Van de klas naar de Kamer. Leerkrachten in de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers (1950-1959). (Brecht Sabbe) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Biografisch repertorium
Alle kamerleden die voldeden aan de definitie van onderwijsgevenden die in deze verhandeling gehanteerd werd en zetelden in de onderzoeksperiode (juni 1950-juni 1959) zijn in het alfabetisch gerangschikt biografisch repertorium opgenomen. Vrouwelijke politici staan -zoals in de Parlementaire Handelingen- vermeld onder hun dubbele familienaam.
De nadruk ligt telkens op de onderwijsactiviteiten en de politieke carrière van de politici maar ook andere markante gegevens werden opgenomen. Onder de biografische presentaties worden de werken waaruit geput werd in verkorte annotatie opgesomd. De volledige referentie vindt men terug in de bibliografie. Af en toe werd er ook gesteund op brieven en e-mails van heemkundige kringen en gemeentelijke diensten. Ook die staan onder de bronnen vermeld.
Gaston Baccus
BSP
° Huppaye 4/3/1903 - + Namen 27/1/1951
Gaston Baccus behaalde het diploma van onderwijzer voor het lager onderwijs en was ook regent, geaggregeerde voor de lagere graad van het middelbaar onderwijs. Vanaf 18 oktober 1926 was hij twintig jaar lang leraar wiskunde, fysica en mechanica aan de Ecole des Arts et Métiers te Brussel. Op 17 februari 1946 deed hij zijn intrede in de Kamer van Volksvertegenwoordigers als socialistisch afgevaardigde voor het arrondissement Nijvel. In zijn biografisch dossier omschreef hij zichzelf ook nog als homme de lettres en als dichter - hij heeft een aantal dichtbundels, liederen en toneelstukken op zijn naam staan. Op 27 januari 1951 overleed hij na een operatie.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 5; PUISSANT, 'Baccus, Gaston', 48; FBBR.
Kamiel Berghmans
CVP
° Balen-Neet 24/7/1905 - + Mol 26/4/1970
Kamiel Berghmans was regent Germaanse talen en technisch leraar. Hij gaf van 2 november 1927 tot maart 1930 les in het Antwerpse O.L.V.-college. De rest van dat schooljaar was hij actief als studiemeester in de rijksmiddelbare school van Turnhout. Vanaf 1 september 1930 onderwees hij aan de vrije intercommunale vakschool van Mol.
Sinds 1946 zetelde hij in Mol in de gemeenteraad en in 1947 werd hij er schepen. Berghmans werd na de verkiezingen van 1949 lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers voor het arrondissement Turnhout, hij bleef er tot de verkiezingen van 1968.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 13; FBBR.
Isabelle Blume-Grégoire
BSP - sinds 1951 onafhankelijk
° Baudour 22/5/1892 - + Brussel 12/3/1975
Isabelle Grégoire was de dochter van een protestants geestelijke. In 1911 studeerde ze af als regentes, in 1913 huwde ze met David Blume, een dominee die later zou uittreden. Isabelle Grégoire gaf les in de protestantse zondagsschool maar voor de Eerste Wereldoorlog deed ze niet veel 'echte' onderwijservaring op. Ook na de oorlog vond ze niet direct werk en ging ze voor maatschappelijk assistente studeren. Daarna zou ze nog werken als lerares geschiedenis aan de Ecole des Marronniers -een Amerikaans-protestantse school in het Brusselse- en werd ze lesgeefster aan de Arbeidershogeschool.
Van 1928 tot 1951 was ze nationaal secretaresse van de Socialistische Vooruitziende Vrouwen - Femmes Prévoyantes Socialistes en zetelde ze in de algemene raad van de BSP. In 1932 zat ze een maand in de gemeenteraad van Ukkel; in 1936 -dertien jaar vóór vrouwen voor het eerst naar de stembus moesten bij parlementsverkiezingen- werd ze de tweede vrouw ooit in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Ze werd verkozen in het arrondissement Brussel. Vrouwenrechten en sociale zaken waren haar geliefde topics. In de periode van de koningskwestie stond ze mee op de barricaden bij het antileopoldistische kamp, daardoor verloor ze haar parlementaire onschendbaarheid. In diezelfde periode verzuurde de verhouding tussen de populaire Blume en haar partij. Na een verzoeningspoging begin 1951 werd ze in april '51 uit de partij gestoten. Ze was 'te communistisch' geworden. Tot de verkiezingen van 1954 bleef ze in het parlement, ze zetelde als onafhankelijke maar volgde wel de BSP-lijn. Vanaf 1951 zetelde ze in de Internationale Wereldraad voor Vrede. De BSP weigerde haar in 1959 weer op te nemen en in 1964 werd ze lid van het centraal comité van de communistische partij. In 1965 zetelde ze voor die partij in de gemeenteraad van Hornu.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement,18; GUBIN en VAN MOLLE, Vrouw en politiek, 350; FLAGOTHIER en FLAGOTHIER, Fonds Isabelle Blume, II-III; GOTOVITCH, 'Blume-Grégoire Isabelle', 142-144; DE WEERDT, 75 jaar SVV, 176-188; DELWIT en GOTOVITCH, La peur, 132-133; FBBR.
Martin Boutet
BSP
° Theux 17/10/1906 - + 3/7/1986
Een ongeval op school -een explosie van een carthouche- waarbij hij een oog verloor, was er de oorzaak van dat Martin Boutet niet het beroep van zijn vader leerde. Hij werd geen ijzerdraaier maar onderwijzer. Hij behaalde zijn onderwijzersdiploma aan de normaalschool van Verviers in 1926 en gaf vanaf september 1926 tot juni 1929 les als plaatsvervanger in een tweetal scholen. Zijn onderwijscarrière hield hij vanaf dan voor bekeken en tot 1946 werd hij gemeentebediende in Trooz.
In Theux had hij vanaf 20 januari 1939 een zitje in de gemeenteraad, in januari 1947 ruilde hij het in voor een schepenzetel. In 1951 werd hij waarnemend burgemeester, een functie die in 1953 echt in zijn handen kwam en die hij bleef uitoefenen tot 2 januari 1977. Hij sloot zijn plaatselijke politieke carrière in januari 1983 af als gemeenteraadslid.
Van 11 april 1954 tot 7 november 1971 zetelde hij voor het kiesarrondissement Verviers in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Allicht vormde zijn visuele handicap, die in 1967 tot volledige blindheid leidde, een belangrijk obstakel bij zijn politieke activiteiten. In de periode 1954-1959 kwam hij in het parlement amper aan het woord.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 24; NEUVILLE, 'Boutet Martin Julien Paul', 191; E-mail van Chantal de Breucker-Secretariaat van de burgemeester van Theux, 27 november 2001; Parlementaire Handelingen, Kamer, Tabel van sprekers en indieners, 1954-1959; FBBR.
Joseph Bracops
BSP
° Brussel 30/5/1900 - + Anderlecht 30/5/1966
In 1919 behaalde Joseph Bracops zijn diploma aan de normaalschool van Brussel. Van 30 december 1920 tot maart 1946 was hij gemeenteonderwijzer in Anderlecht. Van bij de start van zijn onderwijscarrière was hij syndicaal actief in de Centrale du Personnel Enseignant Socialiste, in 1929 kwam hij in het nationaal uitvoerend comité en werd hij afgevaardigde voor de centrale in de Intersyndicale des Services Publics. In de jaren twintig profileerde hij zich als extreem-links, later matigde hij die visie en werd resoluut anticommunistisch. Van 1932 tot 1945 was hij secretaris-generaal van het Secrétariat Professionnel International de l'Enseignement, in 1945 werd hij even voorzitter van de Centrale Générale des Services Publiques (een afdeling van het FGTB). Hij nam ontslag om deel te kunnen nemen aan de parlementsverkiezingen.
Zijn hele carrière was Bracops een resoluut voorstander en hartstochtelijk verdediger van het officieel onderwijs; in 1934 stichtte hij het Centre Permanent de Défense de l'Ecole Publique en hij was lid van de vrijzinnige Ligue de l'Enseignement, hij zetelde er in de algemene raad tot 23 januari 1959. Al in het begin van de jaren dertig zat hij in de algemene raad van de socialistische partij.
