Een analyse en evaluatie van de Belgische aanpak inzake kinderhandel. (Marianne Cauwels)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel 3: De analyse en evaluatie van de aanpak van het fenomeen kinderhandel

 

Inleiding

 

Mensenhandel / kinderhandel is een complex probleem. Het vraagt een grondige sociale, economische, culturele en historische kennis van de problematiek, daarbij is het meestal grensoverschrijdend.

Bij vrouwenhandel stelt men duidelijk naast de sociaal, economische omstandigheden eveneens culturele elementen vast.[130] Een specifieke verwijzing van deze oorzaken in verband met kinderhandel heb ik niet gevonden.

Er wordt blijkbaar aanvaard dat kinderhandel een onderdeel is van mensenhandel, waardoor ze ermee gelijk gesteld wordt op alle vlakken met uitzondering van de opvang en bescherming.

 

Om deze complexiteit te kunnen overzien hebben we kennis nodig zowel wetenschappelijke als operationele. In hoofdstuk één tracht ik een overzicht te geven van de reeds aanwezige kennis. Hoofdstuk twee behandelt de aanpak meer beleidsmatig. Bepaalde wetgevende initiatieven in het Belgisch parlement ter bescherming van minderjarigen inzake kinderhandel worden besproken. Om over te kunnen gaan naar een evaluatie van de aanpak van het fenomeen kinderhandel.

 

Hoofdstuk 1: de bestaande kennis over het fenomeen kinderhandel

 

A. Gegevens

 

Het tekort aan gegevens heeft een groot gevolg op het wetenschappelijk onderzoek en het beleid. De verschillende instanties die zich richten tot kennis verzamelen of die door hun werkzaamheden kennis zouden kunnen verzamelen over kinderhandel zijn erg versnippert en rapporteren niet op een éénvormige manier.

Het is ook niet eenvoudige statistische gegevens op te stellen indien men zijn inlichtingen krijgt van organisaties die vertrekken vanuit een volledig andere benadering van het probleem.

Bij de gerechtelijke statistieken zullen bv. dossiers onder het delict mensenhandel vallen indien men oordeelt dat bij de tenlastelegging het zwaarste delict mensenhandel is. Bijgevolg zullen er dossiers zijn die niet statistisch onder mensenhandel vallen maar waarin het delict mensenhandel wel voorkomt.

 

De cijfers die men hier en daar kan verzamelen zijn cijfers die men steeds uit andere onderzoekingen moet halen: zoals uit het onderzoek van Child Focus van 2002 waar bewezen wordt dat kwart van de door hen onderzochte dossiers gerelateerd zijn met kinderhandel.[131]

 

Men heeft het reeds aangehaalde onderzoek van Gillebeert Dominique en Claes Tom in verband met straatkinderen in België.[132] In de bibliografie van dit werk zien we dat er reeds verschillende onderzoekingen gebeurd zijn in verband met straatkinderen op Belgisch grondgebied.[133] Zowel de VZW t’ Huis te Aalst als de verschillende erkende opvangcentra voor slachtoffers van mensenhandel hebben behoorlijk wat gegevens die men jaarlijks kan terug vinden in het jaarverslag. De dienst vreemdelingenzaken, heeft op eigen initiatief een systeem bedacht op de kinderen van illegalen te registreren die op Belgisch grondgebied geboren worden. Het platform kinderen op dool heeft cijfers in verband met NBM.

 

Daar mensenhandel/kinderhandel linken heeft met andere criminaliteitsvormen zullen er eveneens gegevens te vinden zijn in bv in de onderzoekingen naar witwaspraktijken, bij de arbeidsinspecties, bij onderzoekingen naar georganiseerde criminaliteit enz.

De “dienst mensenhandel” bij de federale politie maakt deel uit van de “directie geweld tegen personen” die op zijn beurt deel is van de “Directie van de bestrijding van de criminaliteit tegen Personen”. Het mandaat was vroeger reeds gegeven door de regering aan de rijkswacht maar is door de politiehervorming onderdeel van de Algemene directie van de Gerechtelijke Politie van de federale politie geworden. [134] Deze dienst staat voor de uitwisseling van de informatie tussen de verschillende partners, ze tracht de onderlinge samenwerking te verbeteren.[135]

Of hier een overleg systeem met de nazorgsector van de slachtoffers is inbegrepen betwijfel ik. Ik meen trouwens dat de verantwoordelijkheid van dit soort overleg niet past in de doelstelling van de federale politie.

 

B. Kennis

 

Het ontbreken van analytische kennis van een bepaald fenomeen kan grote gevolgen hebben. Door het gebrek aan kennis maakt het fenomeen zich onzichtbaar. Men geraakt in een vicieuze cirkel, die enkel maar kan doorbroken worden door grote schandalen, waaraan de media onmiddellijk alle aandacht geeft. Spijtig genoeg is de aandacht van het publiek voor een bepaalde problematiek meestal van korte duur, te kort opdat er een beweging zou ontstaan om voldoende kennis te geven.

De laatste 10 jaar is de problematiek inzake de uitbuiting en bescherming van minderjarigen bijna niet meer uit de actualiteit gegaan. Dit door steeds nieuwe geruchtmakende feiten. Het is begonnen met het boek van journalist Chris De Stoop in 1992,[136] daarna kwam in 1996 de affaire Dutroux, waaraan nu nog steeds geen einde gekomen is. Vervolgens hadden we het minder besproken geval van de moord op een NBMV van 9 jaar in Antwerpen, gevolgd in 2001 – 2002 met de bekendmaking van het loverboy[137] fenomeen en de Roemeense boefjes die door de Antwerpse jeugdrechtbank terug naar hun land van herkomst gestuurd werden.[138]

 

Het is een grote handicap indien men, zonder wetenschappelijke ondersteunde informatie, de aandacht wil trekken op een bestaande onrechtvaardigheid.

Kinderhandel is moeilijk te vatten omdat ten eerste het onderwerp in het onderzoek, om diverse redenen niet eenvoudig te bereiken is. De kinderen welke het onderwerp zijn een doelgroep die in het algemeen wantrouwig staat tegenover autoriteiten en volwassenen. [139] Ten tweede is deze doelgroep op zichzelf erg heterogeen: men heeft verschillen qua geslacht, binnenlandse/ buitenlandse kinderen, uitbuiting in de prostitutie, arbeid of criminaliteit, men heeft de groep van de weglopers, de NBM, de kinderen van vluchtelingen, naar culturele verschillen heeft men de migrantenjongeren en de Belgische jongeren. Elke groep op zich is reeds zeer complex, die reeds verschillende technieken van preventie, nazorg en repressie nodig hebben.

Het enige gemeenschappelijk punt is dat ze volgens de Belgische Strafwet minderjarig zijn tot de leeftijd van 18 jaar en dat ze door dit kunstmatig statuut beoordeelt worden dat ze in een zwakke positie staan en daarom recht krijgen op een betere bescherming.

 

Aangezien er geen overkoepelend orgaan is die al deze informatie verwerkt kijken we eens naar de actoren die zich inzetten op één of andere manier in de strijd tegen de kinderhandel.

 

Mag men besluiten dat over het fenomeen kinderhandel bestaat er in België nog geen betrouwbare gegevens bestaan noch kwantitatief noch kwalitatief?

