Een analyse en evaluatie van de Belgische aanpak inzake kinderhandel. (Marianne Cauwels) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Een korte algemene en juridische geschiedenis van het fenomeen lijkt me niet overbodig. In het hoofdstuk algemene geschiedenis wil ik aantonen dat het fenomeen mensenhandel/kinderhandel niet nieuw is. Men spreekt dikwijls over moderne slavernij alsof het een feit is die haar bestaansgrond kent in wereldstructuur die nu bestaat. Het zijn eeuwen oude fenomenen die slechts gedurende de laatste 150 tot 200 jaar gegroeid zijn tot criminele daden. Het is onze benadering van het fenomeen dat veranderd is.
In het hoofdstuk juridische benadering wil ik enerzijds aantonen dat niet op de eerste plaats het welzijn van de getroffen mens stond en anderzijds dat de conceptie van slachtofferschap invloed had op het politiek ingrijpen. Doch het bestaan van wetten en intenties is niet voldoende, beide moeten er zijn.
Een wet toepasbaar maken op alle mensen wordt snel aanvaard als correct, doch in de praktijk, loopt het dikwijls mis.
Enerzijds haal ik enkel internationale, Europese wetgevingen, verdragen … aan die enigszins invloed hebben op het Belgische beleid. Anderzijds geef ik de nationale wetten aan die een duidelijke politiek wil uitdrukken om iets aan de problematiek te doen. Het zijn wetten die in functie staan ter bescherming van minderjarigen.
Ik ga hier ook niet verder in op de inhoud van ‘minderjarige’ en/of ‘kind’ in aangehaalde wetgevingen. De leeftijd die bepaalt indien men al dan niet minderjarige is schommelt in tijd. Om volledig te zijn zouden eveneens de wetgeving moeten nagekeken worden die bepalen wat minderjarigheid is voor desbetreffende wet.
Hoofdstuk 1: een algemene geschiedenis van mensenhandel
Mensenhandel, waaronder kinderhandel is een andere benaming voor slavernij. Men spreekt dan ook dikwijls van de ‘moderne slavernij’. Wat er zo modern kan aan zijn, heb ik nog niet gevonden. Mensen werden zowel in het verleden als nu nog steeds verhandeld voor dezelfde redenen. Het enige verschil is dat deze handel nu meer en meer gecriminaliseerd wordt en misschien daardoor ook steeds subtieler wordt uitgevoerd. (infra p. 29.) Ik bedoel hier niet mee dat er vroeger geen mensen waren die zich verzetten tegen deze praktijken, maar juridisch konden ze er niets tegen inbrengen.
Men spreekt reeds over slavernij van rond 3500 voor onze jaartelling. Toen waren de oorzaken waardoor men slaaf werd niet zo verschillend als nu: schulden aflossen met arbeid, kinderen verkopen, wat blijkbaar toen op regelmatige basis voorkwam, men kon slaaf worden door ontvoering of overval. Andere oorzaken die nu minder vanzelfsprekend zijn, zijn de mensen die slaaf werden als oorlogsbuit of die als slaaf geboren werden.[67]
Slaven werden toen ook reeds voor verschillende werkzaamheden verkocht, zoals huiselijke taken, zware arbeid en prostitutie.[68]
In de geschiedenis vinden we ook de grootschalige deportatie van negers uit Afrika. Deze gehele aanpak werd niet als onmenselijk beschouwd, hoogstens werd er enige kritiek geleverd op hoe men zijn waren moest behandelen tijdens vervoer en werk, doch dit meer uit economische oogpunt en niet in menselijk moralistische zin.[69] Toentertijd was het economische belang van deze handel ook groot. Men mag niet vergeten dat slavernij één van de grondslagen is van de rijkdom van bepaalde Europese en Amerikaanse steden. [70]
Geleidelijk aan is het verhandelen van mensen gecriminaliseerd. Volgens de Italiaanse speciale maffiaprocureur Vigna zijn er nu meer slaven dan toen de slavernij wettelijk was. Doch de hedendaagse slavernij is nu veel subtieler dan toen. [71]
De evolutie van de conceptie van slavernij is verbonden met de evolutie van de mensenrechten. De term ‘ mensenrechten’ werd voor het eerst gebruikt door de Britse filosoof John Locke. De term werd alom verspreid door de pamfletten geschreven door de Brits Amerikaanse schrijver Thomas Paine, in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring (1776) en in de Franse Verklaring van de Rechten van de mens (1789).[72] Deze eerste mensenrechten gaan voornamelijk over de klassieke burgerrechten en politieke rechten.[73] Een tweede golf van rechten van de mens kwam er met de Russische revolutie, nl. de sociaal economische rechten.[74] Men spreekt reeds van een derde soort mensenrechten, de solidariteitsrechten, waaronder men verstaat het recht op vrede, een gezond leefmilieu, een eigen cultuuruiting….[75]
Aangezien mensenhandel intrinsiek een schending is van mensenrechten wil ik even de filosofische geschiedenis geven van de mensenrechten. De oorsprong van het idee van deze rechten is de menselijke waardigheid, iedere cultuur beantwoordt daaraan. De meeste veralgemenen dit standpunt echter niet. De filosofische grondslag is reeds lang gebaseerd op het natuurrecht, dwz dat deze rechten eigen zijn aan het mens zijn. In de 20ste eeuw groeien er verschillende gedachten die het natuurrecht niet langer als uitgangspunt namen. Wat de universaliteit van de mensenrechten betreft is er nog steeds discussie, de vraag of bepaalde waarden voor elke samenleving geldt, is nog steeds actueel.[76] Uitingen van waarden kunnen begrepen worden als cultuuruitingen. Er zouden ongeveer 3,500 verschillende soorten volkeren bestaan die zich onderling van elkaar kunnen onderscheiden.[77]
Het bestaan van mensenhandel kan men niet loskoppelen van de migratiestromen, van het concept onderdaan en illegaliteit.
Internationaal worden illegalen gedefinieerd als personen zonder verblijfsvergunning, deze mensen kunnen illegaal zijn omdat ze op illegale manier het land binnen gekomen zijn, ze kunnen illegaal zijn door het verlopen van hun verblijfsvergunning of door een uitgeprocedeerde asielaanvraag.[78]
De handeling ‘mensenhandel’ is nog maar sinds kort gecriminaliseerd. In België is dit gebeurd met de wet van 1995[79], die ruim kan geïnterpreteerd worden en waarin geen onderscheid gemaakt wordt tussen mensensmokkel en – handel.[80] Het criminaliseren van gedragingen is verbonden met socio- culturele, economische politieke leefwereld. De grote impuls die leidde tot het instellen van parlementaire commissie leidde, was het journalistiek onderzoek van 1992 naar de handel in vrouwen in België uitgevoerd door Chris De Stoop en in boekvorm uitgegeven met als titel ‘ Ze zijn zo lief meneer’.[81] Deze commissie stelde op zijn beurt een onderzoek instelde naar een structureel beleid, met het oog op de bestraffing en de uitroeiing van de mensenhandel en welke tot de wet van 1995 leidde.
Het concretiseren van de rechten van de mens en de criminalisering van het fenomeen zijn verbonden met elkaar.
Zoals de Italiaanse maffiaprocureur Vigna vermeldde zijn er nu meer slaven dan toen de slavernij wettelijk was, de handel gebeurt nu wel subtieler. [82] Medeoorzaak kan de mondialisering zijn die zich kenmerkt door een toenemende mobiliteit van goederen, kapitaal, informatie maar ook van personen. Deze mondialisering kon maar tot stand komen door een sterkte ontwikkeling van de communicatie mogelijkheden. Enerzijds is men sneller op de hoogte van het misbruiken van mensen, maar anderzijds werkt de snelle communicatie en verplaatsbaarheid in het voordeel van de handelaars.[83] De mondialisering vervaagt vele grenzen in handelen en denken en dit zowel in positieve zin als in negatieve zin. Het vervagen van de soevereiniteit van staten, door de internationalisering, leidt tot verschillende soorten migratie[84].
De veranderende arbeidsmarkten en kloof tussen rijk en arm, de uitzichtloze toekomst, gepaard gaande met de onstabiele regeringen in de nieuwe onafhankelijke landen en de oude totalitaire regimes, die geen toekomst bieden aan hun onderdanen, maakt de verplaatsingsstroom van mensen begrijpelijker.
Nieuwe vormen van criminaliteit ontstaan, al zijn ze niet nieuw qua concept dan toch wel qua aanpak. Er is namelijk een bepaalde techniek, een bepaalde wetenschap nodig om ze uit te voeren: vb. handel in donororganen, cybercrime.
Verschillende soorten vormen van handel groeien en bloeien: kunst, wapens, drugs, afval, mensen en menselijke organen.[85]
Voor velen wordt mondialisering gelijk geschakeld met het economische liberalisme. Men kan niet ontkennen dat aan de basis van mensenhandel een vrij economische grondslag ligt nl. winst. Doch het filosofisch liberalisme dat de basis vormt van het economisch liberalisme spreekt enkel over de vrijheid van denken en handelen voor ieder mens. Het economische liberalisme wordt te snel gelijk gesteld aan kapitalisme, egocentrisme en etnicisme. [86] Ieder systeem door de mens gemaakt moet door een zo objectief mogelijk controle orgaan kunnen geëvalueerd worden. Niet enkel om de misbruiken tegen te gaan maar ook om de ontsporingen, door de subjectieve benadering van de mensen, in het systeem te corrigeren. Men kan stellen dat een fenomeen, onttrokken aan een controle van de samenleving, snel zijn eigen prioriteiten volgt, onderworpen aan een eigen logica. Het is juist de controle op deze logica en de aanpassing aan de maatschappij, die het doel moet zijn van iedere staat.[87]
De mondialisering, liberalisering en de erkenning van het bestaan van mensenrechten in onze leefwereld zijn voor het moment moeilijk te combineren met onze uitgebouwde verzorgingsstaat. In dit opzicht kunnen we mensen die aanwezig zijn op ons grondgebied geen rechten ontzeggen zoals vermeld in het EVRM en het IVRK. Voor het moment wordt toevlucht genomen tot twee oplossingen; ten eerste deze mensen geen toegang geven tot ons grondgebied, zowel legaal als illegaal, ten tweede de verzorgings – en welzijnsrechten koppelen aan een aantal jaren bijdrage. Doch deze stroken niet met onze solidariteitsprincipe uit het mensenrechtenverdrag.
Daardoor zijn er strengere wetten gekomen om onze streken af te sluiten. Hier ligt voor een groot stuk de voedingsbodem voor de mensenhandelaars en smokkelaars. De aantrekkingskracht van onze welvaart – en verzorgingstaten zijn zo groot dat handelaars en smokkelaars tegen waanzinnige prijzen mensen naar hier brengen. De vele maatregelen maken enkel immigratie moeilijker maar daarom niet onmogelijk. Mede door een gebrek aan een positieve geordend immigratie beleid ontstaan negatieve neveneffecten, zoals de mensonwaardige praktijken waaronder de smokkelaars en handelaars hun waren verhandelen: het mensonwaardig vervoer dat soms leidt tot dood door verdrinking of verstikking, de uitbuiting van illegalen. Door deze evolutie is het ook minder en minder de migrant zelf die bepaald naar welk land ze willen, dit geeft de smokkelaars en handelaars een bijkomende machtspositie.[88]
Hoofdstuk 2: een juridische korte geschiedenis
A. Internationaal
1) VN verdrag van 20 november 1989 inzake de rechten van het kind in België in werking sinds 15 januari 1992[89]
Het artikel 35 en 39 vraagt naar speciale wetten tegen de handel in kinderen en vraagt voor begeleiding van ieder kind een begeleiding zowel fysisch als psychisch alsook een sociale reïntegratie van de slachtoffers ongeacht welke nationaliteit. Deze laatste is terug te vinden in artikel 2: het non discriminatie principe.[90]
De definitie van het ‘kind’ in dit verdrag is ieder persoon onder de leeftijd van 18 jaar, tenzij de nationale wetgeving de meerderjarigheid vroeger toekent.[91]
Pluspunt is dat alle staten verplicht worden maatregelen te nemen ter bescherming van minderjarigen.[92]
Wat wanneer de meerderjarigheid later optreedt? Kan men dan in een nationale procedure de meerderjarigheid oproepen volgens de nationaliteit van de persoon?
2) In 2000 werd te Palermo ( Italië) het VN verdrag inzake internationale georganiseerde misdaad ondertekend, alsook het protocol inzake de smokkel van mensen en het protocol ter voorkoming, blokkering en bestraffing van mensenhandel.
3) Aanvullende protocol betreffende de handel in kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie van 25 mei 2000.[93]
Dit aanvullend protocol kan door de staten die het bovenvermeld verdrag van 20 november 1989 geratificeerd hebben aanvaard worden. Twee staten hebben dit nog niet gedaan hebben nl. USA en Somalië.[94]
4) Het protocol ter voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwen en kinderen, aanvullend bij het verdrag tegen de transnationaal georganiseerde misdaad van 8 januari 2001.
Hier wordt terug kinderprostitutie geassocieerd met mensenhandel, anderzijds wordt er een duidelijk verschil gemaakt tussen mensenhandel van volwassenen en kinderhandel. Waarbij in laatst genoemd geen voorwaarden van dwang, geweld of misleiding wordt gesteld.[95]
5) Het verdrag van New York van 21 maart 1950, ter bestrijding van de handel in mensen en van de exploitatie van prostitutie. Doordat België gebonden is door dit verdrag is iedere vorm van prostitutie strafbaar,al dan niet gedwongen uitgevoerd door een meerderjarige of een minderjarige. Om vrije prostitutie door meerderjarigen legaal te maken in België moet men eerst dit verdrag opzeggen.[96]
6) Verdrag 182 inzake het bestrijden van de ergste vormen van kinderarbeid goedgekeurd door de Internationale Arbeidsorganisatie (hierna afgekort ILO) op 17 juni 1999. Het verdrag werd snel door verschillende landen geratificeerd nl op 10 januari 2002 reeds door 114 van de 175 lidstaten van het ILO.[97]
B. Europese Unie
Sinds 1995-1996 heeft de Europese Unie eveneens aandacht voor deze problematiek gekregen.
Op 19 september 1995 heeft het Europees Parlement een resolutie uitgevaardigd over minderjarige slachtoffers van geweldsmisdrijven, waarbij ze streven naar een gemeenschappelijk optreden ter bestrijding van de kinderprostitutienetwerken.[98]
De Europese Unie is eveneens overgegaan tot de vraag aan zijn lidstaten het verdrag van de VN, inzake de aanpak van mensenhandel en de exploitatie van prostitutie, te vervangen door een verdrag waar de dwang en de misleiding centraal staan. D.w.z. dat de EU meent dat enkel en alleen gedwongen prostitutie strafbaar moet zijn. Deze stelling werd verwoord in de Resolutie mensenhandel van 18 januari 1996.
Het is slechts in het gemeenschappelijk optreden ter bestrijding van mensenhandel en seksuele uitbuiting van kinderen van 24 februari 1997 dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen kinderen en volwassenen. Het vermoeden van dwang zou voor kinderen steeds gelden, met gevolg dat het ook steeds strafbaar is.[99]
Bij minderjarigen wordt zowel seksuele uitbuiting als misbruik en handel dien behoeve strafbaar gesteld. De seksuele uitbuiting of misbruik wordt hier veel ruimer gezien dan voor volwassenen.[100] Ruimer in de zin dat pornografische gegevens van kinderen er ook deel van uitmaken.
Het gemeenschappelijk optreden spreekt niet over de extraterritoriale rechtsmacht bij volwassenen wel bij minderjarigen Het domicileringsprincipe is van toepassing m.a.w. het territorialiteitsbeginsel en het actief personaliteitsbeginsel. Doch laatste krijgt een ruimere toepassing dan deze geldig in Belgische wet. Anderzijds krijgt het een aantal voorwaarden die niet gelden indien de delicten gepleegd zijn op het grondgebied van één van de lidstaten; De dubbele incriminatie is verplicht, duidelijkheid over een incriminatie in abstracto of concreto is niet bepaald alsook spreekt men over een gekwalificeerde dubbele strafbaarstelling.[101]
Andere maatregelen die in het gemeenschappelijk optreden naar voor komen zijn: 1/ zorgen dat de bevoegde autoriteiten voldoende onderzoeksbevoegdheden hebben, alsook voldoende technieken om deze misdaden op te sporen en vervolgen.
2/ een getuige en gezinsbescherming doorvoeren
3/ een tijdelijke verblijfsvergunning voor het slachtoffer
4/ en een terugkeergarantie voor het slachtoffer
5/ recht op bijstand voor de rechter ter bescherming van hun belangen
6/ recht op informatie over de stand van zaken in het onderzoek
7/ de particuliere instellingen die deze problematiek statutair tot doel hebben aan te moedigen daadwerkelijk op te treden.
8/ Centraal de creatie van een coördinerend mechanisme dat instaat voor het toezicht op de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk optreden. [102]
Ter vervanging van dit gemeenschappelijk optreden werden twee kaderwetten naar voor gebracht. Eén ter bestrijding van de mensenhandel en een tweede ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie. Hierbij wordt de seksuele uitbuiting van kinderen duidelijk gescheiden van mensenhandel.[103]
De Raad van de Europese Unie heeft daarnaast nog de resolutie van 11 juni 1997 goedgekeurd inzake de bescherming van niet – begeleide minderjarige onderdanen van derde landen. [104]
C. De Raad van Europa
Door de Raad van Europa zijn twee aanbevelingen[105] uitgevaardigd, doch beide zijn in die mate onduidelijk doordat nergens een definitie van het ‘kind’ voorkomt. In de tweede aanbeveling, met name R (2000) 11 ter bestrijding van mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting bestaat geen duidelijkheid over wat men bedoeld met instemmen onder dwang.[106]
D. Nationale wetgeving
De eerste kinderwetten ontstaan in België einde 19de – begin 20ste eeuw. Op de eerste plaats in het arbeidsrecht. Dat de drijfveer de bescherming van de kinderen was, wordt sterk in vraag gesteld. Het verbod om kinderen onder de twaalf of dertien jaar arbeid te laten verrichten was geïnspireerd door de Katholieke kerk, die zijn jonge volgelingen reeds opgenomen zag in de duivelse protestantse gemeenschap waarvan de meeste fabrieken in die tijd eigendom van waren. Kinderen die hun heilige communie reeds achter de rug hadden konden blijkbaar volgens de kerk reeds aan de verleiding weerstaan.[107]
De eerste nationale wetgeving die ergens in verband stond met mensenhandel was de wet van 1914, ter bestrijding van de handel in vrouwen en meisjes.[108] Deze wet spreekt enkel over een verbod van handel van vrouwen en jonge meisjes, met het oog op het plegen van ontucht. Handel van mensen ongeacht het geslacht of de leeftijd en ongeacht voor welke soort uitbuiting, werd nog niet in vraag gesteld. Niet te verwonderen daar in diezelfde periode pas de wet op de kinderbescherming van 15 mei 1912[109] actief werd en dat in het jaar 1914 de wet op de leerplicht erdoor kwam. Een leerplicht begon aan 6 jaar en duurde 8 jaar.[110]
In een tweede wetgeving in verband met mensenhandel werd de voorwaarde “toestemming” weggelaten en werd iedere vervreemding van een vrouw voor deze doeleinden strafbaar gesteld ongeacht ze al dan niet haar instemming had gegeven.[111]
De wetgeving waar men duidelijk voor het eerst over minderjarigen sprak is deze van 1948[112]
Daarna was het wachten tot het verschijnen van het boek ‘ Ze zijn zo lief Mijnheer’ van de journalist Chris De Stoop[113] in 1992 dat men terug interesse kreeg voor deze problematiek. Naar aanleiding van dit boek werd namelijk een parlementaire commissie opgericht: de commissie mensenhandel.[114] Onder invloed van de aanbevelingen van deze commissie werd een nieuwe wetgeving tot stand gebracht gepubliceerd in 1995.[115]
In deze wet wordt er geen onderscheid gemaakt tussen mensensmokkel en mensenhandel. Dit in tegenstelling tot definities in de protocollen van Palermo waarin dit wel gebeurt.[116] De parlementaire commissie had eigenlijk drie doelstellingen voorop gesteld: ten eerste zag ze het noodzakelijke nut in van de definiëring van de term ‘ mensenhandel’ , een tweede voorwaarde was dat de problematiek moest open getrokken worden naar andere soorten uitbuiting dan prostitutie .[117] Het derde punt dat de commissie duidelijk naar voor bracht was dat de bestaande wetten onvoldoende waren om deze vorm van criminaliteit adequaat aan te pakken.[118] Door de nieuwe wet van 1995 werden twee belangrijke wetten aangepast met name art 77 bis Vreemdelingenwet[119] en artikel 380 SWB.[120]
De wet van 1995 heeft via art 77 en 77bis Vreemdelingenwet mensenhandel strafbaar gesteld in België. Doch deze bepalingen gaven geen verzwaring van de straffen indien het over kinderhandel gaat.[121]
Ter verfijning van de laatst genoemde wetgeving kwam dan de wet van 2000 inzake de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen tot stand.[122]
Hierdoor werden drie belangrijke doelstellingen verwezenlijkt: ten eerste werd de wet betreffende de problematiek van ontvoering van kinderen gemoderniseerd, ten tweede werd er meer coherentie bereikt en ten derde werd er nog een versterking van de bescherming van minderjarigen verwezenlijkt.[123]
Op 23 september 2002 is er een wetsvoorstel ingediend betreffende de bestraffing van personen die minderjarige gebruiken om misdaden of wanbedrijven te plegen.[124]
Op 6 februari 2003 is er een toelichting op het wetsvoorstel tot wijziging van het SWB en van de wet van 15 december 1980 kortweg de vreemdelingenwet met het oog op een verzwaring van de straffen voor personen die zich schuldig maken aan smokkel van en handel in niet-begeleide minderjarigen.[125]
Wat betreft kinderarbeid wil België, bij de wet van 27 februari 2002 ter bevordering van sociaal verantwoorde productie[126], laten blijken dat ze op internationaal gebied een voortrekkers rol wil vervullen ter bescherming van kinderen in het Zuiden. Door deze wet kunnen bedrijven die producten op de Belgische markt willen brengen een label verkrijgen dat duidelijk maakt dat de producten aan bepaalde humanitaire en sociale voorwaarden voldoen. Goederen die het label niet dragen worden niet geweerd door de politieke macht, men laat de keuze aan de consument. Eigenlijk is het een positieve kwalificatie die men verkrijgt inspelend op het groeiend ethisch en sociaal bewustzijn van de consument.[127]
Een tweede nationaal initiatief is het wetsvoorstel tot invoeging van artikel 10 quinquies in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, met het oog op de universele strafbaarstelling van bepaalde inbreuken op fundamentele sociale rechten.[128]
Mensenhandel/kinderhandel wordt regelmatig gezien als een nieuwe vorm van slavernij.[129] Doch de geschiedenis bewijst het tegendeel. Mensenhandel is er steeds geweest, het heeft enkel een andere naam gekregen. Vroeger sprak men van slavernij, nu van handel. Het is meer de conceptie van de mens en zijn onvervreemdbare rechten, rechten die hij bezit enkel en alleen door mens te zijn, dat ons anders laat reageren op dit fenomeen. Sommige noemen dit emancipatie, anderen spreken van verlichting.
Dat onze benadering van het fenomeen slavernij verschillende stadia doorgaan heeft is duidelijk. Via een rationeel filosofisch denken zijn we gekomen tot het besef dat er onvoorwaardelijke mensenrechten bestaan, waarvan nu toch de universaliteit in twijfel wordt getrokken. Het ontstaan van mensenrechten heeft op zijn beurt een criminaliseringproces in gang gezet van bepaalde handelingen ten opzichte van onze medemens. In de 20ste eeuw is naast deze humanisering, een mondialisering en een economische liberalisering gebeurd die elkaar sterk beïnvloed hebben. Grote vrije of verplichte immigratiestromen zijn op gang gekomen, die de verzorgingsstaten van de geïndustrialiseerde landen sterk op proef stellen. Het brengt ons in een patstelling, die naar ik meen maar oplosbaar is door een grondige herstructurering, dit zowel lokaal, nationaal, Europees als mondiaal.
Men kan er niet onderuit dat deze vorm van handel, meer dan de andere illegale vormen, bestreden moet worden en dit om verschillende redenen. Men heeft het zuivere humanitaire, morele uitgangspunt. De economische invalshoek waarbij men voor ogen moet houden dat een grote illegale markt een ontwrichting van de legale handel teweegbrengt en zelfs kan leiden tot een economische crisis. Deze illegale handel brengt een onevenwicht in de structuur van de verzorgingsstaat, en heeft invloed op de hoegrootheid van de criminaliteit en als direct gevolg ook op het onveiligheidsgevoel van de burgers.
Het is en zal wellicht zo blijven dat het moeilijk is onze rechten afdwingbaar te maken ook al zijn ze vast gelegd in verdragen. De grote oorzaak is dat ze niet afdwingbaar gesteld worden door de mensen in kwestie omdat die de verdragen niet kent. Indien ze toch gekend zijn, moeten we afrekenen met een angst voor repressie zowel van de overheid als de handelaars om ze afdwingbaar te maken.
De oorzaken van het fenomeen - al wil ik de armoede in de problematiek niet onderschatten – lijken mij meer te liggen in de uitzichtloosheid en de onwetendheid van bepaalde burgers enerzijds en de egoïstische drang naar geld en macht anderzijds. De uitzichtloosheid kan de armoede zijn, maar deze kan relatief zijn, waarbij dan enkel gestreefd wordt naar een beter leven. De onwetendheid is veelal een structureel communicatieprobleem.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[67] X., (z.d.), ‘Slavernij algemeen’, in KIT Information services, [WWW], http://www.kit.nl/information_services/ned/html/slavernij_in_het_algemeen.asp , [24/01/03].
[68] ibid.
[69] X., (z.d)‘Encyclopedie van de mensenrechten’,in Amnesty. NL [WWW]. Amnesty international Nederland,: http://www.amnesty.nl/overamnesty_encyclopedie_s.shtml [11/01/2003].
[70] X., (z.d.), ‘Slavernij algemeen’ o.c.
[71] DE PAUW, F., o.c., 17.
[72] X., (z.d.) ‘Encyclopedie van de mensenrechten’,o.c.
[73] VERHELLEN, E., ‘Verdrag inzake de rechten van het kind’, Leuven, Garant, 2000, 65.
[74] ibid. 66.
[75] Ibid. 66.
[76] X., (z.d.)‘Encyclopedie van de mensenrechten’ o.c.
[77] VERHELLEN, E., ‘ Verdrag inzake de rechten van het kind’, Leuven, Garant, 2000, 66.
[78] Ibid, .66.
[79] Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie, B.S., 25 april 1995.
[80] X., Jaarverslag Strijd tegen de mensenhandel, Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, Brussel, mei 2001, 36.
[81] DE STOOP, C., ‘ Ze zijn zo lief menheer: over vouwenhandel, meisjesballetten en de bende van de miljardairs, Leuven, Kritak, 1993, 248 p.
[82] DE PAUW, F., o.c. 17.
[83] VAN OUTRIVE, L.,o.c., 27.
[84] Ibid, 28.
[85] Ibid., 29.
[86] VERHOFSTADT, D., ‘Het menselijk liberalisme: een antwoord op het antiglobalisme’, Antwerpen, Houtekiet, 2002, 13.
[87] FRYDMAN, B., Synthese van de studie ‘Gedaanteverwisseling van het moderne recht’, Koning Boudewijnstichting, 1999,11.
[88] NIJBOER, J., HESSLING,R. en SMIT, M.,’Mensensmokkel en mensenhandel’, Tijdschrift voor criminologie , 2001, 4, 324-331.
[89] VERHELLEN, E., ‘Verdrag inzake de rechten van het kind’, Leuven, Garant, 2000, 191 – 216; Jaarlijkse verslaggeving September 2002 inzake de rechten van het kind, van de regering aan het Vlaamse Parlement en de kinderrechtencommissaris, 4.
[90] MUNTARBHORN, V., o.c., 11.
[91] NUYTINCK, Y. en VAN ACKER, E., l.c. 175.
[92] Ibid., 176.
[93] VERHELLEN, E., ‘Verdrag inzake de rechten van het kind’ Leuven, Garant, 2000, 245 – 252.
[94] NUYTINCK, Y. en VAN ACKER, E., l.c., 176.
[95] ibid. 177.
[96] Ibid., 175.
[97] VANDAELE, A. (z.d.), ’Kanttekeningen: Recente ontwikkelingen op internationaal en Belgisch vlak inzake kinderarbeid’ [WWW]. KULeuven: www.law.kuleuven.ac.be/iir/seminars/KanttekKindArb.pdf [01/05/2003].
[98] NUYTINCK, Y. en VAN ACKER, E., l.c., 172.
[99] Ibid., 173.
[100] ONSEA, I. , ‘Gemeenschappelijk optreden door de Europese Raad van 24 februari 1997 ter bestrijding van mensenhandel en seksuele uitbuiting van kinderen’, Panopticon, 1997, 621.
[101] ‘Gekwalificeerde dubbele strafbaarstelling: de vereiste van dubbele incriminatie mag geen belemmering vormen voor het vervolgen en berechten van onderdanen of vaste ingezeten die kinderen seksueel hebben uitgebuit in landen die geen maatregelen hebben genomen om hun wetgeving aan te passen aan artikel 34 van het Verdrag inzake de rechten van het kind’. Ibid. 623.
[102] ONSEA, I. , ‘Gemeenschappelijk optreden door de Europese Raad van 24 februari 1997 ter bestrijding van mensenhandel en seksuele uitbuiting van kinderen’, Panopticon, 1997, 624-625.
[103] NUYTINCK, Y. en VAN ACKER, E., l.c. 172.
[104] GILLEBEERT, D. en CLAES, T., l. c., 68.
[105] Aanbeveling R (91) 11 met betrekking tot de seksuele uitbuiting, pornografie en prostitutie van en handel in kinderen en jonge vrouwen van 9 september 1991 en Aanbeveling R (2000) 11 ter bestrijding van mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting van 19 mei 2000.
[106] NUYTINCK, Y. en VAN ACKER, E., l..c. 174.
[107] VERHELLEN, E., ‘Jeugdbeschermingrecht’, Gent, Mys & Breesch, 1998, 7.
[108] Wet van 26 mei 1914 ter bestrijding van de handel in vrouwen en meisjes, B.S. 10 juni 1914.
[109] Wet van 15 mei 1912 betreffende de kinderbescherming, B.S., 15 mei 1912.
[110] VERHELLEN, E., ‘Jeugdbeschermingsrecht’, Gent, Mys & Breesch, 1998, 36.
[111] Wet van 25 mei 1936 tot goedkeuring van de Internationale Overeenkomst, gesloten te Geneve op 11 oktober 1933, ter bestrijding van den handel in meerderjarige vrouwen en tot aanvulling van artikel 380bis SWB., Alsmede van artikel 2 van de wet van 26 mei 1914 tot bestrijding van den handel in vrouwen en meisjes B.S. 29-30 juni 1936.
[112] Wet van 21 augustus 1948 betreffende de officiële reglementering inzake prostitutie, B.S., 13-14 september 1948.
[113] DE STOOP, C., Ze zijn zo lief, Meneer:over vouwenhandel, meisjesballetten en de bende van de miljardairs, Leuven, Kritak, 1993, 248 p.
[114] Parlementair onderzoek naar een structureel beleid met het oog op de bestraffing en de uitroeiing van de mensenhandel, Parl. St. Kamer 1993-1994, nr. 673/8.
[115] Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie, B.S. 25 april 1995.
[116] X., (z.d.) ‘ Mensensmokkel’ in NRC Handelsblad [WWW]. NRC Handelsblad http://www.nrc.nl/encyclopedie/1023434558381.html [01/04/2003].
[117] Parlementair onderzoek naar een structureel beleid met het oog op de bestraffing en de uitroeiing van de mensenhandel, o.c., 20.
[118] Parlementair onderzoek naar een structureel beleid met het oog op de bestraffing en de uitroeiing van de mensenhandel, o.c., 11.
[119] Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, B.S.
[120] DE MEYER, R., LORENZETTI, N. en VAN BELLE, K., ‘ Kinderhandel’, in VERMEULEN, G., Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, Antwerpen, Maklu, 2001, 182.
[121] Toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van het SWB en van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen met het oog op een verzwaring van de straffen voor personen die zich schuldig maken aan smokkel van en handel in niet-begeleide minderjarigen’, ingediend door Mevr. De T’Serclaes c.s., Belgische Senaat, zitting 2002-2003, 6 februari 2003, nr.2-1457/1, 2. [WWW]. Senaat: http://www.senaat.be ,[29/04/2003].
[122] Wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, B.S., 17 maart 2001.
[123] VERMEERSCH, K. en DEDRIE, L., ‘Ontvoering van minderjarigen’, in VERMEULEN, G., Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, Antwerpen, Maklu, 2001, 412.
[124] ERDMAN, F. en VANVELTHOVEN, P.,’Wetsvoorstel houdende de bestraffing van personen die minderjarigen gebruiken om misdaden of wanbedrijven te plegen’ 23 mei 2002, in Parlementaire Stukken, [WWW]. Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers: http://www1.dekamer.be/FLWB/pdf/50/2027/50K2027001.pdf, [02/05/2003].
[125] Toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van het SWB en van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen met het oog op een verzwaring van de straffen voor personen die zich schuldig maken aan smokkel van en handel in niet-begeleide minderjarigen’, o.c., 2.
[126] Wet van 27 februari 2002 ter bevordering van sociaal verantwoorde productie, B.S., 26 maart 2002.
[127] VANDAELE, A., o.c. 4.
[128] Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 10 quinquies in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, met het oog op de universele strafbaarstelling van bepaalde inbreuken op fundamentele sociale rechten, Parl.St. Kamer, 1999 – 2000, nr. 50 – 315/1.