Eind 1942 werd Bracops -dan actief bij de clandestiene krant Le Peuple- gearresteerd door de nazi's en zat hij vast in Sint-Gillis, Breendonk en in meerdere buitenlandse nazikampen (onder meer Auschwitz en Büchenwald). Direct na zijn bevrijding door de Amerikanen werd hij in België weer politiek actief. Hij werd gemeenteraadslid in Anderlecht in 1946 en een jaar later burgemeester. Tegelijkertijd startte zijn parlementaire loopbaan die hij twintig jaar later afsloot. Hij werd kamerlid voor Brussel. Zijn parlementaire carrière vormde een weerspiegeling van zijn activiteiten en ervaringen: hij kwam tussen in zaken die van belang waren voor de gemeentepolitiek, voor de vakbond, streed in de politieke arena voor het statuut van de officiële scholen en haar onderwijsgevenden en was absoluut gekant tegen amnestie voor incivieken (in het bijzonder wat betreft incivieken in het onderwijs). Van 1950 tot 1954 was hij dan ook de belangrijkste oppositieleider tegen Harmel en diens pro-katholieke onderwijspolitiek. Vanaf 1954 tot 1958 verdedigde hij Harmels opvolger Collard. In 1958 maakte hij deel uit van de socialistische fractie die onderhandelde voor het Schoolpact. Tijdens zijn parlementaire loopbaan hield hij zich ook bezig met de taalproblematiek (ook in het onderwijs), later werd hij lid van de kamercommissie die de onderhandelingen voor de taalgrens voerde.
Bracops huwde in de jaren veertig met C. Waucquez, lerares en later directeur van de rijksnormaalschool in Berkendaal.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 25; PUISSANT, 'Bracops Joseph', 196-197; CULLUS, 'Ligue de l'enseignement', 620; SIMON en TYSSENS, 'Schoolstrijd en schoolpact', 19-20; JONCKHEERE, Jan Verroken, 219; GAUS, Politiek biografisch lexicon, 651; FBBR.
Hervé Brouhon
BSP
° Etterbeek 18/6/1924 - + Anderlecht 10/4/1993
Hervé Brouhon werd als jong kind wees en werd opgevoed door zijn grootmoeder en later door familie in De Panne. Hij studeerde aan de normaalschool Charles Buls te Brussel en behaalde in 1944 zijn diploma. Gedurende een tweetal jaar gaf hij les in Elsene. Al tijdens zijn onderwijsloopbaan werkte hij mee aan de kranten Le Soir en Le Peuple. Sinds 1945 was hij lid van de BSP en ook bij de socialistische (onderwijs)vakbond werd hij actief. Brouhon hield zich op syndicaal vlak vooral bezig met het statuut en de situatie van jonge leraars. In oktober 1952 werd Brouhon gemeenteraadslid in de hoofdstad, na de parlementsverkiezingen van 1958 werd hij voor Brussel verkozen in de Kamer. Hij zou het mandaat behouden tot de verkiezingen van 1985. In het parlement hield Brouhon zich voornamelijk met sociale zaken bezig. In juli 1965 werd hij een half jaar minister van Sociale Voorzorg in de rooms-rode regering Harmel-Spinoy. Brouhon slaagde er niet in om het probleem rond de ziekteverzekering en het conflict met de geneesheren op te lossen en daardoor viel de regering. Eind de jaren zestig zou Brouhon in het parlement als fractievoorzitter opkomen voor de Brusselse kwestie. In 1979-1980 werd hij als voorzitter van de Brusselse socialistische federatie even ondervoorzitter van de PS. Hervé Brouhon werd in 1983 burgemeester van Brussel en bleef de functie waarnemen tot aan zijn overlijden in 1993.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 28; GAUS, Politiek biografisch lexicon, 88-92; brief van de gemeenteraad van Brussel, 2 januari 2002; FBBR.
Marcel Busieau
BSP
° Wasmes 31/7/1914 - + 3/7/1995
Marcel Busieau werd geboren in een mijnwerkersgezin in de Borinage, zijn vader klom via de vakbond op tot waarnemend burgemeester van Wasmes. Marcel Busieau behaalde zijn onderwijsdiploma in 1934 aan de rijksnormaalschool in Bergen en nam enkele interimopdrachten aan in het gemeentelijk onderwijs van Wasmes. Ondertussen zette hij zijn studies echter verder; hij werd scheikundige en volgde cursussen recht en bibliotheekwezen. Tijdens die studies werd hij lid van socialistische studentengroeperingen. In 1935 werd hij vakbondssecretaris van de sector onderwijs en zette hij zich in voor betere loon- en lesvoorwaarden. In januari 1937 herbegon hij zijn onderwijscarrière, nu in de technische en beroepsschool van de Borinage in Hornu en de industriële school van Wasmes. Met uitzondering van de mobilisatieperiode in 1939 bleef Busieau lesgeven tijdens de oorlog tot hij, als uitgever van een illegaal vakbondsblad, in februari 1944 moest onderduiken. Na de oorlog werkte hij even als journalist bij Le Peuple en in 1946 werd hij administratief inspecteur van het gesubsidieerd technisch onderwijs. In 1953 volgde hij zijn vader op als burgemeester van Wasmes (vanaf de fusie Colfontaine) en hij bleef dertig jaar lang in die zetel. Een jaar later, op 11 april 1954, maakte hij zijn opwachting in de Kamer voor het arrondissement Bergen maar in mei 1956 al ruilde hij zijn zitje in voor een zetel in de Senaat. Hij volgde er zijn overleden streekgenoot Jean Rolland op als socialistisch onderwijsspecialist. In 1954 was hij ondertussen al een jaar lang voorzitter van het Centre Permanent de Défense de l'Ecole Publique geweest. Vanaf 1957 werd Busieau voorzitter van de BSP-commissie Onderwijs en hij werd -als partijtechnicus- expert bij de opmaak van een rapport in de voorbereidende onderhandelingen van het Schoolpact. Na de ondertekening van dat pact werd hij er een enthousiast verdediger van en ging hij in de permanente commissie zetelen die het pact in wetten omzette. Naast het onderwijs hield hij zich in het parlement ook bezig met de steenkoolindustrie die in de Borinage eind de jaren vijftig aan een lange periode van hervormingen en reconversie begon. Van april '61 tot januari '63 werd hij voor een halve legislatuur Minister van PTT in de regering Lefèvre-Spaak. Om gezondheidsredenen bleef hij van 1968 tot 1971 weg uit het parlement. Na de parlementstverkiezingen van 1971 zetelde hij tot 1981 weer in de Senaat.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 32; GAUS, Politiek biografisch lexicon, 92-98; LEWUILLON, 'Busieau Marcel', 253; DE CEULAER, De verlenging, 69; DE KOSTER, 'Rol en houding van de BSP', 570 en 573; FBBR.
Germaine Craeybeckx-Orij
CVP
° Borgloon 11/8/1919 - +Borgloon 19/2/1985
Van 12 september 1939 tot aan haar huwelijk met Leon Craeybeckx in 1945 onderwees Germaine Orij in de lagere school van Waterschei. Haar politieke carrière begon ze een eind na haar loopbaan in het onderwijs. In 1952 werd ze schepen in Borgloon maar in de Kamer zetelde ze al sinds 28 november 1950 voor het Limburgse kiesarrondissement Tongeren-Maaseik. Ze was vooral actief in sociale zaken en in onderwijsmateries. Ze maakte deel uit van een commissie van CVP-parlementairen die regelmatig met het COV vergaderden.
Van 1965 tot '76 zat Orij de kamercommissie Onderwijs voor. Ze bleef in het parlement tot 5 februari 1976, ze was toen 25 jaar lid van de Kamer. Daarmee is ze de op één na langst zetelende vrouw ooit in de Belgische Kamer.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 53; DE CEULAER, De verlenging, 142 en 187; DE CEULAER, 'De vierde graad', 339; GUBIN en VAN MOLLE, Vrouw en politiek, 356; FIERS, Vijftig jaar volksvertegenwoordiging, 74; FBBR.