 

 

Hoofdstuk 2: de actoren op Belgische grondgebied

 

A.Dienst vreemdelingenzaken

 

De dienst vreemdelingenzaken heeft een specifieke Cel Mensenhandel. Deze is volgens de omzendbrief van 7 juli 1994 en de richtlijnen van 13 januari 1997 bevoegd voor de afgifte van verblijfsvergunningen, de administratieve opvolging van dossiers van slachtofferschap en de centralisatie ervan. Naast deze cel heeft men nog het Administratief bureau opsporingen die op intern niveau alle informatie verzamelt en centraliseert die iets te maken heeft met mensenhandel. Ze heeft ook een ondersteunende functie voor politiediensten en parketten. Volgens het Centrum voor gelijkheid van kansen en tegen racisme kan men van een dagelijkse raadpleging spreken tussen deze twee instanties.[140]

 

B. Het centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding

 

Het centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, ook wel eens het centrum Leman genoemd is opgericht bij wet van 15 februari 1993. Door de wet van 13 april 1995[141] en een bijkomende verduidelijking door het K.B. van 16 juni 1995[142] werd ze eveneens betrokken in de strijd tegen de internationale mensenhandel. Hun opdracht luidt de strijd tegen de mensenhandel stimuleren, coördineren en het beleid van de regering ter zake op te volgen. Het Centrum coördineert tevens de samenwerking tussen de drie gespecialiseerde opvangcentra voor slachtoffers van mensenhandel PAYOKE , PAG-ASA en SüRYA. Op geregelde tijdstippen organiseert het Centrum overlegvergaderingen met deze drie opvangcentra en treedt vaak op als bemiddelaar voor hen bij de bevoegde kabinetten en overheidsadministraties.

Daarnaast krijgt het centrum de wettelijke bevoegdheid in rechte op te treden ‘in eigen naam’ of ‘in naam van het slachtoffer van mensenhandel’. Dit geldt zowel voor slachtoffers uit de prostitutie, de horeca, confectie, land – en tuinbouwsector, huishoudelijk personeel, sportwereld en andere.

 

C. Interdepartementale coördinatie cel ter bestrijding van de internationale mensenhandel.

 

Deze cel werd opgericht bij K.B. van 16 juni 1995.[143] Het centrum staat in voor het secretariaat van deze coördinatiecel en de Minister van Justitie zit ze voor. De coördinatiecel houdt twee maal per jaar vergadering, de vertegenwoordigers zijn alle ministers en federale diensten die zowel humanitair als repressief optreden tegen de internatonale mensenhandel. Zij zorgt voor de nodige coördinatie, informatie-uitwisseling en evaluatie tussen de actoren, zodat ze een ondersteuning kan bieden aan het beleidsmatig optreden tegen dit fenomeen. [144]

 

D. Child Focus

 

Child Focus is opgericht bij K.B. van 10 juli 1997, als instelling van openbaar nut.

Ze heeft twee doelstellingen: verdwenen en ontvoerde kinderen opsporen en de seksuele uitbuiting van kinderen bestrijden. Het is een instelling die gegroeid is op vraag van de bevolking in het zog van de Dutroux affaire. Tijdens haar korte bestaan heeft ze reeds verschillende samenwerkingsakkoorden gesloten met verschillende instanties o.a. met de gerechtelijke autoriteiten en met het ministerie van Buitenlandse zaken.[145]

 

E. VZW t’ Huis

 

T’Huis te Aalst heeft zijn deuren kunnen openen op 7 mei 1999. Ze staat ten dienste van niet – begeleide minderjarige kinderen en jongeren die als vluchteling en/of slachtoffer van mensenhandel in ons land vertoeven. Hun doel is deze kinderen een rustige omgeving te bieden, waarna ze voor zichzelf onder begeleiding een besluit kunnen nemen. Ze wijzen erop dat België het verdrag inzake de rechten van kind schendt bij de aanpak van de NBM niet – asielzoekers. Deze kinderen vallen volledig buiten alle opvang en begeleiding. Ze zijn slachtoffer van de bevoegdheidsdiscussie tussen de Federale regering en de Vlaamse Gemeenschap.[146]

 

F. Unicef

 

Unicef is door de Verenigde Naties opgericht in 1946 als een tijdelijke noodhulporganisatie. Begin de jaren 50 kreeg ze een permanent karakter omdat blijkbaar de nood aan kinderhulp groter en hardnekkerig was dan verwacht. Sinds de goedkeuring van het verdrag inzake de rechten van het kind is een van haar belangrijke doelstellingen de: controle uit oefenen in de navolging van het verdrag.[147] Het is in die functie dat Unicef een rol speelt in België inzake kinderhandel.

Nog te weinig wordt er rekening gehouden met de mening van de kinderen zelf, Unicef met zijn project “ Wat do you think” staan het dichts bij de benadering dat kinderen over alle onderwerpen kunnen meepraten en invloed kunnen hebben op beslissingen. In een bericht uitgegeven door Minister Louis Michel over het ontvangen van een delegatie kinderen, ziet men duidelijk dat jongeren echt behoefte hebben om zichzelf te kunnen vertegenwoordigen op het hoogste niveau. Deze stelling is ook terug te vinden bij de kinderrechtencoalitie. [148] De kinderen vragen de oprichting van een kinderparlement maar ook een statuut voor minderjarigen in ballingschap. Daaruit kan men opmaken dat zij zich niet enkel concentreren op thema’s ter verbetering van zichzelf, maar voor alle kinderen.[149]

 

G. Platform kinderen op de vlucht

 

Nogal wat hulporganisaties en instellingen worden geconfronteerd met een groot aantal NBM’s die in België vertoeven of zich aan de grens aanbieden. Voor hen was het en is het nog steeds een probleem deze jongeren op te vangen en bescherming te bieden. Vele van hun vragen zijn onbeantwoord omdat deze groep van jongeren in geen enkel niche behoren, daarom hebben ze besloten zich te groeperen in een platform, "Kinderen op de vlucht".

Zij streven ernaar inzicht te krijgen in de problematiek van de NBM’s zowel asielzoekers als niet – asielzoekers. Ze beseffen dat door een gebrek aan kennis er moeilijk duidelijke maatregelen kunnen getroffen worden. Ze erkennen ook dat mede door dit gebrek aan kennis en beleid veel van deze jongeren in handen vallen van mensenhandelaars en in de criminaliteit terechtkomen.[150]

De uitwisseling van informatie trachten ze samen te brengen in een Nieuwsbrief ‘ kinderen op de dool’ gesteund door de koning Boudewijnstichting.

