Tussen bevolking en bezetter, tussen collaboratie en verzet. Gemeentebesturen tijdens de Tweede Wereldoorlog: Kortrijk en Rollegem, 1940 - 1944. (Ruben Mayeur)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Algemene Inleiding

 

De studie van de samenstelling en evolutie van gemeentebesturen tijdens de Tweede Wereldoorlog is relatief recent. Het belangrijkste onderzoek dat zich de voorbije jaren op dit vlak heeft afgespeeld, is ongetwijfeld het onderzoek naar de continuïteit en discontinuïteit van het politiek personeel voor en na de bezetting. Aan de Rijksuniversiteit Gent verschenen al talrijke verhandelingen, die de evolutie van burgemeesters en schepenen in een bepaald arrondissement onder de loep namen voor de periode van 1938 tot en met 1946. De onderzoekers beperkten zich niet tot een louter politiek-electorale analyse, maar maakten ook een sociologische doorlichting van het gemeentelijk personeel. Dit grootschalige project leverde al heel wat interessante conclusies op. Daarnaast bestaat er de laatste tijd ook een tendens om fenomenen zoals verzet en collaboratie op lokaal vlak te gaan bestuderen. Een dergelijke micro-analytische benadering laat immers toe om alles ruim in zijn context te plaatsen en zo in zijn volle betekenis te zien.[1]

 

Studies die zich focussen op het functioneren van een gemeentebestuur tijdens de bezetting, zijn zo goed als onbestaande. In West-Vlaanderen kunnen we wel de werken van Kurt Ravyts aanhalen.[2] In zijn studie over Tielt, die hij samen met Peter Struyve tot stand bracht en zijn recent werk over Brugge onder de bezetting, besteedt hij ruim aandacht aan het politiek personeel en aan de werking van het gemeentebestuur. Hij gaat echter verder en wijdt ook hele hoofdstukken aan de collaboratie en het verzet in de vernoemde gemeenten. Zijn benadering staat in schril contrast met die van vele oudere lokale oorlogshistoriografieën, die het bij wijze van spreken enkel hebben over bommen en granaten en waar men al met een levensgrote loep op zoek moet naar de naam van burgemeester en schepenen.

 

Ons opzet is iets nauwer als dat van Ravyts, in die zin dat we ons enkel op het bestuur van de gemeente concentreren en collaboratie en verzet slechts aanhalen in zoverre dit onmiddellijk relevant is voor ons onderwerp. De studie van een gemeentebestuur tijdens de bezetting is om verschillende redenen enorm interessant. Ten eerste laat het toe om bepaalde processen van machtsverwerving concreet te beschrijven. Het reeds vernoemde onderzoek naar (dis)continuïteit, dat aan de Rijksuniversiteit Gent wordt gevoerd, heeft ontegensprekelijk een grote waarde, maar is sterk kwantitatief. Hoe de aanstelling en afzetting van schepenen en burgemeesters tijdens de bezetting in de praktijk verliep, kan er niet uit afgeleid worden. Het bestuderen van het bestuur van een bezette gemeente loont ook de moeite, omwille van de talrijke en belangrijke opdrachten en materies, waarmee de lokale bewindsvoerders in aanraking kwamen. De plaatselijke besturen vormden tijdens de oorlog meer dan ooit tevoren de schakel tussen de hogere Belgische (en Duitse) overheid en de bevolking. Hun verantwoordelijkheid steeg enorm in vergelijking met de situatie in het interbellum.

 

Tot slot kunnen we hier aanhalen dat de tweestrijd tussen collaboratie en verzet zich bij uitstek bij de gemeentelijke bestuurslui liet voelen. Enerzijds was men gedwongen om loyaal samen te werken met de Duitsers, wilde men nog enige bestuurlijke slagkracht over houden en oefende het nationaal-socialisme bovendien op heel wat mensen een sterke aantrekkingskracht uit. Anderzijds werden burgemeesters en schepenen dag in dag uit geconfronteerd met - hoofdzakelijk menselijke - ellende en de oorzaak hiervan: de Duitse bezetter. Het was bijzonder moeilijk laveren tussen de noden van de bevolking en de eisen van de bezetter. Het was ook heel ondankbaar werk, want de publieke opinie had vaak weinig notie van de delicate situatie waarin men verkeerde en versleet iemand al snel voor een profiteur en/of collaborateur.

 

De gemeenten die wij hier zullen behandelen, zijn Kortrijk en Rollegem. We kozen welbewust voor een relatief grote centrumstad en een kleine landbouwgemeente. We zullen proberen na te gaan hoe het bestuur van beide gemeenten functioneerde en wijzigde vlak voor en tijdens de oorlog. Algemeen geldende conclusies zullen we hieruit niet kunnen trekken, maar deze studie laat toch toe om twee concrete, sterk van elkaar verschillende,  gevallen te belichten en geeft zo een degelijk beeld van de werking van een gemeentebestuur in de praktijk.

 

In deel 1 van deze verhandeling wordt de algemene context geschetst. Hoofdstuk 1 behandelt de gebeurtenissen op nationaal vlak. We beschrijven eerst de gespannen situatie die in België vlak voor de oorlog heerste, zowel op binnenlands als op buitenlands vlak. Kort daarna komt het militaire verhaal van de Duitse inval en de (zwakke) Belgische defensie aan bod. We sluiten af met een beschrijving van het militaire bestuur, dat zich na de inval in België vestigde, van de politiek van het minste kwaad, die door de hogere Belgische overheid ten opzichte van de bezetter werd gehuldigd en van de greep naar de macht die door collaboratiebewegingen in gang werd gezet.  In hoofdstuk 2 spitsen we ons toe op de gemeenten en beschrijven we de situatie op juridisch en politiek vlak juist voor en tijdens de bezetting. In deel 2 situeren we de gemeenten Rollegem en Kortrijk op sociaal-economisch en politiek vlak en gaan we al uitgebreid in op de werking van hun besturen tijdens de mobilisatie en in het heetst van de strijd. Deel 3 vormt de kern van onze verhandeling. We bespreken eerst en vooral de schepencolleges van Kortrijk en Rollegem, de inrichting van en veranderingen in hun gemeentelijke administraties en belichten hun verhouding met de lokale bezetter. In hoofdstuk 2 gaan we in op de voedselproblematiek en op een aantal socio-culturele intiatieven. We sluiten af met hoofdstuk 3, waarin de moeilijke kwestie van de ordehandhaving en de passieve luchtbescherming aan bod komen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] BALTHAZAR en DE WEVER, Het onderzoek over de Tweede Wereldoorlog, 37-43.

GUNST, “Burgemeesters en raadsleden”, 399-427.

[2] RAVYTS, K. en STRUYVE, P. Het Tieltse 1940-1945. Bezet. Bedreigd. Bevrijd. Tielt, 1995.

RAVYTS, K. en RONDAS, J. Het Brugse 1940-1945. Deel 1: collaboratie en verzet. Kortrijk, 2000.