Théo (Théodore) Dejace
PC
° Luik 7/3/1906 - + Luik 11/2/1989
Théo Dejace was het oudste kind in een arbeidersgezin. Zijn vader was één van de stichters van de vakbond voor huisschilders van Luik. In augustus 1914 werd zijn vader door de Duitsers geëxecuteerd. Dejace volgde zijn onderwijzersopleiding aan de provinciale normaalschool van Jonfosse (Luik). Daar kwam hij voor het eerst in contact met de communistische ideologie. In 1925 studeerde hij af en werd meteen lid van de Centrale du Personnel Enseignant Socialiste (CPES). Het zou echter vier jaar duren vooraleer hij een vaste baan in het onderwijs had. In die tussentijd was hij een tijdje bij de politie, werkte bij een bank en was hij ook een tijdlang als werkloze ingeschreven. In 1929 werd hij gemeenteonderwijzer in Luik, vijf jaar later werd hij secretaris van de CPES van die stad. Binnen CPES maakte hij carrière: in 1937 werd hij regionaal adjunct-secretaris en eind 1938 lokaal voorzitter. Nochtans werd hij al sinds 1934 verdacht van communistische sympathieën binnen de socialistische vakbond. In de jaren dertig was hij ook actief binnen de ITE (Internationale des Travailleurs de l'Enseignement) en volgde hij een marxistisch-leninistische opleiding aan de arbeidersuniversiteit van Parijs. Hij zette zich in voor de oprichting van een volksfront en had contacten met socialisten, progressief liberalen, katholieken en communisten. Zijn voorliefde voor de Waalse taal bracht hem ook bij de Mouvement Wallon.
In de jaren dertig kwam de Luikse afdeling van CPES in communistische handen en was ze onafhankelijk geworden van de socialistische vakbond. Maar in 1940 werd de communistische groep buiten spel gezet en werd CPES-Luik weer socialistisch. Dejace werd actief in een eigen, niet-erkende socialistische onderwijsvakbond. In 1940 werd hij officieel lid van de PCB en tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte hij clandestien voor de partij. Bovendien was hij een van de stichters van het Front Wallon pour la Libération du Pays, een voorloper van het Front de l'Indépendance. Eind 1941 benoemde men hem tot adjunct-nationaal secretaris van de PCB.
Na de oorlog werd hij lid van het nationaal secretariaat van de pas opgerichte FGTB en van het politiek bureau van de PCB, het belangrijkste beslissingsorgaan van de communistische partij. De verkiezingen van 1946 brachten hem voor Luik in de Kamer. Zijn mandaat werd er tot 1965 telkens verlengd. De relaties tussen de communisten en FGTB verzuurden toen de communisten op de oppositiebanken werden gedrongen en in 1948 moest Dejace -tegen zijn zin- afzien van zijn FGTB-mandaat. Zijn partij duidde hem begin 1949 aan als politiek secretaris van hun Luikse afdeling maar tegenvallende ledenaantallen kostten hem eind 1950 ook deze functie. Bovendien verloor hij zijn zitje in het nationaal politiek bureau. In de jaren vijftig werd hij twee keer communistisch fractieleider in de Kamer en verkoos Luik hem als gemeenteraadslid. Als politicus verdedigde hij syndicale eisen en kwam hij tussen in debatten over de mijnsluitingen in het Luikse.
Na de stakingen van 1960-1961 zorgde hij er mee voor dat de PCB aansluiting zocht bij het Mouvement Populaire Wallon. Hij voerde ook het woord voor verzets- en vredesorganisaties. Zijn strijd tegen de herbewapening van Duitsland, tegen de atoombom en tegen het neofascisme was hiervan een logisch gevolg. In de jaren zestig bekleedde hij verschillende mandaten binnen de lokale, nationale en internationale verzetsorganisaties en zette hij zich in om de herinnering aan de acties van het verzet levendig te houden. In 1965 verliet hij de Kamer om nog drie jaar lang als senator te zetelen. In 1968 zegde hij de nationale politiek vaarwel en raakte hij verzeild in een conflict met de nationale partijleiding. De PCB veroordeelde immers de Russische invasie in Tsjechoslovakije en dat strookte niet met Dejaces onvoorwaardelijke bewondering voor de USSR. Dejace nam ontslag uit het centraal comité van de PCB en publiceerde een open brief. Hij bleef enkel nog lokaal politiek actief. In 1976 was hij ook niet langer gemeenteraadslid. Hij bleef wel partijlid, ondanks zijn ideeën die tegenstrijdig waren met de veranderingen die het West-Europese communisme in de loop der jaren onderging. Dejace was nooit een man van de grote theorieën maar profileerde zich in zijn politieke carrière des te meer als een man van de praktijk, al werden zijn opmerkingen door kamerleden van de traditionele partijen vaak meewarig weggelachen.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 79; HEMMERIJCKX, 'Dejace', 98-103; CAMMAER, Circulatietabel, 14; GOTOVITCH, Du rouge, 500-501; FBBR.
Maurice Destenay
Liberale Partij
° Tilleur 18/2/1900 - + Luik 1/9/1973
Maurice Destenay was het derde van vier kinderen van een onderwijzer. Hij huwde in 1930 met de onderwijzeres Laure Lermignaux en ging in Luik wonen. Hij had tot 1919 aan de Luikse normaalschool gestudeerd en ging daarna eerst twee jaar in Duitsland aan de slag. Hij gaf er les aan de kinderen van Belgische officieren. Van 1920 tot 1949 -met een onderbreking tijdens de Tweede Wereldoorlog- stond hij in de stedelijke jongensschool van Luik voor de klas. Zijn politieke loopbaan startte hij via de liberale vakbond -hij werd voorzitter van de Luikse afdeling- en via de liberale jongerenbeweging. In 1929 werd hij vrijmetselaar.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Destenay, luitenant in het Belgische leger, door de Duitsers gearresteerd en verbleef hij vijf jaar lang in kampen in Rolditz en Lubeck. Na de verkiezingen van 1949 werd hij volksvertegenwoordiger; verkozen in het arrondissement Luik. Op 8 april 1949 ging hij dan ook met pensioen als onderwijzer. Hij zou in de Kamer blijven zetelen tot 23 mei 1965, eind april 1961 werd hij tweede ondervoorzitter van de assemblee. In 1965 nam hij afscheid van de nationale politiek. De koning benoemde hem in 1966 tot Minister van Staat.
Binnen de partij stootte Destenay door tot de top. Al in 1938 was hij partijsecretaris, in 1947 was hij Waals ondervoorzitter, van 1954 tot 1958 was hij liberaal partijvoorzitter en in die functie mede-onderhandelaar van het Schoolpact - daarna werd hij lid van de permanente commissie. In de uitgebreide regering Eyskens weigerde hij de portefeuille Openbaar Onderwijs. Na de oprichting van de PVV-PLP nam hij het voorzitterschap van de Luikse federatie voor zijn rekening en werd hij eveneens ondervoorzitter van de liberale internationale. Destenay was in de jaren vijftig lid van de algemene vergadering van de vrijzinnige Ligue de l'Enseignement.
De liberale voorman was ook in de gemeentepolitiek actief. In 1952 werd hij gemeenteraadslid in Luik, in 1953 schepen van openbaar onderwijs en sport. Op 16 september 1963 werd hij tien jaar lang burgemeester van de provinciehoofdstad. Destenay was ook nog directeur van het maandblad Action Libérale, voorzitter van de Opéra de Wallonie, het Luiks orkest, de haven van Luik, …
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 116; BOTS en PAREYN, Beknopte bio-bibliografie van liberale prominenten; CAMMAER, Circulatietabel, 64; 'Overlijden van Destenay', Het Laatste Nieuws, 4; 'Maurice Destenay', Het Laatste Nieuws, 6; 'M. Destenay', La Libre Belgique, 6; 'Bourgmestre de Liège', Le Soir, 1-2; 'Maurice Destenay', Le Soir, 8; STADEUS, Maurice Destenay,1-49 + bijlagen; CULLUS, 'La ligue', 620; FBBR.
Robert Devos
CVP
° Oostrozebeke 18/11/1916 - +3/9/1996
Robert Devos was van 1937 tot 1945 onderwijzer aan het Collège Saint-Joseph van Moeskroen. Hij behaalde in Gent ook het diploma aan het hoger instituut voor pedagogie. Robert Devos startte zijn politieke loopbaan in de gemeenteraad van Moeskroen in 1952 en werd er in 1958 burgemeester. Na de verkiezingen van 1958 kwam hij in de Kamer voor het arrondissement Kortrijk. Vanaf 1965 tot de verkiezingen van 1981 zetelde hij er voor de kiesomschrijving Doornik-Ath-Moeskroen. In de bestudeerde periode hield hij zich in het parlement voornamelijk bezig met plaatselijke problematiek: de taalperikelen en de grensarbeiders. Hij was later nog lid van de kamercommissie die de taalgrens besprak.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 125; E-mail van Jean-Pierre Detremmerie - burgemeester van Moeskroen, 6 november 2001; FIERS, Vijftig jaar volksvertegenwoordiging, 228; JONCKHEERE, Jan Verroken, 219; Parlementaire Handelingen, Kamer, Tabel van sprekers en indieners, 1958-1959; FBBR.