Dit platform is de grote drijfkracht en de kritische evaluator achter het initiatief voor de wet betreffende de oprichting van een voogdij over niet – begeleide minderjarige vreemdelingen.[151]

 

H. De pers

 

Mensenhandel / kinderhandel komt voor in zo veel verschillende vormen en ze is niet echt zichtbaar in het alledaagse leven. Onderzoeks – en verslag journalisten spelen een belangrijke rol. Ze kunnen misbruiken en onrechtvaardigheden bekend maken. Hun verslagen kunnen de beweging van veranderingen op gang brengen. Journalist Chris De stoop lijkt echter niet zo gelukkig met de wijzigingen die naar aanleiding van zijn boek in 1992 zijn gebeurd. Zijn impressie is dat zijn boek misbruikt is “ om de anti – immigratiepolitiek aan te zwengelen, om subsidies op te strijken voor dure congressen en goedbedoelde maar zinloze affichecampagnes.” [152]Hij geeft wel toe dat er veel initiatieven zijn genomen en dat op verschillende vlakken de aanpak goed zit. Doch ziet hij ook dat de strijd tegen de mensenhandel een bloeiende manier geworden is om politici meer aanzien te geven, om duizenden experts aangename studiereizen te laten uitvoeren. Teveel is in de retoriek blijven hangen alzo Chris De Stoop.[153]

 

 

Hoofdstuk 3: Analyse en evaluatie van de beleidsmatige aanpak van kinderhandel

 

In de toespraak van Minister Michel gegeven tijden de speciale zitting van de VN over kinderen in 2001 werd enkel verwezen naar schending van kinderrechten in het buitenland, volgens hem zijn op Belgische grondgebied geen problemen wat betreft het naleven of het wettelijk veilig stellen van de kinderrechten.[154] Gelukkig zijn niet alle politici overtuigd van deze stelling en menen dat er nog heel wat werk aan de winkel is. Dit kan men afleiden van de volgende besproken voorstellen in parlement en kamer.

 

Ik tracht de besprekingen zoveel mogelijk te ordenen naar einddoel van de uitbuiting als naar de doelgroep die bescherming nodig heeft. De lijn is niet steeds duidelijk te trekken. Bepaalde beschermingen kunnen zich richten naar verschillende doelgroepen anderzijds kunnen bepaalde zeer kwetsbare doelgroepen beschermd worden in functie van gelijk welke soort uitbuiting.

 

A.Kinderarbeid

 

Mensen hebben rechten als mens, maar daarnaast ook als arbeider. Het niveau dat deze rechten afdwingbaar moet maken zijn de respectievelijke overheden van ieder land. Deze rechten worden meestal uitgedrukt in een nationaal arbeidsrecht. Schending van deze rechten moeten kunnen afgedwongen worden voor onafhankelijke rechtbanken.

Gelukkig is een goed beschermend arbeidsrecht voorhanden in België, doch het is de mate van afdwingbaarheid die telt. Indien in ons land de sociale - en de tewerkstellingsrechten in grove mate overtreden worden kan men dan spreken van een politieke onwil?

 

Vanuit beleidsmatig oogpunt is het niet overbodig zich vragen te stellen waarom men overgaat tot zwartwerk[155] of erger tot uitbuiting van arbeiders.[156]

Eén van de oorzaken kan zijn dat door het opentrekken van de grenzen voor allerlei producten de competitiedruk erg is toegenomen. Indien men deze druk niet kan volgen, grijpt men snel naar praktijken die de eerlijke concurrentie aantasten. Doch dikwijls voelt de overtreder het zelf niet zo aan.

Een andere oorzaak kan zijn dat na de jaren 70 onze economie zich meer en meer gaan toespitsen op de tertiaire sector dwz. de dienstverlening. Deze sector is mobieler dan een industriële werkgelegenheid en daardoor ook moeilijker te controleren. Deze groei van de dienstensector zien bepaalde auteurs als de oorzaak van de groei van de ondergrondse economie. Ondernemingen zijn zich meer en meer gaan richten op de uitoefening van enkel en alleen hun ‘ core business’, randactiviteiten worden zoveel mogelijk uitbesteed aan andere bedrijven, [157] o.a. vervoer, klein en groot onderhoud, schoonmaak….

Onze sociale inspectie diensten hebben het blijkbaar moeilijk om zich snel aan te passen aan deze veranderde situatie. Zij staan echter in een bevoorrechte positie om strijd te leveren tegen de mensenhandel in de arbeidssector. [158] In ons land ressorteren de inspectiediensten onder verschillende instanties. Men heeft de sociale inspectie onder het Federaal Ministerie van Sociale Zaken en de Inspectie van sociale wetten die ressorteert onder het federaal ministerie van tewerkstelling en arbeid, daarnaast heeft men nog de inspectie van de rijksdienst voor arbeidsbemiddeling en de inspectie van de rijksdienst voor sociale zekerheid. Twee laatst vernoemde inspecties vallen onder de parastatale waartoe ze behoren. In vergelijking met andere Europese landen hebben onze inspectiediensten een grotere bevoegdheid. Naast het controleren van illegale arbeid mogen ze zich ook inlaten met de strijd tegen de sociale fraude.[159]

Hun belang in de strijd tegen de mensenhandel heeft verschillende redenen.

Ten eerste ze hebben een soort appreciatie bevoegdheid en verschillende mogelijkheden om een probleem te benaderen. Ten tweede zij kunnen zowel een strafrechtelijke als een administratieve procedure in gang zetten.[160] Ten derde hebben zij de bevoegdheid om documenten in te kijken. [161]

In de strijd tegen de mensenhandel zijn er samenwerkingsakkoorden gemaakt tussen de verschillende sociale inspecties. [162]

De slachtoffers van mensenhandel en de illegale arbeiders die bij de controles vastgesteld werden, komen onder de bevoegdheid van het Ministerie van Binnenlandse zaken.[163]

Enigszins vreemd is het dat nergens melding wordt gemaakt van het feit dat er onder de slachtoffers minderjarigen aanwezig zijn.[164] De enige instantie die mij antwoord gaf op mijn vraag, had te kampen met hetzelfde probleem. De organisatie ‘Schone kleren’ heeft zelfs via de vakbonden trachten te weten of ze op de hoogte zijn van mogelijke kinderarbeid op Belgisch grondgebied. Zij kregen eveneens een negatief antwoord. Zij gaven me eveneens te kennen dat er een onderzoek toegeschreven is aan het IRCP te Gent in verband met ‘ illegaal huispersoneel’, gesteund door de koning Boudewijnstichting.[165]

 

Ik heb nergens gelezen dat de hoge belasting op arbeid een invloed heeft op zwartwerk of op uitbuiting van arbeiders. Dit geldt voornamelijk voor arbeidsintensieve bedrijven werkzaam in de vele nevensectoren. De vele illegale huisarbeiders tewerk gesteld zonder enige sociale bescherming, zijn niet alleen de dupe van de hoge belasting op arbeid maar eveneens van de strenge verplichte uurregeling welke niet aangepast is aan deze werkzaamheden. Zowel ons arbeidsrecht als ons belastingssysteem zijn gedeeltelijk mee verantwoordelijk voor de vele onrechtvaardige situaties zowel voor de Belgen, de legale vreemdelingen als de illegalen. Het verschil van kwetsbaarheid tot uitbuiting ligt in het feit of men al dan niet op een legale manier werkzaam is in België. De Belgen en de legale vreemdelingen zullen niet zo snel in erbarmelijke situatie terecht komen doordat ze op de eerste plaats niet kunnen verwijderd worden van het grondgebied en ten tweede zij steeds kunnen tergvallen op een sociaal net indien de verloning of de arbeidssituatie niet volgens hun normen zijn wat niet het geval is voor illegale immigranten. Het zijn voornamelijk de illegale immigranten die van dit systeem de dupe zijn. Gedeeltelijk is het de combinatie van een hoge belasting op arbeid en het niet belonen van bepaalde arbeidsvormen in onze maatschappij die leiden tot zwartwerk en mogelijke uitbuiting.

