiteit van allochtone Vlamingen bevraagd over hun welbevinden en hun toekomstverwachtingen. Dit materiaal biedt een verrijkende kennis van de leefwereld van de Vlaamse allochtone burgers en helpt ruimschoots om de visie van allochtonen op het beleid beter te begrijpen.

 

Het beleid heeft dringend vernieuwing nodig. Dit onderzoek wil bijdragen tot vernieuwende ideeën. Het wil de noodzaak aantonen van nieuwe instrumenten of van het herpositioneren, herschikken en hervormen van de gebruikte middelen, om een leefbaar multicultureel samenleven op lange termijn mogelijk te maken.

 

Deze vernieuwende ideeën zullen vaak niet zo nieuw zijn als ze er uit zien. De politieke wereld weet immers al heel lang waar de prioritaire problemen van de multiculturele samenleving liggen. Het ontbreekt echter aan moed om bepaalde maatschappelijke en politieke kaders te doorbreken. Vaak ligt de hoofdoorzaak bij de schrik van de traditionele politieke partijen om gedurfde keuzes te maken. Zij weten heel goed dat daarin de oplossing ligt om op lange termijn de problemen op te lossen en de samenleving leefbaar te maken of te houden. Verschillende voorstellen die in deze scriptie zullen geopperd worden, zullen op het eerste gezicht politiek onhaalbaar lijken. Het zijn echter voorstellen, die onmiskenbaar vanuit de basis aan het groeien zijn. De toekomstige generaties hebben recht op een leefbare samenleving. Wanneer de politiek vandaag, vanuit electoraal kortetermijndenken daar niets aan doet, maakt de politieke klasse zich schuldig aan het bezwaren van de toekomst voor deze generaties.

 

Deze scriptie wil ook elementen aandragen, die er voor kunnen zorgen, dat er ooit wel eens gedweild zal worden met de kraan dicht. Het is immers frustrerend te moeten vaststellen, dat ondanks de massale investeringen in multiculturele problematiek, de problemen steeds groter worden. Er zal gewezen worden op enkele acute pijnpunten in het beleid. Daarbij zal de noodzaak aangetoond worden voor het injecteren van nieuwe middelen of het drastisch herschikken van de oude.

 

1.3. Concretisering van de doelstellingen.

 

In het onderstaande kader worden de doelstellingen van de scriptie nog eens op een rijtje gezet.

(Zie ook “6. Vraagstelling” op het einde van deel 1.)

 

1. Inzicht verkrijgen in de problematiek van de multiculturele samenleving.

 

De complexiteit van de problematiek vergt een grondige studie van de materie. Om een wetenschappelijk verantwoord inzicht te verkrijgen in de problematiek worden drie wegen gevolgd:

- Het theoretische gedeelte: enkele begrippen worden onder de loep genomen en gedefinieerd in functie van deze scriptie. Doorheen de scriptie komen nog andere theoretische beschouwingen aan bod. Deze zijn specifieker van aard en worden rechtstreeks gekoppeld aan de behandelde thema’s.

- Wat leeft er bij de allochtone burger? Spreken over de multiculturele samenleving vereist een minimale kennis van alle partijen in het debat. Daarom is het noodzakelijk om uitgebreid aandacht te besteden aan de stem van de allochtonen en deze te analyseren.

- De stad Gent heeft een uitgebreid maar complex beleid etnisch culturele minderheden. Een studie van de verschillende aspecten en inhouden van de werking is onmisbaar om inzicht te verkrijgen in zowel het functioneren van de stedelijke samenleving als de problemen die zich daarbij voordoen.

 

2. Inzicht verkrijgen in de betekenis én evaluatie van het stedelijke beleid ECM.[23]

 

Door het ontleden van het Gentse beleid ECM met zijn complexe structuur en zijn talrijke onderdelen, wordt geprobeerd een beeld te krijgen van het actuele beleid alsook van de gelegde klemtonen. Het beleid en de diverse aspecten ervan worden afgewogen aan de noden en wensen uit het beleidsveld (inclusief de doelgroepen). Vanuit de verzamelde informatie (in het kader van deze scriptie) wordt ook nagedacht over mogelijke beleidsvernieuwingen of beleidsaanpassingen.

 

3. Enkele thema’s verder uitdiepen.

 

Na de exploratie van de diverse aspecten worden enkele thema’s (communicatie, werkgelegenheid, onderwijs) verder uitgediept. Dit is aanvullend, want deze aspecten komen onvermijdelijk (ruim) aan bod bij de beschrijving en de evaluatie van het stedelijke beleid. Bij de uitdieping wordt een stap verder gegaan. Er wordt expliciet gezocht naar mogelijke alternatieven of verbeteringen voor het beleid. Deze thema’s werden gekozen wegens hun fundamenteel belang en hun actuele waarde in het debat.

 

Opmerking:

 

Een algemenere doelstelling is om klaarheid te scheppen in het beleid ECM van de stad Gent. Er gebeurt veel en er worden veel middelen besteed aan dit beleid. Toch is het voor de burger onmogelijk, om zonder studie van beleidsveld, enig inzicht te krijgen in de complexe structuren. Een goed functionerende multiculturele samenleving heeft nood aan inzicht in het hoe en het waarom van wat de stad onderneemt. Een beleid wordt slechts gedragen door een brede basis van de bevolking indien de burgers de mogelijkheid krijgen om het nut ervan in te zien. Deze scriptie wil bijdragen aan de verbreding van dit draagvlak.

 

De kritieken in deze thesis hebben slechts één doel of functie: een bijdrage leveren aan een beter functionerende multiculturele samenleving. Het uitgangspunt is positief. Niet de multiculturele samenleving of het Gentse beleid ECM zijn failliet. De multiculturele samenleving is een blijvend gegeven. Het beleid is op veel vlakken in een zoekende fase. Deze scriptie wil bijdragen aan het zoeken van betere of nieuwe oplossingen om het samenleven van de burgers met verschillende culturele achtergronden te bevorderen.

 

 

2. “Multiculturele” grenzen aan dit onderzoek.

 

Een onderzoek rond de thematiek van de multiculturele samenleving kan alle kanten op. Het is immers een materie die raakpunten heeft met alle elementen van de samenleving. Men zou bijvoorbeeld kunnen kiezen voor een thematische behandeling: onderwijs, werkgelegenheid, levensbeschouwing, en dergelijke meer. Dit heeft als grote voordeel dat een bepaald thema diepgaand kan worden behandeld. Nadeel van een dergelijk onderzoek is dat men vaak de aandacht verliest voor de plaats van het thema in het geheel van de samenleving.

 

Een andere keuze is om de multiculturele samenleving te beschouwen als één dynamische structuur, waarbij de vele componenten voortdurend in actieve relatie staan. Het onderzoek richt zich dan op de impact van de wederzijdse beïnvloeding en de gevolgen van deze wisselwerking.

 

In dit onderzoek is gekozen voor de tweede weg. De multiculturele samenleving wordt aan een kritisch onderzoek onderworpen. Het Gentse beleid etnisch culturele minderheden is hierbij zowel leidraad als hulpmiddel. Positieve en negatieve elementen kunnen daarbij voorwerp van analyse en bron van nieuwe ideeën zijn. Uiteraard is ieder onderzoek aan beperkingen onderworpen. Bij de keuze om de multiculturele samenleving onder het vergrootglas te nemen is dat niet anders. In dit hoofdstuk wordt geprobeerd om de grenzen van dit onderzoek concreet aan te geven. Deze grenzen zijn zowel van theoretische, analytische als van praktische aard.

 

2.1. Politieke wetenschap: cultuurfilosofie en objectiviteit.

 

“Een ware ‘multiculturele samenleving’ bestaat erin dat allen deel hebben aan die onderdelen van de cultuur die de harmonische samenleving van alle individuen bevorderen en dat voor het overige een ruime diversiteit van cultuurelementen bestaat, waarmee ieder individu zonder verbod en verplichting contact kan nemen.”[24]

 

Dit fragment is afkomstig uit een herwerkte versie van een lezing gehouden op 20 november 2002 in Utrecht in het kader van de Studium Generale serie: “Denkend aan Holland. Cultuurfilosofen spreken zich uit”. Het valt op dat veel van wat geschreven en gezegd wordt over de multiculturele samenleving, niet verder raakt dan het cultuurfilosofische platform. Er is tot op heden ook nog niemand in geslaagd, om een wetenschappelijk onderbouwd samenlevingsmodel naar voor te brengen, dat een antwoord biedt op de huidige samenlevingsproblemen. Als dat dan al mogelijk en/of wenselijk is.

 

Ook vanuit de etnisch culturele minderheden komt het cultuurfilosofische discours volop op gang. Tariq Ramadan[25] maakt steeds meer opgang in allochtone kringen, vooral bij jongeren. In eigen land hebben de bijdragen van bijvoorbeeld Tariq Fraihi[26] en Sami Zemni[27] een zeker gezag verworven. Getuige hun veelvuldige bijdragen in de verschillende media. Dit is een zeer positieve tendens. De mobiliserende kracht van deze woordvoerders, die ook als zodanig gerespecteerd worden, zowel door allochtonen als door autochtonen, mag niet onderschat worden. Ze leveren immers een wezenlijke bijdrage tot het debat. Het is bovendien een absolute noodzaak dat de etnisch culturele minderheden participeren in het debat. In het verleden is het teveel een debat geweest “over” de etnisch culturele minderheden in plaats van met hen of door hen.[28] Bij de jongere generatie is het besef gegroeid, dat participatie aan het debat noodzakelijk is om een plaats veroveren in de Vlaamse samenleving. Meer en meer wordt die stem in het debat zelfs opgeëist. Toch is er een probleem. Het aantal allochtone woordvoerders is nog steeds te beperkt en niet alle etnisch culturele minderheden zijn hierbij vertegenwoordigd. Niet alle etnisch culturele minderheden aanvaarden trouwens dat deze stemmen fungeren als hun vertegenwoordiger in het publieke debat. Toch moeten deze woordvoerders hun rol als voortrekker blijven vervullen. Hun bijdragen helpen het debat te vernieuwen en stimuleren de etnisch culturele minderheden tot participatie. Een debat over de multiculturele samenleving kan immers slechts zinvol zijn als iedereen, zowel autochtone als allochtone Vlamingen er actief aan deelnemen.

 

De schreeuw “Discussieer alsjeblieft mét ons en niet over ons”[29], geuit door de allochtonen in de focusgesprekken, georganiseerd door Mo* magazine, liegt er niet om. Allochtonen willen participeren in de uitbouw van de maatschappij van de toekomst. Ze voelen zelf heel goed aan wat de tekorten zijn en de kansen die ze missen. Niet voor niets stelt Sara Fredericx in de inleiding: “De berg tapes en verslagen werd door ons samengevat in een zevenpuntenprogramma dat verplichte lectuur is voor elke overheid of burger die wil voorkomen dat België in Hollandse toestanden verzeilt.”[30]

 

* * * * *

 

Zoals al aangegeven is de uiteindelijke bedoeling van dit onderzoek, een beleidsevaluatie op te bouwen. Dit aan de hand van zowel documenten als van getuigenissen. Naast deze beleidsevaluatie worden er ook aanzetten gegeven, die kunnen leiden tot een vernieuwend beleid.

 

Met beleidsonderzoek als primaire doelstelling, kan deze scriptie dan ook geplaatst worden onder de noemer van de politieke wetenschappen. Meer specifiek: een politicologische beleidsevaluerende invalshoek. Er wordt niet gewerkt met het harde cijfermateriaal dat men doorgaans aantreft in sociologische onderzoeken. Er zal niettemin gestreefd worden naar objectiviteit. Dit zal uiteraard duidelijk naar voor komen in de beschrijvende delen. In de evaluerende passages, die vaak kritisch zullen zijn voor de bestaande situaties of plannen, ligt dit heel wat moeilijker. Objectiviteit in politicologische discussies moet echter anders geïnterpreteerd worden dan in de meer exacte wetenschappen. Door aan veldwerk te doen of te werken met open interviews krijgt men een beeld van wat er leeft bij de doelgroep van het onderzoek. De interpretatie van de verzamelde informatie is steeds een dubbeltje op zijn kant. Onvermijdelijk zal de onderzoeker, bij het luisteren naar de opnames van de interviews of het nalezen van de transcripties, beïnvloed worden door de eigen kennis en de eigen houding tegenover de multiculturele samenleving. De beoordeling van een verzameling aan opinies kan dan wel een goede synthese zijn van de verkregen informatie, het blijft een vorm van opinie. Het debat over de multiculturele samenleving is ook nooit waardevrij geweest en zal dat ook nooit zijn.

 

Hoe kan er dan gezorgd worden voor de nodige dosis objectiviteit? Enerzijds kan de onderzoeker de naar voorgebrachte kritieken, al dan niet positieve of negatieve, staven met concrete en realistische voorbeelden, liefst uit de praktijk geplukt. Eventueel kan er ook verwezen worden naar eerdere studies. Anderzijds kan de onderzoeker voldoende ruimte bieden voor de verschillende waarden en opinies. Daardoor krijgt de lezer een beeld van wat er rond een bepaald probleem zoal leeft. Het is dan aan de lezer om de waarde van de kritieken of conclusies van de onderzoeker te beoordelen.

 

In deze scriptie zal daaraan zoveel als mogelijk worden voldaan. Het is echter niet de bedoeling dat dit werk de aura van de absolute waarheid wil dragen. Tot nader order is er in het gehele debat slechts één absolute waarheid. Namelijk dat de multiculturele samenleving vandaag een feit is en dat ze dat “morgen” ook zal zijn. De waarheid over hoe die samenleving optimaal zal functioneren is het voorwerp van het debat en dit debat is verre van afgerond. Onze vastgeroeste westerse cultuur is volop in confrontatie met een nooit eerder geziene diversiteit aan culturen. Wat het resultaat van deze confrontatie zal zijn, is zelfs voor de meest vermaarde wetenschapper een levensgroot en vermoedelijk ook een levenslang vraagteken.

 

2.2. Labyrint van theorie en praktijk.

 

Zowat alle geledingen van de samenleving worden vandaag de dag in meerdere of mindere mate geconfronteerd met het multiculturele vraagstuk. Tegelijk loopt er geen enkele Vlaming op deze planeet rond, die niet een eigen mening te verkondigen heeft, over hoe het nu wel verder moet met die samenleving. De media, de discussiefora op internet, lezersbrieven, cafégesprekken, debatavonden, en andere oorden van communicatie verspreiden woord en wederwoord. In deze stroom van zowel boeiende als triviale informatie is het wonderlijk zoeken naar “waarheid” en gemotiveerde uitspraken.

 

Ook de wetenschap speelt het spel mee met een zelden geziene vurigheid. De thematiek is dan ook actueel. Voor de goede gang van zaken in de samenleving wordt het stilaan vijf voor twaalf. Het is dan ook een goede zaak dat heel wat wetenschappers hun onderzoek richten op deze actuele problemen en mee helpen zoeken naar een oplossing. Ook wetenschappers zijn leden van de samenleving. Ze dragen daarbij een verantwoordelijkheid, zowel als burger als vanuit hun functie, om mee te werken aan de optimalisering ervan. Enkele voorbeelden maken dit duidelijk.

 

De filosofische wetenschap is van oudsher thuis in deze materie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat filosofen en ethici tot de meest geciteerde woordvoerders van het discours kunnen worden gerekend. Ze worden voortdurend gepolst door de media. Elke zichzelf respecterende krant of tijdschrift heeft zijn eigen “huisfilosoof” ingehuurd. Er mag geen blad van de multiculturele boom vallen of de pers, met in zijn zog de mondige burger, doet zijn zeg. In die massale toestroom van (meestal) oppervlakkige en vaak eenzijdige informatie, wordt de aandacht afgeleid van de vele professionele publicaties, van de hand van cultuurfilosofen, sociologen, politicologen, pedagogen en anderen. Met uitzondering van de kwaliteitskranten, die geregeld grondige beschouwingen publiceren, wordt de wetenschap al te vaak op afstand gehouden, althans wat het betere wetenschappelijke werk betreft.

 

Het gebruik en misbruik van de filosofische wetenschap doet niets af aan haar belangrijke bijdrage aan het debat. De exacte wetenschap is immers vaak onmondig waneer het gaat over waarden en normen. Economische analyse over bijvoorbeeld de relatief hogere werkloosheid bij allochtonen kan dan wel de feitelijkheid blootleggen, maar de psychologische impact ervan op een deel van de gemeenschap is niet haar ding. Economische analyses tonen ons dat er ergens iets schort. Vanuit de economische wetenschap zal men bijvoorbeeld willen aantonen wat de budgettaire gevolgen daarvan zijn of welke impact het verlies van “human capital” heeft op de economische groei. Het belang van deze bijdragen ligt in hun functie ter ondersteuning van ander onderzoek. Er is geen enkele wetenschappelijke discipline, die niet ergens kan fungeren als hulpwetenschap bij onderzoek over de problematiek van de multiculturele samenleving.

 

Dat ook de andere wetenschappen niet stil zitten tonen de volgende voorbeelden.

 

In 2001 was er een crossnationaal onderzoek over vooroordelen, met onderscheid van flagrante en meer subtiele vooroordelen. Met dit onderzoek op basis van data verzameld bij 3810 Europeanen uit vier landen, wilden Pettigrew en Meertens[31] aantonen dat er wel degelijk twee verschillende niveaus van vooroordelen zijn en dat er zelfs verschillen zijn tussen de verschillende landen. Ondanks het boeiende opzet, is het ganse onderzoek verzand in een “ivoren toren” onderzoek waarbij de beide onderzoekers absoluut hun best hebben gedaan om de eigen methodologie te doen kloppen. Luttele maanden nadien verscheen een stevige wetenschappelijke reactie van Coenders[32] om aan te tonen dat alles wellicht niet klopte. Al bij al een weinig bruikbaar onderzoek, gezien de grootschaligheid en de overdreven statistische logica’s die gehanteerd werden. Tot daar een voorbeeld uit de psychologische wereld. Niet het vermelden van dit onderzoek is van belang, maar wel de vaststelling dat er ook vanuit die richting interesse wordt betoond voor de thematiek van racisme, verdraagzaamheid, migranten, en zo meer.

 

Een onderzoek van Ilse Devroe[33] (Vakgroep Communicatiewetenschappen UGent) over etnisch culturele minderheden en hun perceptie van de media is zowel theoretisch als praktisch van groot belang. In de eerste plaats omdat allochtonen zelf aan het woord komen en zelf kunnen beoordelen wat zij er van vinden. De titel van een paper met de voorlopige bevindingen daaromtrent spreekt voor zichzelf: “This is not who we are”. (Zie ook 5.1.1.2. Externe druk: maatschappelijke factoren.)

 

Een ander boeiend onderzoek (met verrassende conclusies) is een scriptie die gemaakt werd door Liesbeth Maene die nu werkzaam is in Victoria Deluxe en afgestudeerd is aan de Universiteit van Gent in de richtingpedagogische wetenschappen, optie sociale agogiek. Haar scriptie, met de titel: “Het multiculturele samenleven in beeld in jeugdboeken van schrijvers tussen culturen” won de eerste scriptieprijs, georganiseerd door “Stichting Lezen”[34]. In een interview met Liesbeth Maene[35] was één van haar opmerkelijke conclusies: “ Bij jeugdboeken van allochtone schrijvers speelt alles zich meestal af binnen de wereld van de allochtonen. Zonder interactie, zonder dat er al te veel autochtone personages in voorkomen. Bij autochtone auteurs zie je veel meer de verschillende culturen en hun interactie met elkaar.”

 

Het zou wellicht een scriptie op zich zijn om eens een onderzoek te doen naar alle wetenschappelijke onderzoeken die er in het laatste decennium zijn geweest met betrekking tot de problematiek van de multiculturele samenleving. Deze enkele voorbeelden van onderzoeken tonen aan dat de diversiteit in het onderzoek zeer groot is. Logisch, want het gaat over de samenleving en alles wat daarin gebeurt. Ieder onderzoek, waarbij de populatie uit autochtone Vlamingen was samengesteld, zou theoretisch gezien kunnen worden overgedaan met een allochtone of multiculturele populatie. Theoretisch, want dit zou uiteraard in veel gevallen een zinloze oefening zijn.