Gabriëlla Fontaine-Van Hoof
CVP
° Waarloos 11/1/1902 - +17/6/1994
Gabriëlla Van Hoof was van juni 1923 tot aan haar huwelijk in 1937 tewerkgesteld als landbouwregentes in het vrij landbouw- en huishoudkundig onderwijs. Ze was actief in de Belgische Boerinnenbond en verzorgde er sinds 1949 een radioprogramma voor. Twee keer maakte ze een onvolledige legislatuur mee in de Kamer, ze bekwam er telkens via opvolging haar zetel voor het arrondissement Brussel. Van Hoof was volksvertegenwoordigster van november 1952 tot de verkiezingen van 1954 en van november 1957 tot de verkiezingen van 1958. Tijdens die korte mandaten kwam ze in het parlement nauwelijks aan het woord.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 147; GUBIN en VAN MOLLE, Vrouw en politiek, 363; Parlementaire Handelingen, Kamer, Tabel van sprekers en indieners, 1952-1954, 1957-1958; FBBR.
Albert Grégoire
BSP
° Châtelineau 6/1/1915 - +29/4/1978
In 1936 studeerde Albert Grégoire af aan de normaalschool van Couvin. In januari 1950 was hij studiemeester in een staatsnormaalschool en in 1958 onderwees hij een tweetal maanden aan een oefenschool voor normaalschoolstudenten. In 1952 kwam hij in de gemeenteraad van Nismes, van 1958 tot 1964 was hij er schepen. Na de verkiezingen van 1958 werd hij tien jaar lang volksvertegenwoordiger voor Dinant-Philippeville, in 1968 coöpteerde men hem in de Senaat. Zijn politieke carrière in de Hoge Vergadering eindigde met de verkiezingen van 1977.
Bronnen: FIERS, Vijftig jaar volksvertegenwoordiging, 233; VAN MOLLE, Belgisch parlement, 162; FBBR.
Mathilde Groesser-Schroyens
BSP
° Mortsel 28/12/1912 - + Antwerpen 27/2/1996
In 1932 studeerde Mathilde Schroyens af aan de stedelijke meisjesnormaalschool van Antwerpen en werd kleuteronderwijzeres. Later zou ze ook nog maatschappelijk assistente worden. Ze werkte als kassierster en van 1932 tot 1940 onderwees ze in de Joodse school. Van 1948 tot 1977 zat ze de socialistische vrouwen voor. Vanaf 1949 zetelde Schroyens in de Kamer voor Antwerpen en was ze er voortdurend de enige Nederlandstalige socialistische vrouw. Haar antileopoldistische maidenspeech bezorgde haar een bom in de brievenbus. Ze nam vooral deel aan debatten over onderwijs en discussies over de (on)gelijkheid tussen man en vrouw. De vrijzinnige verdedigster van het officieel onderwijs zetelde na de ondertekening van het Schoolpact in de interne BSP-schoolcommissie. Bij de verkiezingen van 1971 was ze lijstduwer maar ze werd niet meer herkozen. Vanaf 1952 was ze gemeenteraadslid in Antwerpen, in 1954 werd ze schepen van onderwijs. Na de gemeenteraadsverkiezingen in oktober 1976 kreeg ze tot 1982 de burgemeestersjerp in handen en trad zo in de voetsporen van haar vader.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 163 en 406; GUBIN en VAN MOLLE, Vrouw en politiek, 91, 274, 293, 358; DE WEERDT, 75 jaar SVV, 196-200; FIERS, Vijftig jaar volksvertegenwoordiging, 74-75; DE KOSTER, 'Rol en houding', 578; FBBR.
Hendrik Heyman
CVP
° Sint-Niklaas 22/5/1879 - + Sint-Niklaas 4/4/1958
Net als zijn broer studeerde schoenmakerszoon Hendrik Heyman voor onderwijzer. Op de bisschoppelijke normaalschool kwam hij in aanraking met de katholieke Vlaamse studentenbeweging. Hij werd er flamingant en antisocialist. Zijn onderwijscarrière liep van 1898 tot 1910. Hij onderwees in die periode in het bisschoppelijk college van Dendermonde (1898), in de jongensschool van Zwijndrecht (1899), in de aangenomen lagere jongensschool van Deinze (1900) en vanaf 1902 in het gemeentelijk onderwijs van zijn geboortestad. Van 1903 tot 1904 gaf hij ook les in de zondagsschool en in het avondonderwijs, vanaf 1907 breidde hij zijn leraarschap verder uit en werd hij leraar mechanica aan de vrije breischool en leraar tekenen in de stedelijke academie.
In 1905 stelde pater Georges Rutten hem aan tot propagandist van de christelijke vakbonden in Sint-Niklaas en omgeving. Eind 1910 verliet hij het onderwijs en werd hij voltijds medewerker van het algemeen secretariaat der beroepsverenigingen. In 1912 werd hij ondervoorzitter van het pas gestichte algemeen christelijk vakverbond (ACV), in 1914 werd hij voorzitter in opvolging van G. Eylenbosch. Gedurende de Eerste Wereldoorlog was hij militair actief in een veldhospitaal en vanaf 1917 installeerde hij als ACV-voorzitter in Le Havre een nationaal secretariaat voor de christelijke arbeidersbeweging, hij werkte ook mee in het kabinet van minister van onderwijs Poullet.
Na de wereldoorlog kreeg hij tot aan zijn overlijden een mandaat als volksvertegenwoordiger van het arrondissement Sint-Niklaas. Hij nam ontslag als ACV-voorzitter maar werd nu voorzitter van het overkoepelende ACW en van de democratische groep binnen de katholieke kamerfractie. Van november 1927 tot december 1932 werd Heyman vijf jaar lang minister van Nijverheid, Arbeid en Sociale Voorzorg in de katholiek-liberale regeringen van Jaspar, Renkin en de Broqueville. In 1932 nam hij ontslag als minister om tot 1946 burgemeester van Sint-Niklaas te worden, daarvoor was hij er al gemeenteraadslid en schepen van onderwijs geweest.
Als parlementair zette Heyman zich in het bijzonder in voor de Vlaamse taaleisen, sociale zaken en het onderwijs. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij ook nog internationaal actief in de Raad van Europa. In 1945 benoemde de koning hem tot Minister van Staat en in 1948 werd hij eerste ondervoorzitter van de Kamer. In de jaren vijftig maakte hij deel uit van de groep CVP-parlementairen die regelmatig met het COV vergaderde. Hij overleed op Goede Vrijdag 1958.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 177; Hendrik Heyman [geen paginering]; MELS en WILS, 'Van flamingant tot christen-democraat', 169-186, 227-250; WILS, 'Heyman, Hendrik'; DE CEULAER, De verlenging, 142-143; E-mail van Piet Van Bouchaute - stadsarchivaris Sint-Niklaas, 28 november 2001; FBBR.
Gaston Hoyaux
BSP
° Leval-Trahegnies 7/2/1894 - + La Louvière 28/3/1968
Gaston Hoyaux liep school in de normaalschool van Charleroi en was van 1916 tot 1918 lesgever in het volwassenonderwijs in Baume, in 1918 gaf hij les aan de Ecole du Centre. Hij vervulde ook nog andere onderwijsopdrachten aan de provinciale normaalschool van Morlanwelz, aan het Institut des Arts et Métiers en aan de Ecole Industrielle Moyenne et Supérieure van La Louvière.
In Haine-Saint-Paul kwam hij in 1926 in de gemeenteraad en hij bekleedde vóór de Tweede Wereldoorlog ook een schepenmandaat. Van 1932 tot 1961 was hij kamerlid voor de kiesomschrijving Soignies. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Hoyaux door de nazi's gearresteerd en zat hij vast in Breendonk en in Duitse kampen. Hij kwam terug in april 1945 en werd met enorm enthousiasme in zijn dorp onthaald. In 1953 verkoos men hem tot burgemeester. In de jaren vijftig hield hij zich in de Kamer vooral bezig met de strijd tegen de incivieken.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 183; brief van W. Taminiaux - burgemeester van La Louvière (gebaseerd op LA LOUVIÈRE, Archives de la ville. Commune de La Louvière. Dossier personnel, nr. 922 en 1484), 11 december 2001 met in bijlage Nouvelle gazette, 22 april 1945. 'Gaston Hoyaux, député de l'arrondissement de Soignies, est rentré à Haine-Saint-Paul'; FBBR.
Camille Huysmans
BSP
° Bilzen 26/5/1871 - + Antwerpen 25/2/1968
Camille Huysmans noemde zichzelf al eens een kind van de schoolstrijd. In zijn dorp was hij in 1878 de enige leerling in het gemeentelijk onderwijs en hij werd er geconfronteerd met geweld en scheldpartijen. Het gebeuren tekende zijn politieke carrière en Huysmans liet niet na om er in latere onderwijsdebatten naar te verwijzen. Op zestienjarige leeftijd trok Huysmans naar Luik om er aan de Ecole des Hautes Etudes, een normaalschool verbonden met de Luikse rijksuniversiteit, te studeren. Hij behaalde in 1891 het diploma van geaggregeerde in het hoger secundair onderwijs, een diploma dat door de wet al sinds 1890 niet meer werd erkend. Het was niet duidelijk of Huysmans nu licentiaat was of niet. Na zijn opleiding werd Huysmans in elk geval niet onmiddellijk in het rijksonderwijs benoemd en keerde hij terug naar het Limburgse Bilzen.
Van 1893 tot 1895 gaf Huysmans Nederlands, Engels en Duits aan het vrijzinnige Collège de l'Union te Ieper, in 1896 vervulde hij een maand lang een interimopdracht in het koninklijk atheneum van Elsene. De opdracht werd niet verlengd omdat hij meegewerkt had aan een socialistische persmededeling. Meteen betekende dat het einde van zijn onderwijsloopbaan al onderwees hij ook nog korte tijd aan de Ecole des Petites Etudes, een progressieve privé-school voor middelbaar onderwijs en aan de Université Nouvelle. Camille Huysmans heeft dus een korte onderwijscarrière achter de rug. Hij kon daarop niet meteen aan de slag bij een socialistische blad en daarom werkte hij eerst bij een progressief liberale krant.
In 1900 trok hij voor het arrondissement Tongeren-Maaseik de BWP-lijst maar hij werd niet verkozen. Huysmans ging zich profileren als Vlaams-socialist en dweepte met de ideeën van Karl Kautsky. In 1905 werd hij secretaris van de tweede Internationale. Ook in 1906 was hij kandidaat-volksvertegenwoordiger en vanaf 1908 zetelde hij in de gemeenteraad van Brussel. In 1910 werd hij dan toch in de Kamer verkozen. Hij werd één van de drie hanen (met de katholiek Frans Van Cauwelaert en de liberaal Louis Franck) die het Vlaamse volk wakker zouden kraaien. Als overtuigd verdediger van de Vlaamse zaak liet hij zich in de Eerste Wereldoorlog echter niet meeslepen in het activisme.
Na de oorlog trok Huysmans naar Antwerpen en werd hij ook daar voor de Kamer verkozen. In de gemeentepolitiek was hij met Van Cauwelaert de medeverantwoordelijke voor het mystiek huwelijk dat in de Scheldestad schoolvrede mogelijk maakte. In 1933 werd hij burgemeester van Antwerpen. In het interbellum werd Huysmans voor het eerst minister, hij kreeg van 17 juni 1925 tot 21 november 1927 Kunsten en Wetenschappen (waar ook onderwijs gedeeltelijk onder viel) onder zijn hoede. In 1931 kreeg hij de hoofdredactie van de Volksgazet in handen. Van 1936 tot 1939 was hij Kamervoorzitter, een functie die hij nog eens zou bekleden tijdens de rood-blauwe coalitie van 1954 tot 1958.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtte Huysmans eerst naar Frankrijk, later naar het Verenigd Koninkrijk. Hij stond er aan het hoofd van het Belgisch Parlementair Bureau. Na de oorlog volgden regeringen elkaar in ijltempo op en Huysmans werd van augustus 1946 tot maart 1947 zelf heel even eerste minister. In de volgende regering, het kabinet Spaak (maart 1947 - juni 1949) kreeg hij zijn laatste ministerportefeuille: Openbaar Onderwijs. Ondertussen nam Huysmans meer en meer afstand van de Vlaamse beweging. In 1963 zou hij zich zelfs verzetten tegen de vastlegging van de taalgrens. Huysmans bleef trouw aan zijn ideeën maar een nieuwe generatie radicaler Vlaamse politici was opgestaan. Volgens Huysmans schoot de Vlaamse beweging haar sociale doel nu voorbij.
Zijn hele parlementaire carrière lang is Huysmans met onderwijszaken bezig geweest: vóór de Eerste Wereldoorlog met de strijd tegen de kinderarbeid en de leerplicht; in het interbellum met onder meer de verloning van leerkrachten, kleuterscholen, technisch onderwijs, opleiding van leerkrachten, buitengewoon onderwijs, transmutatieklassen, scholenbouw; na de Tweede Wereldoorlog met de verlenging van de leerplicht, initiatiefrecht van de staat,… (in die periodes was hij dus ook even bevoegd minister). Nadien voerde de Minister van Staat oppositie tegen Harmel, later steunde hij Collard. Over het Schoolpact was hij niet uitermate tevreden.
Hij bleef lid van de Kamer tot 1965. Zijn wens om tot zijn honderdste verjaardag in het parlement te zetelen werd door de Antwerpse partijfederatie verhinderd. In 1965 zette men hem niet meer op de kieslijsten. Huysmans kwam op met een dissidente, eigen lijst maar haalde net niet genoeg stemmen. Drie jaar later overleed hij, zijn begrafenis veroorzaakte een volkstoeloop.
Huysmans was niet fanatiek, hij was een pragmaticus met een speels en spotziek imago. Constanten in zijn politieke carrière waren sociale bewogenheid, felle verdediging van het officieel onderwijs, strijd voor de Nederlandse taal, pro menselijke vrijheid en vrede.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch Parlement, 186-188; HUNIN, 'Huysmans, Camille'; HUNIN, Het enfant terrible, 16-47, 90-106, 128-164, 223-262, 404-421, 443-472; PLAVSIC, Monsieur le premier ministre, 143-152; VAN DAELE, Camille Huysmans, V, 1 e.v.; VAN DER CRUYSSEN, Deel II, 22, 72; DE WEERDT, 'Huysmans', 410-426; DE WEERDT, 'Huysmans', 181-189; FBBR.
Emile Lacroix
BSP
° Gembloux 19/3/1920 - +14/3/1993
Van 25 september 1945 tot juni 1958 was Emile Lacroix onderwijzer aan de middelbare school van Gembloux. Die instelling werd later een koninklijk atheneum. Vermoedelijk onderwees hij dus in een voorbereidende afdeling die gelijkwaardig was met gemeentelijke en vrije lagere scholen maar door de staat werd ingericht en toegevoegd aan een rijksmiddelbare school. Lacroix onderwees ook in het avondonderwijs. Vanaf 1958 zetelde hij in de Kamer voor het arrondissement Namen. In 1965 werd hij burgemeester van Falisolle (na de gemeentefusies van Sambreville). In 1971 werd hij senator voor Namen-Dinant-Philippeville Hij bleef senator en burgemeester tot aan zijn benoeming tot provinciegouverneur van Namen in augustus 1980.
Bronnen: FIERS, Vijftig jaar volksvertegenwoordiging, 236; Les Mayeurs de Sambreville, Emile Lacroix; VAN MOLLE, Belgisch parlement, 207 en 410; FBBR.
Victor Larock
BSP
° Ans 6/10/1904 - + Madrid (Spanje) 24/4/1977
Mijnwerkerszoon Victor Larock studeerde filosofie aan de Luikse rijksuniversiteit en werd in 1926 doctor in de letteren en wijsbegeerte. Daarna studeerde hij in Parijs sociologie. Hij kwam er in contact met linkse intellectuelen. Vanaf 1932 tot 1949 stond hij in het onderwijs in het koninklijk atheneum van Elsene. In diezelfde periode doceerde hij ook geschiedenis aan het Institut des Hautes Études te Gent.
Vanaf het midden van de jaren dertig tot het begin van de Tweede Wereldoorlog was hij redacteur van meerdere linkse tijdschriften; in de oorlog zette hij die activiteiten clandestien voort. In 1941 werd hij even gearresteerd maar dat belette hem niet om daarna zijn geheime persactiviteiten verder te zetten. Eind 1942 verving hij de opgepakte Bracops bij het verboden Le Peuple en kwam hij in het illegaal nationaal partijbureau van de socialistische partij. Bij de partijkrant werd hij in 1944 tien jaar lang politiek directeur. Larock speelde een belangrijke rol op het eerste naoorlogse partijcongres en in 1945 werd hij verkozen tot lid van het nationaal bureau van de nieuwe BSP. Meteen na de oorlog profileerde Victor Larock zich -onder meer via zijn krant- als antileopoldistisch. Hij pleitte ook voor een nieuwe Internationale die er kwam in 1951; Larock zetelde er tot 1954 in het bureau.
Sinds 1949 zetelde hij voor Brussel in de Kamer, hij interesseerde er zich voor buitenlandse politiek. In 1954 nam Van Acker hem op in zijn liberaal-socialistische regering als minister van Buitenlandse Handel. In het binnenland verving hij vaak minister van Buitenlandse Zaken Paul-Henri Spaak die vaak in het buitenland verbleef. Larock kreeg Buitenlandse Zaken zelf in handen toen Spaak in 1957 NAVO-secretaris-generaal werd.
In het kabinet Lefèvre-Spaak (25 april 1961 - 24 mei '65) gaf men Larock de portefeuille Nationale Opvoeding en Cultuur. Hij was de eerste socialist op onderwijs sinds de ondertekening van het Schoolpact; hij kreeg echter een Vlaamse adjunct-minister (de CVP-er Van Elslande) naast zich, voor het eerst voerde men immers op het departement een begin van communautaire splitsing door. In 1962 werd Van Elslande autonoom bevoegd voor Nederlandse cultuur en bleef ook adjunct-minister inzake onderwijs. Op 31 juli 1963 stapte Larock op als minister, hij was het niet eens met de goedgekeurde taalwet van Gilson die het gebruik van de talen in het onderwijs regelde. Van 1965 tot 1968 was Larock nog fractieleider van de BSP, in 1964 werd hij voorzitter van de Internationale. Tot 1968 was hij zestien jaar lang gemeenteraadslid in Elsene. Hij stond niet meer op de kieslijsten voor het parlement in 1971 maar hij bleef tot zijn plotselinge overlijden actief binnen de BSP en bij Le Peuple.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 212; GAUS, Politiek biografisch lexicon, 648-655; FBBR.
Albert Lavens
CVP
° Otegem 15/11/1920 - +5/8/1993
Albert Lavens was de enige zoon van negen kinderen uit een katholiek landbouwersgezin. Toch nam hij het bedrijf niet over. In 1938 ging hij economische wetenschappen studeren aan de universiteit van Leuven. De Tweede Wereldoorlog doorkruiste zijn studies, in 1939 en 1940 verving hij in zijn vroegere middelbare school, het Heilig Hartcollege te Waregem, gemobiliseerde en krijgsgevangen leerkrachten. Na zijn studies bleef hij, als geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs, les geven aan het college van 1942 tot 1944, meer bepaald in het hoger technisch handelsonderwijs.
Na de oorlog werd hij lid van verschillende organisaties binnen de katholieke zuil. Mede onder zijn impuls kwam er in Kortrijk een vormingsinstituut voor bedrijfsleiders van KMO's, hij gaf er zelf les. Vanaf de jaren vijftig zetelde hij in meerdere intercommunales.
Bij de verkiezingen in 1958 werd hij verkozen als volksvertegenwoordiger voor Kortrijk, hij bleef tien jaar als titelvoerend of als opvolgend kamerlid zetelen en was vooral actief rond sociale zaken, middenstands- en landbouwpolitiek. In 1968 werd hij verkozen tot opvolgend kamerlid. De verkiezingen van 1971 brachten hem in de Senaat.
In het kabinet Leburton-Tindemans-De Clerck (26 januari 1973 - 19 januari 1974) bekleedde hij zijn eerste ministerambt, hij kreeg de portefeuille van landbouw en zou die behouden in het kabinet Tindemans I (25 april 1974 - 18 april 1977). Na een onderbreking van net geen twee jaar werd Lavens opnieuw minister van Landbouw en Middenstand in de opeenvolgende regeringen Martens I, II en III (3 april 1979 - 7 oktober 1980). In de regering Martens IV (22 oktober 1980 - 2 april 1981) en Eyskens I (6 april 1981 - 21 september 1981) bleef hij minister maar dan alleen van landbouw. Lavens nam afscheid van de nationale politiek in het voorjaar van 1983.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 213; GAUS, Politiek biografisch lexicon, 655-661; FBBR.
Camiel (Camille) Struyvelt
CVP
° Eine 3/8/1896 - + Sint-Amandsberg 29/12/1961
Camiel Struyvelt was hoofdonderwijzer van 1905 tot februari 1919. In 1932 werd hij een jaar gemeenteraadslid in Sint-Amandsberg. Voor de kiesomschrijving Gent-Eeklo zetelde hij van 1939 tot 1958 in de Kamer. Als men de presentatie van de verslagen in het parlementair jaar 1951-1952 buiten beschouwing laat, kwam Struyvelt in de bestudeerde periode 1950-1959 niet aan het woord en diende hij geen enkel wetsvoorstel of amendement in.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 310; Parlementaire Handelingen, Kamer, Tabel van sprekers en indieners, 1950-1959; FBBR.
Frans (Francis) Tanghe
CVP
° Emelgem 7/8/1916
In 1935 behaalde Francis Tanghe het diploma van onderwijzer aan de normaalschool van Torhout. Daaraan voegde hij later het diploma van het Hoger Pedagogisch Instituut van Gent toe. Tanghe gaf in het begin van het schooljaar 1935-1936 twee maanden les in de aangenomen jongensschool van Wervik. In september 1938 stond hij in zijn geboortedorp, het West-Vlaamse Emelgem, voor het bord. Hij bleef er tot januari 1946 onderwijzen maar tijdens de laatste weken van de Duitse bezetting vluchtte Tanghe nog naar Ierland.
Van 1946 tot 1954 was Tanghe secretaris-generaal van zijn partij. In 1951 lag hij mee aan de basis van de stichting van de CVP-jongeren die hij ook een tijd lang zou patroneren. In 1958 werd hij burgemeester van Ravels, in de provincie Antwerpen. Na de verkiezingen van 1954 kwam hij in de Kamer voor het arrondissement Turnhout, hij zetelde er tot de verkiezingen van 1981.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 313; DE DONDER, Het levend geweten, 41, 45, 47, 59; FIERS, Vijftig jaar volksvertegenwoordiging, 249; FBBR.
Magdalena Van Daele-Huys
CVP
° Wingene 1/8/1906 - + Brugge 23/6/1988
Van september 1927 tot het einde van het schooljaar 1944-'45 stond Magdalena Huys in het onderwijs in de aangenomen lagere school van de zusters Apostolinen in Tielt. Daarna werd ze drie jaar provinciaal secretaresse voor CVP-West-Vlaanderen. Van 1949 tot 1965 was ze volks-vertegenwoordigster voor Roeselare-Tielt.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 334; GUBIN en VAN MOLLE, Vrouw en politiek,280, 352; FBBR.
Jacques Van Offelen
Liberale Partij
° Isleworth (bij Londen, Verenigd Koninkrijk) 18/10/1916
Jacques Van Offelen was enig kind in een Franstalig burgerijgezin uit Antwerpen. Hij werd echter geboren in het Verenigd Koninkrijk, zijn ouders waren uitgeweken voor de Eerste Wereldoorlog. In 1938 behaalde hij het licentiaatsdiploma in de handels- en financiële wetenschappen aan het Institut Supérieur de Commerce de l'État te Antwerpen. In 1939 werd hij licentiaat in de economische wetenschappen aan de ULB, in 1943 doctoreerde hij aan de universiteit van Luik. Sinds 1941 gaf hij ook les aan het lyceum van Antwerpen.
Al in zijn studententijd was Van Offelen politiek actief bij allerlei liberale verenigingen. In de Tweede Wereldoorlog werkte hij mee aan de uitgave van clandestiene pamfletten. Na de oorlog verhuisde de familie naar Brussel. Van Offelen ging aan de slag als ambtenaar, later werkte hij op de studiedienst van de Union Chimique. Sinds 1946 doceerde hij politieke economie en openbare financiën aan het Institut Universitaire des Territoires d'Outre-Mer te Antwerpen en was hij medewerker van enkele liberale kranten en economische tijdschriften. Ook in Brussel deed Van Offelen aan politiek. Hij werkte voor de liberale politicus R. Godding en werd later één van diens kabinetsmedewerkers op het ministerie van Koloniën. In 1949 benoemde minister van Defensie Albert Devèze hem tot kabinetschef. Na een liberale oppositiekuur van 1950 tot 1954 werd Van Offelen kabinetschef van minister van Economische Zaken Jean Rey. In 1957 stond hij als lijsttrekker op de kieslijsten voor de Kamer in Brussel. In juni 1958 werd hij kamerlid; enkele maanden later al minister van Buitenlandse Handel in de verruimde regering van Gaston Eyskens (6 november 1958 - 27 maart 1961). De regering viel over de Eenheidswet, Van Offelen werd herkozen maar de liberalen werden naar de oppositie verwezen. Voor het eerst kon Van Offelen zich écht op de taak van kamerlid toeleggen. In de regering Vanden Boeynants-De Clercq (19 maart 1966 - 7 februari 1968) kreeg hij de ministerportefeuille Economische Zaken. Na de verkiezingen van 1968 bleef Van Offelen in de Kamer tot 1977. Daarna sloot hij zijn nationale politieke carrière af als senator (1977-1978).
Van 1964 tot 1981 -met een korte onderbreking tijdens zijn ministerschap van 1966 tot 1968- was Van Offelen burgemeester van Ukkel.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 358-359; GAUS, Politiek biografisch lexicon, 1204-1211; FBBR.
Albert Vanden Berghe
CVP
° Smeerebbe-Vloerzegem 17/2/1902 - + Erpe-Mere 22/12/1982
Albert Vanden Berghe studeerde tot 1921 voor onderwijzer aan de katholieke normaalschool van Sint-Niklaas en volgde later nog pedagogische wetenschappen aan het Hoger Instituut voor Opvoedkunde te Gent, in 1929 behaalde hij daar zijn diploma. Maar vanaf september 1921 kwam hij als onderwijzer in dienst in het Sint-Catherinacollege van Geraardsbergen, in 1939 werd hij er hoofdonderwijzer. Hij stond er tot 1946 voor de klas.
In 1934 werd hij provinciaal voorzitter, na de Tweede Wereldoorlog algemeen voorzitter van het COV. Die functie bracht hem in 1946 voor vijftien jaar in de Kamer, hij werd verkozen in het arrondissement Aalst. In de statuten van het COV stond dat hun voorzitter een onderwijzer in actieve dienst moest zijn. In 1946 wou Vanden Berghe dan ook ontslag nemen. Maar de middenraad van het COV oordeelde dat er zich een kans aanbood om rechtstreeks het politieke leven te beïnvloeden en besliste dat de cumul kon. Vanden Berghe bleef tot 1968 voorzitter van de grootste onderwijzersvakbond.
Het statuut en de verloning van de onderwijzer en (de financiering van) het katholiek onderwijs waren zijn stokpaardjes tijdens zijn nationale politieke carrière. Vanzelfsprekend was hij lid van de commissie katholieke parlementairen die in de jaren vijftig regelmatig met het COV vergaderde. Ook internationaal was Vanden Berghe met het onderwijs bezig: als voorzitter (vanaf 1957) van de algemene raad der Wereldunie voor Christelijk Onderwijs en in 1961 als UNESCO-mandataris om een programma uit te werken inzake onderwijs en opvoeding in Afrika.
Vanaf januari 1947 tot begin 1965 was hij burgemeester van Nederboelare, bij Geraardsbergen. Daarna werd hij nog schepen. In zekere zin trad zijn zoon Paul Vanden Berghe (°1933) in zijn voetsporen. Paul Vanden Berghe werd op 7 juli 1980 bisschop van Antwerpen. Vanuit de Belgische bisschoppenconferentie is hij verantwoordelijk voor de Algemene Raad van het Katholiek Onderwijs.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 335; DE CEULAER, De verlenging, 69 en 142; DE CEULAER, 'De vierde graad', 339; brief van M. Van Trimpont - voorzitter geschied- en heemkundige kring Gerardimontium - Geraardsbergen, 3 december 2001; DEPAEPE, Geen trede, 294-295; MINTEN, 'Honderd jaar C.O.V.', 378-379, 381, 391; Kerknet. Portret van de bisschop; FBBR.
Jan (Joannes) Verroken
CVP
° Melden 30/1/1917
Als germanist startte Jan Verroken zijn onderwijscarrière tijdens de Tweede Wereldoorlog. Eén schooljaar (1941-1942) gaf hij les in het Kortrijkse Sint-Amandscollege. Hij gaf er Nederlands en Duits maar ook scheikunde en wiskunde. Wegens zijn 'vrijpostig gedrag' werd hij door de directeur buitengekeken. Het gevaar opgepakt te worden voor verplichte tewerkstelling in Duitsland was reëel maar Verroken verschool zich achter zijn studentenstatuut. In het schooljaar 1943-1944 ging hij aan de slag in het technisch instituut te Ronse. Hij gaf er tot 1946 Nederlands en Engels.
Na de oorlog, bij de oprichting van de CVP, werd Verroken politiek actief. In 1947 controleerde hij voor zijn gewest de beruchte, betwiste en lang niet-gepubliceerde talenstelling. Hij zou er nog lang oppositie tegen voeren. Van 1950 tot 1981 bezette hij onafgebroken één van de weinige kamerzitjes die het arrondissement Oudenaarde toekwamen. Hij hield er zich als inwoner van een taalgrensgemeente vooral bezig met de taalproblematiek. Hij liet ook zijn stem horen in debatten over collaboratie. Tijdens de schoolstrijdperiode behoorde Verroken niet tot de onderwijsspecialisten van zijn partij, al zat hij wel in de kamercommissie Onderwijs. In onderwijsdebatten kwamen zijn taaleisen altijd naar voren. De verdediging van het vrij onderwijs liet hij aan zijn collega's over; het Vlaams onderwijs in Brussel en de federalisering van het onderwijs waren zijn stokpaardjes. Verder was Verroken ook met plaatselijke problematiek bezig. In maart 1969 werd hij voor korte tijd fractieleider van de CVP en was hij mee de oorzaak van de val van het kabinet Vanden Boeynants. In 1979 werd hij Europees parlementslid en in 1983 ook burgemeester van Oudenaarde.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 372; FIERS, Vijftig jaar volksvertegenwoordiging, 78; JONCKHEERE, 'Verroken, Jan'; JONCKHEERE, Jan Verroken, 31, 47, 50, 150-152; FBBR.
Pieter Wirix
CVP
° Vliermaal 28/2/1919 - + Landen 13/2/1969
Pieter Wirix werd in 1938 onderwijzer. Hij kwam meteen in dienst en onderwees tot november 1955. Dan immers werd hij kamerlid, hij zou in de Kamer voor het arrondissement Tongeren-Maaseik blijven zetelen tot aan zijn overlijden. In de bestudeerde periode was Wirix weinig actief in de plenaire vergaderingen. In 1961 werd Wirix voorzitter van het PMS van Tongeren. In die Limburgse provinciestad had hij sinds 1958 ook een schepenmandaat.
Bronnen: VAN MOLLE, Belgisch parlement, 385; Parlementaire Handelingen. Kamer. Tabel van sprekers en indieners, 1955-1959; FBBR.
Leerkrachten-kamerleden 1950-1959
|
fractie |
50 |
50-51 |
51-52 |
52-53 |
53-54 |
54 |
54-55 |
55-56
|
56-57
|
57-58 |
58 |
58-59 |
K. Berghmans |
CVP |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
G. Craeybeckx-Orij |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
R. Devos |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
G. Fontaine-Van Hoof |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
H. Heyman |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
A. Lavens |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
C. Struyvelt |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
F. Tanghe |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
M. Van Daele-Huys |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
A. Vanden Berghe |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
J. Verroken |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
P. Wirix |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
G. Baccus |
BSP |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
I. Blume-Grégoire[656] |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
M. Boutet |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
J. Bracops |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
H. Brouhon |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
M. Busieau |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
A. Grégoire |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
M. Groesser-Schroyens |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
G. Hoyaux |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
C. Huysmans |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
E. Lacroix |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
V. Larock |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
M. Destenay |
LP |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
J. Van Offelen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
T. Dejace |
PCB |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TABEL: Aanwezigheid van onderwijsgevenden in de Belgische Kamer, per fractie geordend.
Legende:
|
= aanwezig in de Kamer |
Leerkrachten-senatoren 1950-1959
Onderwijsgevenden werden opgezocht via de biografische gegevens in:
VAN MOLLE, P. Le parlement belge 1864-1972. Het Belgisch parlement 1894-1972. Antwerpen en Utrecht, 1972.
Informatie over hun senaatscarrière werd geverifieerd via:
LAUREYS, V. en VAN DEN WIJNGAERT, M. (red.) De geschiedenis van de Belgische Senaat, 1831-1995. Tielt, 1999, 380-449.
|
fractie |
50 |
50-51 |
51-52 |
52-53 |
53-54 |
54 |
54-55 |
55-56
|
56-57
|
57-58 |
58 |
58-59 |
A. Bouweraerts |
CVP |
p |
p |
p |
p |
p |
|
|
|
|
|
|
|
E. Donse |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
p |
p |
J. Jespers |
|
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
E. Leysen |
|
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
C. Neefs |
|
p |
p |
p |
p |
p |
p |
p |
p |
p |
p |
p |
p |
L. Briot |
BSP |
p |
p |
p |
p |
p |
p |
p |
p |
p |
p |
|
|
M. Busieau |
|
|
|
|
|
|
|
|
c |
c |
c |
c |
c |
J. Craeybeckx |
|
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
J. Daman |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
p |
p |
R. Dekeyzer |
|
|
|
|
|
|
p |
p |
p |
p |
p |
r |
r |
R. Delor |
|
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
V. Henskens |
|
|
|
|
|
|
p |
p |
p |
p |
p |
|
|
G. Mazareel |
|
p |
p |
p |
p |
p |
|
|
|
|
|
|
|
J. Rolland |
|
c |
c |
c |
c |
c |
c |
c |
c |
|
|
|
|
H. Vandermeulen |
|
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
E. Yernaux[657] |
|
p |
p |
p |
p |
p |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
R. Noël |
PCB |
|
|
|
|
|
r |
r |
r |
r |
r |
r |
r |
TABEL: Aanwezigheid van onderwijsgevenden in de Belgische Senaat, per fractie geordend (1950-1959).
Legende:
c = zetelt als gecoöpteerd senator
p = zetelt als provinciaal senator
r = zetelt als rechtstreeks verkozen senator
zitting partij |
50 |
50-51 |
51-52 |
52-53 |
53-54 |
54 |
54-55 |
55-56 |
56-57 |
57-58 |
58 |
58-59 |
BSP |
7/62 |
7/62 |
7/62 |
7/62 |
7/62 |
8/72 |
8/72 |
9/72 |
8/72 |
8/72 |
7/65 |
7/65 |
CVP[658] |
4/90 |
4/90 |
4/90 |
4/90 |
4/90 |
3/78 |
3/78 |
3/78 |
3/78 |
3/78 |
4/90 |
4/90 |
PC |
0/3 |
0/3 |
0/3 |
0/3 |
0/3 |
1/2 |
1/2 |
1/2 |
1/ 2 |
1/ 2 |
1/ 2 |
1/ 2 |
LP |
0/19 |
0/19 |
0/19 |
0/19 |
0/19 |
0/22 |
0/22 |
0/22 |
0/22 |
0/22 |
0/18 |
0/18 |
TABEL: Zetelverdeling leerkrachten-politici per partij per zitting in de Senaat (1950-1959).
Leerkrachten-kamerleden in de commissie Openbaar Onderwijs
De opvallende resultaten van de steekproef -telkens minstens één derde van de commissiezetels in handen van onderwijsgevenden- werden getoetst aan de samenstellingen van de commissie Openbaar Onderwijs in de andere zittingen en werden hieronder in schema gegoten. Voor elke zitting staat de ledenlijst van de vaste vergaderingen weergegeven in de Parlementaire Stukken[659] en die bleef -zoals gezegd en verwacht- voor een hele legislatuur quasi onveranderlijk. Volgens het reglement werden commissies immers voor een volle legislatuur vastgelegd.
Vanaf 1956 moest elke partij ook in plaatsvervangers voorzien. Voor het zittingsjaar 1955-1956 staan in de Parlementaire Stukken dan ook twee lijsten met de samenstelling van de vaste vergaderingen. Van die verandering werd toen blijkbaar gebruik gemaakt om ook de effectieve leden te wisselen.
Een eerste tabel duidt het aantal zetels van elke fractie in de commissies (van 23 leden) per legislatuur aan. Het cijfer tussen haakjes doelt op het aantal plaatsvervangers.
|
50-54 |
54-56 |
56-58 |
58-61 |
CVP |
12 |
11 |
11 (6) |
12 (6) |
BSP |
9 |
10 |
10 (5) |
9 (5) |
LP |
2 |
2 |
2 (1) |
2 (1) |
PCB |
0 |
0 |
0 (0) |
0 (0) |
andere |
|
0 |
0 (0) |
0 (0) |
TABEL: zetelverdeling in de vaste commissies met 23 leden.
In deze alfabetisch opgestelde tabel vindt men per fractie de leerkrachten die in de commissie Openbaar Onderwijs zetelden. De fracties staan gerangschikt in volgorde van grootte. Eerst komt de CVP, daarna de BSP en de LP. De PCB leverde in de onderzochte periode geen commissieleden.
naam |
50 |
50-51 |
51-52 |
52-53 |
53-54 |
54 |
54-55 |
55-56 voor |
55-56 na |
56-57
|
57-58 |
58 |
58-59 |
K. Berghmans |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
G. Craeybeckx-Orij |
|
|
e |
e |
e |
e |
e |
|
e |
e |
e |
e |
e |
R. Devos |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
p |
p |
H. Heyman |
v |
v |
v |
v |
v |
v |
v |
v |
v |
v |
v |
|
|
M. Van Daele-Huys |
|
|
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
A. Vanden Berghe |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
|
p |
e |
e |
e |
e |
J. Verroken |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
e |
e |
P. Wirix |
|
|
|
|
|
|
|
e |
p |
p |
p |
p |
p |
G. Baccus |
e |
e |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
J. Bracops |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
M. Busieau |
|
|
|
|
|
e |
e |
e |
e |
|
|
|
|
M. Groesser-Schroyens |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
|
e |
e |
e |
e |
e |
G. Hoyaux |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
|
|
C. Huysmans |
e |
e |
e |
e |
e |
|
|
|
|
|
|
v |
e |
E. Lacroix |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
p |
M. Destenay |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
e |
TABEL: onderwijsgevenden als lid van de commissie Openbaar Onderwijs op basis van de Parlementaire Stukken.
Legende:
e = effectief lid p = plaatsvervangend lid (vanaf 1956) v = commissievoorzitter
|
= het kamerlid zetelt in dit parlementair werkjaar niet in de Kamer |
|
wit = het kamerlid zetelt in dit parlementair werkjaar in de Kamer |
|
[656] Isabelle Blume zetelde vanaf april 1951 als onafhankelijke, cf. biografisch repertorium.
[657] Volgens Van Molle (VAN MOLLE, Het Belgisch parlement, 388) was Edmond Yernaux van 1950 tot 1954 rechtstreeks verkozen senator. Dat gegeven is in strijd met LAUREYS en VAN DEN WIJNGAERT, De geschiedenis van de Belgische Senaat, 449 en met de biografische fiche van Edmond Yernaux in het parlement.
[658] René de Dorlodot zetelde als onafhankelijke katholiek, provinciaal senator (LAUREYS en VAN DEN WIJNGAERT, De geschiedenis van de Belgische Senaat, 462-463; VAN MOLLE, Het Belgisch parlement, 72). De niet-onderwijsgevende, Henegouwse baron is niet in deze tabel opgenomen.
[659] Parlementaire Stukken, Kamer, elke zitting, V.