 

Verdrag 182 ILO

Op 17 juni 1999 werd het verdrag 182 inzake de bestrijding van de ergste vormen van kinderarbeid goedgekeurd door de Internationale Arbeidsorganisatie (hierna afgekort ILO). Het verdrag werd snel door verschillende landen geratificeerd nl op 10 januari 2002 reeds door 114 van de 175 lidstaten van het ILO.[166] Het artikel 3 van het verdrag verduidelijkt het begrip ’ergste vormen van kinderarbeid’ dit aan de hand van drie vormen: de eerste artikel 3 (a) zijn alle vormen van slavernij en gelijkaardige praktijken, een tweede vorm in 3 (b) is het gebruiken, verschaffen of aanbieden van een kind voor prostitutie, voor de productie van pornografie of pornografische optredens, artikel 3 ( c) naar het gebruik, verschaffen of aanbieden van een kind voor onwettelijke activiteiten, meer bepaald voor de productie en transport van drugs, zoals gedefinieerd in de desbetreffende internationale verdragen, als laatste heeft men artikel 3 (d) .

Het verdrag vervat de drie belangrijkste soorten uitbuiting nl de economische, de seksuele uitbuiting en het aanzetten tot criminele daden.

 

De federale instemmingwet is van 12 september 2001; de Vlaamse Gemeenschap heeft ingestemd bij decreet van 21 december 2001, de Duitse Gemeenschap op 8 oktober 2001 en de Franse Gemeenschap op 21 februari 2002. Toen was het nog wachten op de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie om een ordonnantie houdende instemming te geven om te kunnen overgaan tot ratificatie van het verdrag 182 van het ILO.[167]

De ratificatie van dit verdrag kan men vinden in Belgisch Staatsblad van 1 oktober 2002.[168]

 

Wetsvoorstel betreffende de strijd tegen de kinderarbeid van 13 oktober 1999

Iets na de goedkeuring van het verdrag 182 door het ILO op 17 juni 1999 werd door de heer Claude Eerdekens een wetsvoorstel ingediend op 13 oktober 1999 betreffende de strijd tegen de kinderarbeid.[169] Bij dit wetsvoorstel zijn nogal wat opmerkingen te geven. Het is correct dat commerciële uitbuiting van minderjarigen verfoeilijk is maar ik meen dat de strijd niet opgelost is door een nationale wetgeving in te voeren gebaseerd op repressie en boetes op producten vervaardigd in de lage loonlanden, die te koop worden aangeboden op de Belgische markt.

Vreemd toch dat de Heer Eerdekens enkel spreekt over invoer en distributie van goederen waaraan kinderen direct of indirect hebben meegewerkt in welk land van buiten de Europese Gemeenschap. Mogen wij daaruit besluiten dat de Heer Eerdekens ervan overtuigd is dat er geen kinderarbeid bestaat in de Europese gemeenschap of laat de Europese wetgeving niet toe een restrictie te voeren op producten gemaakt in de Europese Gemeenschap ook al is dit door kinderhanden vervaardigd.

Door een verbod te leggen op de verkoop van de goederen en hier boetes te laten betalen lost men niets op aan de problematiek voor de kinderen in de oorsprong landen in het tegendeel ik meen dat door deze aanpak de situatie van deze kinderen erop achteruit zal laten gaan, hun arbeid zal nog meer in verdokenheid worden uitgevoerd. [170] Het ligt ook niet in de lijn van het het verdrag 182 van het ILO, dit spreekt duidelijk over de ergste vormen van kinderarbeid te bestrijden, met een duidelijke vermelding wat men onder ergste vormen verstaat. (supra 57)

Het wetsontwerp stelt voor dat de informatie of deze goederen al dan niet met behulp van kinderen vervaardigd zijn moet vermeld worden op de verpakking. Het voorstel verduidelijkt echter niet hoe deze vermelding naar waarheid zal gecontroleerd worden. Het is lovenswaardig dat men zich zorgen maakt om de uitbuiting van de kinderen, maar dit voorstel geeft me een wrang gevoel, even als de gedachte dat er enkel maar opgetreden wordt, tegen de kinderarbeid, met in het achterhoofd zijn eigen arbeidsmarkt te beschermen, zoals de Amerikaanse vakorganisatie AFLCIO die lobbyde om een sociale clausule in te bouwen in het Wereldhandelsorganisatie’ s sanctieapparaat. Dit omdat de Amerikaanse textielsector heel wat banen verloor ten voordele van de lageloonlanden.[171]

Bij dit wetsontwerp stel ik me de vraag indien de bescherming van de minderjarige hier wel voorop stond.

Terecht wijst ‘Save the Children’ op het gevaar het totaal verbod te leggen op kinderarbeid in de ontwikkelingslanden, indien voor deze kinderen niets in de plaats komt zoals school, gezondheidszorg. Men moet op de eerste plaats streven naar betere arbeidsvoorwaarden voor de kinderen, met een loon naar werk. Gelijkertijd moet men werken aan het vergroten van de onderwijs mogelijkheden voor deze kinderen.[172]

Hierbij wil ik aanduiden dat in bepaalde Zuid Amerikaanse landen, waaronder Brazilië, in die richting reeds een initiatief genomen is met de regeling ‘ Bolsa Escola’ [173].

Zowel het verdrag inzake de rechten van het kind als het ILO verdrag spreken geen totaal verbod uit op kinderarbeid. Enkel de arbeid die als ‘ongezond of schadelijk’ kan omschreven worden is verboden.

 

Wet van 27 februari 2002 ter bevordering van de sociaal verantwoorde productie.

Een beter initiatief in de strijd tegen de internationale kinderarbeid is de wet van 27 februari 2002 ter bevordering van sociaal verantwoorde productie.[174] België wil terug laten blijken dat ze op internationaal gebied een voortrekkers rol wil vervullen ter de bescherming van kinderen in de wereld. Door deze wet kunnen bedrijven producten op de Belgische markt brengen met een label. Dit label maakt duidelijk dat deze producten aan bepaalde humanitaire en sociale voorwaarden voldoen. Goederen die het label niet dragen worden niet geweerd door de politieke macht, men laat de keuze aan de consument. Eigenlijk is het een positieve kwalificatie die men verkrijgt inspelend op het groeiend ethisch en sociaal bewustzijn van de consument.[175]

Deze wet verwijst in artikel 3 §2 naar verschillende voorwaarden, veelal vermeld in het verdrag 182 van het ILO, maar ook naar andere verdragen zoals de

vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht terug te vinden in verdrag 87 van 1948. [176]

Terecht wijst Prof. Blanpain hier op de praktische onmogelijkheid van vele bedrijven om de toegeleverde producten te kunnen controleren. [177]

 

Wetsvoorstel tot invoeging van artikel 10 quinquies in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, met het oog op de universele strafbaarstelling van bepaalde inbreuken op fundamentele sociale rechten

Een derde nationaal initiatief is het wetsvoorstel tot invoeging van artikel 10 quinquies in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, met het oog op de universele strafbaarstelling van bepaalde inbreuken op fundamentele sociale rechten.[178] Hier spreekt men van een universele strafbaarheidstelling, waarbij naast Belgen ook vreemdelingen, zelfs zonder een klacht, voor de Belgische rechtbank kunnen gedaagd worden indien ze aangetroffen worden op Belgisch grondgebied. De aanpak lijkt veelal op de deze van onze Genocidewet dat België verschillende malen in een moeilijk internationale politieke situatie gebracht heeft en daarom reeds aangepast. Het is goed dat dit wetsvoorstel nog even terzijde wordt geschoven.[179]

 

B. Aanzet tot criminele activiteiten van minderjarigen

 

Door de wet op de jeugdbescherming van 1965 is de apartstelling van de jeugd nog verder uitgewerkt. Jongeren begaan geen misdrijven, ze begaan een feit als misdrijf omschreven.[180] Door deze goed bedoelde strafrechtelijke meerderjarigheid heeft België een systeem waarbij minderjarigen onder de 18 jaar, mits enkel uitzonderingsgevallen, niet strafrechtelijk kunnen vervolgd worden. Mensenhandelaars hebben het nut gezien van deze wet voor hun praktijken. Ze creëerden een bijkomende afzetmarkt voor hen waar. De opdrachtgevers bleven volledig buiten schot, ze hadden al snel door dat de straffeloosheid van jongeren in hun voordeel werkte.

 

Wetsvoorstel van 23 september 2002 betreffende de bestraffing van personen die minderjarigen gebruiken om misdaden of wanbedrijven te plegen.

Om deze misbruiken tegen te gaan is een wetsvoorstel ingediend door de heer Fred Erdman in de kamer op 23 september 2002 betreffende de bestraffing van personen die minderjarigen gebruiken om misdaden of wanbedrijven te plegen. [181]

Dit werd uitgewerkt als een ‘bijzondere vorm van mededaderschap’ waarbij vier voorwaarden aan verbonden waren

1) het misdaad of wanbedrijf moet werkelijk gepleegd zijn, maw poging tot gebruik van deze jongeren om misdaden of wanbedrijven te plegen is niet strafbaar.

2) De minderjarige moet jonger zijn dan 14 jaar

3) er moet een duidelijk misbruik van de minderjarige bewezen worden

4) de meerderjarige moet een gezag over de minderjarige uitvoeren

Deze vier punten worden als verzwarende elementen opgenomen.[182]

Doch uit het wetsvoorstel maak ik op dat enkel punt 2 en 4 een verzwarende omstandigheid uitmaken van artikel 2 alinea 1, 2 en 3 van het wetsvoorstel [183]

 

In “artikelsgewijs toelichting” kan men lezen dat er geopteerd wordt voor een algemene bepaling inzake mededaderschap zonder verwijzingen naar bepaalde misdaden of wanbedrijven en dit terecht.[184]

 

Het amendement ingediend door de Minister van Justitie Verwilghen[185] laat duidelijk blijken dat ze streven naar een meer coherent maken van de strafrechtelijke bescherming van de minderjarigen. Hij noemt het dan ook ‘wetsvoorstel tot verruiming van de strafrechtelijke bescherming van de minderjarige’. Dit wetsvoorstel ziet het vorig initiatief als een nieuwe afdeling ‘ VI : Gebruik van minderjarigen met het oog op het plegen van een misdaad of een wanbedrijf’ geplaatst onder hoofdstuk III ‘ Aantasting van de persoon van minderjarigen, van onbekwamen en van het gezin’ dat op zijn beurt onderdeel is van de Titel VIII ‘ Misdaden en wanbedrijven tegen personen’ in het Strafwetboek.

In het amendement worden twee belangrijke wijzigingen voorgesteld in verband met de strafverzwaring:

Ten eerste worden de straffen verlaagd wat de aard en de duur betreft, omdat ze in die mate gesteld waren dat er criminele straffen werden opgelegd voor wanbedrijven. Het wetsvoorstel stelde dezelfde straffen voor als vermeld in artikel 380 § 4 SW (aanzetten van minderjarigen tot prostitutie). De regering wenste toch een onderscheid te maken tussen delicten die de lichamelijke integriteit van minderjarigen aantasten en andere delicten zoals aanzet tot diefstal, aanzet tot gebruik van agressie.

De mededaderschap van de volwassene blijft gebaseerd op artikel 66 SW en er wordt niet geopteerd voor een Artikel 66 bis SW. Omdat ze wensen dat het inroepen van artikel 66 SW onverminderd moet blijven, maar dat er wel een verzwaring komt van de minimumstraf van de mededader indien de dader een minderjarige is. De minimumstraf wordt nog verzwaard onder volgende voorwaarden:

1. indien de dader nog niet de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt - en niet zoals in het wetsvoorstel 14 jaar –

2. er een gezagsverhouding bestaat,

3. misbruik wordt gemaakt van een kwetsbare positie van de minderjarige

4. en indien die praktijk een gewoonte wordt van de meerderjarige mededader.

Met het amendement van de regering wordt ook voorgesteld om de strafbepalingen van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming onder te brengen in het strafwetboek, omdat ze een strafrechtelijke bescherming van de minderjarige zijn.

Daarnaast tracht men de artikelen 53 en 53bis van de Arbeidswet in overeenstemming te brengen met artikel 342 van het SW die de bestraffing regelt voor het aanzetten tot bedelarij. (zie supra 25)

Vervolgens zouden de strafbepalingen uit de wet van 1965 betreffende de jeugdbescherming geschrapt worden, indien ze reeds voorkomen in andere wetgevingen, hetzij ze niet meer kunnen toegepast worden.

Uit het amendement kan men afleiden dat men wenst het mededaderschap te koppelen aan artikel 66 SW en geen apart mededaderschap te creëren gebonden aan de misdaad of wanbedrijf door de minderjarige gepleegd, omdat de minderjarige voor een andere rechtbank komt: de jeugdrechter en deze geen straffen uitspreekt, maar enkel maatregelen treft.

De heer Erdman kon zich volledig akkoord verklaren met de wijzigingen aangebracht door de regering omdat de essentie van het wetsvoorstel niet geraakt was, nl. de signaalfunctie blijft: de bekommernis en de aanpak van het gebruiken en/of misbruiken van de bescherming van de minderjarigen.[186]

 

C. De niet begeleide minderjarigen

 

Sinds 1 januari 1999 had België, op grond van een resolutie van de Europese Unie van 26 juni 1997, een statuut voor de buitenlandse niet-begeleide minderjarigen moeten aannemen.[187] Hedentendage is de bescherming van deze minderjarigen nog niet verwezenlijkt, er is nog steeds een gebrek aan wetgevende bescherming voor deze jongeren.

Men kan enigszins verwijzen naar het K.B. van 8 oktober 1981 artikel 118 dat zegt: ‘ Behoudens bijzondere beslissing van de minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft of zijn gemachtigde, mag geen bevel om het grondgebied te verlaten worden afgeleverd aan een vreemdeling die minder dan 18 jaar oud is of die volgens zijn personeelsstatuut minderjarig is. Dat bevel om het grondgebied te verlaten wordt vervangen door een bevel tot terugbrenging overeenkomstig het model van bijlage 38” [188]

Anderzijds heeft men de OCMW reglementering die stelt dat iedereen die in het land aanwezig is een minimale levenskwaliteit moet geboden worden.[189]

 

Het opstellen van een voogdijschap voor deze minderjarigen is een van de voornaamste maatregelen die vooropgesteld worden in de resolutie van de Europese Unie van 26 juni 1997.[190] Tot op dit moment is de voogdijregeling voor NBMV nog niet in werking. In december 2002 werd er wel een Programmawet gestemd waarbij de specifieke voogdij voor deze jongeren wordt geregeld. Doch de K.B. ‘s nodig om deze programmawet te laten uitvoeren kunnen niet opgesteld worden zolang er geen akkoord is tussen de Gemeenschappen en de federale overheid, omdat de opvang een bevoegdheid is van de Gemeenschappen. Deze akkoordverklaring laat op zich wachten.[191] De problematiek is er één van budgettering, wie zal de rekening betalen van de NBM de Gemeenschappen of de Federale regering. Dit is een kwestie die in de volgende regeerperiode zal moeten volbracht worden. [192]

In praktijk blijven de Gemeenschappen verantwoordelijk voor de opvang.

De Vlaamse Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen ziet de opvang in drie stappen. . Ten eerste de opvang aan de grens: dit ziet men als een soort beveiligt centrum, doch uitdrukkelijk geen gesloten opvangcentrum. Waar het verschil zal liggen vanuit het oogpunt van de minderjarige stel ik me wel de vraag. Ten tweede de kleinschalige observatie -, oriëntatie - en onthaalcentra met als laatste stap de opvolgopvang onder de Bijzondere Jeugdzorg.

Voor het moment ligt naast het financiële probleem eveneens het probleem dat de opvang zo verschijnen is qua taal, qua leeftijd, qua einddoel, waardoor voor het moment vele instellingen niet het gekwalificeerd personeel heeft dat nodig is om deze kinderen naar behoren op te vangen. Er moet een betere samenwerking komen tussen de Gemeenschappen die instaan voor de opvang van de jongeren en de federale overheid die instaat voor asiel aanvragers.[193]

Er is blijkbaar een grote vraag zowel vanuit het beleid - dit om informatie te kennen – als vanuit het middenveld om een centraal aanspreekpunt te creëren.[194]

 

De Dienst Vreemdelingenzaken heeft niet zitten wachten op de akkoordverklaringen en de nodige K.B.’s om de NBMV reeds een identiteit te geven in ons land en hebben een interne dienstnota opgesteld reeds op 1 april

1999. [195] Naar aanleiding daarvan werd er een cel niet begeleide minderjarigen opgericht binnen de dienst Vreemdelingenzaken.[196]

Op 26/04/2002 is er een omzendbrief omtrent de identificatie en het inlichtingsformulier betreffende de seining en de plaatsing van niet – begeleide minderjarige vreemdelingen met tot doel een verbetering te brengen in het beheer van de dagelijkse dossiers van deze jongeren waarbij de identiteitsgegevens en de plaatsingsgegevens van essentieel belang zijn. Door de invoering van deze formulieren komt België dichter bij de vereisten van artikel 8 van de Conventie van de Rechten van het kind: de jongeren hun identiteit te vrijwaren en het artikel 3 van de Resolutie van de Raad van de Europese Unie van 26 juni 1997 ( 97/C 221/03) betreffende de niet –begeleide minderjarigen die onderdaan zijn van een derde landen. Dit artikel bepaalt dat de lidstaten zich dienen in te spannen om zo vlug mogelijk de identiteit van de minderjarige vast te stellen evenals het feit dat hij niet begeleid is. Dit met doel gemakkelijker de familie terug te vinden als middel in de strijd tegen de mensenhandel.[197]

Doch in de praktijk is er nog geen rechtlijnigheid op te merken.[198]

 

Op 6 februari 2003 is het wetsvoorstel tot wijziging van het SWB en van de wet van 15 december 1980 kortweg de vreemdelingenwet ingediend. In de toelichting kan men lezen dat dit voorstel gebeurt met het oog op een verzwaring van de straffen voor personen die zich schuldig maken aan smokkel van en handel in niet-begeleide minderjarigen, die de bijzondere kwetsbare de niet-begeleide minderjarige, nog meer wil beschermen dan andere kinderen.[199]

Dit wetsvoorstel werd op 25 maart 2003 door de commissie voor de justitie integraal aanvaard. Doch in verslag namens de commissie voor de justitie uitgebracht door Mevrouw Taelman werd duidelijk verwezen dat het niet enkel gaat om NBM: “ Indien het om exploitatie van minderjarigen gaat of van een persoon die bijzonder kwetsbaar is, of wanneer de exploitatie wordt gepleegd door een ascendant of door een persoon die misbruik maakt van een gezag, of gebruik maakt van listige kunstgrepen, geweld, of dwang, bedraagt de gevangenisstraf 10 tot 15 jaar en de geldboete 1000 tot 100000 euro ( artikel 343)” (Verslag, 25 maart 2003, Senaat, nr. 2-1457/2, 3.)

Men kan hier ook uit afleiden dat het artikel niet enkel voor minderjarigen geldt, het is een bescherming voor iedere persoon die in een kwetsbare positie staat. Wat verstaan wordt onder kwetsbare positie is niet verduidelijkt.

Men spreekt hier ook over een duidelijk politiek signaal, signaal dat wil duidelijk maken dat uitbuiting en handel van mensen niet kunnen. Aangezien dit voorstel uit de werkgroep ‘ Rechten van het Kind’ komt vind ik het geheel nogal verwarrend. Op de eerste plaats wordt het naar voor geschoven als een bescherming van NBM op ons grondgebied, als tweede wordt de bescherming uitgewerkt met de wet van 1995 inzake mensenhandel uitgebreid van prostitutie naar bedelarij en worden meerderjarige gehandicapten qua bescherming gelijk gesteld aan de minderjarigen. Om te besluiten dat alle meerderjarige kwetsbare groepen en alle minderjarigen onder deze verstrengde bescherming zullen vallen.

 

Zowel uit het onderzoek verricht door Child Focus [200] gebaseerd op interne dossiers van verdwijning van NBM als uit de studie van de aan de KULeuven verbonden antropoloog Chin Lin Pang over minderjarige asielzoekers blijkt dat heel wat minderjarigen spoorloos verdwijnen.

De heer Koen Bultinck had een reeks vragen te stellen aan de verantwoordelijke ministers op basis van laatst vermeld onderzoek, o.a.: hoeveel verdwijnen er, uit welk asielcentrum en hoe zit het met de verhouding verdwenen / niet verdwenen minderjarige asielzoekers en de verhouding tussen verdwenen meerderjarige en minderjarige asielzoekers. Volgens het antwoord is het moeilijk bij te houden hoeveel er nu al dan niet verdwijnen, aangezien de asielzoekers vrij zijn al dan niet te verblijven in het centra dat hun toegewezen is. Doch het is enkel in de toegewezen centra dat maatschappelijke dienstverlening te verkrijgen is. Gedetailleerd cijfermateriaal over asielzoekers die zich niet meer aanmelden wordt niet systematisch bijgehouden. In de begroting van 2002 zou er wel rekening gehouden worden met het bekostigen van een leefgroepwerking en individuele trajectbegeleiding voor NBM asielzoekers doch enkel voor de federale centra. Deze werkwijze zou passen in een geïntegreerd opvangnetwerk voor deze jongeren volgens het driestappenplan. (supra 66) .[201]

 

De Heer Paul Nijs van ’t huis te Aalst dat sinds 1999 in werking is en speciaal voor de opvang van de niet begeleide minderjarigen is opgericht vindt dat er nog steeds geen beleid gevoerd wordt ten opzichte van deze doelgroep. Het Ministerie heeft trouwens nog nooit naar zijn ervaring gevraagd betreffende deze jongeren, hij vindt het beleid te juridisch en niet afgestemd op de eerste noden van deze kinderen. Hij vecht de praktische uitwerking aan van de nieuwe voorstellen betreffende het voogdijschap van de NBM. De ruimere taakomschrijving van de toegekende voogd vindt hij verkeerd. Volgens hem zijn de mensen die de opvang verzorgen voor deze jongeren in de beste positie om als vertrouwenspersonen op te treden, dat is niet de taak van de voogd. Zij zijn het die een bed, eten en onderdak geven. De voogd zou wel de nodige kennis moeten hebben zodat hij de laatste en juiste juridische informatie kan geven aan de minderjarigen.[202]

 

D. Raakvlakken

 

Nog enkele knelpunten die niet rechtstreekse gericht zijn op de bescherming van minderjarigen, maar die het misbruik van minderjarigen zou kunnen moeilijk maken.

 

D1. Misbruik van administratieve maatregelen

 

Mensenhandelaars maken gebruik van alle soorten middelen om hun waar in het land van bestemming te krijgen. Ze organiseren illegale transporten en misbruiken de legale immigratiewegen.

Eén van de mogelijkheden is het misbruiken van het vluchtelingenstatuut. Het slachtoffer dient een aanvraag in om het statuut van vluchteling te krijgen. Advocaten proberen die aanvraag zo lang mogelijk te laten duren. Ondertussen moeten de meisjes in een bordeel. Als de overheid beslist dat deze meisjes niet mogen blijven verdwijnen ze gewoon. Dan worden ze naar een buurland gebracht of blijven ze hier in de illegaliteit.[203]

Een tweede mogelijkheid is het visa misbruik. Een Belgische diplomate heeft dit schandaal inzake de visa zwendel aan het licht gebracht en strijdt nog steeds tegen dit onrecht.[204] Doch blijkbaar met weinig succes. De diplomaten die zich schuldig gemaakt hebben aan corruptie zijn nog steeds op post.[205]

Bij deze laatste wordt niet alleen het misbruik van administratieve maatregelen aan de kaak gesteld, maar ook het probleem van corruptie. De illegale internationale verplaatsingen van de goederen/mensen, alsook van de winsten vraagt medewerking van personen geplaatst bij de douane, de ambassades, bij de politie en nog veel meer.

Men kan de corruptie kwalificeren volgens organisatiemodel van de smokkel/handel. De kleinschalige smokkel/handel baseert zich op de bureaucratische corruptie, de uitstippeling van de routes door corruptienetwerken en de door de staat georganiseerde trafieken wordt gekenmerkt door corruptie van hoog niveau.[206]

Doch actoren van de georganiseerde criminaliteit gaan enkel maar over tot corruptie indien het hen helpt om hun activiteiten op een rustige manier uit te bouwen.[207]

 

D2. Asiel en immigratiepolitiek

 

Verschillende instellingen en onderzoekingen geven blijk dat er een verband is tussen de immigratiepolitiek en de mensensmokkel. Zowel de Europese Commissie[208] als de Koning Boudewijnstichting hebben onderzoekingen laten uitvoeren.

Het onderzoek van de Koning Boudewijnstichting werkte met een reflectiegroep, die op basis van het syntheseverslag opgesteld door Johan Wets, op zijn beurt een verslag op basis van de onderzoekingen, een rapport heeft geschreven:

‘ Migratie en Asiel: vluchten kan niet meer?’

Een van hun aanbevelingen inzake de problematiek rond illegale immigratie, is het versterken van de strijd tegen de mensenhandelaars en het open stellen van de wettelijke immigratiekanalen.[209]

 

D3. Budgettering

 

Politiek kunnen kinderen gezien worden als aanwinst of als burgers voor de toekomst, maar voor het beleid komt het er meestal op neer wat de kostprijs zal zijn om een menswaardig bestaan te geven. Dat is eigenlijk de essentie van de politieke wil. Hoe lager de kostprijs, hoe gemakkelijke de politieke inzet zal gevonden worden.[210]

Hoe men de strijd ook aanbindt tegen de mensen/kinderhandel, men kan het niet zonder middelen.

Wat het budget betreft in België voor kinderacties in het algemeen, is niet erg groot. Dit blijkt uit een persbericht van Mevr Sabine De Bethune.[211] Er was voor 2001 slecht 3,9 miljoen euro ( 0.008%) expliciet bestemd voor programma’s voor kinderen, dit op een totaal begroting van 44,792 miljoen euro.

De meeste federale departementen hebben zelfs geen apart budget uitgetrokken om acties te kunnen ondersteunen.

De 0,008% hebben enkel betrekking op de federale begroting, dus alle uitgaven door de Vlaamse regering ten voordele van de kinderen is hier niet bij betrokken zoals vb onderwijs. De gezondheidsuitgaven specifiek voor kinderen ook niet. Het gaat hier enkel om specifieke kinderprojecten vanuit de federale begroting. De bedoeling van Mevr De Bethune is een politiek signaal te geven, er is noodzaak aan specifiek begroting ten voordele van kinderen. Zij vragen dat er voortaan een apart document door de minister van begroting bijgevoegd wordt, een soort kindertoets.[212]

CD&V streeft naar een 1% norm op de begroting en een globaal kinderrechten beleid.

Goed is het om te lezen dat enkel met goede bedoelingen, rapporten en verdragen de rechten van het kind niet gevrijwaard zijn, naast het kindereffectenrapport zou een budgeteffectenrapport niet misstaan. Het is een voorwaarde om de kinderrechten in praktijk om te zetten.[213]

 

De enige organisaties die specifieke steun hebben ontvangen zijn UNICEF en de internationale Arbeidsorganisatie. Respectievelijk 3,2 miljoen euro plus een half miljoen euro voor de wereldtop rond kinderen en 5 miljoen euro voor het internationaal programma voor de afschaffing van kinderarbeid.

 

D4. preventie

 

De preventieve aanpak van de kinderhandel is een belangrijk deel. Zowel voor de potentiële slachtoffers, als voor de gemeenschap. Doch heb ik weinig initiatieven gevonden om de kinderen en de jongeren op de gevaren te wijzen en/of zich assertief op te stellen.

 

In het Vlaams parlement is er eind november 2002 een vraag gesteld aan de Vlaamse Minister van Onderwijs en vorming over de rol van de school in de sensibilisering van kinderen en jongeren betreffende het gebruik van het WWW.

Al te vaak wordt dit media gebruikt met verkeerde doeleinden. Kinderen moeten leren hun privacy te beschermen. Child Focus is reeds gestart in het schooljaar 2002 –2003 met een ‘Surf Safe’ campagne. Vervolgens wordt er samen met de federale regering, het ministerie van justitie, Child Focus, de computer crime unit van de federale politie en diverse media een “sensibilisering en preventiecampagne” opgesteld. Deze is veel ruimer dan enkel beschermen van de minderjarigen. Het gaat hier ook ter beveiliging van virussen, computerinbraak, intellectuele eigendom enz…[214]

 

In het kader van de veiligheids – en maatschappijcontracten en de preventiecontracten 1999 zijn er projecten gesubsidieerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken zoals bv. De gemeente Schaarbeek startte een project ter bestrijding van de mensenhandel en kinderprostitutie. Ze proberen personen te plaatsen tussen de politiediensten en de instanties die de mensen verder kunnen helpen en dit door middel van een vrij individuele aanpak. De stad Seraing heeft op hun grondgebied in het kader van het luik politie een project uitgewerkt ter bestrijding van de mensenhandel. In Vlaanderen werden blijkbaar in dezelfde periode geen soortgelijke initiatieven genomen.[215]

Ik heb hier maar enkel voorbeelden aangehaald, een totale opsomming geven is hier ook niet de bedoeling. Ik wil hiermee aantonen dat er toch enkele lokale preventieve initiatieven genomen worden.

 

Hoofdstuk 4: besluit

 

De Belgische aanpak zou zowel bestuurlijk als strafrechtelijk gebeuren en steunt op vier pijlers.

 

1/ De administratiefrechtelijke aanpak.

2/ Sociaalrechtelijke aanpak

3/ Strafrechtelijk beleid: de positie van het slachtoffer, de pakkans, de veroordeling en strafuitvoering voor de daders.

4/ De maatschappelijke aanpak: de hulpverlening. [216]

 

Uit wat vooraf besproken is kan men afleiden dat alle vier de pijlers enige aandacht hebben gekregen gedurende de laatste jaren.

Het administratieve luik omvat voornamelijk het asiel – en immigratiebeleid en de visa fraude.

Ook al zijn de werken begonnen, om een Europees visa systeem in voege te brengen, toch heeft de commissie voor de Binnenlandse zaken en voor de administratieve aangelegenheden onlangs aanbevelingen aangenomen in verband met mensenhandel en visa fraude.[217]

Wat het asiel en immigratiebeleid betreft wordt dit meer en meer een zaak van de Europese Unie. Omdat éénmaal binnen in de Europese Unie er een vrijheid van verkeer van personen bestaat. Toch iedere staat kan nog maatregelen treffen omtrent het verblijf op hun grondgebied. Uit het jaarrapport van Caritas[218] blijkt duidelijk dat het aantal cliënten met illegaal verblijf steeg in het jaar 2001 dat dit gepaard ging met een grote daling van het aantal asielaanvragen door de strenge wetgeving.[219]

 

De sociaalrechtelijke aanpak maakt op een positieve manier gebruik van de reeds bestaande inspectiediensten om de strijd tegen de mensenhandel aan te gaan. Doch deze samenwerking tussen de verschillende instanties is erg jong. De eerste evaluatie was in 2002.[220] Beleidsmatige aanbevelingen kan men er nu nog niet uithalen. Het blijft toch vreemd dat nergens enigszins sprake is van kinderarbeid gekoppeld aan mensenhandel. Indien via deze weg geen informatie komt betreffende kinderarbeid/handel, zal men zich toch de vraag moeten stellen of deze de aangewezen weg is om dit fenomeen op te sporen in België. Een verkeerd besluit zou zijn dat er geen kinderarbeid/uitbuiting zou bestaan.

Wat de initiatieven betreft inzake de international economische uitbuiting van kinderen, krijg ik snel de indruk dat we teveel de morele wereldverbeteraars willen zijn. Een rationelere inzicht en aanpak van de problematiek zou een betere samenwerking met de producerende landen verwezenlijken.

 

De strafrechtelijk bestrijding is zeer moeilijk daar de bewijslast zwaar is.

Enerzijds heeft men de bewijslast die aangebracht moet worden door het slachtoffer. Mensenhandel gaat dikwijls gepaard met angst en geweld tegen de persoon, de situatie wordt daardoor herleid tot een fysische machtspositie. De dader maakt duidelijk dat hij/zij geen enkel respect heeft voor de rechten en morele waarden die het slachtoffer heeft als persoon.[221]

Het zijn de slachtoffers die moeten getuigen en die de bewijzen van uitbuiting moeten naar voor brengen, de angst voor het reeds ervaren geweld houdt hun veelal tegen.

Anderzijds heeft men de problemen met het aantonen van de financiële voordelen uit de handel. De verstrenging van de wetten doet de criminele organisaties zich nog beter organiseren. Ingewikkelde bedrijfskundige constructies worden opgesteld waardoor de grote winsten onvindbaar worden. Deze winsten worden in het legaal circuit gebracht wat een destabilisering van het economisch leven meebrengt en leidt dikwijls tot het corrumpering van de ambtenaren die deze activiteiten bestendigen.[222]

Vanuit het oogpunt van de dader ligt het doel van mensenhandel niet in de uitbuiting van mensen, in het straffen of opzettelijk kwellen. Het speelt zich volledig af in beeld van een financiële verbetering voor de dader. Mensenhandel manier is enkel het middel voor de dader om zich zo snel mogelijk materieel te verbeteren waarbij hij zijn emotionele eigenschappen volledig op de achtergrond verdrijft.[223]

Qua strafrechtelijke bescherming van minderjarigen zijn er efficiënte initiatieven genomen. Het wetsvoorstel van 23 september 2002 betreffende de bestraffing van personen die minderjarigen gebruiken om misdaden of wanbedrijven te plegen[224] kan enkel maar toegejuicht worden.

 

Spijtig dat de maatschappelijk benadering te lijden heeft onder de van bevoegdheidsverschillen tussen de Gemeenschappen en de Federale overheid.

Het zou niet mogen dat de NBM in de kou blijven staan wat betreft hun preventieve bescherming t.o.v. de handelaars. Anderzijds is er nog veel te weinig aandacht voor de behandeling van slachtoffers van mensenhandel. Het vinden van een gespecialiseerde opvang voor hen blijft een groot probleem.[225]

Het gevaar dreigt wel indien één land uitblinkt in een humane aanpak van zijn slachtoffers, dit land snel een gedroomd bestemmingland is, voor economische illegalen die van het systeem misbruik maken.[226]

 

Beleid is een kwestie van het maken van keuzes zowel financieel als ideologisch.[227] Men kan niet zeggen dat er geen politieke aandacht is inzake de bestrijding van de mensenhandel, doch vind ik ze nogal eenzijdig. Er zijn weinig initiatieven te vinden die de algemene bevolking sensibiliseren of waarbij bepaalde potentiële slachtoffers preventief beschermd worden.

 

Oorzaak van het gebrek aan preventieve maatregelen meen ik te mogen zoeken in het feit dat de kern van het fenomeen nog niet genoeg gekend is. