Mens en machine. Een onderzoek naar de Oost-Vlaamse machinebouw (1870-1914). (Karel Eeckhout)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

4. De Oost-Vlaamse machinebouwers

 

4.1 Inleiding

 

 Dit hoofdstuk is het resultaat van mijn maandenlang archiefonderzoek. Het is de samenvatting van alle, voor dit onderzoek relevante gegevens die ik uit de vergunningsdossiers haalde. Per bedrijf beschrijf ik welke activiteit aanleiding gaf tot het opstellen van een vergunningsdossier. Ik heb daarbij speciale aandacht voor enkele eenvoudig te kwantificeren gegevens zoals de sterkte van de krachtbron die in het atelier werd gebruikt en de grootte van de stoomketel. Maar ook de productiemethode en de geproduceerde goederen krijgen aandacht. Tot mijn spijt zijn geen van deze gegevens voor alle bedrijven volledig. Enkel voor wat betreft de kracht van de machine en de grootte van de stoomketel kan ik vrij volledige cijferreeksen voorleggen. Zij spelen dan ook een grote rol in de analyse in hoofdstuk vijf. In enkele gevallen was het mogelijk de informatie die mijn eigen archiefonderzoek had opgeleverd aan te vullen met gegevens uit de bestaande literatuur.

De werkkracht van de stoom- en andere machines wordt uitgedrukt in pk of paardenkracht. Een paardenkracht is de kracht die nodig is om een gewicht van 75 kg in 1 seconde 1 meter hoog te tillen. De grootte van een ketel wordt uitgedrukt in kubieke meter (m3), de druk in atmosfeer (atm). Atmosfeer is de eenheid van druk. Zij wordt gelijk gesteld met de druk van 1,033 kg per vierkante centimeter, in technische toepassingen wordt dit één kilogram per vierkante centimeter.[124] De termen die gebruikt worden om de verschillende machinetypes aan te duiden worden verduidelijkt in hoofdstuk vijf, bij de bespreking van de technologie. De straatnamen worden weergegeven in de taal dat ze in het dossier voorkwamen. Indien ze zowel in het Nederlands als in het Frans werden vermeld in de dossiers, verkies ik in mijn tekst het Nederlands. Het kadastrale nummer van het perceel of de percelen waarop een constructieatelier zich bevond wordt hier steeds vermeld als het in het vergunningsdossier was opgenomen.

Indien een atelier ook werd vermeld in de Wegwijzer van Gent, zal dit ook in de beschrijving worden opgenomen. De ateliers die in de Wegwijzer van Gent werden opgenomen, maar niet door mij werden teruggevonden aan de hand van de studie van de vergunningsdossiers, worden opgesomd in bijlage 3. De Wegwijzer van Gent werd niet door mij persoonlijk doorgenomen, ik steunde op de analyse ervan in het werk van De Herdt en Deseyn. Zij vermelden alle Gentse constructeurs.[125] En ook alle constructeurs uit de rest van de provincie.[126]

 

 

4.2 De bedrijven

 

4.2.1 Baete Karel

 

 De werkplaats van Karel Baete bevond zich in Sint-Amandsberg. Hij construeerde er machines en mechanieken. Op 18 december 1875 nam hij een verticale stoommachine van 2 pk in gebruik. De machine werkte zonder condensatie noch ontspanning en was door Baete zelf gebouwd. De stoom voor de machine werd geleverd door een ketel met een capaciteit van 1,822 m3. Deze ketel kon een druk van 2 atm weerstaan en was gemaakt door Hubert Fassyn, een Gentse ketelbouwer.[127]

 

4.2.2 Baillon Lodewijk

 

 Dit constructieatelier was gevestigd te Dendermonde. Op 11 maart 1876 plaatste Lodewijk Baillon een nieuwe stoomketel in zijn werkplaats. De ketel was 4,094 m3 groot en kon een druk van 4 atm aan.[128] De toestemming tot ingebruikname van deze ketel werd op 10 juni van datzelfde jaar afgeleverd.[129] Dit atelier werd tevens vermeld in de Wegwijzer van Gent.[130] De volgende vermelding in een vergunningsdossier dateert van 1902. Tegen die tijd was het atelier van Baillon omgevormd tot een naamloze vennootschap met de naam Société Anonyme des Ateliers de Construction de Termonde. De onderneming was gevestigd in de Sint-Rochusstraat te Dendermonde. De directeur-gerant was een zekere Ceulemans. Op 21 november 1902 kreeg dit bedrijf de toestemming om elektriciteit voort te brengen in zijn atelier. Deze elektriciteit werd opgewekt met behulp van een dynamo en diende om de gieterij en de werkplaats te verlichten. Uit het briefhoofd van de aanvraag kan heel wat informatie worden gehaald. Ten eerste werd er fier vermeld dat het bedrijf een gouden medaille haalde op de tentoonstelling te Brussel van 1888. Ten tweede werd er vermeld wat het atelier zoal produceerde: stoommachines, stoomketels en transmissies. Maar ook alle apparaten voor zeepziederijen, olieslagerijen en maalderijen. Een specialiteit van de onderneming waren apparaten voor brouwerijen. Verder kon je er ook terecht voor reservoirs voor water en olie, voor ijzeren bruggen of traliewerk, voor spoorwegmateriaal en voor het gieten van ijzer en koper.[131] Het briefhoofd werd opgenomen in bijlage 4.

 

4.2.3 Beauval Corneel

 

 Deze industrieel ontving op 25 april 1874 de toestemming een atelier voor de constructie van machines en werktuigen op te richten te Gent. Het atelier bevond zich in de Rue du Distillateur nr. 10, op nr. 2766 van sectie A van het kadastrale plan.[132] De belangrijkste krachtbron in de werkplaats was een door Beauval zelf gebouwde verticale stoommachine zonder ontspanning noch condensatie van 2 pk. De bijhorende ketel van 0,770 m3 werd gebouwd door Hubert Fassyn en werkte onder een druk van 5 atm.[133] De ingebruikname van het stoomtuig werd vergund op 15 juni 1874.[134] Op 28 oktober 1876 kreeg de ondernemer de toestemming om zijn toenmalige stoomketel te vervangen door één van 2,531 m3 die onder een druk van zes atm werkte.[135] Op 22 december volgde de toestemming tot ingebruikname.[136] Enkele jaren later, op 7 september 1883, werd er in de werkplaats ook een nieuwe stoommachine geplaatst. De nieuwe krachtbron zou 3 pk sterk zijn geweest.[137] Op 29 mei 1884 kreeg Beauval de toestemming om die machine in gebruik te nemen. Het adres van de onderneming was op dat moment Rue du Distillateur nr. 34. Ofwel was de onderneming op dat moment verhuisd, ofwel uitgebreid naar dit nieuwe adres, ofwel was er een wijziging in de huisnummers doorgevoerd. De bezigheden van het bedrijf werden niet meer omschreven als constructie van machines maar als metaalwerken. Dit kan wijzen op een uitgebreide of veranderende activiteit. De machine waarvoor vergunning werd verkregen had uiteindelijk maar een kracht van 2,6 pk. De horizontale machine met ontspanning op één derde en zonder condensatie was door de uitbater zelf gebouwd.[138] Na de eeuwwisseling kreeg Beauval op 6 december 1904 de toestemming om zijn atelier voor grote metaalwerken uit te breiden. Op dat moment bevond de werkplaats zich op de Avenue de Terneuzen nr. 83, te Gent (sectie G, nr. 55295). De exploitatie had tot doel het bouwen en repareren van stoommachines en –ketels voor gebruik op schepen. Er werd toestemming verkregen voor uitbreidingswerken en voor het plaatsen van nieuwe stoomtuigen. Een stoomketel van 25 m3 moest een verticale compoundmachine van 18 pk aandrijven. De machine werkte zonder condensatie. Deze installatie werd door Beauval zelf geconstrueerd.[139] Deze onderneming werd als Beauval gebroeders vanaf de eerste wereldoorlog opgenomen in de Wegwijzer van Gent.[140]

 

4.2.4 Bontinck Ambroise

 

 Het constructieatelier van Ambroise Bontinck was gevestigd in de Rue des Casemates nr. 25 te Gent. Op het kadastrale plan was deze onderneming terug te vinden op perceel nr. 464a van sectie D. Op 25 april 1874 plaatste de ondernemer een verticale stoommachine van 2 pk in zijn atelier. Bij deze machine hoorde een ketel die onder een druk van 4 atm werkte en 0,920 m3 groot was.[141] Er moet iets misgelopen zijn bij de plaatsing van de ketel, want op 17 oktober ziet Ambroise Bontinck zich verplicht een nieuwe aanvraag in te dienen. Dezelfde ketel werd enkele meters van plaats veranderd. De toestemming tot ingebruikname op deze nieuwe plaats werd onmiddellijk afgeleverd.[142]

 

4.2.5 Bontinck Kamiel

 

Op 22 september 1876 kreeg Kamiel Bontinck de toestemming om een stoominstallatie in gebruik te nemen. Kamiel was een mecanicien-constructeur die een atelier voor metaalwerken en machinebouw uitbaatte te Gent, Visserij nr. 75. De toelating tot ingebruikname betrof een verticale stoommachine van 2 pk met een ketel van 0,930 m3 inhoud die werkte onder een druk van 4 atm. De ketel werd in 1864 door Staelens uit Gent geconstrueerd. De bouwer van de machine werd niet vermeld.[143] Nadat hij de stoomketel had laten verlengen, diende Bontinck een nieuwe aanvraag tot plaatsing in op 13 juli 1883. Op dat moment bevond zijn atelier zich in de Visserij nr. 94. De ketel was voortaan bestand tegen een druk van 5 atm en was 2,082 m3 groot.[144] Op 8 september 1883 kreeg de ondernemer de toestemming tot ingebruikname van de ketel.[145] Het atelier Bontinck werd in het laatste decennium van de negentiende eeuw opgenomen in de Wegwijzer. Het zou volgens De Herdt en Deseyn een belangrijke rol spelen in het eerste kwart van de twintigste eeuw.[146]

 

4.2.6 Bontinck–Braem

 

 Op 12 november 1906 vroeg het bedrijf Bontinck-Braem de toestemming tot de ingebruikname van een mobiele stoommachine. Deze stoommachine diende om palen in de grond te slaan. De machine werd niet door henzelf gebouwd, maar wel door Tangyes Ltd. te Birmingham. De machine was niet bedoeld om voor dit bedrijf te werken. Ze werd aan derden verhuurd bij werken. “Donner a location is de term die werd gebruikt.[147] De firma Bontinck- Braem verhuurde geregeld locomobielen aan werven.[148] Meer informatie over deze onderneming kan uit een briefhoofd worden gehaald. Het briefhoofd werd bijgevoegd in bijlage 5. De ateliers en bureaus waren gevestigd in de Visserij nr. 157 en 159. De winkel bevond zich in de Rue des Pêcheurs en de Rue du Turbot. Het bedrijf hield hoofdzakelijk bezig met de koop en verkoop van nieuwe en tweedehandse constructiematerialen. Er was een “location de matériaux d’entrepreneurs”. Er konden mobiele stoommachines, betonmolens en pompen bekomen worden.[149] Er kan enige twijfel over bestaan of dit een bedrijf betreft dat met zekerheid tot het onderwerp van deze studie behoort. Het is immers onduidelijk of er in deze onderneming machines worden geconstrueerd, dan wel enkel verkocht of verhuurd. Voor de volledigheid wordt het atelier toch opgenomen. Verder is het niet duidelijk of de drie bovenstaande Bontinck bedrijven enige relatie tot elkaar hadden. Het is mogelijk dat het ene de opvolger is van de andere, maar het is eveneens mogelijk dat ze helemaal geen onderlinge banden hadden.

 

4.2.7 Bruers-Blauwaert Jos

 

 Op 30 juli 1905 kreeg deze ondernemer een vergunning van de bestendige deputatie tot het plaatsen van een gasmotor en het produceren van elektriciteit. Of er een verband bestaat tussen de hierna vermelde Bruers en Bruers-Blauwaert is niet duidelijk. Het atelier van Bruers-Blauwaert is net zoals dat van Bruers te Sint-Niklaas gevestigd. De werkplaats Bruers-Blauwaert was gekend op het kadastrale plan onder nr. 160a van sectie F. Er was geen tegenkanting tegen het plaatsen van de elektrische verlichting. Het constructieatelier had een eigen gieterij. De gasmotor van 11 pk die werd geplaatst verving een oudere gasmotor die niet nader werd gespecificeerd. De motor moest zowel elektriciteit opwekken als de machines in het atelier aandrijven.[150]

 

4.2.8 Bruers Jan

 

 Deze werkplaats bevond zich in de Truweelstraat te Sint-Niklaas. Op 20 januari 1872 plaatste Jan Bruers een stoommachine met ketel in zijn atelier. Zijn bedrijf was gekend op het kadastrale plan onder de nummers 82a, 83a, 84a, en 85a van sectie E.[151] Op 22 juni 1872 kreeg Bruers toestemming om een stoomtuig in gebruik te nemen. De horizontale machine was 3 pk sterk. Het was een product afkomstig uit het atelier van Bruers zelf. De stoomketel was gemaakt door Joseph Staelens te Gent en was 2 m3 groot. De ketel werkte onder een druk van vier atm.[152] Vanaf 1881 werd de werkplaats Bruers vermeld in de Wegwijzer.[153]

 

4.2.9 Cabany & Co

 

 Dit Gentse constructieatelier was gevestigd in de Rue du Prince nr. 11 en nr. 13. Dit kwam overeen met het perceel 196h van sectie D op het kadastrale plan. Op 14 december 1872 kreeg deze onderneming de toestemming om een mobiele stoommachine van 10 pk te plaatsen. Deze machine zou evenwel als een vaste krachtbron gebruikt worden. Ze diende om supplementaire kracht te produceren naast de twee reeds bestaande stoommachines in het bedrijf. De locomobiel werd door de onderneming zelf geconstrueerd.[154] Op 22 februari van het volgende jaar kreeg Cabany de toestemming om een nieuwe stoomketel te plaatsen. De ketel moest een vorige vervangen. Het was een ketel van 0,711 m3 groot, die werkte onder een druk van 6 atm.[155] Deze onderneming was vanaf 1860 in de Wegwijzer van Gent terug te vinden. De vermeldingen houden echter op rond het midden van de jaren 1870.[156]

 

4.2.10 Carels

 

 In 1838 werd door Charles-Louis Carels te Gent een werkplaats opgericht voor het vervaardigen van mechanische constructies. Aanvankelijk was het bedrijf ingeplant aan de Tichelrei, later langs het Meerhemkanaal om tenslotte in 1863 te verhuizen naar het Dok.[157] Het constructiebedrijf was daar gevestigd in het huisnummer 6.[158] Charles-Louis, of Karel-Lodewijk, overleed in 1873. Zijn beide zonen, Alfons en Gustaaf, namen de directie van het bedrijf over.

 

Afbeelding 1: De elektrische centrale te Bordeaux met machines gebouwd door Carels

(BRON: R. DE HERDT en G. DESEYN, Onder Stoom. Aspecten van de geschiedenis van de stoommachine, Gent, 1983, p. 66.)

 

De gebroeders Carels specialiseerden zich in de bouw van brandstofbesparende stoommachines van het type Sulzer, van locomotieven en van hydraulische machines voor het droogleggen van Polders. Ze vervaardigden tussen 1874 en 1914 niet minder dan 712 stoommachines voor opdrachtgevers in alle landen van West- Europa. Daarnaast vonden zij ook klanten in verder afgelegen gebieden zoals Egypte, Rusland, Argentinië, Brazilië en China. Zij slagen er in 1894 zelfs in een exclusief licentiecontract af te sluiten met Rudolf Diesel voor het uitbaten van de Belgische brevetten voor dieselmotoren. Samen met M.A.N. Augsburg en Krupp waren zij de eerste licentiehouders van Diesel. De ateliers van de gebroeders Carels leverden in 1902 hun eerste industriële dieselmotor af.[159] In 1905 leverden ze de krachtigste dieselmotor ter wereld af. Hij was 500 pk sterk.[160] In 1912 volgt op de dood van Gustaaf de omvorming tot naamloze vennootschap. De expansie van het bedrijf blijkt ook duidelijk uit het aantal werknemers: 196 werknemers in 1872, 228 in 1890 en 650 in 1914.[161]

 

Afbeelding 2: Gieterijen in het atelier van de gebroeders Carels

(BRON: R. DE HERDT en G. DESEYN, Onder Stoom. Aspecten van de geschiedenis van de stoommachine, Gent, 1983, p. 140.)

 

De eerste vermelding met betrekking op mijn onderzoeksperiode die ik in de vergunningsdossiers terugvond dateert van 3 mei 1872. Het bedrijf vroeg op dat moment de toestemming om een stoomketel van 9,408 m3 te plaatsen. De ketel werkte onder een druk van 5 atm.[162] De toestemming tot ingebruikname volgde op 10 mei.[163] In 1874 moet er veel activiteit geweest zijn in de ateliers Carels, tenminste als het aantal vergunningsaanvragen in dat jaar een waardemeter mag heten. Wellicht was dit een gevolg van de verandering in de leiding van het bedrijf. Op 10 januari werd er een ketel van 11,212 m3 geplaatst. Deze ketel moest twee stoomhamers aandrijven. De ketel werkte onder een druk van 5 atm.[164] Op 21 februari werd er een ketel van 11,307 m3 geplaatst. Net als de vorige werkte hij onder een maximale druk van 5 atmosfeer. Het bedrijf had zich intussen uitgebreid tot het huisnummer 8 van het Dok.[165] Drie maanden later werd er een nieuwe stoommachine met een kracht van 70 pk in het atelier geplaatst. Deze machine werd door het bedrijf zelf gebouwd. Het was een machine van het Sulzer-type. De stoom voor deze krachtpatser werd geleverd door een ketel die 20,262 m3 groot was. Ook deze ketel opereerde onder een druk van 5 atm.[166] De toestemming tot ingebruikname voor deze machine volgde op 5 september. De laatste aanvraag van 1874 betrof opnieuw een stoomketel. Een ketel van 21,557 m3 mocht op 16 oktober in gebruik worden genomen.[167]

In maart 1883 deden de gebroeders Carels een aanvraag om tien stoomketels te laten testen. De provinciale overheid kon niet aan deze vraag voldoen omdat de ketels nog niet af bleken te zijn.[168] In 1901 biedt een vergunningsdossier met betrekking tot de ateliers Carels voor het eerst informatie over het aantal werknemers. Het bedrijf stelde 387 mannen en 13 jongens te werk. Er staat in hetzelfde dossier ook te lezen dat het bedrijf gebruik maakte van motoren met een dynamo om elektriciteit op te wekken. Verder werd er vermeld dat een oude stoomketel van 62 m3 vervangen werd. De grootte van de nieuwe ketel werd jammer genoeg niet vermeld.[169] Op 29 november 1906 werd de toestemming verkregen om een beweegbare kraan in gebruik te nemen. Het ging om een kraan aangedreven door stoomkracht met een machine van 9 pk. De machine werd gebouwd door Cockerill te Seraing.[170] In 1909 werd er een nieuwe stoomketel geïnstalleerd. Deze moest dienen om een kraan aan te drijven. De ketel had een grootte van 9 m3. De ketel werd in 1891 door Grafton and Co uit Bedford te Engeland vervaardigd.[171] In 1912 installeerde Carels opnieuw een mobiele kraan die door stoomkracht werd aangedreven. Ze was ook door Grafton and Co gebouwd en had een kracht van 18 pk.[172]

Vanaf 1853 was de onderneming Carels terug te vinden in de Wegwijzer van Gent. Ze bleef prominent aanwezig tot na de eerste wereldoorlog.[173] Toen werd de NV Fabrieken Carels Gebroeders met inbreng van buitenlands kapitaal omgevormd tot de Société d’ Electricité et de Mécanique of S.E.M., deze vennootschap nam in 1934 ook de Oude Werkhuizen Van De Kerckhove over. Na 1961 volgde dan de samensmelting met ACEC.[174]

 

4.2.11 Catternant Jacobus

 

Het Gentse atelier Catternant was gevestigd in de Impasse Colpaert nr. 18. Er werden machines en gereedschappen vervaardigd. Op 28 april 1873 kreeg Catternant toestemming om een horizontale machine zonder condensatie in gebruik te nemen. De machine had een kracht van 1 pk en werd door hemzelf geconstrueerd. Bij de machine hoorde een ketel van 0,279 m3 die onder een druk van 6 atm werkte. De ketel werd vervaardigd door Hubert Fassyn.[175] Deze ketel werd in 1879 vervangen door een ketel van 0,679 m3. De toestemming tot het plaatsen van die ketel werd op 30 augustus van dat jaar gegeven.[176] De ingebruikname werd toegestaan op 6 november van hetzelfde jaar. Deze nieuwe ketel werd vervaardigd door Richard Mecoen uit Gent.[177]

 

4.2.12 De Bleeckere Eugeen

 

 Eugeen De Bleeckere kreeg op 9 maart 1872 de toestemming om een constructieatelier voor machines en mechanieken op te richten. Dit atelier was gevestigd te Dendermonde op perceel nr. 451a van sectie C van het kadastrale plan. [178] De machine die hij in zijn atelier plaatste had een kracht van 4 pk. De bijhorende ketel had een grootte van 1,824 m3 en werkte onder een druk van 5 atm.[179] Bij de ingebruikname van 13 december blijkt de kracht van de machine minder dan eerst werd vermeld. Ze was slechts 1 pk sterk. De Bleeckere had de machine zelf geconstrueerd.[180]

 

4.2.13 De Bruycker François

 

 Op 27 april 1880 kreeg François De Bruycker de toestemming om in zijn constructieatelier voor machines de druk op zijn stoomketel op te voeren tot 6 atmosfeer. Zijn werkplaats was gevestigd in de Rue Longue te Ledeberg. De ketel had een grootte van 1,259 m3 en was in 1868 door Hubert Fassyn gebouwd.[181]

 

4.2.14 De Bruycker J. & J. gebroeders

 

 Op 22 januari 1901 vroegen de gebroeders De Bruycker de toestemming om een stoommachine te mogen plaatsen op perceel nr. 54d (enige sectie) van het kadastrale plan van de gemeente Ledeberg. Deze machinebouwers noemden zichzelf de opvolgers van Emile De Mulder. Hun atelier was gevestigd in de Posthoornstraat nr. 62. In hun constructieatelier hielden zij zich bezig met het gieten van ijzer en koper, de bouw van stoommachines en transmissies. Zij leverden ook alle machines en mechanieken voor spinnerijen en weverijen van katoen of linnen. Daarnaast installeerden zij brouwerijen, stokerijen, rijstpellerijen, zagerijen en olieslagerijen. Zij construeerden pletmachines en locomobielen. Die locomobielen konden er ook gehuurd worden, net zoals dat kon met pompen. De krachtbron waarvoor ze toestemming vroegen was een stoommachine van 40 pk. Deze machine was gebouwd door Van De Kerckhove.[182] Het briefhoofd van dit bedrijf vindt u terug in bijlage 6. Volgens De Herdt en Deseyn was de naam De Bruycker ook nog na de eerste wereldoorlog terug te vinden in de Wegwijzer. Emile De Mulder, de constructeur van wie de gebroeders De Bruycker de opvolgers waren, had het atelier van Leslie & Co overgenomen. Dat atelier was reeds vanaf 1860 in de Wegwijzer terug te vinden onder een adres in de Posthoornstraat.[183] De drie verschillende namen zijn dus de eigenaars van één en dezelfde onderneming en vertegenwoordigen samen meer dan een halve eeuw machinebouw.

 

4.2.15 De Clercq Gustaaf

 

 Deze machineconstructeur plaatste op 14 juli 1871 een machine van 3 pk in zijn atelier. Dit atelier was gelegen te Gent op percelen nr. 622k en 6224 van sectie F van het kadastrale plan. De ketel die bij de machine hoort opereerde onder een druk van 4 atm en heeft een grootte van 1,759 m3.[184] De toestemming tot ingebruikname volgde op 12 september. Het adres van de onderneming was op het moment van de ingebruikname Bijloke nr. 35. De verticale machine van 3 pk werd gebouwd door Eugène Caugaert, de ketel door Hubert Fassyn, beiden uit Gent.[185]

Op 17 augustus 1883 verhuisde De Clercq naar de Boulevard des Hospices nr. 9 (sectie K nr. 960y bis). Op dat moment werd zijn activiteit omschreven als constructie van mechanieken en bruggen.[186] Hij plaatste in deze nieuwe werkplaats een stoommachine van 3,4 pk en een ketel van 4,759 m3 met een druk van 4 atm.[187] De toestemming tot ingebruikname volgde op 13 oktober. De bezigheid van het atelier werd in dit dossier omschreven als metaalwerken.[188] Het is dus slechts in de vroegste vermelding dat dit bedrijf expliciet als machinebouwer wordt aangeduid. Er kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat onder de omschrijvingen “constructions des mécaniques et des ponts” en “travail des métaux” later in de tijd nog steeds een machinebouwer schuilgaat. Voor de volledigheid worden deze vermeldingen toch opgenomen.

De gegevens die bij de plaatsing werden verstrekt, werden weerlegd bij de ingebruikname. De machine die bij de ingebruikname van 1883 werd vermeld had een kracht van 4 pk. Het was een machine met een horizontale cilinder met ontspanning op ½ en zonder condensatie. De ketel had een grootte van 4,760 m3 en werkte onder een druk van 6 atm. De ketel werd in 1880 door Hubert Fassyn gebouwd, de machine door Francois Ghyselinck-Drubbele, beiden uit Gent.[189] De twijfel of Gustaaf De Clercq wel degelijk een machinebouwer was gedurende deze periode, wordt verder gevoed door het feit dat hij geen enkele van de door hem gebruikte machines zelf bouwde.

 

4.2.16 De Meyer Emiel

 

 Deze constructeur mecanicien kreeg op 30 juni 1880 de toestemming om een constructieatelier voor machines en gereedschappen op te richten. Het atelier was gevestigd in de Rue de Bruxelles nr. 39 te Gent.[190] Op dezelfde dag plaatste De Meyer ook een stoominstallatie in zijn atelier.[191] Het betrof een horizontale stoommachine zonder ontspanning of condensatie. Deze machine werd door de uitbater zelf gebouwd. De machine had een kracht van 3 pk. Bij de machine hoorde een ketel met een inhoud van 1,475 m3 en een maximale druk van 5 atm. De ketel werd in 1877 door Richard Mecoen uit Gent gebouwd. De toestemming tot ingebruikname werd door de provincie op 25 augustus 1880 afgeleverd.[192]

 

4.2.17 De Nobele, Nolet en Bracq.

 

 Dit bedrijf is een samensmelting van de ateliers van De Nobele en van Nolet en Bracq. Deze bedrijven waren reeds rond het midden van de negentiende eeuw actief als machineconstructeurs.[193] Het bedrijf van De Nobele vond ik voor de fusie terug in de vergunningsdossiers onder de naam De Nobele en Co. Op 19 mei 1882 werd toestemming verkregen voor het uitbreiden van het constructieatelier voor machines te Gentbrugge. De onderneming was gelegen in de Antwerpen- en de Kleemstraat. Er werd een stoommachine geïnstalleerd met een kracht van 3 pk.[194] In het dossier met betrekking tot de ingebruikname van de stoommachine van 21 juli 1882 werd de kracht van de motor bevestigd. De machine werd gebouwd door Tangye, Hallman en Co te Londen. Het was een horizontale machine met halve ontspanning en zonder condensatie. De ketel van de machine werd door dezelfde constructeur gemaakt en had een inhoud van 0,375 m3. De ketel opereerde onder een druk van vijf atm.[195] Op 4 juli 1883 werd de onderneming verplicht een stenen gebouw op te trekken rond de werkplaats. Dit gebeurde na een klacht van de buurtbewoner Leo Van Oostende.[196]

In het laatste decennium van de negentiende eeuw fusioneerde De Nobele met Nolet & Bracq. Het nieuwe bedrijf was gevestigd in de Keizerpoortstraat.[197] Op 26 november 1904 krijgt de onderneming de toestemming tot het plaatsen van een stoomketel op het jacht van Georges Gheldolf. Het briefhoofd, waarop de aanvraag werd ingediend en dat u terugvindt in bijlage 7, verschaft informatie over wat ze zoal produceerden. Vooreerst waren dat stoommachines: “machines à vapeur à balancier, horizontales, verticales et compound à détente variable par le régulateur breveté.” Daarnaast vervaardigen ze ook hydraulische persen, maalderijen en transmissies. Tenslotte vervaardigen ze ook mobiele stoommachines en stoommachines voor op schepen.[198]

 

4.2.18 De Waegeneire gebroeders

 

 Dit atelier was op het kadastrale plan gekend onder nr. 990a van sectie A van de stad Gent. Dit kwam overeen met de Rue Filles Dieu nr. 24. Op 21 december 1872 kregen de gebroeders de toestemming om een stoommachine te plaatsen ter vervanging van de vorige uit 1867. De machine had een kracht van 3 pk. De ketel die de machine van stoom voorzag was 0,930 m3 groot.[199] De machine mocht op 7 maart 1873 in gebruik worden genomen. Het betrof een horizontale machine zonder ontspanning noch condensatie die door henzelf was geconstrueerd. De ketel was door Hubert Fassyn vervaardigd.[200]

 

4.2.19 De Waegeneire L.

 

 Op 7 december 1896 kreeg L. De Waegeneire de toestemming een atelier voor de bouw van machines, apparaten en mechanieken op te richten aan de Quai des Tuileries te Gent. Wat de relatie van deze persoon met het atelier de gebroeders De Waegeneire was, is niet duidelijk. De werkplaats was geen volledig nieuwe uitbating, het ging om een verhuis van de Roode Lijvekensstraat nr. 26 naar de Tichelrij. Het atelier beschikte over een horizontale stoommachine zonder condensatie van 2 pk. De machine werd door de uitbater zelf gebouwd. De uitbating betrof een atelier voor de constructie van stoommachines en alle apparaten die er verband mee hielden. In de werkplaats werden ijzer en koperen onderdelen aangepast, gedraaid en gesmeed. Er werd geen metaal gegoten.[201]

 

4.2.20 De Wilde Pieter Jan

 

 Op 21 maart 1874 richtte Pieter Jan De Wilde een fabriek voor machinerie op te Gent, op het perceel 888h van sectie G.[202] Bij de oprichting hoorde de plaatsing van een stoommachine. Hij bouwde de 4 pk sterke machine zelf. De ketel van 2,734 m3 die de nodige stoom leverde, werkte onder een druk van vier atm.[203] Bij de toestemming tot ingebruikname van 30 mei in datzelfde jaar was de machine slechts 3 pk sterk en ook de ketel was kleiner geworden tot 2,354 m3. De machine had een verticale cilinder zonder ontspanning, noch condensatie. Bij de toestemming tot ingebruikname werd het adres van de onderneming vermeld: Rue du Bienfaisance nr. 9.[204] In 1877 verhuisde De Wilde zijn bedrijf. Op 3 maart kreeg hij de toestemming tot het oprichten van een constructieatelier voor machines en mechanieken in de Rue aux Laisses nr. 98. Dit perceel was gekend bij het kadaster onder sectie D nr. 230 [n3 en 03]bis.[205] De machine die gebruikt werd had nog steeds een kracht van 3 pk. De stoomketel was opnieuw kleiner geworden tot 1,349 m3.[206] Bizar genoeg was bij de ingebruikname de machine opnieuw iets minder krachtig geworden tot 2 pk. Het was wel nog steeds een verticaal exemplaar zonder ontspanning en condensatie. Hij had deze machine zelf gebouwd in 1873. De ketel kwam van Joseph Staelens uit Gent.[207]

 

4.2.21 De Wispelaere August

 

 August De Wispelaere was bedrijfsleider van een atelier voor de constructie en reparatie van machines en alle soorten mechanieken. Hij kreeg op 13 januari 1913 toestemming om dit bedrijf uit te baten. Het was gelegen aan de Chaussée de Bruges nr. 216 te Gent en stond op het kadastrale plan gekend onder sectie K, nr. 516b. Zijn zoon was de enige werknemer. De aandrijfbron van het atelier was een gasmotor van 5 pk.[208]

 

4.2.22 D’ Hoossche Louis

 

 Deze onderneming was dicht bij het station van Gentbrugge gevestigd. Volgens een briefhoofd zou ze gesticht geweest zijn in 1876.[209] Dit briefhoofd is terug te vinden in bijlage 8. Op 30 november 1895 kreeg Louis D’Hoossche de toestemming om een locomobiel in gebruik te nemen. Deze locomobiel was geconstrueerd in de ateliers van La Flandre, een ander Gents constructiebedrijf. De ketel van de installatie was 0,959 m3 groot en werkte onder een druk van 4,5 atm. De machine kon een kracht van 8 pk opwekken. Het was een horizontaal model zonder condensatie en met ontspanning op ½.[210] In 1898 kreeg D’Hoossche een vergunning voor een stoominstallatie van 10 pk. Deze installatie zou worden ingezet aan de openbare werken aan het strop te Gent. De onderneming hield zich op dat moment bezig met de constructie van stoommachines met variabele ontspanning van het Corliss type en compound stoommachines. Ook locomobielen, breekmachines en centrifugale pompen konden bij D’Hoossche worden gekocht of gehuurd. Verder verzorgde deze constructeur ook installaties voor maalderijen, olieslagerijen, brouwerijen, stokerijen en zagerijen.[211]

 

4.2.23 Joos Jos

 

 Jos Joos richtte op 22 augustus 1885 een atelier op voor de bouw van machines nadat het vorige vernietigd werd bij een brand. Zijn bedrijf was gevestigd te Gent op de Montagne de Paris nr. 2. Dat was perceel nr. 340b van sectie E. Een verticale stoommachine van 4 pk was de krachtbron in de werkplaats. Deze machine was gebouwd door Beniest uit Gent. De machine werkte met ontspanning op één vierde en zonder condensatie.[212]

 

4.2.24 Joos Karel Weduwe

 

 Dit Gentse atelier verhuisde op 29 augustus 1874 van de Rue de la Sauge nr. 80 naar de Chaussée de Bruges nr. 169. De nieuwe werkplaats was op het kadastrale plan terug te vinden onder nr. 502a van sectie K.[213] Er zou een stoommachine van 6 pk geplaatst worden met een ketel van 1,807 m3. Deze ketel kon een druk aan van 4,5 atm.[214] Bij de ingebruikname blijken geen enkel van deze initiële cijfers nog te kloppen. De verticale stoommachine die in het atelier werd gebruikt, was 2 pk sterk. Ze werkte met halve ontspanning en zonder condensatie. De machine was gebouwd door Demeulenaire uit Gent. De stoomketel was 3,744 m3 groot en opereerde onder een druk van 4 atm.[215]

 

4.2.25 Krout Paul

 

 Het atelier Krout was gevestigd in de Rue Terre Neuve nr. 148 te Gent, dat was op perceel nr. 2776 van sectie A op het kadastrale plan. Op 21 juni 1871 kreeg deze constructeur van machines en gereedschappen de toestemming om een stoomketel te plaatsen ter vervanging van een eerder geplaatste ketel.[216] De nieuwe ketel was gebouwd door Hubert Fassyn. De 2,336 m3 grote ketel werkt onder een druk van 4 atm. Op 25 augustus 1871 mocht hij hem in gebruik nemen.[217] Deze onderneming was ook terug te vinden in de Wegwijzer van Gent. De werkplaats gelegen aan het Nieuwland was overgenomen van het bedrijf Hayman.[218]

 

4.2.26 La Flandre

 

 La Flandre was het product van de omvorming tot naamloze vennootschap van het bedrijf Rens & Colson. Rens & Colson hadden reeds voor 1870 de onderneming Scribe overgenomen.[219] La Flandre was gevestigd te Gent in de Rue Fiévé nr. 20. Op 31 augustus 1872 werd er een stoominstallatie geïnstalleerd. De gerant van de onderneming was op dat moment G. Scribe.[220] De toestemming tot ingebruikname volgde op 7 september 1872. De installatie bestond uit een horizontale stoommachine zonder ontspanning noch condensatie en een ketel met 1,316 m3 inhoud. De 6 pk krachtige machine was in het eigen atelier gebouwd. Ook de ketel was een product van het bedrijf. Hij werkte onder een druk van 4 atm.[221] Op 18 december 1875 vroeg men de toestemming om een oude stoommachine van het systeem Woolf uit 1861 te vervangen. De nieuwe machine was van het Inglis type en was 40 pk sterk.[222] Het was een horizontale machine die opnieuw door het bedrijf zelf was geconstrueerd. De NV La Flandre werd bij de toestemming tot ingebruikname van 11 maart 1876 geleid door Le Loutre.[223] Het bedrijf verdween op het einde van de jaren 1870 uit de Wegwijzer van Gent, wat er op kan wijzen dat de activiteiten waren stopgezet.[224]

 

4.2.27 Leslie James

 

Deze ondernemer kreeg op 17 mei 1876 de toestemming om een constructieatelier voor machines en mechanieken op te richten. Het atelier was gevestigd in de Kerkstraat nr. 80 te Gentbrugge, op perceel nr. 2g’ van sectie B. De stoommachine die als krachtbron voor het atelier diende was 6 pk sterk.[225] Naast de machine met een stoomketel van 3,240 m3 beschikte James ook over een installatie om ijzer te smelten. De stoominstallatie mocht op 24 juni in gebruik worden genomen.[226]

 

4.2.28 Leveau & Zoon

 

 Op 18 maart 1882 kreeg dit constructiebedrijf uit Aalst de toestemming om een stoominstallatie te plaatsen. De onderneming was gevestigd op perceel nr. 555 van sectie A. De stoom voor de 1 pk krachtige machine werd geleverd door een ketel van 0,634 m3. Deze ketel werkte onder een druk van 6 atm. De machine was door Leveau zelf gebouwd.[227]

 

4.2.29 Moore Harry & Hebbelynck Jacques

 

 Op 4 december 1911 kregen Moore en Hebbelynck de toestemming om in Gent een constructieatelier op te richten in de Rue aux Haines nr. 68. Het was de bedoeling dat dit atelier verbonden zou worden met de reeds bestaande werkplaats in de Rue des Maçons nr. 2. In het nieuwe atelier plaatsten ze een gasmotor met een kracht van 10 pk. Ze gebruikten verscheidene werktuigmachines in hun productieproces: drie poleerboren, vier boormachines, twee freesmachines en twee slijpmachines. De voornaamste producten die je bij deze onderneming kon bekomen, waren gas- en benzinemotoren en gasgeneratoren. Daarnaast kon je er ook terecht voor textielmachines. Het bedrijf was ook de exclusieve agent voor twee Britse ondernemingen: George Hodson uit Bradford en The Campbell Gas Engine Company uit Halifax. Deze informatie was terug te vinden in het briefhoofd van de onderneming dat u kunt nalezen in bijlage 9.[228]

 

4.2.30 Moussiaux & Fournier

 

 Dit bedrijf was gevestigd in de Rue de l’ Éléphant te Ronse. Het betrof een atelier voor de constructie van machines en mechanieken. Op 22 januari 1875 kregen ze de toestemming een tijdelijke locomobiel in gebruik te nemen. De machine kwam er in afwachting van de plaatsing van de vaste machine die werd vergund op 17 september van het jaar voordien. De kracht van de vaste machine zou 8 pk geweest zijn, die van de tijdelijke mobiel was 6 pk. De vaste machine zal door henzelf worden gebouwd. De locomobiel werd gebouwd te Brussel bij Basselière en Duvieusart. Bij de machine hoort een ketel van 1,350 m3. Deze ketel werd gebouwd door Duez uit Jemappes.[229] In 1875 was deze onderneming ook terug te vinden in de Wegwijzer van Gent. Rond de eeuwwisseling verdwijnt het bedrijf uit dit adresboek.[230]

 

4.2.31 Mulready M.F.M.

 

 Op 30 juni 1903 vroeg Mulready toestemming om een constructieatelier voor machines op te richten te Gent. Het atelier bevond zich op de Quai St.-Georges, nr. 6. Het was gekend op het kadastrale plan nr. 1083e bis van de sectie B. Volgens zijn briefhoofd, terug te vinden in bijlage 10, produceerde Mulready triplecompound stoommachines, zeer snelle stoommachines, regulators voor stoommachines, gas- en petroleummotoren, automatische lossers en graafmachines voor steenkool, weegmachines en stoom-, hydraulische- of elektrische kranen. Daarenboven kon Mulready oude stoommachines aanpassen aan het systeem van variabele expansie. Speciale brevetten van Mulready hadden betrekking op versnellingen, mechanisch sorteren en mechanische roosters.[231]

 

4.2.32 Nollet Karel

 

 Deze constructeur van machines en mechanieken kreeg op 17 september 1881 de toestemming om in zijn atelier een stoomketel te plaatsen. Het atelier bevond zich te Gent, in de Rue de Bruxelles nr. 147. De ketel had een grootte van 5,891 m3 en werkte onder een druk van 5 atm. De ketel verving een exemplaar uit 1852.[232] Op 10 december kreeg Nollet de toestemming om de nieuwe ketel in gebruik te nemen.[233] Dit atelier fuseerde met de De Nobele en Bracq tot het reeds eerder besproken De Nobele, Nolet en Bracq.

 

4.2.33 Société Anonyme des Ateliers Onghena

 

 Dit constructiebedrijf was gevestigd aan de Nijverheidskaai te Gent. Op 11 augustus 1909 vroeg dit bedrijf de toestemming om elektriciteit voort te brengen in haar atelier dat op het kadastrale plan te vinden was onder de nummers 217, 218 en 219 van sectie G. In de werkplaats Onghena werden met behulp van enkele werktuigmachines onder meer gas- en benzinemotoren geproduceerd. De werktuigmachines die in het vergunningsdossier werden vernoemd waren poleerboren, slijpmachines, machines om tandwielen bij te werken, schaafmachines, freesmachines en draaibanken. De krachtbronnen in het atelier waren 2 elektrische motoren van elk 15 pk en een gasmotor van 60 pk. Er werden naast motoren ook maalderijen en transmissies geconstrueerd. [234] Het briefhoofd van de onderneming Onghena is bijgesloten in bijlage 11.

 

4.2.34 Pauwels & Pataer

 

 Het atelier van Pauwels & Pataer was gelegen aan de Quai Porte aux Vaches nr.6 te Gent. Op 11 juli 1878 kreeg dit atelier de toestemming om een horizontale stoommachine met ontspanning zonder condensatie van 6 pk in gebruik te nemen. Deze machine was in het eigen atelier gebouwd. De ketel die bij de machine hoorde had een capaciteit van 2,337 m3 en werkte onder een druk van 6 atm.[235] Amper enkele maanden later, op 7 december 1878, plaatsten Pauwels & Pataer al een nieuwe machine. Zij zou een kracht gehad hebben van 10 pk.[236] Bij de vergunning tot ingebruikneming van 21 april 1879 blijkt echter dat ze slechts een kracht van 6 pk had. Het was een horizontale machine met variabele ontspanning en zonder condensatie. De machine was opnieuw in de eigen werkplaats geconstrueerd.[237] Dit atelier stond al van voor het midden van de negentiende eeuw vermeld in de Wegwijzer van Gent. Pauwels was, voor hij dit atelier oprichtte, vennoot geweest van Van De Kerckhove. Het atelier Pauwels & Pataer bleef een constante in de Wegwijzer tot aan de eeuwwisseling.[238]

 

4.2.35 Société Anonyme du Phoenix

 

 Jacques Joseph Huyttens-Kerremans richtte in 1821 Le Phoenix op.[239] Het bedrijf werd opgericht met Nederlandse staatssteun. Het was het eerste moderne metaalbedrijf in Vlaanderen, het tweede in België na de ateliers van Cockerill.[240] De snelle opgang en bloei van het constructieatelier liep samen met de mechanisering van de belangrijkste Gentse nijverheidstak, de textielindustrie.[241] Na de dood van Huyttens-Herremans kwam het bedrijf in verval tot het werd overgenomen door de Nationale Maatschappij voor Industriële- en Handelsondernemingen. In 1837 richtte deze maatschappij de naamloze vennootschap Société Anonyme du Phoenix op.[242] Het bedrijf specialiseerde zich aanvankelijk in de productie van spinmolens en weefgetouwen.[243]

 

Afbeelding 3: De ateliers van de Société Anonyme du Phoenix te Gent

(BRON: R. DE HERDT en G. DESEYN, Onder Stoom. Aspecten van de geschiedenis van de stoommachine, Gent, 1983, p. 133.)

 

Le Phoenix stelde in 1872 248 arbeiders te werk. In 1880 waren dat er 400, in 1890 237 en in 1897 340.[244] Op 1 februari 1875 vroeg Phoenix NV een vergunning aan voor het plaatsen van een nieuwe stoommachine. De nieuwe machine had een kracht van 70 pk. Het ging om een horizontale machine met condensatie.[245] Ze hadden deze machine zelf gebouwd. De toestemming tot ingebruikname werd op 27 februari afgeleverd.[246] In datzelfde jaar kreeg het bedrijf op 17 april toestemming om de druk van twee van zijn stoomketels op te drijven tot 5 atm. De ene ketel was 16,935 m3 groot, de andere 20,734 m3. Beide ketels werden gebouwd door Pétry-Arianne uit Grivignée.[247] In 1898 kreeg de vennootschap de toestemming om elektrische verlichting te plaatsen in de constructieateliers en de smelterij. Op dat moment telde het bedrijf 360 werknemers, daarvan waren er 10 jongens.[248]

 

Tegen 1898 werden er bij Phoenix niet enkel stoommachines, maar ook gasmotoren gebouwd. Twee briefhoofden van de maatschappij, terug te vinden in bijlage 12 en 13, geven verdere informatie over de geproduceerde machines prijs. Phoenix bouwde hydraulische installatie, pompen en turbines. Verder werden er maaimachines, kaardmachines, glansmachines, machines om draad te versoepelen, hydraulische persen, schroefpersen, vlasbreekmachines, werktuigmachines, liften en transmissies geproduceerd. Ook installeerden ze elektrische verlichting. [249]

 

 

Afbeelding 4: Een compound stoommachine van 400 pk,

gebouwd door de NV Phoenix, ca. 1900

(BRON: R. DE HERDT en G. DESEYN, Onder Stoom. Aspecten van de geschiedenis van de stoommachine, Gent, 1983, p. 73.)

 

Vanaf 1840 was de NV Phoenix terug te vinden in de Wegwijzer van Gent.[250] In 1908 werd de naam van de naamloze vennootschap gewijzigd in Phoenix Nouveau. Na de tweede wereldoorlog werden alle activiteiten stopgezet.[251]

 

Afbeelding 5: Stoommachines gebouwd door de NV Phoenix, vermoedelijk gemonteerd in Roemenië. Uiterst links de Gentse monteur François Deseyn

(BRON: R. DE HERDT en G. DESEYN, Onder Stoom. Aspecten van de geschiedenis van de stoommachine, Gent, 1983, p. 133.)

 

4.2.36 Piron Jan Baptist

 

 Dit constructieatelier voor machines en mechanieken was gevestigd in Lokeren, aan de grote kaai langs de Durme. Het stond gekend bij het kadaster onder nr. 687a van sectie E.[252] De oprichtingsaanvraag dateert van 29 april 1876. Op 15 juni 1876 kreeg Piron toestemming om een horizontale machine met één cilinder in gebruik te nemen. Deze machine werd door de uitbater zelf gebouwd en er hoorde een stoomketel bij van 0,705 m3 groot. Deze ketel werd niet door Piron gemaakt. De machine had een kracht van 2 pk.[253] Het atelier van Piron stond vanaf het einde van de jaren 1870 ook in de Wegwijzer van Gent vermeld. Maar de onderneming was tegen 1890 niet meer terug te vinden, wat er op kan wijzen dat ze was opgehouden te bestaan. [254]

 

4.2.37 Revijn-Picqué Achiel

 

 Op 9 maart 1906 kreeg Achiel Revijn-Picqué de toestemming om een constructieatelier op te richten. Dit atelier was gevestigd in Sint-Amandsberg in de Klinkanterstraat. Op het kadastrale plan bevond de werkplaats zich op perceel nr. 1097 en nr. 1098 van sectie C. Er werden alle soorten werktuigen en toestellen geproduceerd, met uitzondering van stoommachines. Een petroleummotor van 2 pk zorgde voor de nodige mechanische kracht.[255]

 

4.2.38 Standaert Edmond

 

 Deze mecanicien uit Eeklo kreeg op 4 februari 1882 de toestemming om een stoommachine te plaatsen. Zijn bedrijfje, dat gevestigd was in de stationstraat nr. 101, hield zich bezig met ijzerdraaien en de bouw van mechanieken. Op het kadastrale plan bevond de werkplaats zich op perceel nr. 231 van sectie D.[256] De horizontale stoommachine van 3 pk sterk mocht op 7 augustus in gebruik worden genomen. Deze machine werkte zonder ontspanning. De bijhorende ketel van 0,585 m3 werkte onder een druk van 3 atm en werd gebouwd door Piedboeuf uit Jupille. Het plaatijzer voor de ketel was afkomstig uit de Fabrique de Fer d’Ougrée.[257] Deze ondernemer werd in 1888 ook in de Wegwijzer van Gent als machinebouwer vermeld.[258]

 

4.2.39 Sylvia Xavier

 

 Deze mecanicien hield zich bezig met het maken van mechanieken in Geraardsbergen. Zijn atelier was gevestigd in de Rue de la Dendre en was gekend op het kadastrale plan nr. 550 van sectie B. Op 1 oktober 1881 kreeg hij de toestemming om een stoommachine te plaatsen.[259] Het ging om een horizontale stoommachine zonder expansie of ontspanning. De machine had een kracht van 3 pk en was gebouwd door de gebroeders De Waegeneire te Gent. Ook de stoomketel was in Gent vervaardigd. Hubert Fassyn bouwde voor Sylvia een ketel met een grootte van 1,495 m3 die opereerde onder een druk van 5 atm. Op 10 december 1881 mocht Sylvia zijn stoomtuig in gebruik nemen.[260] In 1894 werd Sylvia voor het eerst in de Wegwijzer van Gent opgenomen.[261]

 

4.2.40 Van Acker Gustaaf

 

 Van Acker bouwde stoommachines en –ketels en was reeds vanaf 1860 in de Wegwijzer van Gent terug te vinden. Eerst was de onderneming gevestigd aan het Huidevetterken.[262] In 1883 verhuisde het atelier naar de Noorkaai. Gustaaf Van Acker kreeg op 20 januari de toestemming om zijn atelier voor de constructie van machines en gereedschappen aan de Noordkaai nr. 98 op te richten. Deze onderneming was op het kadastrale plan gekend onder nr. 3711a van sectie F. [263] Bij de oprichting zou ook een stoommachine met een kracht van 25 pk geplaatst worden en een stoomketel met een grootte van 7,053 m3.[264] De ingebruikname van het stoomtuig werd goedgekeurd op 5 juni 1883. De kracht van de machine bedroeg uiteindelijk 32 pk. Ze werd gebouwd door De Nobele en Co. De stoomketel werd vervaardigd in de werkplaats van Hubert Fassyn te Gent. Deze ketel was 8,739 m3 groot en werkte onder een druk van 6 atm.[265]

Op 24 november 1898 kreeg Van Acker de toestemming om elektrische verlichting in zijn atelier verder te gebruiken. Elektrische verlichting was door het KB van 28 mei 1898 ook aan de hinderwetgeving onderhevig. De verlichting in het atelier van Van Acker was reeds vijf jaar in gebruik. De constructiewerkplaats, de smederij en de smelterij werden verlicht. De elektriciteit die hiervoor nodig was, werd opgewekt met behulp van een dynamo. In het briefhoofd van het verzoek, te vinden in bijlage 14, kom je wat meer te weten over de geproduceerde goederen. Gustaaf Van Acker bouwde stoommachines met kleppen en schuiven, transmissies, werktuigmachines, assen en cementpersen.[266]

 

4.2.41 Van De Kerckhove

 

 In 1825 richtte Emmanuel Van De Kerckhove zijn werkhuis langs de Coupure Links in Gent op. Het werd door zijn zoon Prosper in 1860 overgenomen. Het bedrijf stelde tentoon op de wereldtentoonstelling van 1867 in Parijs en verwierf hierdoor wereldfaam. Prosper Van De Kerckhove maakte op deze tentoonstelling ook kennis met de Corliss-machine en zag er onmiddellijk de voordelen van in. Hij sloot met Corliss een contract af, waardoor hij de licentie voor deze uitvinding voor gans Europa verwierf. Het systeem van Corliss kenmerkte zich door zijn spaarzaamheid, veiligheid en duurzaamheid.[267]

 

Afbeelding 6: Reclamekaart van Emmanuel Vandenkerckhove

(BRON: R. DE HERDT en G. DESEYN, Onder Stoom. Aspecten van de geschiedenis van de stoommachine, Gent, 1983, p. 135.)

 

In 1875-1876 bouwde Van De Kerckhove een machine met 2000 pk voor de Gentse vlasspinerij La Lys. Het was op dat moment de krachtigste Corliss-machine ter wereld. De werkhuizen Van De Kerckhove leverden tot 1900 nog 41 stoommachines met meer dan 1000 pk. Ze exporteerden onder meer naar Spanje, Duitsland en Egypte. In Gent leverden ze aan de grootste bedrijven: voor NV La Gantoise bouwden ze een machine van 2000 pk, voor NV Usines Cotonières de Gand-Zele-Tubise één van 5000 pk en voor NV La Lys één van 6200 pk. De grootste machine die ze ooit leverden was er één van 24 950 pk, ze was bestemd voor de Allgemeine Elektrizitäts-Gesellschaft te Berlijn. Door haar succes moest het atelier bijna jaarlijks worden uitgebreid. Rond 1930 nam het bedrijventerrein dan ook nagenoeg het ganse huizenblok tussen de Raes van Gaverestraat, Coupure Links en de Heilig Bloedsteeg in.[268] In 1872 telde het bedrijf 318 werknemers, in 1890 waren er dat 290.[269] De omvorming tot naamloze vennootschap gebeurde in 1891. Het bedrijf heette van toen af Anciens Ateliers Van De Kerckhove. Na 1900 bouwde de NV Van De Kerckhove vooral kleinere compound machines. Zoals eerder al vermeld fuseerde het atelier met S.E.M.[270]

 

Afbeelding 7: Constructiewerkplaats in de werkhuizen Van De Kerckhove te Gent, ca. 1930

(BRON: R. DE HERDT en G. DESEYN, Onder Stoom. Aspecten van de geschiedenis van de stoommachine, Gent, 1983, p. 137.)

 

Binnen het bedrijf werd er voortdurend voor geijverd de afwerking van de stoommachines te vervolmaken. Vooral de perfecte uitboring van de cilinders werd nagestreefd. Andere verbeteringen waren het gebruik van de stoomschuifverdeling bonjour en een systeem van stoomverdeling met zuigerkleppen. Hierdoor werd het stoomverbruik tot een minimum herleid. Daarnaast ontwikkelde Van De Kerckhove een type snelloper waarmee dynamo’s rechtstreeks konden gekoppeld worden aan de as van stoommachines. Dit werd toegepast in elektrische centrales.[271]

 In 1873 werd in de werkhuizen van Van De Kerckhove, gelegen aan de Coupure links nr. 207, op 25 oktober een nieuwe stoomketel geplaatst. De ketel was in het bedrijf zelf geconstrueerd en was 6,671 m3 groot. Hij kon een druk weerstaan van 5 atm. [272] Deze ketel kon op 20 maart 1874 in gebruik worden genomen.[273] Op 4 maart 1874 verving Van De Kerckhove een stoommachine van 45 pk door een krachtiger exemplaar van 65 pk. Deze nieuwe machine was van het Amerikaanse Corliss type.[274] Op 29 augustus van dat jaar kreeg het bedrijf ook toestemming om enkele veranderingen in de werkplaats aan te brengen. De twee oude smeltovens werden aangepast zodat ze één enkele oven vormden. De stoomhamer werd verplaatst en er kwam een nieuwe stoomketel om stoom voor deze installatie op te wekken.[275] Die ketel was 6 m3 groot en werkte onder een druk van 5 atm.[276] Dezelfde dag werd ook de ingebruikname van de 65 pk sterke machine, met horizontale cilinder en variabele ontspanning, goedgekeurd. Uiteraard was deze machine een product van het eigen atelier.[277]

 Van De Kerckhove was de eerste expliciet als stoomwerktuigkundige werd aangeduid in de Wegwijzer van Gent. Dit gebeurde in 1833. Het spreekt voor zich dat het atelier van Van De Kerchove één van de vaste waarden was in de Wegwijzer. In 1891 blijkt uit de vermelding dat het bedrijf een naamloze vennootschap is geworden onder de naam Anciens Ateliers Van Den Kerckhove.[278]

 

4.2.42 Vanderstuyft & Co

 

 Deze onderneming had zich gespecialiseerd in elektrische constructies. Ze bevond zich in Ledeberg op perceel nr. 456i van de enige sectie op het kadastrale plan. Op 14 januari 1911 vroeg de zaakvoerder toestemming om elektriciteit onder zeer hoge spanning voort te brengen. Deze spanning, die meerdere duizenden volts kon bedragen, moest dienen om elektrische bedrading te testen. Naast elektrische motoren, dynamo’s en transformatoren werden er in dit ateliers ook gasgeneratoren, transmissies en gas- en benzinemotoren gebouwd. Deze informatie was terug te vinden in een briefhoofd van de onderneming dat u kan nalezen in bijlage 15.[279]

 

4.2.43 Van Ghelder Ignace

 

 Deze ondernemer kreeg op 11 maart 1871 de toestemming om een stoommachine te plaatsen in zijn atelier voor de constructie van machines en werktuigen. Zijn atelier was gevestigd te Gent, op de Place du Pré d’Amour nr. 11, perceel nr. 4a en 4b bis van sectie B van het kadastrale plan. Bij de plaatsing zou de machine 4 pk sterk geweest zijn.[280] Bij de ingebruikname van 15 mei 1871 was dit 6 pk geworden. De verticale stoommachine was door Van Ghelder zelf geconstrueerd. De bijhorende ketel van 4,820 m3 inhoud, die onder een druk van 6 atm werkte, kwam van Hubert Fassyn.[281] Van Ghelder was reeds rond de helft van de negentiende eeuw terug te vinden in de Wegwijzer van Gent. De onderneming was op dat moment nog gevestigd in de Sleepstraat.[282]

 

4.2.44 Van Hecke Gustaaf

 

 Het werkhuis Van Hecke was gevestigd aan de Boulevard du Petit Dok nr. 7 te Gent. Deze constructeur kreeg op 6 augustus 1881 de toestemming om een stoommachine van 15 pk te plaatsen die de vorige van 4 pk uit 1878 moest vervangen.[283] Hij plaatste uiteindelijk een horizontale machine met variabele ontspanning zonder condensatie van 12,3 pk. Hiervoor kreeg hij op 13 februari 1882 de toestemming tot ingebruikname. De machine was gebouwd door Fronckinet et Cie uit Marchienne.[284] Bij de machine van 15 pk hoorde een ketel van 12,119 m3.[285] Uiteindelijk nam hij er één van 4,837 m3 in gebruik. Deze werkte onder een druk van zeven atm. De ketel was geconstrueerd door De Naeyer te Wittebrouck.[286] In jaren 1890 werd Van Hecke ook in de Wegwijzer van Gent opgenomen.[287]

 

4.2.45 Van Hoecke Pieter

 

 Op 24 maart 1877 plaatste Van Hoecke een stoommachine in zijn atelier in de Sint-Lievensstraat nr. 63 te Gent, perceel nr. 3403 van sectie D op het kadastrale plan.[288] De verticale stoommachine had een ontspanning zonder condensatie en een kracht van 1 pk. Ze was gebouwd te Namen door Moutin. De bijhorende ketel had een inhoud van 1,116 m3 en werkte onder een druk van 4 atm. De toestemming tot ingebruikname werd afgeleverd op 12 mei 1877.[289]

 

4.2.46 Velghe Rudolf

 

 Het atelier van Velghe was gevestigd in de Rue de l’Hopital Militaire nr. 73. Dit was perceel nr. 319 van sectie F op het kadastrale plan. Bij de stichting op 11 maart 1871 kreeg de ondernemer de toestemming een stoommachine van 3 pk in zijn bedrijf te plaatsen. De bijhorende ketel was 1,602 m3 groot en opereerde onder een druk van 5 atm.[290] Bij de toestemming tot ingebruikname van 15 mei 1871 bleek dat er een andere ketel was geplaatst van 2,723 m3 grootte die slechts een druk aankon van 4 atm. De verticale stoommachine, die Velghe zelf had gebouwd, was dezelfde gebleven.[291] Op 8 juni 1878 verving de uitbater deze machine door een krachtiger exemplaar.[292] De nieuwe machine was een horizontaal model met variabele ontspanning en zonder condensatie. Hij had ze zelf gebouwd en ze had een kracht van 10 pk. De machine mocht op 24 juli 1878 in gebruik worden genomen.[293] Twee jaar later, op 22 juli 1880 nam Velghe ook een nieuwe ketel in gebruik. De ketel was 6,159 m3 groot en kon een druk van 6 atm aan. Hij was gebouwd door Hubert Fassyn.[294]

 Het atelier Velghe was eveneens terug te vinden in de Wegwijzer van Gent. In het atelier in de Krijgsgasthuisstraat werden volgens de vermelding zowel stoommachines als stoomketels vervaardigd.[295]

Op 28 mei 1913 was het bedrijf in handen van de weduwe Velghe. Ze was op die datum verplicht de dertigjarige toelating te vernieuwen die verkregen was voor de uitbating van een atelier van mechanische constructie. Bij de aanvraag werd verder vermeld dat een oude stoommachine werd vervangen door een gasmotor van 40 pk. In de werkplaats Velghe werd gebruik gemaakt van verschillende werktuigmachines zoals draaibanken, boormachines, poleerboren, schaafmachines en steekmachines. Het bedrijf had ook zijn eigen ijzersmelterij. In bijlage 16 vindt u het briefhoofd dat aangeeft voor welke machinerie je terecht kon bij de onderneming. Ze verzorgden installaties voor olieslagerijen, maalderijen en vermicellifabrieken. De hoofdbezigheid was de constructie van hydraulische persen. De persen werden gebouwd volgens een Anglo-Amerikaans systeem.[296]

 

4.2.47 Verbruggen Gustaaf

 

 Op 30 augustus 1873 kregen de gebroeders Gustaaf en Jean Verbruggen de toestemming om een stoommachine te plaatsen in hun werkplaats. Het door hen uitgebate constructieatelier was gevestigd in Temse en was gekend op het kadastrale plan onder nr. 280 van sectie D. De stoommachine die zij plaatsen was gebouwd door De Waegeneire uit Gent en had een kracht van 2 pk. De ketel van de machine was 1,500 m3 groot en gebouwd door Fassyn uit Gent. Hij werkte onder een druk van 5 atm.[297] De onderneming Verbruggen werd in de jaren 1870 opgenomen in de Wegwijzer van Gent.[298]

Tegen 1875 had Gustaaf alleen het bedrijf in handen. Op 22 mei van dat jaar kreeg hij de toestemming om in zijn constructieatelier een verticale stoommachine zonder ontspanning, noch condensatie in gebruik te nemen. Deze machine, die hij zelf had geconstrueerd, had een vermogen van 2 pk. De stoomketel van de installatie was 0,754 m3 groot en kon een druk van 4 atmosfeer aan.[299] Een jaar later reeds, op 27 mei 1876, plaatste deze ondernemer een nieuwe stoommachine van 5 pk. De stoomketel van deze machine was 3,313 m3 groot en kon een druk van 4 atm aan.

Op 24 januari 1880 verhuisde de onderneming Verbruggen naar de Stationsstraat in Temse naar het perceel nr. 484 van sectie D. [300] Verbruggen kreeg de toestemming om in dit nieuwe atelier een stoommachine van 7 pk te plaatsen. Bij deze machine zou een ketel horen van 5,5 m3 die een druk van 5 atm aankon.[301] Uit het ingebruikname dossier van 8 mei van dat jaar blijkt dat de machine uiteindelijk 10 pk sterk was. De zelfgebouwde, verticale stoommachine werkte zonder condensatie. De ketel die de stoom leverde werd ook iets kleiner dan eerder aangekondigd. Hij was 5,240 m3 groot en werd door Verbruggen zelf gerepareerd.[302]

 

4.2.48 Verrijken A. & J.

 

 Op 21 maart 1874 kregen de heren Verrijken toestemming tot het oprichten van een bedrijf voor de constructie van machines en mechanieken. Het bedrijf was gelegen te Gent in de Rue du Distillateur nr. 8 en gekend op het kadastrale plan sectie A, nr. 2766i.[303] Als aandrijving voor de werktuigen werd een stoommachine van 2 pk geïnstalleerd. Een ketel van 0,742 m3 die een druk van 5 atm aankon, zou de nodige stoom leveren.[304] Op 1 mei 1874 kregen ze de toestemming om die in gebruik te nemen. De verticale machine was door henzelf gebouwd. De ketel was iets kleiner dan aanvankelijk aangegeven. Hij had een inhoud van 0,696 m3 en een druk van 5 atm. De ketel werd gebouwd door de gebroeders Duez te Gent.[305]

Twee jaar later werd nog een ketel in gebruik genomen, ditmaal iets groter met een inhoud van 2,736 m3. Deze ketel werd vervaardigd door A. & E. Gitaui uit Tirlemont.[306] Op 29 december 1877 vervingen de heren Verrijken hun oude stoommachine door een krachtiger exemplaar van 5 pk.[307] Het laatste teruggevonden dossier betreft de ingebruikname van deze machine. Op 25 juli 1878 kregen zij hiervoor de toestemming. De verticale stoommachine werd door henzelf gebouwd en werkte volgens het systeem van ontspanning zonder condensatie.[308]

Dit constructieatelier was in het laatste decennium van de negentiende eeuw terug te vinden in de Wegwijzer van Gent onder een adres in de Stokerijstraat. Dit betekende echter niet, zoals De Herdt en Deseyn veronderstelden, dat het hier om de stichting van een nieuw constructieatelier ging.[309] Zoals de vergunningsdossiers aanduiden bestond het atelier al veel langer.

 

4.2.49 Welvaert J. weduwe en zoon

 

 Het constructieatelier van de familie Welvaert was gevestigd te Gent, in de Digue des Blanchisseurs nr. 4. Op 20 april 1878 werd er een nieuwe stoomketel geïnstalleerd.[310] De ketel had een inhoud van 3,364 m3 en werkte onder een druk van 5 atm. De ingebruikname werd goedgekeurd op 10 juni.[311] Deze werkplaats werd vanaf 1865 opgenomen in de Wegwijzer van Gent. Tegen het einde van de eeuw verdween de constructiewerkplaats uit de Wegwijzer, ze was overgenomen door de gebroeders Schaumont.[312]

 

4.2.50 Westendorp Karel en zoon

 

 Deze onderneming was gevestigd te Gent, in de Rue de l’Hopital Militaire nr. 91. Het was een atelier voor de constructie van machines en gereedschappen. Op 30 augustus kreeg Westendorp de toestemming tot het plaatsen van een stoommachine van 3 pk met een ketel van een grootte van 1,111 m3. Deze machine diende een oudere, niet nader genoemde machine te vervangen.[313] De ketel werd gebouwd door Fassyn uit Gent en kon een druk aan van 6 atm. De ingebruikname werd goedgekeurd op 30 oktober.[314]

Op 14 augustus 1897 kreeg Westendorp de toestemming om zijn bedrijf te herlokaliseren naar de Rue des Jardiniers nr. 26. Westendorp hield zich nog steeds bezig met de constructie van machines en gereedschap. Deze productie gebeurde aan de hand van stoomwerktuigen. Deze keer werd ook nader beschreven wat Westendorp precies maakte: construction de machines à vapeur et de tous appareils qui se rapportent. Westendorp construeerde dus stoommachines en alle apparaten die met stoommachines verband hielden. De verschillende processen die in het atelier werden gebruikt, waren het draaien, het smeden en het passend maken van stukken vervaardigd uit ijzer en koper. De metalen werden niet in dit atelier gegoten. In het atelier maakte men gebruik van twee dezelfde (“jumelles” = tweeling) verticale stoommachines zonder condensatie die in het bedrijf zelf waren vervaardigd. De stoomketel van 12 m3 werd gebouwd door Mecoin, maar aangepast door Mahy, deze beide ondernemingen waren in Gent gevestigd.[315]

Op 11 november 1908 werd er opnieuw een aanvraag van Karel Westendorp behandeld. Tegen die tijd is ook zijn zoon in het bedrijf betrokken. In het constructieatelier in de Hoveniersstraat 26 (sectie F, nr. 322v2) werd een gasmotor geplaatst. Deze motor moest de oude stoommachine vervangen en had een kracht van 6 pk. De gasmotor werd gemaakt door de Le Phoenix uit Gent. Er werd ook elektrische verlichting in het atelier voorzien. De stroom hiervoor werd opgewekt met behulp van een dynamo. Uit het briefhoofd waarop de vraagstelling aan de bestendige deputatie gebeurde, terug te vinden in bijlage 17, kan worden afgeleid wat Westendorp en zoon allemaal produceerden. In de eerste plaats horizontale en verticale stoommachines, ook voor jachten en sleepboten. Daarnaast ook motoren voor motorboten en materieel voor reukloze ruimingen of ledigingen. Een specialiteit van de onderneming waren volledige transmissies. Ze produceerden verder hydraulische persen en persen om draden in te pakken, machines voor wasserijen, en apparaten voor ververijen en toebereidingen. De klant kon er ook terecht om iets te laten draaien en schaven of voor reparaties en verbouwingen.[316]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[124] R. DE HERDT en G. DESEYN, Onder Stoom. Aspecten van de geschiedenis van de stoommachine, Gent, 1983, p. 30.

[125] Ibidem, pp. 127-131.

[126] Ibidem, p. 150.

[127] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, Handel en Nijverheid, 2/4653/14.

[128] Ibidem, 2/4650/92.

[129] Ibidem, 0/474/82.

[130] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 150.

[131] PAOV, Vierde Bestand A, Vierde Afdeling A, nr. 1474, dossier nr. 8759.

[132] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 0/498/13.

[133] Ibidem, 2/4660/65.

[134] Ibidem, 2/4314/51.

[135] Ibidem, 2/4650/12.

[136] Ibidem, 0/474/10.

[137] Ibidem, 2/5862/38.

[138] Ibidem, 2/5865/52.

[139] PAOV, Vierde Bestand A,…, nr. 1575, dossier nr. 10657.

[140] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 131.

[141] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/4660/66.

[142] Ibidem, 2/4660/8.

[143] Ibidem, 0/474/97.

[144] Ibidem, 2/5862/84.

[145] Ibidem, 2/5864/3.

[146] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p.130.

[147] PAOV, Vierde Bestand A,…, nr. 1479, dossier nr. 12671

[148] Ibidem, nr. 1479, dossier nr. 12842, 12999.

[149] Ibidem, nr. 1479, dossier nr. 12671.

[150] Ibidem, nr. 1701, dossier nr. 11575.

[151] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/4641/106.

[152] Ibidem, 2/4312/54.

[153] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 150.

[154] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/4641/21.

[155] Ibidem, 0/479/59.

[156] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., pp. 128-129.

[157] Ibidem, p. 138.

[158] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/4641/83.

[159] R. DE HERDT en G. DESEYN, loc.cit.

[160] Ibidem, p. 136.

[161] G. VANSCHOENBEEK, op.cit., p. 39.

[162] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/4641/83.

[163] Ibidem, 2/4312/48.

[164] Ibidem, 2/4660/83.

[165] Ibidem. 2/4314/19.

[166] Ibidem, 2/4660/61.

[167] Ibidem, 2/4314/93.

[168] RAB, Vierde Bestand A, Vierde Afdeling A, nr. 1045, dossier nr. 41698.

[169] PAOV, Vierde Bestand A, …, nr. 1465, dossier nr. 6213.

[170] Ibidem, nr. 1479, dossier nr. 12595.

[171] Ibidem, nr. 1571, dossier nr. 75739.

[172] Ibidem, nr. 1774, dossier nr. 86446.

[173] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., pp. 128-131.

[174] Ibidem, p. 140.

[175] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/4313/44.

[176] Ibidem, 2/5130/16.

[177] Ibidem, 2/5136/2.

[178] Ibidem, 2/4640/50.

[179] Ibidem, 2/4641/94.

[180] Ibidem, 2/4312/115.

[181] Ibidem, 2/5137/81.

[182] PAOV, Vierde Bestand A, …, nr. 1466, dossier nr. 7204.

[183] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., pp. 129-131.

[184] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/4434/39.

[185] Ibidem, 2/4311/58.

[186] Ibidem, 0/473/21.

[187] Ibidem, 2/5862/51.

[188] Ibidem, 2/5864/36.

[189] Ibidem.

[190] Ibidem, 2/5127/24.

[191] Ibidem, 2/5131/43.

[192] Ibidem, 2/5137/28.

[193] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 128.

[194] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/5859/52.

[195] Ibidem, 2/5139/34.

[196] RAB, Vierde Bestand A,…, nr. 1044, dossier nr. 460.

[197] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 130.

[198] PAOV, Vierde Afdeling A, …, nr. 1546, dossier nr. 10634.

[199] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/4641/9.

[200] Ibidem, 2/4313/30.

[201] RAB, Vierde Bestand A,…, nr. 1209, dossier nr. 1707.

[202] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 0/498/5.

[203] Ibidem, 2/4660/33.

[204] Ibidem, 2/4314/38.

[205] Ibidem, 2/5124/47.

[206] Ibidem, 2/5128/67.

[207] Ibidem, 2/5134/45.

[208] PAOV, Vierde Bestand A, …, nr. 1470, dossier nr.7655.

[209] Ibidem, nr. 1872, dossier nr. 3168.

[210] RAB, Vierde Bestand A, …, nr. 1378, dossier nr. 793.

[211] PAOV, Vierde Bestand A, …, nr. 1872, dossier nr. 3168.

[212] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 3/1336/30.

[213] Ibidem, 0/496/19.

[214] Ibidem, 2/4660/17.

[215] Ibidem, 2/4653/94.

[216] Ibidem, 2/4434/47.

[217] Ibidem, 2/4311/55.

[218] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 129.

[219] Ibidem.

[220] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/4641/41.

[221] Ibidem, 2/4312/87.

[222] Ibidem, 2/4656/113.

[223] Ibidem, 0/474/41.

[224] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 130.

[225] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/4658/18.

[226] Ibidem, 0/474/74.

[227] Ibidem, 2/5133/63.

[228] PAOV, Vierde Bestand A,…, nr. 1919, dossier nr. 85160.

[229] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/4653/103.

[230] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 150.

[231] PAOV, Vierde Bestand A,…, nr. 1535, dossier nr. 9341.

[232] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/5132/21.

[233] Ibidem, 2/5138/4.

[234] PAOV, Vierde Bestand A,…, nr. 1844, dossier nr. 77092.

[235] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/5135/26.

[236] Ibidem, 2/5129/24.

[237] Ibidem, 2/5136/45.

[238] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 128.

[239] J. LAUREYSSENS, Industriële naamloze vennootschappen in België 1819-1857,

Leuven, 1975, p. 233.

[240] G. VANSCHOENBEEK, Pioniers van de eerste mei: de Gentse Socialistische Metaalbewerkers in de 19e en begin 20e eeuw, in: J. VAN OUTRIVE, W. STEENHAUT, L. SOUBRY, Roodgloeiend. Bijdragen tot de geschiedenis van de Centrale der Metaalbewerkers van België, Gent, 1990, p. 37.

[241] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 132.

[242] R. DE HERDT en G. DESEYN, loc.cit.

[243] J. LAUREYSSENS, loc.cit.

[244] G. VANSCHOENBEEK, op.cit., p. 38.

[245] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/4656/1.

[246] Ibidem, 2/4653/90.

[247] Ibidem, 2/4653/73.

[248] RAB, Vierde Bestand A, …, nr. 1266, dossier nr. 3731.

[249] Ibidem.

[250] R. De HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 127.

[251] Ibidem, p. 132.

[252] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/4658/12.

[253] Ibidem, 2/4312/50.

[254] R. De HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 150.

[255] PAOV, Vierde Bestand A,…, nr. 1698, dossier nr. 12269.

[256] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/5133/77.

[257] Ibidem, 2/5139/27.

[258] R. De HERDT en G. DESEYN, loc.cit.

[259] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/5132/17.

[260] Ibidem, 2/5138/3.

[261] R. De HERDT en G. DESEYN, loc.cit.

[262] Ibidem.

[263] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 0/473/19.

[264] Ibidem, 2/5862/113

[265] Ibidem, 2/5864/62.

[266] RAB, Vierde Bestand A, ..., nr. 1267, dossier nr. 3751.

[267] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 134.

[268] Ibidem.

[269] G. VANSCHOENBEEK, op.cit., p. 39.

[270] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 134.

[271] Ibidem, p. 135.

[272] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 0/479/8.

[273] Ibidem, 2/4314/26.

[274] Ibidem, 2/4660/74.

[275] Ibidem, 0/496/20.

[276] Ibidem, 2/4660/18.

[277] Ibidem, 2/4314/84.

[278] R. De HERDT en G. DESEYN, op.cit., pp. 127-131.

[279] PAOV, Vierde Bestand A,..., nr. 1851, dossier nr. 79992.

[280] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/4434/65.

[281] Ibidem, 2/4311/35.

[282] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 128.

[283] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/5132/32.

[284] Ibidem, 2/5139/70

[285] Ibidem, 2/5132/32.

[286] Ibidem, 2/5139/70.

[287] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 130.

[288] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/5128/59.

[289] Ibidem, 2/5134/47.

[290] Ibidem, 2/4434/68.

[291] Ibidem, 2/4311/34.

[292] Ibidem, 2/5129/52.

[293] Ibidem, 2/5135/19.

[294] Ibidem, 2/5137/46.

[295] R. De HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 129.

[296] PAOV, Achtste Bestand A, Achtste Afdeling A, nr. 73, dossier nr. 89590.

[297] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 0/479/16.

[298] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 150.

[299] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/4653/61.

[300] Ibidem, 2/5127/47.

[301] Ibidem, 2/5131/64.

[302] Ibidem, 2/5137/58.

[303] Ibidem, 0/498/6.

[304] Ibidem, 2/4660/34.

[305] Ibidem, 2/4314/41.

[306] Ibidem, 0/474/3.

[307] Ibidem, 2/5128/7.

[308] Ibidem, 2/5135/18.

[309] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., p. 130.

[310] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/5129/7.

[311] Ibidem, 2/5135/35.

[312] R. DE HERDT en G. DESEYN, op.cit., pp.129-131.

[313] RAB, Provincie Oost-Vlaanderen, ..., 2/5130/18.

[314] Ibidem, 2/5136/5.

[315] RAB, Vierde Bestand A,…, nr. 1099, dossier nr. 1500.

[316] PAOV, Vierde Bestand A, …, nr. 1838, dossier nr. 75068.