 

En dan zijn er natuurlijk nog de politieke wetenschappen. Ook vanuit deze richting is er heel wat onderzoek verricht naar het samenlevingsmodel en meer specifiek naar de diverse sectoren van dat model. Soms gebeurt dit vanuit de onderzoeksdrift van de wetenschapper, doch vaak ook op verzoek van de samenleving zelf, met in de eerste plaats uiteraard de verschillende beleidsniveaus. Om een goed beleid te kunnen voeren is evaluatie zeer belangrijk. Doch dat niet alleen. Soms heeft het beleid ook nood aan goede informatie om in een bepaalde sector een nieuw beleid op te zetten of een gevoerd beleid aan te passen aan de nieuwe realiteit.

 

Deze scriptie is ontstaan om diverse redenen. Interesse voor het onderwerp was onmiskenbaar een belangrijke reden, doch niet de voornaamste. De bezorgdheid om wat er met die samenleving aan het gebeuren is, staat nummer één op de lijst van motieven voor dit onderzoek. Het is en was zeker niet eenvoudig om dit thema aan te pakken. De multiculturele samenleving is een zeer breed begrip. Er moesten dan ook enkele beperkingen worden ingebouwd. In het hierna volgend kader worden de belangrijkste van die beperkingen weergegeven. Doorheen de tekst van deze scriptie zullen deze beperkingen herhaald worden, om waar nodig de lezer op het juiste spoor te houden.

 

 

1) In de eerste plaats is er gekozen om een onderzoek te doen vanuit twee polen. Enerzijds vanuit de allochtone gemeenschap zelf. Via zelf afgenomen interviews, verslagen en reportages van interviews door derden, informele gesprekken, transcripties[36] van focusgesprekken (MO* Magazine), literatuur en andere, komt de allochtone gemeenschap ruim aan bod. Veel van wat in deze scriptie staat is gegroeid tijdens de periode van informatieverzameling. Slechts waar nodig staat de bron vermeld, doch het gehele resultaat van deze scriptie is in de eerste plaats te danken aan de mondigheid van de allochtone gemeenschap, die aan de basis ligt van de verkregen inzichten. De andere pool is het beleid. Hoe is het georganiseerd? Wat zijn de doelstellingen? Wat is er bereikt en wat zal men wel of niet bereiken? Met positieve en/of negatieve kritieken en commentaren. Dit wordt uitgewerkt aan de hand van een algemene beleidsevaluatie. Het beleid etnisch culturele minderheden wordt hierbij beschreven en geëvalueerd in een veelheid van facetten. Ook de relaties met de partners van het beleid komen aan bod. Om af te sluiten worden enkele actuele thema’s verder uitgediept en wordt daarbij geduid wat in de toekomst een mogelijk alternatief of vernieuwend beleid zou kunnen zijn.

 

2) De autochtone burger komt hier minder aan bod. Over de verzuchtingen van de autochtone burger zijn al bibliotheken vol geschreven. Veel van de literatuur over de multiculturele samenleving is ook geschreven vanuit autochtone invalshoek. In het beste geval op min of meer neutrale wijze. Doch vaak gaat het over: “Hoe kan men de samenleving laten functioneren en tegelijk de allochtone burger in die samenleving inpassen.” De doelstelling van deze scriptie heeft een ander uitgangspunt, namelijk: “Hoe kunnen autochtonen en allochtonen zich inpassen in de multiculturele samenleving, zodat deze optimaal draait en iedereen toch in voldoende mate zijn eigenheid kan bewaren.” In deze scriptie is vooral de allochtone gemeenschap aan het woord. Een aanvullende scriptie zou kunnen zijn: “Hoe kan men de noden en wensen, van de verschillende culturele groepen in de maatschappij compatibel naar elkaar laten toegroeien.” of “Hoe kan men vanuit het multiculturele debat iedereen gelukkig maken in een interactieve multiculturele samenleving”.

 

3) Het is nagenoeg onmogelijk om alle thema’s met betrekking tot de multiculturele samenleving aan te snijden. In deze scriptie komen drie wegen aan bod. Elk van deze wegen geeft een andere invulling aan het debat en zorgt ervoor dat het eindresultaat een belangrijk deel van de materie omsluit. Een eerste weg is de weg van de allochtone stem, via een bespreking van de focusgesprekken, uitgevoerd door de MO* redactie. Een tweede is de weg van de institutionalisering van het beleid etnisch culturele minderheden: hoe werkt het en/of hoe is het uitgebouwd. Een laatste weg is eerder thematisch en overloopt enkele actuele thema’s.

 

4) De groep etnisch culturele minderheden wordt om praktische redenen beperkt tot de Turkse en Maghrebijnse bevolking. Dit is echter de grote meerderheid van de doelgroep. (zie 4.2. De allochtonen: “What’s in a name?” (doelgroepenomschrijving) en 11.1. Diversiteit in de diversiteit.)

 

5) De scriptie handelt over stedelijk beleid, meer bepaald het Gentse beleid ECM. Op bepaalde vlakken zal dat vergelijkbaar zijn met andere steden of met het platteland, op andere vlakken niet. Wellicht een boeiend onderzoek voor de toekomst: “Interstedelijke vergelijking van het beleid ECM” of “Etnisch culturele minderheden in de stad en op het platteland: een vergelijking”.

 

*****

 

Bij dit onderzoek zijn de theoretische beschouwingen in de eerste plaats elementen ter ondersteuning van het geheel. Wat niet betekent dat deze theoretische elementen zonder belang zijn.

 

Een beleidsevaluerend onderzoek is vooral gericht op de praktijk en op de perceptie en de beleving van die praktijk. Toch is het nodig om voorafgaand enkele elementen theoretisch toe te lichten. Enkele belangrijke begrippen worden ontleed en verklaard, enkele stellingen worden tegenover elkaar geplaatst en er is ruime aandacht voor de theoretische invulling van het kernthema: “multiculturele samenleving versus multicultureel samen leven”. De theoretische beschouwingen zullen het mogelijk maken te lezen wat er geschreven staat, met andere woorden: het is noodzakelijk om aan te geven wat de betekenis is van de belangrijkste termen zodat iedereen die de tekst leest, weet wat er bedoeld wordt.

 

Er is immers een gigantisch theoretisch probleem. Zoals zal aangetoond worden, is er nauwelijks één (fundamenteel) begrip in het debat over de multiculturele samenleving, dat niet opgezadeld zit met twee of meer betekenissen. Door de vele goede en slechte publicaties, waarbij termen door elkaar worden gehaald of betekenisvol worden omgebogen, is een constructief debat vaak onmogelijk. Probeer bijvoorbeeld maar eens een eenduidige definitie te vinden van het begrip “burger” of “burgerschap". Er zijn bijna zoveel definiëringen als er strekkingen zijn in de publieke opinie. Dit doet zich ook voor in de wetenschap. Is dit een gevolg van de waardegeladenheid van het thema? Of is dit een gevolg van de onmogelijkheid om in de sociale wetenschappen een paradigma op te bouwen voor multicultureel onderzoek? In de politieke wetenschappen wordt dit nog extra bezwaard door de externe druk vanuit de politieke wereld. Er is dus dringende noodzaak aan een wetenschappelijk (en een maatschappelijk) debat over de betekenis van de termen uit het multiculturele discours. Deze scriptie kan daar geen antwoord op geven. Wel kan er in het theoretische gedeelte afgebakend worden waarover en hoe er gesproken wordt in deze scriptie zelf. Het is geen kwestie van akkoord te gaan met de invulling van de gebruikte termen. Het is gewoon een praktische keuze om de scriptie zinvol en begrijpelijk te maken. Elke invulling van deze “zwevende termen” kan als waardegeladen worden beschouwd. Voor een stuk is dat ook zo. Er is echter een eerlijke keuze gemaakt, een keuze die ontstaan is vanuit een toestroom aan informatie en door veelvuldige contacten op het terrein.

 

 

3. Bronnen en methodiek.

 

De moderne student heeft een computer en is aangesloten op internet. En dat zullen de zoekmachines geweten hebben. Het zou leuk zijn om eens te achterhalen hoeveel pagina’s jaarlijks op internet worden geconsulteerd, enkel en alleen voor het schrijven van de vele scripties. Internet is dan ook het meest toegankelijke kanaal.

 

Toch kan men onmogelijk verder zonder de oude vertrouwde bronnenverzamelaars: de universiteitsbibliotheek, faculteitsbibliotheken, de openbare stadsbibliotheek of andere meer gespecialiseerde documentatiecentra. Voor deze scriptie was uiteraard het Studie- en Documentatiedienst van de Stedelijke Integratiedienst Gent (SID) een onmisbare bron van kennis. Bij een studie over een beleidsdomein heeft men ook de meest diverse beleidsdocumenten ter beschikking.

 

Materiaal verzamelen is dus zeker geen probleem. Integendeel. Nog nooit in de geschiedenis van de mensheid is het informatieaanbod zo groot geweest. Nog nooit in de geschiedenis is het aanbod ook zo diffuus geweest. Een extra opdracht voor student en/of onderzoeker om zich een weg te banen doorheen de massa informatie.

 

3.1. Bestaande bronnen.

 

Het is een titanenarbeid (in het kwadraat) om alle literatuur, in verband met de multiculturele samenleving, te gaan ordenen, laat staan te lezen. Een bruikbare selectie uit het vele materiaal is dus nodig.[37] Hierbij komen de meest diverse wetenschappelijke en maatschappelijke disciplines aan bod: economische traktaten, statistisch cijfermateriaal, journalistieke knipsels, beleidsdocumenten, wetenschappelijk beschouwingen, filosofische verhalen, biografieën en nog vele andere.

 

Een voorbeeld van het syndroom van massa-informatie: tik het woord “multicultureel of multiculturele” in op Google en je krijgt respectievelijk 118 000 en 224 000 hits. Het woord: “integratie” is goed voor 1 370 000 hits, “allochtoon en allochtone” geeft je 147 000 en 407 000, “culturele diversiteit” 118 000 en “inburgering” 132 000. Dit zijn slechts enkele voorbeelden.[38] Het vergt bijgevolg al enige kennis van zaken om het kaf van het koren te scheiden. Veel van deze informatiebronnen zijn is immers van bedenkelijke aard. Het grote gevaar bij een dergelijk informatieaanbod is het aandachtsverlies voor de voor de vele waardevolle informatie op ditzelfde internet.

 

Enkele voorbeelden. De website van het “Centrum voor Islam in Europa (C.I.E.)”[39] van de universiteit van Gent, bevat een schat aan waardevolle artikels van gerenommeerde auteurs en/of wetenschappers. Wie onderzoek doet naar de multiculturele samenleving kan niet omheen de informatie die op sites als deze wordt aangeboden. Een ander site is: “De Multiculturele Samenleving”[40], een “dossiersite” van het NRC Handelsblad uit Nederland. Het boeiende aan dit voorbeeld is dat men zich niet beperkt tot de teksten die in de krant zijn verschenen, maar ook ruimte laat voor reacties, internationale vergelijking, linken naar andere sites, het betrekken en vergelijken van wat op het partijpolitieke forum gebeurt en andere. Ook al zijn sommige elementen in de teksten op deze sites bediscussieerbaar, ze zijn in ieder geval waardevol in het debat. Zonder wederwoord is er namelijk geen debat. Een derde voorbeeld is de website van de Koning Boudewijnstichting[41]. Deze stichting ondersteunt heel wat multiculturele projecten en studies. Informatie, verslagen, studierapporten en andere zaken kunnen on-line geraadpleegd worden of zijn bestelbaar in papieren versie. Een laatste voorbeeld is de website van Professor Shadid[42] rond interculturele communicatie. Er worden allerhande documenten aangeboden die vaak heel waardevol studiemateriaal bevatten, bijvoorbeeld: wetenschappelijke teksten, interviews, columns en andere zaken.

 

Grondig speuren kan dus resulteren in een boeiend informatiepakket. In het ganse debat gaan spijtig genoeg heel wat van deze kwalitatieve bronnen verloren en wordt het debat al te dikwijls gevoerd op basis van gegevens die niet altijd even accuraat of weloverwogen zijn.

 

Vanuit deze overwegingen is een bezoek aan de oude vertrouwde bibliotheek onvermijdelijk. Bovendien zijn er in Gent enkele behoorlijk gestoffeerde bibliotheken te vinden, waar men zich kan wentelen in deugdelijke informatie. De Stedelijke Integratiedienst heeft een Studie- & Documentatiedienst die op professionele basis alle mogelijke informatie over de multiculturele samenleving of het beleid ECM verzamelt en deze ter beschikking stelt aan al wie interesse heeft. De universiteit van Gent heeft een faculteit cultuurwetenschappen, waar heel wat informatie en wetenschappelijke publicaties zijn verzameld. Ook de Gentse openbare bibliotheek kan soelaas bieden. Sinds kort kan men zelfs de collectie van de Stedelijke Integratiedienst consulteren via de (on-line) catalogus van de Gentse openbare bibliotheek.

 

In de aanloop naar dit eindwerk zijn de bovenstaande bronvoorzieningen gebruikt. Tijdens het schrijven zelf was internet een goede hulpbron. Veel van het gebruikte materiaal werd verzameld in de loop der laatste jaren. De datering bij de verwijzing naar internetpagina’s in de voetnoten, is het tijdstip waarop het betreffende stuk of artikel van het net is afgehaald of de pagina het laatst is geconsulteerd.

 

Tot slot een opmerking bij de uitgebreide bibliografie. Gedurende drie jaar is er aan deze scriptie gewerkt, zij het met verschillende snelheden. De vermelde werken zijn geheel of gedeeltelijk gelezen gedurende deze periode. Een deel van de geconsulteerde werken is echter weggelaten omdat ze uiteindelijk geen directe impact hebben gehad op deze studie.

 

3.2. Bronnen in het studieveld.

 

Wanneer men een studie wil maken over de samenleving, in het bijzonder over het “samen leven”, is het bijna logisch dat de onderzoeker die samenleving erbij betrekt. De wijze waarop kan echter vaak verschillen. Veel sociologisch en ook wel politicologisch onderzoek is opgebouwd rond cijfermateriaal en/of data verzameld via bijvoorbeeld enquêtering. Voor het thema van deze scriptie is een andere weg gevolgd, waarbij onderscheid kan gemaakt worden tussen drie soorten bronnen.

 

Enerzijds is er uitgebreid gebruik gemaakt van bestaand bronnenmateriaal, afkomstig uit het beleid, de actoren rond het beleid én besprekingen van deze bronnen. Deze zijn zeer behulpzaam geweest bij de beschrijving van het beleid, de beleidsstructuren en allerhande organisaties die in het beleidsveld ECM een rol spelen. Doorheen de scriptie hebben deze bronnen ook bijgedragen aan de structuuropbouw en zijn een basis geweest voor de evaluatie én voor de beleidskritiek, inclusief de voorstellen voor toekomstig beleid.

 

De andere hoofdbron was de stem van de allochtonen zelf. Een deel via bestaand bronnenmateriaal met onder andere de focusgesprekken van MO* Magazine en neergeschreven interviews in publicaties allerhande. Een ander en belangrijk deel is de informatie die verzameld is via informele gesprekken, telefonische contacten voor het verkrijgen van bijkomende informatie en interviews. Vooral de interviews waren een rijke bron aan informatie. Tegelijk hebben ze, samen met de informele gesprekken, een diepe inleving in de materie mogelijk gemaakt.

 

Ten derde zijn er de vele congressen, studiedagen, infomomenten en debatten geweest. Dit droeg bij tot een wezenlijke verbreding van het inzicht in de problematiek van de multiculturele samenleving. De observatie van de wisselwerking en de spanningen tussen de verschillende belangengroepen, allochtone en autochtone, is zeer leerrijk geweest.

 

In bijlage is van elk van deze bronnen een limitatieve lijst gemaakt. (De activiteiten of gesprekken die dateren van vóór het academiejaar 2004-2005 zijn niet meer opgenomen. De lijst zou te lang worden en het zijn toch steeds dezelfde thema’s die terugkeren.)

 

3.3. Methodologische aspecten.

 

Over de methode die gebruikt werd in deze scriptie werden al enkele aspecten vermeld in de vorige delen. Toch moeten er nog enkele toelichtingen worden gegeven.

 

3.3.1. Een verhaal opgehangen aan drie kapstokken.

 

“De eerste weg is de weg van de allochtone stem via een bespreking van de focusgesprekken, uitgevoerd door de MO* redactie.”[43]

 

Deze bestaande en zeer recente bron kwam als een geschenk uit de hemel gevallen. Aanvankelijk was het de bedoeling om zelf een reeks focusgesprekken te organiseren. Daar werd van afgezien wegens organisatorische problemen, vooral praktische aard (de vele benodigde tijd en ook wel de kostprijs om dit op te zetten). Na het lezen van het verslag over de focusgesprekken in MO* magazine groeide de gedachte om te proberen dit materiaal ter beschikking te krijgen. Na een gesprek met Gie Goris (hoofdredacteur van het magazine) en nadat hij overleg had gepleegd met het redactieteam, kwam een positief antwoord, waarvoor nogmaals een gemeende dankbetuiging aan het redactieteam van MO*. De transcripties van de focusgesprekken zijn een onschatbare bron van informatie. Niet alle transcripties zijn echter volledig. Een belangrijk deel is een samengevatte weergave van de uitspraken van de participanten, waarbij grotendeels de volgorde van de gesprekken is gerespecteerd, waardoor min of meer gevolgd kan worden hoe die uitspraken tot stand zijn gekomen.

 

Het overleg van de hoofdredacteur met het redactieteam en het team dat aan de focusgesprekken heeft gewerkt, was nodig wegens de gegarandeerde anonimiteit van de deelnemers. In de doorgestuurde documenten zijn de namen bijgevolg veranderd of weggelaten. Enkele namen die toch nog voorkwamen en die vermoedelijk de echte waren, zijn uit respect voor het MO* team onmiddellijk verwijderd. Kwestie van de verleiding aan de bron aan te pakken. Het zou trouwens deontologisch incorrect zijn deze gegarandeerde anonimiteit te doorbreken, om welke reden dan ook.

 

Wat de eigen interviews betreft is een open methode gebruikt. Uiteraard was er steeds een vragenlijst voorhanden, die specifiek was opgesteld voor het geplande interview. Deze werd gebruikt als rode draad of om het stilvallen van het gesprek te voorkomen. De vragenlijst was zo opgesteld dat het gesprek een half uur in beslag zou nemen indien er geen extra vragen zouden gesteld worden. Nagenoeg elk interview heeft die tijd ruimschoots overschreden. Nagenoeg alle deelnemers hebben er trouwens ruimschoots de tijd voor uitgetrokken, waarvoor oneindige dank. Na de interviews was er trouwens vaak nog een interessante en leerrijke nababbel. Alle interviews zijn digitaal geregistreerd. De nagesprekken uiteraard niet, wat af en toe aanleiding kan geven tot informatie “off the record”.

 

In de scriptie wordt slechts af en toe verwezen naar deze interviews. Nochtans hebben de gesprekken veel invloed gehad op de inhoud van de scriptie. Enerzijds hebben ze heel wat informatie aangebracht, anderzijds waren zij een hulpmiddel bij het vormen van een gefundeerde opinie.

 

“Een tweede is de weg van de institutionalisering van het beleid etnisch culturele minderheden: hoe werkt het en/of hoe is het uitgebouwd.”

 

Veel van de gebruikte informatie is afkomstig uit documenten van het stadsbestuur, de Stedelijke Integratiedienst, Agora en haar structurele onderdelen en van organisaties uit het beleidsveld ECM. Ook zijn hier en daar documenten gebruikt van andere bestuurlijke niveaus, zoals de provincie en de Vlaamse Gemeenschap. Daarnaast was ook heel wat bruikbaar materiaal van organisaties of instellingen die niet direct met Gent te maken hebben. Om één voorbeeld te geven: de vele interessante documenten die opgesteld zijn in opdracht van de Koning Boudewijnstichting, waarvan de meeste beschikbaar zijn op de website van de stichting.

 

Ook documenten zoals de stadsmonografie Gent en de stadsmonitor Gent waren bruikbare bronnen, zij het indirect. Vooral in de stadsmonitor is er opvallend weinig aandacht voor de problematiek van de Gentse multiculturele samenleving. Ze boden wel een leidraad in de zoektocht naar informatie. De stadsmonitor is trouwens van zeer recente datum en kon dus slechts aanvullende richtlijnen en informatie bieden.

 

“Een laatste weg is eerder thematisch en overloopt enkele actuele thema’s.”

 

Enkele thema’s worden dieper uitgewerkt. Hierbij wordt (waar nodig) teruggekoppeld naar deel 2 (“Wie is die andere burger.”) en deel 3 (“De stedelijke multiculturele samenleving. Casus Gent.”). De thema’s (communicatie, werkgelegenheid, onderwijs) zijn gekozen wegens hun actuele waarde enerzijds en hun fundamentele belangrijkheid anderzijds. Het was onmogelijk om alles te behandelen en bepaalde aspecten zijn in de rest van de scriptie al behoorlijk uitgewerkt. Veel thema’s zijn trouwens verbonden met verschillende beleidsaspecten waardoor bepaalde aspecten meermaals aan bod komen.

 

3.3.2. De focusgesprekken: origineel uit tweede hand.

 

De MO* redactie heeft uit de focusgesprekken een “zevenpuntenprogramma voor allochtonen” gedestilleerd. Voor wie nog twijfelt: dit is een symbolische vingerwijzing naar het “70-puntenplan” [44] van het Vlaams Blok, nu Vlaams Belang.

 

De bespreking van de resultaten uit de focusgesprekken is zeer summier. Daarbij gaat heel wat belangrijke informatie verloren. Het artikel in MO* Magazine is een onvolledige weergave van de gevoelens en gedachten, die worden geuit in de gesprekken. Er werd bijvoorbeeld te weinig nadruk gelegd op bepaalde nuances en tegenstrijdigheden binnen de focusgroepen. Net zoals het ganse multiculturele debat, is de visie van de allochtonen op de multiculturele samenleving en/of de realiteit, geen harmonieus verhaal.

 

De bespreking van de focusgesprekken in deze scriptie valt uiteen in twee grote delen. Eerst wordt een overzicht gegeven van de diversiteit in de samenstelling van de focusgroepen. Er komen zeven focusgroepen aan bod: moeders van “jonge” kinderen, arbeiders, hoogopgeleide jongeren, jongens van 16 tot 25 jaar, woordvoerders (of BV’s = Bekende Vlamingen van allochtone afkomst), jonge stadsmeisjes (leeftijd niet nader omschreven) en imams. Er waren nog drie andere focusgroepen waarvan geen verslag of samengevatte transcriptie werd ontvangen: vaders van tieners, ondernemers en nieuwkomers. Iedere focusgroep kwam ongeveer 2,5 uur aan bod, wat 25 uur focusgesprekken betekent, waarvan 17,5 uren in deze scriptie werden gebruikt. Bij de bespreking van de diverse aspecten die aan bod zijn gekomen in de respectievelijke groepen, wordt af en toe verwezen naar of vergeleken met informatie uit andere bronnen. In de mate van het mogelijke (afhankelijk van de verkregen gegevens) wordt ook het deelnemersveld geschetst.

 

In een tweede deel wordt de weg van het “Allochtone Zevenpuntenprogramma” gevolgd. De zeven punten worden besproken op basis van het artikel in MO* magazine. Ze worden ook voorzien van eigen toevoegingen, commentaren en kritieken.

 

Het belang van dit deel is niet zozeer de focusgesprekken zelf, wel de noodzaak aan kennis over wat er leeft in de actuele allochtone gemeenschap. Toch enige nuance. Het (leren) kennen van wat er leeft bij de allochtone gemeenschap is een oneindige opdracht, met andere woorden: wat er zich echt afspeelt in het hoofd van een persoon van allochtone afkomst kan een autochtoon nooit volledig achterhalen. Wat wel kan, is een beter begrip krijgen voor de levenswijze, de maatschappelijke positie, het handelen, de uitingen, en zo meer. Een minimale kennis is immers noodzakelijk om zinvol te participeren in het debat over het multicultureel samenleven. Dit geldt voor zowel de autochtonen als de allochtonen. Een belangrijke voorwaarde is de wil om er voor open te staan, liefst op onbevangen en onbevooroordeelde wijze. De bespreking van deze focusgesprekken is dus in de eerste plaats gebruikt om een zeker recht van spreken te verkrijgen.

 

3.3.3. Open interviews: de best mogelijke weg.

 

De keuze voor open interviews is achteraf gezien de beste keuze gebleken. Gezien de verschillende functies en daarmee verbonden rolpatronen van de bevraagde personen, was het nagenoeg onmogelijk om identieke vragenlijsten op te stellen. Er werd trouwens vaak verder gewerkt met informatie, verkregen in vorige interviews. De meest boeiende en vernieuwende informatie werd trouwens niet verkregen via het stellen van voorbereide vragen (zie hoger 4.3.1.). Wel tijdens het doorvragen of inpikken op zaken die werden aangebracht en uiteraard in de (niet geregistreerde) nagesprekken. Dat is ook de reden dat de interviews soms behoorlijk lang duurden. Over die lange duur was er niettemin geen enkele negatieve opmerking. Gemiddeld duurden de nagesprekken trouwens even lang als de afgenomen interviews zelf. Er werden geen nota’s gemaakt tijdens deze nagesprekken, wel zo snel mogelijk erna (gemiddeld 1 uur na het gesprek).

 

De interviews werden digitaal opgenomen. Bij het opnieuw beluisteren werden de notities, gemaakt tijdens het interview, verder aangevuld. Ook werden bepaalde passages getimed om ze nadien sneller terug te kunnen opsporen. Transcripties werden niet gemaakt. Enerzijds wegens het tijdrovende karakter ervan, anderzijds omdat de inhoud enkel voor deze scriptie gebruikt kan worden[45] en het dus geen zin heeft om alles op tekst te zetten. Het materiaal wordt wel bijgehouden om in een later onderzoek de interviews verder te kunnen ontleden, eventueel met behulp van softwareprogramma’s.

 

Slechts éénmaal werd, na herhaaldelijk verzoek, een vragenlijst doorgemaild naar de respondent. Met tegenzin, omdat dit niet het opzet was in dit onderzoek. Voorbereide interviews leiden immers tot te strikt gecontroleerde antwoorden. Dit onderzoek had echter nood aan spontane en onvoorbereide reacties. Door bijkomend de vragen in niet-logische volgorde te stellen, zijn nog meer spontane reacties naar voor gekomen. Het resultaat van het interview, met de vooraf doorgestuurde vragenlijst, is hoe dan ook onbruikbaar gebleken. Het resultaat was een afdrammen van vooraf neergeschreven antwoorden. Extra vragen kregen steeds een ontwijkend of kortweg geen antwoord. De reden was steeds dezelfde: “niet voorbereid, niet bevoegd of niet weten”. De persoon voor wie het interview bedoeld was, was trouwens zelf niet aanwezig, maar werd vervangen door één van de personeelsleden.

 

3.3.4. Cijfermateriaal? Kille data of warme evaluatie.

 

Geen enkel onderzoek kan omheen cijfermateriaal. Dit materiaal werd echter hoofdzakelijk ter illustratie gebruikt, ter verduidelijking of als basisstudiemateriaal. Er werd gekozen om het beleid zelf te doorgronden en na te gaan hoe er op dat beleid gereageerd wordt. Het zou uitermate boeiend zijn om een onderzoek op te starten, louter en alleen bij de etnisch culturele minderheden, aan de hand van de gebruikte vragenlijsten in het “Welbevindenonderzoek” van de vakgroep politieke wetenschappen.[46] Bij het maken van deze scriptie was dergelijk onderzoek niet mogelijk. Hopelijk kan dit ooit verwezenlijkt worden. Het zou immers bijzonder leerrijk zijn te weten, in welke mate het welbevinden bij de etnisch culturele minderheden verschilt van dat van de autochtone Gentenaars. En vooral waar die verschilpunten liggen.

 

Het is trouwens opmerkelijk hoe vaak onderzoekers de diversiteit in de samenleving onderschatten. De specificiteit van de verschillende groepen komt zelden aan bod. Een concreet voorbeeld: in de stadsmonitor editie Gent 2005 is er nauwelijks (bijna geen) informatie te vinden over de allochtonen en/of de problematiek van de multiculturele samenleving. Alsof de inclusiviteit zijn doel al heeft bereikt en iedereen reeds is opgegaan in één samenlevingsmodel. Dit is een flagrante vervorming van de realiteit van het stadsleven. Voor deze scriptie is de stadsmonitor technisch interessant, doch inhoudelijk weinig zinvol, wat niet wil zeggen dat dit geen kwalitatief hoogstaand onderzoek is.

 

De beleidsevaluatie die hier voorligt, is geen voer voor beleid dat wil weten met hoeveel aan middelen, hoeveel bereikt is. Het is geen onderzoek naar de efficiëntie van de middelen. Wel een speurtocht naar effectiviteit. Worden de doelgroepen en doelstellingen bereikt? Zijn de juiste keuzes gemaakt en welke moeten er gemaakt worden met het oog op de toekomst? Hoe wordt het beleid ervaren? Wat zijn de subjectieve gevoelens en hoe kan men die plaatsen in de objectieve realiteit? Een warme evaluatie gaat over het aanvoelen en het ervaren van het beleid in de dagdagelijkse realiteit.

 

3.3.5. Participatie in een wereld van verschil en gelijkenis.

 

De laatste drie jaren hebben een grote impact gehad op deze scriptie. Voortdurend observeren. Actief aanwezig zijn in allochtone middens, op de meest diverse activiteiten en momenten. Momenten van ergernis en vreugde, begrip en onbegrip en zelfs momenten met een opkomend vleugje racisme. Momenten van alles kan en momenten van hopeloosheid over de toekomstige samenleving. Het besef dat racisme geen Vlaamse eigenschap is, maar één van de meest onuitroeibare en meest universele kwalen van alle bevolkingsgroepen. Confrontatie met de onwil van integratie, zelfs de wens op isolatie en apartheid, zowel bij autochtonen als allochtonen. Maar ook ontmoeting met de vele allochtone en autochtone voorvechters van een multiculturele samenleving die goed is voor de toekomstige generaties.

Drie jaar van speuren bij de allochtone medemens. Aanverwante zielen en vijandige reacties. Thee drinken in gezellige sferen. Een jaar Turks leren en zweten op de moeilijke taalstructuren. Boeken lezen en babbelen. Film en toneel. En nog zo vele andere gevoelens, relaties, vibraties, acties en luisteren.

 

Kort gezegd: gedurende drie jaar de blik verruimen vooraleer deze scriptie aan te vatten. Deze actieve participatie heeft bijgedragen aan, een nog lang niet volgroeide nuchterheid. Het begin van een levenswerk.

 

3.4. Opbouw van de scriptie.

 

Deze scriptie bestaat uit vier grote delen en wordt afgesloten met een conclusie.

 

In deel 1 wordt vooral aandacht besteed aan enkele theoretische concepten. Deze zijn vooral bedoeld om de richting te geven aan de inhoud van deze scriptie. Ook wordt er uitvoerig ingegaan op enkele methodologische aspecten (o.a. bronnen en methodiek).

 

In het tweede deel is er aandacht voor de stem van de allochtonen. Aan de hand van de MO* focusgesprekken en enkele andere bronnen worden eerst de verschillende focusgroepen besproken. Nadien wordt er ingegaan op meer inhoudelijke aspecten. Respectievelijk wordt de volgorde van de groepen uit de MO* gesprekken en het zevenpuntenprogramma gevolgd.

 

Het derde deel is behoorlijk ruim. Dit deel is een grondige exploratie van het stedelijke beleidsveld ECM. In de inleidende fase wordt een beeld van Gentse multiculturele samenleving geschetst, waarbij enkele theoretische concepten nader worden toegelicht. Nadien wordt de evolutie naar de huidige beleidsstructuren geschetst, gevolgd door een kritische bespreking van alle actoren binnen deze structuren. In een apart hoofdstuk wordt de stedelijke integratiedienst belicht. Apart omdat deze specifiek behoort tot de stedelijke administratie en dus volledig onder de verantwoordelijkheid van de stad valt. In de loop van deze hoofdstukken komen de meest diverse maatschappelijke aspecten aan bod, soms meermaals wegens hun onderlinge verwevenheid.

 

In het laatste deel worden enkele elementen van de multiculturele samenleving kritisch benaderd en voorzien van enkele beleidsvoorstellen voor de toekomst. Deze beleidsvoorstellen zijn niet tot in detail uitgediept. Elk voorstel kan immers voorwerp zijn van een scriptie en zou zeker in de nabije toekomst voorwerp moeten worden van diepgaand beleidsonderzoek.

 

Methodologische verantwoording van deze structuur.

 

Er is duidelijk voor gekozen om een diepgaande kennis te verwerven over de multiculturele samenleving, de mensen uit wie deze samenleving is samengesteld en het beleid ECM. Vanuit de verworven kennis zijn de kritische beschouwingen en de beleidsvoorstellen naar voor gekomen.

 

De kritieken en beleidsvoorstellen in deze scriptie zijn bijgevolg gebaseerd op:

 

1. Duidelijke keuzes bij het bepalen van de theoretische concepten.

2. Een grondige verruiming van de kennis over de allochtone medeburger.

3. Een diepgaande speurtocht in het complexe beleidsveld ECM in Gent.

4. Een doorgedreven speurtocht in de meest diverse literatuur (en andere bronnen).

 

Een scriptie is vaak een einddoel in een leerproces. Deze scriptie is echter een stap in een levenslang leerproces en een voorbereiding op wat er nakomt.

 

 

 

4. “De theoretische multiculturele samenleving”.

 

(Oefening in: Begrippen begrijpend lezen)

 

"Gastarbeiders, vreemdelingen, migranten, allochtonen, etnische en culturele minderheden: met die woorden moet ik het doen, hoewel ze me geen van alle echt bevallen. 'Vreemdeling' roept bij mij heel negatieve associaties op. Afstand. Niet-aanvaarding. … Een correcte terminologie is heel belangrijk en moet door de overheid ook worden beschermd en gecultiveerd."[47]

 

De multiculturele samenleving vatten in theoretische beschouwingen is een avontuur op zich. De meest diverse standpunten, begrippen en gevoelens zijn ooit wel eens vertaald in een theoretisch concept. Of beter gezegd: de theoretische concepten zijn voortdurend onderhevig aan een invulling vanuit de waarden en normen, ideologie en maatschappelijke positie van de auteurs en/of onderzoekers.

 

Vanuit deze vaststelling is het meer dan noodzakelijk, om in dit theoretische gedeelte op zoek te gaan, naar een accurate invulling van de belangrijkste begrippen uit het debat. Meteen ook een gelegenheid om het centrale thema theoretisch te duiden, namelijk de multiculturele samenleving.

 

Niet alle visies op deze samenleving komen aan bod. Wel de belangrijke stromingen die het debat beheersen. Dit hoofdstuk is belangrijk, omdat de theoretische invullingen van het hoofdconcept en de belangrijkste nevenconcepten, zullen aangeven hoe de scriptie verder moet gelezen worden.

 

4.1. De multiculturele samenleving.

 

“…voor de afschaffing van de uitdrukking multiculturele samenleving. Dit niet om de realiteit te ontvluchten, maar om definitief af te rekenen met een illusoir concept, een schimmig concept dat in een nachtmerrie van misverstanden dreigt te verzanden.”[48]

 

Met deze uitspraak raakt Ephimenco de kern van het probleem. Hij pleit voor het afschaffen van de term “multiculturele samenleving”. Doch eigenlijk gaat zijn kritiek over de “permissieve multiculturele samenleving”, die etnische groepen toestaat om zich in een vorm van multiculturele segregatie op te sluiten. In zijn tekst vervangt hij het begrip multiculturele samenleving door een “multi-etnische samenleving”, die zowel verscheidenheid als homogeniteit kent.[49] In deze redenering worden verschillende termen, zowel op oneigenlijke wijze, als door elkaar gebruikt, wat leidt tot begripsverwarring. Permissiviteit is een manier van aanpakken. De multiculturele samenleving is een realiteit. En de “multi-etnische samenleving” ligt aan de basis van een “multiculturele samenleving”.

 

Permissiviteit is een houding tegenover de multiculturele samenleving. Vooral Vlaanderen is in dit bedje ziek. Veel zaken zijn onbespreekbaar geworden of worden gerelativeerd uit angst bestempeld te worden als extreem rechts of uit vrees de kiezer te verontrusten. Deze politieke en maatschappelijke, grotendeels zelf gecreëerde onmondigheid onder druk van de Vlaams Belang retoriek, maakt dat veel problemen uit het debat verdrongen worden. Nochtans zijn de etnisch culturele minderheden vaak vragende partij om de permissiviteit ten overstaan van bepaalde zaken te doorbreken. Permissiviteit is één van de oorzaken, die leiden tot problemen, zoals multiculturele segregatie en maatschappelijke stilstand, wat op zich dan weer gevolgen heeft voor het samenleven van de verschillende culturen. In een volwassen debat moet alles bespreekbaar zijn. Dit is de enige weg om misverstanden weg te werken en de reële problemen aan te pakken.

 

“Al jaren is het mij duidelijk geworden dat een doorgeschoten multiculturalisme het verantwoordelijkheidsbesef van de diverse etnische groepen voor het grotere verband van de hele samenleving heeft doen afnemen.”[50]

 

Ook in deze stelling komt duidelijk naar voor dat niet de multiculturele samenleving de oorzaak is van de samenlevingsproblemen. Wel het ongedefinieerde “doorgeschoten”, wat dat ook moge zijn.

 

Het heeft geen enkele zin het begrip “multiculturele samenleving” te vervangen door “multi-etnische samenleving”. Dit begrip is evenzeer het voorwerp van verschil aan invulling en dus van verwarring. Ephimenco gebruikt deze begripsverandering niet om een klaarder discours te realiseren, maar om een andere visie op de uitbouw van de multiculturele maatschappij te promoten. Verder dan algemene beschouwingen komt hij echter niet.

 

*****

 

“Kortom onze Westerse pluriforme samenleving ja! Een multiculturele pluralistische maatschappij nee! Dit laatste noem ik expres geen samenleving omdat het in feite geen samenleving zal zijn.”[51]

 

“Het is niet de samenleving die zich aan de nieuwkomers moet aanpassen, maar andersom.”[52]

 

Beide beweringen gaan uit van een (vooral) eenzijdige aanpassing of inpassing van de ene cultuur bij de andere. Bouma verwart op eigen wijze de realiteit van multiculturele samenleving, met een visie over hoe die samenleving er zou moeten uitzien. Hij pleit voor een pluriforme invulling met sterk behoud van de eigen (westerse) culturele waarden. Ephemico stelt het nog duidelijker en vraagt van nieuwkomers een eenzijdige integratie. Dergelijke stellingname sluit elk debat uit, omdat het gaat over de vorming van een samenleving zonder inspraak voor de verschillende culturen waaruit die samenleving is samengesteld. Dergelijke houding is een gevolg van een sterk egocentrisch denken, waarbij de westerse waarden als de enige universele en goede naar voor worden geschoven en er geen ruimte wordt geboden voor invloeden die deze waarden wederzijds kunnen beïnvloeden.

 

Het echte multiculturele debat moet een zoektocht zijn naar die gemeenschappelijke waarden die de multiculturele samenleving kunnen schragen. Daarbij zal een samenvloeien van eigen culturele waarden met deze van de nieuwe groepen in de maatschappij onvermijdelijk zijn. Integratie in de multiculturele samenleving is immers een verhaal van twee richtingen. Zowel allochtonen als autochtonen moeten zich kunnen vinden in die samenleving. Welke de waarden zijn, die uiteindelijk het “samen leven” zullen ondersteunen, dat is hét voorwerp van het multiculturele debat. Dit betekent niet dat alle culturen in de samenleving uiteindelijk identieke waarden moeten voorstaan. Wel dat die waarden compatibel moeten fungeren en dus wederzijds bijdragen aan het optimaal functioneren van de samenleving. Dat dit een lang groeiproces zal zijn is duidelijk. Dat dit groeiproces pijnlijk is (en nog lang zal zijn) is een onvermijdelijk gevolg van dit proces. Het hoofddoel: “Een samenleving met eenheid in verschil”.

 

Waar moet het debat dan beginnen? Eerst moet er aanvaarding zijn over het bestaan van de multiculturele samenleving.

 

Eenvoudig te definiëren als een samenleving “uit verschillende culturen samengesteld”.[53] Geen enkele definitie kan duidelijker zijn. Elke andere poging tot definiëren is een gevolg van pogingen, om betekenis te geven aan de inhoud van die samenleving. Zowel vanuit de eigen waarden en normen, als vanuit het multiculturele denken.

 

Vertrekkend vanuit deze logische definiëring, kan men beginnen nadenken over hoe men deze samenleving wil laten functioneren. De problemen liggen dus niet in het bestaan van de multiculturele samenleving, maar in het vorm geven aan het multicultureel samen leven. In het kader van deze scriptie moet dan ook voortdurend deze conceptualisering voor ogen worden gehouden.

 

Deze definiëring heeft een belangrijke implicatie. Het reële bestaan van de multiculturele samenleving aanvaarden, betekent dat men beseft dat er verschillende culturen in deze samenleving aanwezig zijn en dat dit in de toekomst ook zo zal zijn. De multiculturele samenleving is een gevolg van de gemondialiseerde wereld en er is geen enkele reden om aan te nemen dat deze mondialisering zal ophouden te bestaan. Dit betekent ook dat al de aanwezige culturen in de samenleving geconfronteerd worden met het bestaan van die multiculturele samenleving. Zoeken naar een invulling voor het “samen leven” vereist dan ook de inzet van al deze culturen. Vooral dit punt is een belangrijk element in de discussie rond integratie en inburgering.[54] Zowel de autochtone cultuur als de culturen van de ECM moeten zich inpassen in deze multiculturele samenleving.

 

4.1.1.Interne en externe drukkingsfactoren.

 

De groeipijnen van de multiculturele samenleving zijn een gevolg van de interne en externe druk die uitgaat van de verschillende culturen in de maatschappij. Wie de geschiedenis een beetje kent, weet dat ontmoetingen tussen culturen nooit over rozen zijn verlopen, maar vooral over doornen. Denken we maar aan de groeipijnen van de Amerikaanse samenleving. De toevloed van immigranten leidde tot gettovorming en zware spanningen. Onlangs nog (2002) was er de film “Gangs of New York”[55] die, op een nogal bombastische wijze weliswaar, de moeilijkheden vertolkte van de Ierse immigranten in de Verenigde Staten rond 1840. Over de problematiek van de spanning tussen gevestigde culturen en nieuwkomers zijn ontzettend veel voorbeelden te vinden.

 

De spanningen zijn enerzijds een gevolg van externe druk, die aanleiding geeft tot een zekere beschermingsreflex waarbij de andere cultuur wordt afgestoten. Er is een (al dan niet reëel) gevoel van bedreiging. Anderzijds is er de interne druk waarbij de cultuur vooral zichzelf probeert te beschermen. Dit zijn natuurlijke verschijnselen. Ze worden echter vaak misbruikt in het debat, vooral om het eigen belang te verdedigen en niet uit bekommernis voor een functionerende samenleving.

 

In dit deel zullen enkele van deze drukkingsfactoren aan bod komen. Alle elementen bespreken zou een scriptie op zich betekenen. Het is echter belangrijk om enkele voorbeelden aan te halen, om duidelijk te maken dat de moeilijkheden van vandaag niet zo uitzonderlijk zijn. De spanningen in de huidige multiculturele samenleving zijn een gevolg van een natuurlijk proces waarbij een verscheidenheid van culturen zoekend is naar een nieuw evenwicht.

 

4.1.1.1. Interne strubbelingen.

 

Twee van de meest voorname factoren van interne druk zijn wellicht religie en de culturele standvastigheid. Ook de sociaal economische toestand (wat betreft het eigen ervaren van deze toestand als gemeenschap) en de taalvaardigheid/scholing zijn belangrijke factoren, maar komen nog uitgebreid aan bod doorheen deze scriptie.

 

Culturele standvastigheid en traditie.

 

Een multiculturele samenleving kan niet bestaan zonder een monoculturele kern: een beperkt aantal waarden en normen die iedereen onderschrijft. Noem het een burgerlijke religie.”[56]

 

Niemand die zal stellen dat de gastcultuur zijn matten moet oprollen en zijn cultuur aan de kant moet schuiven om een leefbare multiculturele samenleving mogelijk te maken. Uiteraard zal er een belangrijke monoculturele kern blijven bestaan. De vraag en het voorwerp van discussie is echter de grootte van die monoculturele kern. Dit is een debat van assimilatie, integratie of isolatie (apartheid).

 

Geen enkele cultuur, ook niet deze van de nieuwkomers, zal ooit zijn volledige cultuurpatroon opgeven. Ook dat is een realiteit. Daarom moet het debat gevoerd worden over hoe de verschillen samen kunnen bestaan binnen één samenleving. Dit vergt een enorme inspanning, want cultuur wordt nogal vaak beheerst door tradities. Mensen willen vasthouden aan vertrouwde patronen uit de eigen cultuur en dit uit onzekerheid voor het nieuwe.

 

Een groot probleem, dat mede aan de basis ligt van deze beschermingsreflex, is het culturele zwart-wit denken, zowel binnen als buiten het multiculturele debat. Het vertrekpunt in de discussies is meestal verkeerd. Er wordt steeds vertrokken vanuit de verschillen en niet vanuit de gelijkenissen. Daardoor worden de verschillen gepercipieerd en uitvergroot als het belangrijkste element van de samenlevingsproblemen.

 

Wanneer men echter de verschillende culturen met elkaar vergelijkt, komt men tot de vaststelling dat zowat 90% van de waarden en normen universeel en bij iedereen gelijkend zijn. Bijvoorbeeld: respect voor het leven, respect en liefde voor de kinderen, bepaalde eigendomsrechten, streven naar geluk, hoop op een betere toekomst, bewondering voor esthetische vormen, en nog oneindig veel meer. Van de resterende 10% staat slechts een figuurlijke 2% ter discussie. Net over die 2% wordt voortdurend het debat gevoerd. Daardoor zijn alle participanten in het debat de voeling met de rest verloren. Er is dringend nood aan een debat dat, vertrekkend vanuit de meerderheid van gelijkheid, zoekt naar een oplossing voor de minderheid van ongelijkheid. [57]

 

Dan zou wellicht blijken dat de monoculturele kern, zoals die door Paul Cliteur wordt omschreven[58], heel wat relatiever en kleiner is dan hij denkt. De diverse monoculturele kernen zouden in proportie slechts minimaal zijn. Cultuur is trouwens een dynamisch begrip. Cultuur is door de eeuwen heen voortdurend aan verandering onderhevig geweest, zelfs die monoculturele kern. Conservatisme is in deze betekenis een vorm van verzet tegen deze dynamiek. Deels uit vrees voor de avontuurlijkheid van het nieuwe, deels uit een diep geloof dat de eigen culturele waarden de enige universele waarheid bevatten. Cultuur is een door mensen gemaakt verschijnsel. Het kan bijgevolg ook door mensen aangepast worden aan veranderde levensomstandigheden. Cultuur is maakbaar. Het is een sociale constructie, een bril waardoor de mens de realiteit percipieert. [59]

 

Dit doet niets af aan de waarde van de tradities binnen de verschillende culturen. Wel moeten die tradities functioneel zijn en bijdragen aan het optimaliseren van de samenleving. Zoniet moet men deze tradities beschouwen als verstarde folklore die elke dynamische culturele ontwikkeling in de weg staat.

 

Een uitdrukking als deze van de socialistische topman Voorhamme: “De migrantencultuur staat elke integratie in de weg.”[60], kan bijgevolg gecatalogeerd worden onder de lijst van veralgemenende en debatvernietigende uitspraken. Er zijn zeker elementen in de verschillende culturen van de respectievelijke migrantengroepen die problemen leveren bij het integratieproces. Bij de autochtone cultuur zijn die elementen echter evenzeer aanwezig. Mensen zoals Voorhamme moeten zich dus eerst eens bezinnen over de gelijkenissen, om daarna duidelijk en specifiek de problemen te kunnen typeren. Dan wordt er minstens ruimte gecreëerd om een oplossing te zoeken.

 

“Het is werken aan een samenleving, waarin mensen het ook echt samen met elkaar moeten doen. Waarin we normen en waarden met elkaar delen, terwijl er gelijktijdig ruimte is voor invulling van de eigenheid (cultuur en/of geloofsgebonden) van burgers. Waarin tolerantie ook echt tolerantie is, en geen onverschilligheid.”[61]

 

Maakbaarheid en dynamiek van cultuur worden trouwens te veel verward met permissiviteit. Vooral omdat die maakbaarheid een proces is dat vele generaties beslaat en dus geen toverformule is om de problemen van nu met een vingerknip te doen verdwijnen. Permissiviteit is een kwaal, die even nefast is als de verstarde houding tegenover elke verandering. Het leidt niet tot een vernieuwende dynamiek maar tot vertraging in het proces van de confronterende cultuurelementen, die op zoek zijn naar een nieuw evenwicht. Permissiviteit leidt tot onverschilligheid en passiviteit en mag niet verward worden met tolerantie. Tolerantie is immers een actief en moreel engagement en berust op respect.[62]

 

Religie: “Het fenomeen van de goddelijke waarheid”.

 

Zowel in de bijbel als in de koran staan er duidelijke passages, die de gelovigen aangeven dat “het woord”, zoals het is neergeschreven in de respectievelijke heilige boeken, de absolute waarheid is. Het woord komt immers van God of Allah. Twijfelen aan “de woorden” staat gelijk met twijfelen aan God of Allah.

 

Meteen is duidelijk dat gelovigen het bijzonder moeilijk hebben bij het aanvaarden van andere godsdiensten als evenwaardige gesprekspartners. Op zich is dit geen onoverkomelijk probleem. Veel hangt af van de tolerantiegraad die gehanteerd wordt. Beide boeken kennen immers zowel passages waar de ongelovigen verworpen worden, als waar opgeroepen wordt tot verdraagzaamheid tegenover andersdenkenden.

 

Het zou te ver leiden om hier, aan de hand van koranpassages of bijbelpassages, een religieuze discussie op te starten. Toch was het leerrijk om in het kader van deze scriptie bepaalde delen van beide boeken te lezen. Het interreligieuze debat kan slechts starten door een openheid voor de ander en liefst na grondige kennisname van elkanders ideeën. Gelukkig zijn er aan beide zijden heel wat mensen die brood zien in dit debat.

 

“In alle grote tradities zijn een nieuw begrip en nieuwe interpretatie van de bronnen en van de rijke historische ervaring onontbeerlijk. Wegens vele historische en politieke redenen zijn in alle culturen de elementen die dialoog, pluralisme en gemeenschapszin bevorderen, verwaarloosd gebleven. Nu moeten ook zij op de voorgrond worden gebracht.”[63]

 

Een ander belangrijk aspect is het principe van “scheiding van kerk en staat”. In de Vlaamse samenleving is dit principe heel diep binnengedrongen. Wat niet gezegd kan worden van alle West-Europese staten. Een voorbeeld: in Italië is de kerk erin geslaagd om bewust een referendum over bio-ethische kwesties te doen mislukken. Dit is een verregaande verwarring van enerzijds het respect voor de democratische waarden en instellingen (een referendum is een democratisch instrument bij uitstek), en anderzijds het democratische recht om op te roepen om voor of tegen te stemmen. Ook in de islamitische landen zijn er verschillen. Turkije bijvoorbeeld is heel wat meer geseculariseerd dan landen zoals Saoedi-Arabië of Marokko. Dit heeft ook zijn impact in de gastlanden. De Turkse gemeenschap heeft meer ervaring met de seculiere organisatie van het middenveld dan de Maghrebijnse gemeenschap. Dit wordt onder meer naar voor gebracht door burgemeester Frank Beke[64] en bevestigd door kamerlid Cemal Cavdarli[65], in twee onderscheiden interviews. Voor deze bewering is er echter geen wetenschappelijke evidentie. Er zijn namelijk heel wat andere redenen die een rol kunnen spelen. Bijvoorbeeld: de grotere verscheidenheid aan talen, etnieën en nationaliteiten in de Maghrebijnse gemeenschap. Ook het verschil in grootte van de bevolkingsgroep kan hiertoe bijdragen. In Gent is de Turkse gemeenschap het grootst, in Antwerpen de Marokkaanse. In beide gevallen is te zien dat in die steden, waar de groep het grootst is, zij zich relatief het best georganiseerd hebben.

 

De wil om een open religie te zijn zal aan de basis liggen van de mogelijkheid tot debat. De verschillen kunnen soms groot zijn, maar dit betekent niet dat deze verschillen samenleven onmogelijk maken. Ze kunnen compatibel zijn in het ondersteunen van een verdraagzame samenleving. Net zoals in het vorig punt reeds aangehaald, zijn de gelijkenissen ontelbare keren talrijker dan de verschillen.[66] Een debat kan dan ook het beste starten vanuit die gelijkenissen, om dan op volle sterkte naar een oplossing te zoeken, om de verschillen met evenwaardigheid naast elkaar te kunnen laten bestaan.

 

“Dit vergt alvast een attitude van bescheidenheid en openheid, omdat het vraagt de particulariteit van de eigen godsdienst in te zien. Dit kan bedreigend lijken. Maar op de keper beschouwd vormt dit de grote kans van de interreligieuze dialoog. Precies door het contact met andere religies leert men het eigene beter kennen, en kan men door het andere zelf verrijkt worden. … Het doel van de interreligieuze dialoog is immers niet het bekeren van de ander tot het eigen grote gelijk, evenmin als het gezamenlijk ontwerpen van een religieus Esperanto (eenheidsgodsdienst boven alle religies) of het erkennen van een grootste gemene deler. De bedoeling is veeleer dat joden betere joden, boeddhisten betere boeddhisten, en christenen betere christenen worden.”(Boeve en Pollefeyt – KU.Leuven)[67]

 

Ook aan islamitische zijde zijn er heel wat stemmen die de dialoog eerder zien als een verrijking dan als een noodzakelijk kwaad.

 

“De verantwoordelijkheid van de mens is erin gelegen zijn voordeel te halen uit het verschil dat hem van nature tot een conflict zou kunnen verlokken, om een concurrentieverhouding ten goede te scheppen. … De kennis van de ander is een noodzakelijk tussenstation waardoor de vrees voor verschil kan worden overstegen en men tot wederzijds respect komt. … Dialoog is een zaak van overtuiging, van luisteren, van levenskunst en van het hart: gezamenlijk vormen die de kwaliteiten der wijsheid.”(Tariq Ramadan)[68]

 

De interreligieuze dialoog en de figuren die hierbij naar voor treden, zullen ongetwijfeld een belangrijke invloed hebben op de toekomst van de multiculturele samenleving. Vooral de jongeren zijn hier vatbaar voor. In hun zoektocht naar identiteit zijn de stemmen die zij horen van het allergrootste belang. De positieve krachten uit de diverse religieuze middens hebben de opdracht er voor te zorgen dat hun boodschap de jongere generaties bereikt.

Tot slot is er ook de perceptie van de islam door de autochtone burger. Vooral de laatste 10 jaar werd de burger immers gebombardeerd met negatieve informatie over de islam, vooral in relatie tot extremisme. Nochtans zijn deze uitingen van extremisme afkomstig van een heel kleine minderheid. De gewone moslimburger loopt niet met een pistool onder de arm, maar is evenveel gericht op het dagdagelijkse leven als de autochtone burger. Het extremisme wordt voortdurend weerspiegeld op de ganse moslimwereld. Er is een constante sfeer van wantrouwen gegroeid. Gelijklopend met dit fenomeen is het een courante praktijk geworden, om alle gebeurtenissen waarbij leden van de etnisch culturele minderheden betrokken zijn, te linken aan de islam.

 

“Wanneer er in Europa een sociaal probleem de kop opsteekt waarbij migranten zijn betrokken dan wordt steevast "de islam" als probleem aangeduid.”[69]

 

Ditopgeklopte wantrouwen maakt een sereen debat behoorlijk moeilijk. Veel etnisch culturele minderheden worden trouwens blindelings als “islamitisch” bestempeld, alsof elke autochtoon zomaar aan een religie gelinkt kan worden. Dat er binnen de islam heel wat strekkingen zijn, die soms ver uit elkaar liggen, onder meer qua houding tegenover de seculiere maatschappij, gaat in het debat verloren. Er wordt ook nooit gekeken naar het individu. Er wordt nooit gevraagd aan een allochtoon of die wel gelovig is. Meer nog, in het debat is er totale begripsverwarring tussen cultuur en religie.

 

Sociale aspecten moeten in de eerste plaats besproken worden op het juiste maatschappelijke niveau. Een concreet voorbeeld: een imam die de politie niet oproept na een acute telefoon van iemand die dreigt zijn “(ex)geliefde” te vermoorden, handelt niet vanuit de islam, maar vanuit een menselijke inschattingsfout. Nergens staat immers in de Koran: “Imam, je mag niet bellen naar de overheid, wanneer iemand zijn ex wil vermoorden.” Het enige niveau waar dit thuis hoort is het juridische en eventueel de gebrekkige maatschappelijke vorming van de imam.

 

Het interculturele debat heeft bijgevolg nog heel wat behoefte aan vorming. Er moet een vernieuwd debat komen, met respect voor ieder individu en met respect voor de bespreking van de problemen op de juiste gesprekstafel.

 

“In plaats van de ‘Andere’ steeds weer te stigmatiseren, moet er een debat komen dat gebaseerd is op een wederzijdse erkenning, op interculturele communicatie.”[70]

 

Uitbreiding: Wetenschappelijk onderzoek naar de islam in Europa.[71]

 

Het wetenschappelijk onderzoek naar de islam is pas echt van start gegaan in de 2de helft van de jaren zeventig, toen het besef groeide dat de migranten zich hier blijvend zouden vestigen. Dit besef ging gepaard met belangrijke internationale gebeurtenissen, die de interesse voor de islam aanwakkerden en actueel maakten. (Bijvoorbeeld: OPEC en de oliecrisis, Israëlisch-Palestijns conflict.)

 

Er zijn drie belangrijke periodes in de studie over de islam te onderscheiden.

 

1) De jaren zestig: Oriëntalisten en islamologen, in het kader van hun eigen discipline. Vooral op basis van literatuurstudie en niet vanuit de materie of problematiek zelf. Ook studie in het kader van de interreligieuze dialoog. Sociologisch onderzoek beperkt tot maatschappijrelevante onderwerpen.

 

2) In de 2de helft jaren zeventig en de jaren tachtig: Centraal: verenigbaarheid van de islam met de seculiere westerse democratie. Groeiende traditie van politicologisch, politiek-sociologisch en politiek-filosofisch onderzoek. Ook heel wat beschrijvend onderzoek over de moslims en hun organisatievorming. Weinig systematisch onderzoek maar meer ruimte voor veldwerk.

 

3) Midden jaren tachtig (tot nu): Verdieping van het onderzoek naar de organisatievorming en meer gedetailleerd. Aanvang tot conceptualisering en theorievorming rond de islamitische fenomenen. Het onderzoek rond de islam wordt uit zijn isolement gehaald en kadert meer in de heersende onderzoekstradities. Centraal aandachtspunt: voor de erkenning en institutionalisering van de islam. In beperkte mate is er survey-onderzoek (o.a. rond islambeleving door de VUB).

 

De meeste onderzoeken zijn algemeen en theoretisch en geven geen beeld van de lokale situatie. Het merendeel van de etnisch culturele minderheden woont niettemin geconcentreerd in delen van de grote steden.

 

Deze beknopte schets werd gemaakt op basis van een artikel van Meryem Kanmaz.[72] Het artikel kadert in een verantwoording voor een gepland onderzoek: “Islam in Vlaanderen: De inplanting en maatschappelijke rol van moskeeën”.

 

Deze korte schets maakt duidelijk dat er nog een behoorlijke achterstand is, wat betreft het onderzoek, naar een van de belangrijke aspecten, in het leren kennen van de etnisch culturele minderheden: namelijk de islam. Ongetwijfeld zal daar in de toekomst verandering in komen. Belangrijk is, om dringend werk te maken van ernstig veldonderzoek. Het zijn tenslotte de doelgroepen zelf, die het best geplaatst zijn om informatie aan de onderzoeker te bieden. Er wordt te veel gezegd en geschreven boven de hoofden van de etnisch culturele minderheden. Het gebeurt al te vaak dat deze minderheden zichzelf niet herkennen in de resultaten van de diverse studies.

 

 

4.1.1.2. Externe druk: maatschappelijke factoren.

 

Over de maatschappelijke factoren die druk zetten op de multiculturele samenleving is al veel gezegd en geschreven. Wekelijks kan men hier of daar wel een debat bijwonen waar alles wat al gezegd is, nog eens wordt overgedaan. De thema’s die worden behandeld zijn steeds dezelfde. De problemen die naar voor geschoven worden blijven zich herhalen. De oplossingen voor die problemen worden steeds weer geherformuleerd. In een tussenkomst op een debat in Antwerpen werd hierover de volgende opmerking gemaakt: “De problemen zijn gekend. De oplossingen liggen blijkbaar voor het rapen. Is er dan geen nood om eindelijk eens te beginnen en waar nodig met drastische alternatieven voor de dag te komen.” Het antwoord: “Zolang er mensen zijn die willen spreken is er hoop.”[73]

 

Deze passage wordt hier aangehaald om te duiden op enkele fundamentele problemen. Enerzijds is er het maatschappelijk en politiek immobilisme. Ondanks er veel mogelijke en haalbare oplossingen gekend zijn, worden er heel wat dure eden gezworen zonder ook echt iets te doen. De hoognodige actie laat op zich wachten of komt slechts heel traag op gang. Verschillende oorzaken liggen hier aan de basis: de politieke vrees voor het Vlaams Belang, de vrees voor de reactie van de eigen achterban (bij de keuze van prioriteiten), de onenigheid over de vorm van de oplossing zowel bij allochtonen als autochtonen (bijvoorbeeld: al dan niet verplichte quota bij aanwerving), discussie over de verdeling van de middelen, versnippering van de integratiesector én het middenveld, en zo meer.

 

Anderzijds is er nog steeds een gevoel van barmhartigheid bij veel organisaties. Het is bon ton om over de problematiek van de multiculturele samenleving te spreken. Geen enkele organisatie wil ontbreken in het debat. Vaak eindigt het echter met het gerust stellen van het eigen organisatiegeweten, maar worden er structureel geen inspanningen geleverd. Enkele voorbeelden maken dit duidelijk: bij Unizo zijn er slechts drie bedrijfsconsulenten die werken rond diversiteit op de werkvloer[74], bij de vakbonden (die een tijd geleden pleitten voor een al dan niet verplicht quotum van 10% en nu pleiten voor verplichte diversiteitsplannen) [75] werken relatief weinig allochtonen, in de lerarenopleidingen is nauwelijks iets te vinden rond onderwijs en allochtonen, in de bedrijven worden personeelsleden van allochtone afkomst onttrokken aan het zicht van de buitenwereld, enzovoort.

 

Tussen woord en daad is er een groot verschil. De verschillende actoren in de maatschappij zijn heel goed op de hoogte van de reële problemen. Ze kennen de mogelijke oplossingen, alhoewel er vaak onenigheid is over de uitvoeringsmodaliteiten. Toch gebeurt er relatief weinig en wat er gebeurt is vaak slecht gecoördineerd. Het ganse beleid etnisch culturele minderheden raakt ondertussen vast in de traditionele structuren. Er is nood aan nieuwe alternatieven en gedurfde maatregelen, doch niemand neemt het voortouw met daden, wel met woorden.

 

Eén van de belangrijke oorzaken is niet de onwil van de actoren maar de maatschappelijke druk. Twee belangrijke elementen worden hier kort toegelicht: de arbeidsmarkt en de beeldvorming. Dit laatste is zowel een interne als externe factor. Intern omdat perceptie van de samenleving bij de diverse bevolkingsgroepen een belangrijke rol speelt. Extern omdat er heel wat factoren zijn, die de perceptie rechtstreeks of onrechtstreeks beïnvloeden. Concreet wordt hierbij het voorbeeld van de media aangehaald. Andere factoren beschrijven zou te ver leiden. Zowat elk maatschappelijk thema of elke maatschappelijke sector beïnvloed in meerdere of mindere mate het debat en het samen leven. De aangehaalde voorbeelden of factoren zijn bedoeld om een beeld te schetsen van de moeilijkheid van de multiculturele materie.

 

Arbeidsmarkt: over verborgen kleuren en een witte k(l)ant.

 

Om het met ludieke termen te stellen: “werkgelegenheid is de eerste fase van het rampenplan”. Zowat iedereen is overtuigd dat werk, naast onderwijs, de voornaamste sleutel is tot integratie. Toch wordt er op dit terrein niet de minste vooruitgang geboekt, integendeel de relatieve achterstand bij de allochtonen is nog steeds groeiend. Albert Martens, professor emeritus in de arbeidssociologie (KULeuven), is al jaren de alarmbel en de promotor voor een beleid dat de arbeidsmarktparticipatie van de allochtonen moet verhogen.

 

“Er zijn duizend en één verschillende mogelijkheden om het probleem aan te pakken. We moeten ze niet meer uitvinden, maar alleen coherent zijn met onze uitgangspunten. … Ik pleit voor empirisch realisme in deze zaak. Ik zeg niet dat de maatregelen die tien jaar geleden genomen werden, niet efficiënt konden zijn, maar de geschiedenis heeft uitgemaakt dat dit niet het geval is. We staan nu voor de empirische werkelijkheid dat de kloof, ondanks al die maatregelen, nog altijd groter en groter wordt. En dus moeten we stilaan op een andere snelheid overschakelen.”[76]

 

Een van de meest fundamentele fenomenen, die aan de basis liggen van de stijgende en structurele achterstand van de allochtonen op de arbeidsmarkt, is het fenomeen: “first out, last in”.[77] Dit betekent dat werknemers uit de etnisch culturele minderheden bij een economische stagnatie of een dalende economische groei als eersten ontslagen worden. Wanneer de economie weer aantrekt, zullen de bedrijven eerst de autochtonen in dienst nemen en pas in tweede instantie de etnisch culturele minderheden. Dit heeft tot gevolg dat het percentage allochtone werklozen, in verhouding met de cijfers van autochtone werklozen, steeds verder toeneemt. Bij elke economische korte en/of lange golf wordt het probleem structureel erger.

 

Dit fenomeen is slechts gedeeltelijk een gevolg van de lagere scholingsgraad bij allochtonen. Nog twee andere belangrijke elementen spelen hierbij ook een rol. Vooreerst is er de stijgende massa structurele werklozen, vooral bij de categorie laaggeschoolden. Dit betekent dat de allochtone werknemers in directe concurrentie staan met de laaggeschoolde autochtone klasse. Men kan dit in zekere zin beschouwen als de vorming van een klasse binnen de klasse van laaggeschoolden, waarbij die nieuwe klasse er nog erger aan toe is dan de al lang bestaande.[78]

 

Een andere oorzaak is het verstarde geloof van ondernemers, vooral bij KMO’s, dat de klant afwijzend staat tegenover een bedrijf waar allochtone werknemers in dienst zijn. Dit kwam recent zeer duidelijk naar voor in de zaak van “Kantelpoorten Ferreyn”. De vele vacatures van het bedrijf raakten niet ingevuld. Er waren heel wat sollicitanten van allochtone afkomst, maar die werden geweerd, omdat het bedrijf er van overtuigd was (is), dat haar klanten geen allochtone werknemers willen, indien ze beroep doen op het bedrijf. De bekendmaking is de media, zorgde voor een storm van protest en verontwaardiging, doch ook van goedkeuring en begrip.[79] Er ontstond een hele polemiek. Het bedrijf ging in het openbaar overstag en verklaarde in de toekomst geen onderscheid meer te maken. Achteraf bleek dat dit bedrijf in de val van een vlotte mediajongen was getrapt. Het blijft echter een fundamenteel probleem: de ongelijke kansen voor migranten zijn nefast voor hun zelfbeeld en hun functioneren als burger in de samenleving. De overheid, de verschillende vertegenwoordigers van bedrijven en arbeiders en de andere maatschappelijke organisaties hebben hier een verpletterende verantwoordelijkheid. Op serene wijze moet er gewerkt worden aan de opbouw en/of het herstel van het vertrouwen in de allochtone medemens. Er moet dringend gewerkt worden aan het besef en de aanvaarding, dat een goed lopende multiculturele samenleving niet gerealiseerd kan worden zolang er bepaalde groepen, zowel autochtone als allochtone, structureel uitgesloten worden. Het is namelijk al lang voorbij vijf na twaalf. Niet alleen moet er een structurele achterstand weggewerkt worden, ook moet de constant groeiende kloof tussen de verschillende maatschappelijke groepen worden omgebogen.

 

Over dit probleem komen nog een aantal aspecten aan bod, zowel bij de beschrijving van de Gentse stedelijke situatie als bij de behandeling van diverse aspecten van het Gentse beleid etnisch culturele minderheden.

 

Beeldvorming: hoe sterk is de invloed van de media?[80]

 

Over beeldvorming kan veel gezegd worden. Het beeld dat iemand vormt van zijn medemens wordt immers door heel wat factoren bepaald, zowel interne (de eigen socio-economische toestand, scholing, zelfkennis, zelfwaardering, kennis over de ander en nog veel meer), als externe (media, internationale gebeurtenissen, en zo meer). De keuze om in dit deel de media aan bod te laten komen, werd bepaald door enerzijds de voorbeeldfunctie die aan de media wordt toegeschreven en door het geregeld opduiken van het thema in de actualiteit.

 

“Twee Marokkanen schieten Turk in knie”.[81]

“Meeste moslims zijn gematigd, maar ...Regering pakt alle vormen van extremisme aan met nieuw actieplan”.[82]

Deze twee exemplarische voorbeelden tonen aan, hoe de media veelal omgaan met gebeurtenissen of materies waarbij de etnisch culturele minderheden betrokken zijn. Het eerste voorbeeld spreekt voor zich. Bij de rapportage van criminele feiten wordt dik in de verf gezet dat het gaat om leden van minderheden. Er kon bijvoorbeeld ook staan: “Man in de knie geschoten na vechtpartij”. Deze voortdurende nadruk op de afkomst van daders bij criminele feiten beïnvloedt sterk de publieke perceptie van de gehele groep allochtonen. Te meer omdat er vooral, en vaak slechts enkel, nadruk gelegd wordt op afkomst of vooral gerapporteerd wordt over etnisch culturele minderheden indien het om negatieve berichtgeving gaat.

 

“Research of 2001 (Devroe & Saeys, 2002) of the Flemish newspapers shows that news about ethnic minorities is mostly related to crime, problems and conflicts, and showed a strong generalising bias.”[83]

 

Hoofdzakelijk negatieve berichtgeving krijgen over een bepaalde bevolkingsgroep leidt uiteraard tot een tendens van veralgemening. Een ander veel voorkomend fenomeen is de “wij-zij” houding in de media. Een voorbeeld: in een programma naar aanleiding van de moord op Theo Van Gogh stelde Siegfried Bracke, journalist bij de VRT, het bij zijn vraagstelling zo: “Wij hebben niets gehoord van jullie gemeenschap” (hij bedoelde: een veroordeling van de moord). De wij “Vlamingen” duidelijk geplaatst tegenover de zij “de moslims” in dit geval.[84] Deze voortdurende dualisering van de maatschappij leidt tot een zekere vorm van polarisatie in de hoofden van de mensen. Wanneer dit gecombineerd wordt met hoofdzakelijk negatief nieuws dan is het hek helemaal van de dam.

 

Het tweede voorbeeld uit de Gentenaar is vooral betekenisvol door het gebruik van het woord “maar”. Dit geeft de inhoud een negatieve lading. De gedachte “Meeste moslims zijn gematigd” wordt gerelativeerd door het gebruik van “maar”. Door deze zinsconstructie zet de auteur de toon zonder dat de lezer ook maar enige kennis heeft van de inhoud van het artikel. Dit heeft voor gevolg dat er, voorafgaand aan het lezen, een negatieve sfeer wordt geschapen. Dergelijke manier van schrijven kan niet beschouwd worden als objectieve journalistiek. Mocht dit bij die ene keer blijven, zou het niet zo erg zijn. Doch doordat dit fenomeen zich voortdurend herhaalt, heeft het een negatieve impact op de publieke opinie.

 

Niet iedereen is het eens over de kracht van de media bij opinievorming. Vaak zegt men, dat de invloed van de media relatief gering is. De media zouden niet zelf verantwoordelijk zijn voor de opinievorming, doch enkel versterkend werken.[85] Niettemin kan deze kracht niet onderschat worden. Ook niet als die louter versterkend of verzwakkend werkt, want ook dit betekent dat ze een positieve of negatieve rol kunnen spelen. Indien de media eenzijdig negatief nieuws brengen over de multiculturele samenleving, zal dit de bestaande vooroordelen nog versterken.

 

De media zijn de kanalen bij uitstek om vorm te geven aan een positievere houding tegenover de multiculturele aard van de samenleving. De media kunnen aantonen dat culturele diversiteit, culturele rijkdom betekent.[86]

 

Het belang van de media in het multiculturele debat staat boven elke twijfel. Zowel de wetenschap (waarvan enkele voorbeelden hierboven verwerkt zijn), als de actoren in het beleid, beseffen dit zeer goed. In “Moslims in Nederland, onderzoek naar de religieuze betrokkenheid van Turken en Marokkanen in Nederland” handelt een belangrijk hoofdstuk over de rol van de media. De vierde deelstudie van dit project brengt verslag uit over een mediastudie naar de binnenlandse berichtgeving en het publieke debat over de islam, minderheden en integratie in de periode 1998-2002. Hierbij heeft men (onder meer) een analyse gemaakt van artikelen in de Volkskrant in dezelfde periode. Doel van het onderzoek: “Het opdoen van kennis over de diversiteit van de islam en het draagvlak voor islamitisch fundamentalisme in Nederland, vanuit de behoefte aan een gedegen empirische kennis over deze geloofsgemeenschap.”[87]

 

Een ander voorbeeld is de studie: “Racism and cultural diversity in the mass media. An overview of research.” Een paper over deze studie werd voorgesteld op de National Conference of the Federal Commission against Racism, «Parler non pas de, mais avec les minorités - Le racisme et les minorités dans les médias» aan de universiteit van Bern in 2003[88]. Dit is een paper gebaseerd op onderzoek uitgevoerd door de vakgroep sociale wetenschappen van de universiteit van Utrecht in opdracht van de EUMC[89]. Deze onderzoeken duiden op een verhoogde interesse van het beleid naar de rol van de media in relatie tot de problematiek van de etnisch culturele minderheden.

 

Het gaat dus duidelijk de goede kant op. Bij al dat studiewerk mogen echter twee zaken niet vergeten worden. Vooreerst is het de taak van de media om objectief en volledig te informeren. De positieve kanten van de multiculturele samenleving moeten hierbij aan bod komen, wat niet betekent dat de negatieve niet vermeld moeten worden. Ten tweede hebben de media dringend nood aan een intern en eerlijk debat over de maatschappelijke verantwoordelijkheid die zij dragen. Samen zullen ze een deontologie moeten uitwerken over hoe de berichtgeving, in verband met etnisch culturele minderheden, gevoerd kan worden. Nu loopt er te veel fout. Dit gaat van eenzijdigheid tot foute rapportage[90]. In het belang van de persvrijheid moeten de media die taak zelf opnemen. De overheid kan hierbij slechts vragende en stimulerende partij zijn.

 

“Last minute” bericht!

 

“Mediagebruik bij allochtone jeugd toont sterke integratie.”[91]

Gezamenlijke studie van de universiteiten van Gent en Nijmegen voor het Steunpunt Gelijke Kansen. Bevraging van 664 Turkse en Marokkaanse jongeren in middelbare scholen (ASO, BSO en TSO).

 

Enkele van de conclusies:

 

- Populairste medium is tv, vooral in familieverband (vooral met broer of zus).

- Internet (chatten, muziek, email, surfen in functie van informatie) komt na TV.

- Informatie is vooral: religie (53,6%), nieuws uit het vaderland (46%). Religie opgesplitst: Marokkanen (64%), Turken (38%). Deze zoektocht naar religieuze informatie is het grootste verschil met de autochtone leeftijdgenoten.

- Turken grotere voorkeur voor eigen zenders (belang van de taal), Marokkanen ook Belgische zenders. De familie is belangrijk bij de keuze.

- Turkse jongeren dubbel zoveel tijdschriften in de eigen taal dan Marokkanen (niet zo vertrouwd met het Arabisch).

- Allochtone ouders strenger (+ 10%) dan Vlaamse over het mediagebruik van de kinderen (bij te veel tv, computerspelletjes en/of telefoneren)

 

4.1.2.Identiteit in de multiculturele samenleving.

 

“Men is gewaarschuwd en men heeft begrepen dat het de minderheden niet alleen gaat om concrete zaken als werk, huisvesting en onderwijs, maar ook om ingewikkelde culturele kwesties als ‘erkenning’, ‘identiteit’, de vrije beleving van de eigen herinneringen en levenshoudingen.”[92]

 

Erkenning en identiteit zijn twee belangrijke aspecten die bijdragen tot het zich goed voelen in de samenleving. Vooral bij jongeren is de zoektocht naar deze identiteit van cruciaal belang en bepalend in hun houding tegenover de maatschappij, nu en in de toekomst.

 

Bij allochtonen van de eerste generaties zijn er weinig problemen qua identiteit. De jongeren daarentegen worden voortdurend heen en weer geslingerd tussen de thuissituatie en het publieke leven.[93] In beide werelden voelen ze zich tegelijk geborgen en vreemd en is er verzet. De traditionele leefwereld van hun ouders past niet meer bij hun eigen wereld- en zelfbeeld. Het publieke forum, waarin ze zich bewegen (waaronder ook de school) voldoet niet aan hun verwachtingen. De Vlaamse identiteit is hun nog niet gegund waardoor de islam vaak een uitweg biedt. Dit leidt tot een gedeeld identiteitsgevoel: deels Vlaming en deels lid van een grotere gemeenschap die steeds meer wordt omschreven als de Europese islam. Aan de traditionele islam hebben de jongeren weinig boodschap. Er moet echter een onderscheid gemaakt worden tussen Turkse en Maghrebijnse jongeren. De Maghrebijnse jongeren zijn als groep zeer gediversifieerd (o.a. taal). Er is ook een grotere impact van de Turkse staat in het moskeegebeuren, waarbij onder meer Milli Görüs en Diyanet[94] belangrijke aandacht besteden aan de jongeren. Bij de Arabisch sprekende groepen is dat niet het geval, waardoor ze heel wat creatiever te werk kunnen gaan bij het bepalen van welke identiteit ze willen en met wie ze zich willen vereenzelvigen. [95]

 

Deze zoektocht naar identiteit loopt niet altijd van een leien dakje. Heel wat jongeren vinden geen evenwicht tussen de verschillende “culturele milieus”. Jongeren hebben vaak drie identiteiten: thuis, de school en de straat. Te veel van het goede, want slechts in de straat zijn ze volledig vrij en noch thuis, noch op school is geweten hoe die identiteit beleefd wordt in de andere milieus.[96] Dit betekent dat een groot deel van hun tijd een theatraal gebeuren is. Logisch dat in de sfeer van de vrijheid van de straat, de allochtone jongeren zich volop laten gaan en daarbij soms nogal eens aan overacting doen.

 

In een belangrijke studie rond jeugdculturen en geweld tegen allochtonen zoekt Hajo Schoppen naar een verklaring voor geweld bij jongeren. Niet alleen bij allochtonen, maar ook bij andere jongerengroepen (vooral Nederlanders versus allochtonen). En steeds komt het op hetzelfde neer: profileren van de eigen identiteit tegenover zelf gecreëerde vijandbeelden. Hoe meer de identiteit (of het zelfbeeld) in crisis is, hoe meer men zich afzet tegen de ander om op die manier de eigen identiteit te construeren.[97]

 

Naast het zoeken naar de eigen identiteit is er ook de groepsidentiteit. Ondanks de verscheidenheid is er toch een vorm van eenheid, een soort groepsidentiteit om zich sterker te kunnen positioneren tegenover de autochtone wereld. Deze groepseenheid of identiteit is eerder een solidariteitsidentiteit dan een echte groepsidentiteit. Binnen de etnisch culturele minderheden zal men zich immers alleen identificeren met de eigen culturele achtergrond. Deze solidariteitsidentiteit is niet onverdeeld positief. Het is vaak een reactieve identiteit. Bij een conflict met een lid van de groep, wordt al snel gereageerd met: “je hebt iets tegen alle moslims” en vallen er woorden zoals “racist”, zonder enige nuance te maken, naargelang de situatie.[98]

 

Het is dus duidelijk dat identiteit een belangrijke rol speelt in het welbevinden en het zich thuis voelen in de samenleving. Het is ook duidelijk dat er werk moet gemaakt worden, om de gespletenheid in de opvoeding van deze jongeren weg te werken. Dit zal echter slechts mogelijk zijn wanneer de samenleving leert om multicultureel samen te leven. Dit betekent dat de diverse culturen elkaar onvoorwaardelijk moeten beoordelen op hun intrinsieke waarden. Hoe dit moet aangepakt worden, is uiteraard één van de fundamentele punten in het debat rond de multiculturele samenleving. Met één zaak kan men alvast op volle snelheid beginnen: een grondige strijd tegen de vooroordelen en veralgemeningen die welig tieren bij alle culturen in de maatschappij. Het zou voordeliger zijn om meer middelen te richten op deze strijd, in plaats van enkel aandacht te besteden aan racisme. Racisme is immers de kwaal. Vooroordelen zijn fundamentele kiemen van die kwaal.

 

4.2. De allochtonen: “What’s in a name?”. (Doelgroepenomschrijving)

 

Het begrip allochtoon staat de laatste tijd onder druk. Steeds meer jongeren van allochtone afkomst hebben moeite met deze term. Veel van hen zijn hier geboren en willen als dusdanig erkend worden, namelijk als Vlaming of Belg, mét erkenning van bepaalde aspecten van hun culturele eigenheid.[99]

 

Het begrip “allochtoon” is een containerbegrip.[100] Met andere woorden: je kan er van alles in stoppen en het begrip gebruiken al naargelang de context. Hierbij gaat de grote diversiteit die achter het begrip schuil gaat helemaal verloren. Allochtoon is een verzamelwoord voor de meest diverse culturele minderheden. Dit begrip leidt vaak tot veralgemening, alsof er slechts twee identiteiten zijn: de autochtoon en de allochtoon. Het begrip heeft een negatieve connotatie. Het veralgemeent en sluit de facto uit. Dit leidt tot een groeiende afkeer van het woord, vooral bij allochtone jongeren.

 

“Het feit dat Kerem, en kennelijk veel van zijn leeftijdgenoten, zich van het begrip allochtoon distantiëren is niet verbazingwekkend. Het is een onmogelijke opgave voor jongeren die in Nederland geboren en getogen zijn zich te identificeren met een dergelijk negatief geladen 'containerbegrip', dat hier vooral dienst doet als afvalcontainer. Kan men überhaupt herkenning vinden in een term die niet naar de eigen identiteit verwijst maar uitsluitend aanduidt wat men niet is? Het begrip allochtoon is gebaseerd op het afstammingsprincipe en heeft met name de betekenis 'geen echte Nederlander'. Daarmee impliceert deze term een lagere sociale status in de samenleving dan die van de autochtone bevolking.”[101]

 

Veel van de begrippen, gebruikt in het multiculturele debat, zijn containerbegrippen. Toch zijn dergelijke woorden onvermijdelijk, om concreet te kunnen werken. Op zich is dit niet verkeerd, zolang men duidelijk voor ogen heeft, over wat men spreekt en goed beseft dat het om containerbegrippen gaat. Zoniet gaat de diversiteit in het debat verloren.

 

Om het begrip “allochtoon” op correcte wijze te gebruiken is het noodzakelijk het duidelijk te omschrijven en af te bakenen. En dit geldt niet alleen voor de wetenschap, maar ook voor het beleid en het publieke discours.

In deze scriptie zal gebruik gemaakt worden van de definitie van de stad Gent uit het beleidsplan etnisch culturele minderheden.

 

“Personen die zich legaal in België bevinden, ongeacht of zij de Belgische nationaliteit hebben, en die tegelijkertijd aan de volgende voorwaarden voldoen:

1. minstens één van hun ouders of grootouders is geboren buiten België,

2. zij bevinden zich in een achterstandspositie vanwege hun etnische afkomst of hun zwakke sociaal-economische situatie”.[102]

 

Deze definitie is een bijna letterlijke overname uit het decreet inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden van 28/04/1998, opgesteld door de Vlaamse Gemeenschap.[103] De SID (Stedelijke Integratiedienst Gent) heeft de definitie verder geoperationaliseerd om ze in de praktijk werkbaar te maken.

 

“Een allochtoon is een persoon die afkomstig is uit een land buiten de Europese Unie waar het gemiddeld bruto-jaarinkomen per hoofd minder dan 5000 $ bedraagt (ca 228.000 BEF of 5.652 Euro op 28.11.01). We gebruiken de term afkomstig omdat zo ook de personen die de Belgische nationaliteit verworven hebben en hun kinderen onder de definitie vallen. We vinden ze terug in het VR[104] en het BR[105].”

 

Deze operationalisering heeft enkele belangrijke implicaties. Stel dat de toetreding tot de Europese Unie van Turkije doorgaat, wat waarschijnlijk is gezien de padafhankelijkheid van de toetredingsprocessen, verdwijnt een persoon van Turkse afkomst uit de lijst van allochtonen. Eveneens worden leden van bepaalde minderheidsgroepen, afkomstig uit landen van het voormalige Oostblok die onlangs toegetreden zijn tot de Unie, niet meer beschouwd als allochtoon. Althans volgens de definitie. Het is duidelijk dat deze west-eurocentrische definitie zal moeten worden aangepast aan de nieuwe realiteit. Toetreding tot de unie betekent immers niet “de oplossing” voor het samenleven van de verschillende culturen of heft zeker de verschillen niet op. Een nieuwe doelgroepenomschrijving zal noodzakelijk zijn. In een interview met de schepen voor Sociale Zaken, Martine De Regge, wordt dit probleem erkend. Bij de opmaak van het nieuwe beleidsplan Etnisch Culturele Minderheden zal hieraan gewerkt moeten worden.[106]

 

Het is ook opmerkelijk dat de omschrijving duidelijk stelt dat migranten uit niet EU-landen met een hoog gemiddeld bruto-jaarinkomen per hoofd, niet beschouwd worden als allochtonen. Een inwoner uit de Verenigde Staten, wat zijn roots ook mogen zijn, of een Japanner worden niet beschouwd als allochtoon. Toch kunnen de culturele verschillen ook hier groot zijn. Dit wijst op een duidelijk problematiserende invulling van het begrip allochtoon: “afkomstig uit een niet Europees met een laag gemiddeld bruto-jaarinkomen”. Hierbij mag echter niet uit het oog worden verloren dat de multiculturele problematiek over meer gaat dan alleen maar economische achterstelling.

 

Niettemin zal in deze scriptie de definiëring van de stad Gent gehanteerd worden. Vooral uit praktische overwegingen. Deze definitie wordt gehanteerd in het beleidsveld. Het is ondoenbaar om bij elke vermelding van het begrip allochtoon aan te duiden wat er nu precies bedoeld wordt.

 

Niet alle definities met betrekking tot het begrip allochtoon hebben dezelfde inhoud. Om dit te illustreren een tweetal voorbeelden. De eerste definitie dateert van begin de jaren tachtig, de tweede is actueel en vooral instrumentalistisch ingevuld.

“Het begrip ‘allochtonen’ valt samen met het begrip ‘etnische of culturele minderheden’. Er is een sprake van een culturele minderheid, indien (1) haar leden naar objectieve maatstaven gemeten in overgrote meerderheid een lage sociale positie innemen; (2) zij niet effectief aan de reguliere besluitvorming kan deelnemen omdat zij daardoor niet omvangrijk genoeg is en/of haar leden de juridische status missen; (3) zij door de rest van de samenleving als een aparte groep wordt beschouwd en wel in die mate dat het lidmaatschap van die groep als het allesoverheersende kenmerk voor haar leden geldt; (4) zij meerdere generaties omvat; (5) zij een eigen cultuur bezit, van niet-Nederlandse oorsprong. Om van ‘etnische of culturele minderheden’ te kunnen spreken, dienen alle kenmerken aanwezig te zijn.” [107]

 

Deze definitie is tegelijk ruimer doch ook op bepaalde vlakken inperkend. Vooral punt (4) is heel discutabel. Er dient wel gezegd dat deze definitie dateert van begin de jaren 80 en er ondertussen heel wat veranderd is. Door de snel globaliserende wereld, komen er steeds vaker belangrijke groepen voor in de samenleving, die slechts één generatie omvatten én toch voldoende groot zijn om als etnisch culturele minderheid beschouwd te worden. Deze definitie is ook negatief opgesteld. Het gaat over mensen met een lage sociale positie. Nochtans kunnen meer begoede bevolkingsgroepen ook problematisch zijn, althans op bepaalde aspecten van het samenlevingsmodel. Kijken we maar naar de prijsstijgingen van de woningen door de komst van Europeanen in bepaalde Belgische regio’s (bijvoorbeeld de stedelijke randgemeenten). Dit heeft een zware impact op de levenskwaliteit van de lagere klassen, die worden teruggedrongen naar de markt van lage kwaliteitswoningen. Ook dit is potentiële conflictstof.

 

Definiëring “allochtoon” door het VESOC (Vlaams Economisch Sociaal overlegcomité).

 

Legaal in België verblijvende burgers, met een socio-culturele herkomst, teruggaand op een ander land en die al dan niet Belg geworden zijn. Of in het kader van gastarbeid en volgmigratie naar ons land gekomen zijn. Of het statuut van ontvankelijk verklaarde asielzoeker of van vluchteling hebben verkregen. Of door regularisatie recht op verblijf in België hebben verworven. Of elke als allochtoon geregistreerde persoon binnen een door het VESOC goedgekeurde registratiemethode (deze registratie methode laat onder andere toe om ook de tweede en derde generatie mee te tellen bij de doelgroep). [108]

 

Deze definitie begint zeer ruim doch beperkt zichzelf. Bepaalde groepen worden van de doelgroep “allochtonen” uitgesloten: bijvoorbeeld: de nog niet ontvankelijk verklaarde vluchtelingen. Gezien de lange wachttijden is dit niettemin een zeer belangrijke maatschappelijke groep. Een andere opvallende notitie is: “in het kader van gastarbeid en volgmigratie”, waardoor alle nieuwe groepen (bijvoorbeeld Polen) uitgesloten worden, gezien er in 1974 een migratiestop werd doorgevoerd. [109] De jongere generaties die hier geboren zijn, worden opgenomen in de doelgroep via de toevoeging: “door het VESOC goedgekeurde registratiemethode”.

 

Kortom, deze definitie is een goede oefening in het naar de eigen hand zetten van begrippen die beter een meer algemeen bruikbare invulling zouden krijgen. Dit maakt het debat alleen maar moeilijker. Telkens als men een tekst onder de ogen krijgt, eerst bij zichzelf afvragen welke invulling de schrijver aan de begrippen heeft gegeven, is zelfs voor de meest verwoede en ervaren lezers een ondoenlijke opdracht.

 

In het kader van deze scriptie is er nog een extra beperking ingebouwd. Het begrip allochtoon omvat enkel de Turkse en de Maghrebijnse bevolking. In het kader van deze scriptie is het onmogelijk om alle etnisch culturele minderheden aan bod te laten komen. Het begrip allochtoon wordt dus beperkt tot een deel van de doelgroep “allochtonen”. Voor wat Gent betreft, is dit de grote meerderheid van de etnisch culturele minderheden. In het beleidsplan etnisch culturele minderheden is de doelgroep voor het minderhedenbeleid trouwens nog ruimer opgevat dan enkel “allochtonen”. Ook vluchtelingen, woonwagenbewoners en mensen zonder papieren behoren tot de doelgroep. Deze laatste drie categorieën zijn echter niet opgenomen in dit onderzoek. Bij een ruimer onderzoek zou het zeker wenselijk zijn om naast een onderzoek naar het algemene doelgroepenbeleid ook een onderzoek te doen binnen de grote differentiatie van de doelgroep. De diversiteit aan culturen in Gent is immers bijzonder groot.


” Binnen die etnisch culturele minderheden vinden we zo'n 124 verschillende nationaliteiten terug. Wanneer we alle nationaliteiten in Gent in rekening brengen (Belgen, EU-ers en andere rijke landen inbegrepen) zijn er dat 148. Op wereldvlak zijn er 233 verschillende landen!”[110]

 

4.3. Inburgering en integratie: politieke begrippen?

 

4.3.1. Integratieconcepten.

 

Zoveel voorstellingen van en visies op integratie als er kanalen zijn. Dit is één van de grote problemen in het integratiedebat, namelijk het onvermogen van zowel de academische als de politieke wereld, om een concept aan te bieden, dat zich staande weet te houden doorheen het ganse debat, zowel in ruimte als tijd. Als openingsquotum in de zoektocht naar een wetenschappelijk verantwoorde definiëring van “integratie”, kan het best de veelzeggende en tegelijk vage definitie, geformuleerd in 1989 door het Koninklijk Commissariaat voor het Migrantenbeleid (KCM), gebruikt worden.

 

“Integratie via inpassing impliceert dat voldaan is aan drie criteria, te weten: assimilatie waar de openbare orde het vraagt; een consequente bevordering van een zo goed mogelijke inpassing volgens de oriënterende sociale basisbeginselen die de cultuur van het gastland schragen en die met moderniteit, emancipatie en volwaardig pluralisme te maken hebben en een ondubbelzinnig respect voor de culturele diversiteit als wederzijdse verrijking op de andere vlakken.”[111]

 

Zowel de interministeriële conferentie voor het migrantenbeleid als het federale parlement hebben zich achter dit integratieconcept geschaard.[112] Zowat onmiddellijk is er een polemiek ontstaan rond dit concept, met Blommaert en Verschueren[113] voorop. Bij de staatshervormingen van 1970 en 1980 werd het integratiebeleid overgeheveld naar de gemeenschappen. De gemeenschappen waren dus niet echt gebonden door de omschrijving van het KCM.

 

In het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid etnisch culturele minderheden, spreekt men over een proces dat leidt tot volwaardige en evenredige participatie in het maatschappelijke leven, met nadruk op het emancipatorische karakter van het proces. Toch kan men vanuit het debat dat door de jaren heen gevoerd werd, niet ontkennen dat de politieke klasse eerder neigt naar het concept zoals voorgesteld op nationaal niveau. In het Vlaamse discours zijn termen zoals homogeniteit van de eigen cultuur, assimilatie en eenzijdige integratie niet weg te denken.

 

“De ‘Vlaamse’ identiteit werd en wordt gevormd door de ideologie van de natiestaat en een overeenkomstige culturele en nationale socialisatie. De ‘Vlaamse’ identiteit is gebaseerd op een ‘zuiver’ Zelf waarin geen plaats is voor een Ander. Het kan integendeel slechts vorm krijgen door een imaginaire oppositie met de Ander. Blommaert en Verschueren bestempelen dit fantasma van een ‘zuivere eenheid’ als de ideologie van het homogeneïsme. Het homogeneïsme gaat er ten onrechte vanuit dat bepaalde kenmerken per definitie bij de referentiegroep aanwezig zijn. Een dergelijke ideologie is weinig of niet opgewassen tegen de postmoderne samenleving waarin geen duidelijke grenzen en ‘veilige’ of eenduidige identiteiten meer bestaan. Wij pleiten voor een meer postmoderne identiteitsinvulling en menen dat een dergelijk proces in de Europese moslimgemeenschappen reeds aan de gang is.”[114]

 

Deze nogal scherp geformuleerde kritiek is terecht. De omschrijving van het KCM legt vooral de nadruk op een éénrichtingsverkeer, waarbij men aanneemt dat wat goed is in de eigen samenleving zo maar kan ingepast worden in andere culturen. Het begrip assimilatie komt er duidelijk in naar voor.

 

Assimilatie is het proces waarbij etnisch culturele minderheden sociale en culturele kenmerken van het gastland overnemen, om ten slotte op te gaan in die meerderheid en op te klimmen tot hetzelfde niveau, net zoals sommige groepen vroeger hebben gedaan.[115]

Tegenover dit concept staat segregatie waarbij diverse bevolkingsgroepen naast elkaar leven.

Deze beide begrippen hebben echter in de loop van de geschiedenis een negatieve connotatie meegekregen en zijn als beleidsconcept niet haalbaar gebleken.

 

Segregatie leidt weliswaar tot naast elkaar levende culturen, doch steeds is het de cultuur van de meerderheid die bepaalt wat de rechten en vrijheden zijn van de minderheidsgroepen. Een beleid van segregatie heeft in het verleden steeds geleid tot één of andere vorm van meerderheidsdictatuur. Het markantste voorbeeld hiervan is het apartheidsbeleid in Zuid-Afrika.

 

Ook assimilatie is beleidsmatig onmogelijk gebleken. Culturele verschillen zijn steeds verbonden met religie en/of de oorspronkelijke thuislandcultuur. Te vaak wordt de binding met dat thuisland onderschat. In de Verenigde Staten kan men na meer dan honderd jaar nog duidelijk verschillende culturen onderscheiden. Het collectieve verleden is een niet te onderschatten factor in het bewustzijn van etnisch culturele minderheden. Wat Vlaanderen betreft, kreeg het begrip assimilatie een extra negatieve invulling door het politieke gebruik en misbruik van de term. In het politieke discours van het Vlaams Blok[116] werd de term assimilatie uitgebreid tot slogans zoals “Eigen volk eerst” en “Aanpassen of opkrassen”.

 

“Uiteraard zal een deel van de in Vlaanderen verblijvende vreemdelingen hier willen blijven en zijn toekomst willen verbinden met die van ons volk. Dat kan best voor het Vlaams Blok. Maar wij vinden dat de toekenning van onze nationaliteit het sluitstuk en de beloning moet zijn van een geslaagd integratieproces.”[117]

“Wie hier als immigrant kwam en zich hier definitief wil vestigen, past zich aan onze taal, cultuur en gewoonten aan en is in de eerste plaats loyaal tegenover Vlaanderen, zijn nieuw land. De oplossing is dan niet, zoals het multiculturele dogma predikt, dat allerlei culturen, de Vlaamse en andere, naast elkaar moeten bestaan. De oplossing is natuurlijk dat de inwijkelingen zich aanpassen aan onze cultuur, niet dat wij ons aan hun cultuur aanpassen.”[118]

 

In de fragmenten van het Vlaams Blok programma is er duidelijk verwarring, al dan niet bewust, tussen de begrippen integratie en assimilatie. Rechten en vrijheden, inclusief burgerschap, worden expliciet aan de voorwaarde gekoppeld dat de inwijkeling zich aanpast aan de “gevestigde” Vlaamse cultuur. Deze starre houding, waarop ook Blommaert en Verschueren alluderen in hun bovenstaande citaat, wordt door sommigen gezien als een voortzetting van de cultuur die er altijd al heerste in de Vlaamse beweging, waardoor Vlaanderen moeite heeft in het omgaan met de multiculturaliteit.[119]

 

Franstaligen mogen in Vlaanderen wonen op voorwaarde dat ze Nederlands spreken. De rechte lijn, die loopt van ,,Franse ratten, rol uw matten'' naar ,,aanpassen of opkrassen'', maakt duidelijk dat veel Vlamingen het erover eens zijn dat in Vlaanderen alleen Vlamingen thuis zijn en dat 'vreemdelingen' die er wonen zich moeten assimileren of verhuizen.”[120]

 

Integratie is een emotioneel zwaar geladen begrip geworden. Meer en meer allochtone jongeren wijzen de eis op integratie af, met het argument dat zij allang geïntegreerd zijn. Zij zijn er van overtuigd dat dit een overbodige eis is, aangezien ze hier geboren zijn, de taal voldoende beheersen en ook hun schoolse loopbaan hier hebben gevolgd. [121]

 

Uit deze beschouwingen komt duidelijk naar voor dat er opnieuw moet nagedacht worden over het concept “integratie”. Vertrekpunt zal ongetwijfeld de feitelijkheid van de multiculturele samenleving zijn. Goed burgerschap zal dan verbonden zijn met het al dan niet kunnen functioneren in deze maatschappij. Hier ligt een belangrijke taak weggelegd voor het beleid. Of zoals Dieter Lesage stelt, zij het dan vanuit een andere problematiek: "Staten horen geen identiteiten op te leggen, maar samenleven van identiteiten mogelijk te maken."[122]

 

Vanuit dit oogpunt kan men integratie beschouwen als het leren/kunnen leven in een multiculturele maatschappij.

 

Dit duidt dan ook meteen op een wil en aanvaarding van “beide” kanten. Zowel de autochtone als allochtone groepen zullen inspanningen moeten leveren om dit te realiseren. Ook veel autochtone burgers staan ver af van het “multiculturele burgerschap”.

 

4.3.2. Burgerschap en identiteit.

 

Dit nieuwe integratieconcept biedt de mogelijkheid om het begrip “burgerschap” te herdefiniëren. Een burgerschap dat los gekoppeld moet worden van de traditionele nationaliteitsstatus of statelijke identiteit. Het principe: “Alle Belgen zijn gelijk voor de wet”, moet plaats maken voor het principe: “alle bewoners van de territoriale eenheid België zijn gelijkwaardig voor de wet”. Dit betekent onder meer, dat iedereen in gelijke mate zijn culturele identiteit kan beleven, zonder hierbij de vrijheid van de ander te beperken of het multiculturele samenleven in gevaar te brengen.

 

Om een leefbare multiculturele samenleving te creëren, is er noodzaak aan een multiculturele identiteit. Een meervoudig burgerschap waarbij de rechten en plichten die er mee verbonden zijn tot doel hebben een leefbare gemeenschap te creëren. Daarbij wordt afgestapt van de idee dat er één strak omlijnd burgerschap bestaat, waarbij iedereen identieke rechten en plichten heeft. Functionaliteit en evenwicht in die rechten en plichten zijn belangrijker dan de symboliek die verbonden is met de oude nationaliteitsbeginselen. Vooral het eindresultaat moet voor iedereen gelijkwaardig en in verhouding gelijk zijn.

 

Een kleine denkoefening.

 

Burgerschap is nauw verbonden met identiteit. Deze identiteit kan men opdelen in drie belangrijke componenten: de sociaal-structurele component, de culturele component en zijnscomponent.[123]

 

De sociaal-structurele component slaat op de sociale omgeving waarin de burger zich beweegt en leeft. Dit is ook het niveau waar de meeste interactie voorkomt. De rechten en plichten die hier zullen toegepast worden, zullen grotendeels gelijklopend zijn en er tegelijk voor zorgen dat de klassenongelijkheid in de maatschappij minimale impact heeft. Ze zijn noodzakelijk om het maatschappelijke leven in goede banen te leiden en interactie mogelijk te maken.

 

De culturele component is verbonden met de cultuur van zowel de autochtone en de allochtone gemeenschappen. Hier kan er wel al meer gediversifieerd worden. Op dit hogere niveau moeten de regels de mogelijkheid bieden, dat de verschillende culturen compatibel en met wederzijds respect meebouwen aan een functionerende multiculturele samenleving. De grondwettelijke rechten en vrijheden in hun algemeenheid, zijn hierbij een functioneel instrument om passende regels op te stellen. Centraal staat de oude gedachte die in ruime mate vertolkt wordt in het burgerlijk wetboek: vrijheid eindigt waar de vrijheid van de ander begint. Let wel, deze denkoefening handelt niet alleen over het interculturele maar ook over het individuele: meerderheid/minderheid; gelovige/ongelovige; man/vrouw; kind/volwassene. Er is dus nood aan het opentrekken van het debat naar alle facetten van het samenleven.

 

De zijnscomponent is de component die zorgt dat er verschillen zijn tussen burgers. Deze component is gedeeltelijk opgebouwd uit sociaal-structurele en culturele elementen. Het gaat hierbij vooral over zelfidentificatie. De keuze om bij een bepaalde groep te behoren. Iedereen moet deze vrijheid van keuze gegarandeerd krijgen.

 

Dit heeft enkele belangrijke implicaties. Vooreerst moet er afgestapt worden van de artificieel opgebouwde en als heilig gekoesterde identiteiten. Deze identiteiten zijn een restant van de tijd, toen identiteit en natiestaat nauw verbonden waren. De enkelvoudige invulling burgerschap (en dus de daarmee verbonden identiteit) ruimt vandaag plaats voor een meervoudig burgerschap. Naast burger van een territoriaal gegeven (een land) is men deel van verschillende gemeenschappen, waar telkens opnieuw kleine identiteiten worden opgebouwd.[124] Vanuit deze stelling zijn er geen twee identiteiten gelijk, want ze zijn samengesteld uit diverse kleinere identiteiten waarbij de zijnscomponent een belangrijke rol speelt. Identiteit is ook geen vaststaand gegeven, maar een dynamische eigenschap die voortdurend aan invloeden onderhevig is. Het krampachtig vasthouden aan een artificiële, zogezegde maatschappelijk uniforme identiteit, leidt tot immobilisme in de opbouw van een samenleving, en zeker als die samenleving is samengesteld uit verschillende culturen.[125]

 

Hoe dit meervoudig burgerschap dient georganiseerd te worden is ook een cruciale vraag bij de ontwikkeling van vernieuwend integratiebeleid. Een vraag die onvermijdelijk volgt: "Hoe kan men allochtonen en (vooral) autochtonen rijp maken voor een dergelijke verruimde visie?". Vooral de Vlaamse bevolking heeft nogal last wanneer aan de Vlaamse identiteit wordt getornd. Dit heeft uiteraard zijn historische wortels. Tegelijk zou deze collectieve herinnering een rijke startbasis voor nieuwe samenlevingsvormen kunnen zijn. De Vlaming heeft een collectief geheugen van verdrukking en weet bijgevolg de betekenis van culturele eigenheid te waarderen. Dit omgezet in een begrip voor andere culturen is één van de belangrijke opdrachten van het huidige en toekomstige integratiebeleid.

 

Op Europees vlak is reeds gebleken dat meervoudig burgerschap de basis van het toekomstige burgerschapsbeleid zal moeten vormen.[126] Een Nederlander die in België woont, of hier tijdelijk verblijft, heeft Europese, Belgische en Nederlandse rechten en plichten. Deze wijken bijgevolg gedeeltelijk af van deze van de autochtonen. Daar is zowel in de pers als in politieke middens weinig discussie over. Meer en meer wordt dit meervoudig Europees burgerschap of meervoudige identiteit als een logisch feit beschouwd. Toch zorgt ook dit Europees burgerschap in relatie tot nationaal burgerschap voor problemen. Of zoals in onderstaand citaat:

 

"Wij zijn dus zowel Nederlands staatsburger als burger van de Europese Unie. Toch is deze conceptie problematisch wanneer men in ogenschouw neemt dat Europees burgerschap eigenlijk een afgeleide is van nationaal burgerschap. Het komt immers uitsluitend toe aan een ieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit, en 'de vraag of een individu de nationaliteit van een lidstaat bezit kan alleen worden vastgesteld door te kijken naar de nationaliteitswetgeving van de lidstaat in kwestie. De nationale staten blijven dus soeverein wat betreft de toekenning van burgerschap."[127]

 

De essentie is echter dat er een duidelijke en logische evolutie plaatsvindt naar een Europees burgerschap waarbij een zekere band met het oorspronkelijke land behouden blijft. Wel moet opgemerkt worden dat er nog steeds een sterke geografische band blijft bestaan: Europese unie en lidstaat. Meervoudig burgerschap voor niet-Europese bevolkingsgroepen veronderstelt een ontkoppeling van deze geografische band. Onderzoek naar de mogelijkheden en verwachtingen hieromtrent zijn inherent aan het debat over de multiculturele samenleving.

 

Een verruimde definitie.[128]

 

Burgerschap is een meervoudig samengesteld begrip. Het omvat rechten en plichten die universeel en voor iedereen geldig zijn. Men kan ze opsplitsen in vijf met elkaar verbonden dimensies: de civiele, de politieke, de sociale, de culturele[129] en de ecologische dimensie[130]. In iedere dimensie zijn er verschillende niveaus te onderscheiden: de gemeenschap (op micro en macro niveau), de staat, het interstatelijke en het mondiale, waaraan specifieke rechten en plichten verbonden zijn. Deze rechten en plichten kunnen zowel van individuele als van collectieve aard zijn. Naast formele rechten en plichten zijn er ook de informele of morele. Burgerschap kan slechts ontstaan wanneer er een wederzijds proces van uitwerking en uitwisseling tussen de burgers is. Door de meervoudigheid van het begrip burgerschap bezit iedereen een veelheid van burgerschapstitels. De mate waarin men zichzelf ziet als burger is medebepalend voor het functioneren als burger.

 

*****

 

“Het centrale punt in de discussie is dat, eenmaal men de idee van groepsgedifferentieerde rechten accepteert, men in beginsel de idee aanvaardt dat officiële regelingen aanpasbaar zijn aan sommige eisen van uiteenlopende gemeenschappen.”[131]

 

 

Dat de weg nog zeer lang is, blijkt wanneer er gedebatteerd wordt over niet-Europese allochtonen. Dan komt de oude problematiek van het nationaliteitsconcept opnieuw naar boven. Het beleid houdt vast aan de stelling dat het noodzakelijk is om, in functie van een goed draaiende samenleving, alle allochtonen tot goede Belgen om te vormen. Er is echter geen enkele logica die kan verklaren waarom meervoudig burgerschap niet mogelijk zou zijn voor etnische culturele minderheden die niet tot de Europese Unie behoren.

 

Dit vergt uiteraard een belangrijke mentaliteitswijziging. Deze kan er slechts komen indien men beseft dat iedereen hetzelfde doel nastreeft, namelijk een leefbare gemeenschap. Overleg met de doelgroepen is noodzakelijk maar niet voldoende. Het huidige beleid neemt te veel beslissingen vanuit de visie dat er slechts twee maatschappelijke componenten zijn: de allochtonen en de autochtonen. De diversiteit binnen de allochtone groep wordt te weinig in rekening gebracht. Te veel wordt er beslist vanuit de visie: "wat goed is voor de meerderheid is goed voor iedereen." Dit duidt op een gebrek aan respect voor de culturele diversiteit of onwetendheid over bepaalde aspecten van die diversiteit.

 

 

5. De vraagstelling concreet.

 

(De vragen die gesteld zijn doorheen deel 1 worden hier nog even op een rij gezet.)

 

De vraagstelling kan worden opgesplitst in twee soorten vragen. Enerzijds zijn er twee grote vragen die als een rode draad doorheen de scriptie lopen

 

* Gent wordt vaak genoemd als voorbeeldstad voor verschillende beleidsdomeinen. Is Gent dan ook een voorbeeldstad voor het domein ECM of is Gent enkel een voorbeeld van een stedelijke multiculturele omgeving?

* Doorheen de scriptie wordt gezocht naar de fundamentele oorzaken die aan de basis liggen van de multiculturele en interculturele problemen. Welke zijn de oorzaken van de maatschappelijke achterstand van de etnisch culturele minderheden? Wat zijn de oorzaken van het gebrekkig samenleven van de verschillende culturen? Welke zijn de mogelijkheden om ervoor te zorgen dat de multiculturele samenleving in al haar feitelijkheid in de toekomst structureel en harmonieus kan functioneren?

 

Een andere reeks zijn deelvragen die gesteld worden in de hoofdstukken zelf. In het eerste theoretische gedeelte wordt (werd: zie deel 1) er nagedacht over enkele begrippen die gehanteerd worden in het debat ECM. Hoe kunnen deze begrippen ingevuld worden om enerzijds een zinvol debat aan te gaan en anderzijds om deze scriptie tot een begrijpelijk geheel te maken?

 

In deel twee wordt naar de stem van de allochtone medeburger geluisterd. Wat wil die burger van en in de samenleving? Wat zijn de wensen voor de toekomst? Hoe kijkt de allochtone burger aan tegen de multiculturele samenleving? Wat zijn hun voorstellen voor een vernieuwend beleid ECM? Welke waarden en normen leven er bij de allochtone Vlaming? Zijn wij eerder verschillend dan wel gelijkend?

 

Deel drie is een exploratie van het stedelijke beleidsveld. In al zijn complexiteit is het nodig om hier ruim de aandacht aan te besteden. Tegelijk is het belangrijk om zich af te vragen waar de pijnpunten liggen. Welke zijn de positieve en de negatieve elementen in het Gentse beleid? Waar zou kunnen bijgeschaafd, veranderd en vernieuwd worden? Waaraan worden al die middelen voor het beleid ECM besteed? Waar moeten andere keuzes gemaakt of de middelen herverdeeld worden? Kortom: hoe functioneert het beleid en hoe kan het beter functioneren?

 

Deel vier gaat opnieuw een stuk weg van de stad. Enkele actuele problemen worden verder uitgediept: Communicatie en gelijke kansen (op het vlak van stedelijke werkgelegenheid en onderwijs). Waar mogelijk wordt het stedelijke beleid erbij betrokken. De multiculturele problematiek is niet alleen een probleem van Gent. Daarom worden deze thema’s iets breder uitgewerkt.

 

Over communicatie: hoe kan men een stedelijke multiculturele communicatie uitbouwen? (Hier wordt expliciet een vergelijking gemaakt met de stad Gent).

 

Over gelijke kansen: wat is de essentie van gelijke kansen en hoe kan men deze realiseren?

Hoe kan men ervoor zorgen dat alle burgers volwaardig kunnen ingeschakeld worden in de stedelijke arbeidmarkt? Wat is het belang van gelijke kansen in verband met werkgelegenheid?

Het onderwijs wordt door iedereen aanzien als een basis voor de creatie van gelijke kansen. Welke initiatieven kan men nemen om meer gelijke kansen te creëren? Wie kan deze gelijke kansen creëren en wat is het belang ervan?

 

Communicatie, werkgelegenheid en onderwijs komen ook uitgebreid aan bod in deel twee en vooral in deel drie. Dit kan leiden tot een déjà vue effect. Ook dit is realiteit want heel wat zaken die te maken hebben met het beleid ECM zijn sterk verweven.

 

In de conclusie aan het eind van de scriptie wordt vooral teruggekeerd naar de grote vragen. De deelvragen worden beantwoord in de behandelde materie zelf in de respectievelijke hoofdstukken.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[11] HOOGHE, Marc, We zijn al multicultureel, alleen beseffen we het niet altijd. In: De Standaard, Opinie & Analyse, 8 januari 2005, pp. 22-23.

[12] VOGELS, Mieke, TAVERNIER, Jef, KACAR, Meryem, Groen! wil Marshallplan voor Gelijke OnderwijsKansen. Brussel, Persconferentie, 10 februari 2005.

http://www.groen.be/nieuwseninformatie/pers/persconf_item.asp?persconf_id=124  (14/02/2005).

[13] VAN DEN BROECK, Bob, Kleur bekennen: de grenzen van de multiculturele samenleving. In: Samenleving en Politiek, 2002, jg. 9, nr. 4, pp. 52-54.

[14] http://homepage.mac.com/mrlaurie/misc/philosophy.html (14/02/2005)

[15] JURYLEDEN VAN DE PRIJS VOOR DE DEMOCRATIE 2004. Gent, dinsdag 15 juni 2004. http://vl.attac.be/article233.html (10/02/2005).

[16] Interview met Mieke Valcke, Groen! Gent, Gemeenteraadslid en lid van de commissie sociale zaken. Digitale opname (20/02/2005).

[17] Verkiezingen Vlaams parlement 2004: Kanton Antwerpen – Vlaams Belang (34,9% = +5,3%); Kanton Gent – Vlaams Belang (21,9% = + 2,1%) http://verkiezingen.gisvlaanderen.be/Default.aspx (12/07/2005).

[18] Interview met Matthieu Dierckx, CD&V, Gent Gemeenteraadslid, fractievoorzitter en commissie sociale zaken. Digitale opname (04/03/2005).

[19] Meerderheid Gentse stadsbestuur: Sp-a (14), VLD (11)  , VU (1 en nu Spirit); Oppositie: Vlaams Belang (11), CD&V (10), Groen! (4).

[20] Verschillende van deze aspecten komen voor in de digitaal geregistreerde interviews. Dit komt verder nog aan bod bij de verschillende onderdelen van deze thesis. Zie ook: bijlage 1 (a): lijst interviews.

[21] Zie deel 2: Wie is die andere burger? (Vooral: 10.2.2. “Discussieer met ons en niet over ons.”)

[22] MO* magazine staat voor mondiaal magazine. Een samenvatting van deze focusgesprekken werd gepubliceerd in het nummer van februari 2005. Doorheen de thesis zal, daar waar nodig, in voetnoot verwezen worden naar dit artikel of de focusgesprekken zelf.

[23] ECM = Etnisch Culturele Minderheden.

[24] VERMEERSCH, Etienne, Essay: Over de multiculturele samenleving.

http://www.liberales.be/cgi-bin/showframe.pl?essay&vermeersch  (14/02/2005).

[25] Tariq Ramadan was tot voor kort filosofiedocent aan het ‘collège de Genève’ en islamkunde aan de Universiteit van Friboug in Zwitserland.

[26] Tariq Fraihi is filosoof en docent aan de EHSAL en actief op de studiedienst van de Vlaamse Socialisten.

[27] Sami Zemni is professor bij de Vakgroep Studie van de Derde Wereld aan de Universiteit Gent en Medestichter en voorzitter van het Centrum voor Islam in Europa (CIE).

[28] FREDERIX, Sara, Dossier: MO* onderzoek naar de toekomstverwachtingen bij allochtonen. Het allochtone zevenpuntenprogramma. In: MO* Mondiaal Magazine, februari 2005, nr. 20, pp. 29-34.

[29] Id. p. 31.

[30] Id. p. 29.

[31] PETTIGREW Thomas F., MEERTENS, Roel, W., In defense of the subtle prejudice concept: a retort. In: European Journal of Social Psychology, 2001, 31, pp. 299-309.

[32] COENDERS et al, Blatant and subtle prejudice: dimensions, determinants, and consequences; some comments on Pettigrew and Meertens. In: European Journal of Social Psychology, 2001, 31, pp. 281-297.

[33] DEVROE, Ilse, ‘This is not who we are’: Ethnic minority audiences and their perceptions of the media. Paper presented at the Conference Dialogue 'Communication and Cultural Diversity' (Barcelona, 24-27 May 2004) Section: The Barriers – The Image of Others and Stereotypes (abstract). Gent, Vakgroep Communicatiewetenschappen Universiteit Gent, 2004, 25 p.

[34] Stichting Lezen is een organisatie met als doel: het verbeteren van de leescultuur en het leesklimaat in Vlaanderen. http://www.stichtinglezen.be/info/index.html  (08/06/2005)

[35] Interview met Liesbeth Maene, medewerkster Victoria DeLuxe. Digitale opname (22/06/2005).

[36] Belangrijke opmerking bij het woord transcriptie: dit woord wordt in deze scriptie in een oneigenlijke betekenis gebruikt. Transcriptie gaat om een letterlijke weergave van de gesprekken. De verkregen bestanden zijn echter niet volledig. Ze zijn reeds ingekort, samengevat en een zeldzame keer van informatie voorzien. Toch wordt hier het woord transcriptie gebruikt omdat ze grotendeels de gespreksvolgorde volgen, waardoor ook het gesprek in zekere mate kan gevolgd worden. De bestanden zijn ook verschillend in opbouw. Gemakshalve wordt het woord “transcriptie” gebruikt om deze bestanden te betitelen.

[37] Zie 3.3. Methodologische aspecten.

[38] Uitgevoerd op 09/06/2005.

[39] http://www.flwi.ugent.be/cie/CIE/index.htm (13/04/2004).

[40] http://www.nrc.nl/W2/Lab/Multicultureel/inhoud.html (20/12/2005).

[41] http://www.kbs-frb.be/code/home.cfm?lang=nl (14/06/2005).

[42] Prof. dr. W. Shadid is bijzonder hoogleraar in het vakgebied van de interculturele communicatie aan de Universiteit van Tilburg en tevens verbonden aan het departement van Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie van Universiteit Leiden.

http://www.interculturelecommunicatie.com/nieuws/info/body_info.html (23/06/2005).

[43] Deze drie cursief gedrukte citaten komen voor in het kader in het deel 3.2. “Labyrint van theorie en praktijk”, (derde punt).

[44] DEWINTER, Filip, Immigratie: De oplossingen. 70 voorstellen ter oplossing van het vreemdelingenprobleem. (Versie 1992) http://www.blokwatch.be/content/category/4/77/50/lang,nl/ (23/03/2005) en de versie uit 1996 in:

DEWINTER, Filip, Immigratie. De tijdbom tikt, met 70-puntenplan. Brussel, Uitgeverij Tyr, 1996, 241 p.

[45] In sommige gevallen is dit expliciet beloofd, in andere is het niet ter sprake gekomen. Voor elk ander gebruik of voor het vrijgeven van transcripties of de opnames, zou dan ook eerst een toelating moeten worden gevraagd.

[46] VERLET, D., REYNAERT, H., DEVOS, C., Lokale en regionale politiek. Tevredenheid over het lokaal beleid. Stad Gent. Brugge, Uitgeverij Vanden Broele, 2002, 189 p.

[47] KACAR, Meryem, Lucifers schikken. Als gastarbeiders burgers worden. Antwerpen / Amsterdam, Houtekiet, 2002, p.138.

[48] EPHIMENCO, Sylvain, Het land van Theo Van Gogh. De multiculturele desintegratie. Antwerpen/Amsterdam, Houtekiet, 2004, p. 37.

[49] Id., pp. 37-50

[50] EPHIMENCO, Sylvain, Het land van Theo Van Gogh. De multiculturele desintegratie. Antwerpen/Amsterdam, Houtekiet, 2004, p. 46.

[51] BOUMA, Peter, Integratie en de multiculturele samenleving. In: Toespraak als voorzitter van het bestuur van de Edmund Burke Stichting, 5 november 2003 voor de PvdA-afdeling van Amstelveen.

http://www.burkestichting.nl/nl/actueel/multiculturele.html (12/01/2005).

[52] EPHIMENCO, Sylvain, o.c., p. 39.

[53] Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal. Utrecht-Antwerpen, Van Dale lexicografie, 1999, dertiende uitgave, p. 2112.

[54] zie 4.3. Inburgering en integratie: politieke begrippen?

[55] SCORSESE, Martin, Gangs of New York. Hollywood, Miramax International, 2002, 166 min.

[56] ROOX, Gilbert, Het nieuwe conservatisme van Paul Cliteur. Een klein beetje Papoea zijn. Interview met Paul Cliteur. In: De Standaard, 20 maart 2004.

[57] Lezingenreeks: “Religie en Maatschappij”. Lezing van 16/04/2005. Zie: bijlage 5.

[58] CLITEUR, Paul, De onuitstaanbare leegte van links. In: Trouw, 17 januari 2004.

[59] MUSSCHENGA, Bert, Het ideaal van de multiculturele samenleving. In: BARTELS, E., VAN HARSKAMP, A., WELS, H. (red.), Cultuur maken cultuur breken. Delft, Uitgeverij Eburon, 2001, pp. 21-35.

[60] BRINCKMAN, Bart, Volgens Robert Voorhamme (SP.A) staat de migrantencultuur echte integratie in de weg ,,We moeten alle taboes overboord gooien''. Interview met Robert Voorhamme. In: De Standaard, 28 september 2002.

[61] PROVINCIE ZUID-HOLLAND, SAMENLEVING EN CULTUUR, Beleidsnota integratie & inburgering. Provincie Zuid-Holland 2005-2008. Den Haag, laatst gewijzigd 1 april 2005, p. 1.

http://www.pzh.nl/thema/samenleving_en_cultuur/sociale_infrastructuur/integratie_inburgering/index.jsp (01/06/2005).

[62] RAES, Koen, Het moeilijke ontmoeten. Verhalen van een alledaagse zedelijkheid. Brussel, VUBPress, 2003, pp. 19-25.

[63] AYDIN, Mehmet S., Islam en de uitdaging van het pluralisme. Lezing. Hasselt, Islamitisch Dialoog- en Informatiecentrum, 25 april 2001. http://www.flwi.ugent.be/cie/CIE/maydinnl1.htm (23/03/2005).

[64] Interview met Frank Beke, Burgemeester van Gent. Digitale opname (16/03/2005).

[65] Interview met Cemal Cavdarli, kamerlid Sp-a en imam Gent. Digitale opname (06/06/2005).

[66] Deze gelijkenissen komen ook tot uitdrukking in de focusgesprekken van MO* Magazine. Zie deel 2: “Wie is die andere burger?”

[67] BOEVE, Lieve, POLLEFEYT, Didier, Is Jezus beter dan Mohammed? In: De Standaard, 23 augustus 1999.

[68] RAMADAN, Tariq, Westerse moslims en de toekomst van de islam. Amsterdam, Uitgeverij Bulaaq, 2005, pp. 264-266.

[69] ZEMNI, Sami, Is er plaats voor de islam in Europa? In: Vlaams Marxistisch Tijdschrift, jrg. 33, 3, september 1999, pp. 32-35. http://www.flwi.ugent.be/cie/CIE/zemni2.htm (15/02/2005).

[70] Id.

[71] KANMAZ, Meyrem, Wetenschappelijk onderzoek naar de islam in Europa: Islam in Vlaanderen: de inplanting en maatschappelijke rol van moskeeën. Sociaal-geografische, politieke en sociaal- & religieus-culturele aspecten. Gent, Centrum voor Islam in Europa, ?. http://www.flwi.ugent.be/cie/CIE/kanmaz2.htm (04/06/2005).

[72] KANMAZ, Meyrem, Wetenschappelijk onderzoek naar de islam in Europa: Islam in Vlaanderen: de inplanting en maatschappelijke rol van moskeeën. Sociaal-geografische, politieke en sociaal- & religieus-culturele aspecten. Gent, Centrum voor Islam in Europa, ?. http://www.flwi.ugent.be/cie/CIE/kanmaz2.htm (04/06/2005).

[73] VAN EETVELT, Karel (gedelegeerd bestuurder UNIZO). Op: Debat: “Waarom vinden zgn. allochtonen geen werk?” Antwerpen, UA- Stadscampus, organisatie Kifkif, 30 mei 2005. Zie: bijlage 5.

[74] DIELEN, Ilse (Nationaal secretaris ACV). Op: Debat: “Waarom vinden zgn. allochtonen geen werk?” Antwerpen, UA- Stadscampus, organisatie Kifkif, 30 mei 2005. Zie: bijlage 5.

[75] VANDAELE, John, Globaal vakbondswerk. In: MO* Mondiaal Magazine, nr. 24, juni 2005, pp. 20-21.

[76] LIEVENS, Matthias, DEN HOND, Chris, Het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt is gewoon een kwestie van politieke wil. Interview met Albert Martens. Brussel, mei 2005. http://www.sap-pos.org/txt-nl/2005/mei/martens.htm (06/06/2005).

[77] MARTENS, Albert. Op: Studienamiddag: “Arbeidsmarktpositie van migranten in Vlaanderen.” Borgerhout, organisatie FMV, 12 oktober 2004.

[78] Interview met Elke Hooyberghs, ING cel sensibilisering. Digitale opname (13/06/2005).

[79]  KIFKIF, MEDIAWATCH, Diverse artikels op website van mediawatch: opinieartikels.

http://www.kifkif.be/mediawatchsite/ (06/06/2005).

[80] Zie ook: 10.2.2 “Discussieer met ons en niet over ons” alsook deel 4.

[81] NDC, Twee Marokkanen schieten Turk in knie. In: De Gentenaar, 14 juni 2005.

[82] DE BACKER, Peter, Meeste moslims zijn gematigd, maar ...Regering pakt alle vormen van extremisme aan met nieuw actieplan. In: De Gentenaar, 14 april 2005.

[83] DEVROE, Ilse, ‘This is not who we are’: Ethnic minority audiences and their perceptions of the media. Paper presented at the Conference Dialogue 'Communication and Cultural Diversity' (Barcelona, 24-27 May 2004) Section: The Barriers – The Image of Others and Stereotypes (abstract). Gent, Vakgroep Communicatiewetenschappen Universiteit Gent, 2004, p. 4.

[84] Interview met Ilse Devroe, Assisterend Academisch Personeel (A.A.P.), Vakgroep Communicatiewetenschappen, UGent. Digitale opname (14/06/2005).

[85] Id.

[86] VERSTRAETEN, Hans, SCHELFHOUT, Els, De rol van de media in de multiculturele samenleving. Brussel, VUBPRESS, 1998, 294 p.

[87] PHALET, Karen (red), TER WAL, Jessika, Moslim in Nederland. De publieke discussie over de islam in Nederland: Een analyse van artikelen in de Volkskrant 1998-2002. SCP-werkdocument 106d. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), juni 2004, inleiding pp. 5-10.

[88] TER WAL, Jessika, Racism and cultural diversity in the mass media. An overview of research. Paper presented at National Conference of the Federal Commission against Racism, «Parler non pas de, mais avec les minorités - Le racisme et les minorités dans les médias». Bern, Bern University, 21 March 2003, 12 p.

[89] TER WAL, Jessika, Racism and cultural diversity in the mass media. An overview of research and examples  of good practice in the EU Member states, 1995 -2000. Wenen, European Monitoring Centre on Racism and Xenophobia (EUMC), 2002, 465 p.

[90] DEVROE, Ilse, ‘This is not who we are’: Ethnic minority audiences and their perceptions of the media. Paper presented at the Conference Dialogue 'Communication and Cultural Diversity' (Barcelona, 24-27 May 2004) Section: The Barriers – The Image of Others and Stereotypes. Gent, Vakgroep Communicatiewetenschappen Universiteit Gent, 2004, pp. 20-21.

[91] PEETERS, Tine, Mediagebruik bij allochtone jeugd toont sterke integratie. In: De Morgen, 18 juli 2005.

[92] RAMDAS, Anil, De nerveuze samenleving. In: De Groene Amsterdammer, nr. 50, 10 december 1997.

[93] DE DINTER, Karel, STROBBE, Kim, Het multiculturele samenlevingbeeld in jeugdboeken van schrijvers tussen culturen. Interview met Liebeth Maene. In: Het vrije woord, Radio 1, 21 maart 2005. http://www.vrijzinnighumanisme.be/5_radio-tv/513_radio050321.htm (04/06/2005).

[94] Diyanet: Turkse Directoraat voor Religieuze Zaken / Milli Görüs: Turkse politiek-religieuze vereniging.

[95] TASSIER, Manu, De islam in België. Marokkaanse jongeren zoeken hun weg. Interview met Meryem Kanmaz. In: De Standaard, 22 november 2004.

[96] Interview met Arafat Bouaciba, Voorzitter “De Eenmaking - El Wahda - Birleşim - ... “ vzw. Digitale opname (31/05/2005).

[97] SCHOPPEN, Hajo, Het zijn onze feesten, jeugdculturen en geweld tegen allochtonen in Nederland. Den Haag, Binnenlandse veiligheidsdienst, Afdeling Interne en Externe Betrekkingen, 1997, 118 p.

[98] SERNEELS, Katrijn, Bob Van den Broeck over allochtone internauten en hun identiteit. ‘Missrabat’ zoekt een lief. Interview met Bob Van den Broeck. In: De Morgen, 29 november 2003.

[99] Interview met Arafat Bouaciba, Voorzitter “De Eenmaking - El Wahda - Birleşim - ... “ vzw. Digitale opname (31/05/2005).

[100] MEULENBELT, Anja, Multicultiland. Anti-allochtoon. Weblog, 3 december 2004.

http://anjameulenbelt.sp.nl/weblog/categorie/multicultiland/  (20/03/2005).

[101] BILGIN, Sibel, Weg met het woord allochtoon. In: De Groene Amsterdammer, nr. 49, 3 december 1997.

[102] STAD GENT, Beleidsplan etnisch culturele minderheden 2003-2005. Goedgekeurd door de Gentse gemeenteraad dd. 25 juni 2002, p. 31.

[103] Decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden, art. 2, 1°.   In: Belgisch Staatsblad, 19 juni 1998. http://www.ejustice.just.fgov.be/doc/rech_n.htm (02/02/2005).

[104] VR = Vreemdelingenregister.

[105] BR = Bevolkingsregister.

[106] Interview met Martine De Regge, Sp-a, Gentse schepen van Sociale Zaken, Huisvesting en Emancipatie. Digitale opname (06/04/2005).

[107] JANSEN J., ROGGEN T., Integratie, cultuur en communicatie. De betekenis van deze begrippen in de relatie tussen autochtonen en allochtonen. Den Haag, Sassenhein, Typoscipt reeks 19, 1987, p. 32.

[108] ACTIEGROEP “DIVERSITEIT EN ETNISCH-CULTURELE MINDERHEDEN, De diversiteit van diversiteit. Gent, Gent Stad In Werking, september 2003, pp. 42-43.

[109] LOOBUYCK, Patrick, Multicultureel burgerschap. Voorbij integratie, assimilatie, segregatie en marginalisatie. In: Ons Erfdeel, 2002, nr. 3, pp. 399-411.

Ook: http://www.flwi.ugent.be/cie/CIE/loobuyck2.htm (10/06/2005).

[110] STAD GENT, Beleidsplan etnisch culturele minderheden 2003-2005. Goedgekeurd door de Gentse gemeenteraad dd. 25 juni 2002, p. 34.

[111] KONINKLIJK COMMISSARIAAT VOOR HET MIGRANTENBELEID, Een werk van lange adem. Bakens en eerste voorstellen. Brussel, 1989, Deel I, pp. 38-39.

[112] VAN DE PUTTE, M., CLEMENT, J., De bevoegdheidsverdeling in het federale België. Deel 8: Het migrantenbeleid. Brugge, Die Keure, 2000, p. 21.

[113] BLOMMAERT, Jan, VERSCHUEREN, Jef, Het Belgische migrantendebat: de pragmatiek van de abnormalisering. Antwerpen, International Pragmatics Association, 1992, 250 p.

[114] NEUDT, Dany, ZARHONI, Younes, Naar een radicale ommekeer van het Belgische integratieconcept. In: Vlaams Marxistisch Tijdschrift, 2002, 3, Imavosite, http://www.imavo.be/vmt/index.htm (01/03/2005).

[115] WARNER, W. LLoyd, SROLE, L., Social Systems of American Ethnic Groups. New Haven, Yale University Press, 1945, 318 p.

[116] De term “Vlaams Blok” wordt in deze scriptie aangewend voor gegevens expliciet geldend voor de naamwijziging van de partij naar “Vlaams Belang” op 14/11/2004.

[117] VLAAMS BLOK, Programma, Vreemdelingenbeleid.  http://vlaamsblok.be/standpunten_programma_5.shtml

(12/02/2005).

[118] VLAAMS BLOK, Programmaboek 2004, Vlaamse en Europese verkiezingen 13 juni. Brussel, Vlaams Blok, 2004, p. 22.

[119] BEKKOUR, Mourad, “Vlaanderen kan niet om met de multiculturaliteit”. Interview met Lode Walgrave. Kifkif, de interculturele site van Vlaanderen, 11 december 2004.

http://www.kifkif.be/modules.php?op=modload&name=News&file=article&sid=629 (15/02/2005).

[120] ARNAUT, Karel, BRACKE, Sarah, CEUPPENS, Bambi, FADIL, Nadia, KANMAZ, Meryem, De Vlaamse identiteit is een mythe. In: De Standaard, 9 november 2004.

[121] FREDERIX, Sara, Dossier: MO* onderzoek naar de toekomstverwachtingen bij allochtonen. Het allochtone zevenpuntenprogramma. In: MO* Mondiaal Magazine, februari 2005, nr. 20, p. 31.

[122] LESAGE, Dieter, Zwarte gedachten. Over België. Antwerpen, Dedalus, 1998, p. 159.

[123] VERKUYTEN, Maykel, Etnische identiteit. Theoretische en empirische benaderingen. Amsterdam, Het Spinhuis, 1999, pp. 24-30.

[124] HOLEMANS, Dirk, Ecologie en burgerschap. Pleidooi voor een nieuwe levensstijl. Kapellen, Uitgeverij Pelckmans, 1999, pp. 88-90.

[125] HALL, Stuard, Europa’s andere ik. In: Konfrontatie, nr. 3, 1992. http://www.stelling.nl/konfront/ (10/02/2005).

[126] HOLEMANS, Dirk, GEYSELS, Jos, De vierde weg: een snelle verbinding of een doodlopende straat. Brussel, VUB, ?, 12 p. http://poli.vub.ac.be/publi/orderbooks/vierdeweg/12-vierdeweg.pdf (23/05/2003).

[127] VINK, Maarten, Quo Vadis Civis? Europees Burgerschap 10 jaar na Maastricht en Verder. Politicologenetmaal 2002, 23-24 mei, Noordwijkerhout, Workshop 4 'Quo Vadis Europa? Het Post-Laken proces onder de loep genomen', p.6. http://www.politicologie.nl/nkwp/Nieuwweb/Crum/vink.doc (23/05/2003).

[128] Deze definitie is opgesteld en uitgewerkt in het kader van een paper voor het vak Staatstheorie in de 1ste Licentie politieke wetenschappen. VERCOUTERE, Marc, Paper 2002-2003 Burgerschap. Allochtoon burgerschap. Een weg naar integratie of conflictueus begrip. Gent, 2003, 25 p.

[129] MARKS , Deborah, Disability and cultural citizenship: exclusion, 'integration' and resistance. In: STEVENSON, Nick, (ed.), Culture and citizenship, London, Sage Publications, 2001, p. 167-170.

[130] VANDERWEYDEN, Katrijn, Is er leven zonder werk? Over minder werken en sociale integratie op de drempel van de eenentwintigste eeuw. Leuven / Leusden, Acco, 2002, p. 218-219

[131] WALRY, Jenny, Kansen & de limieten van multiculturalisme: een korte verkenning. In: Oikos, 2002, 20, p.47.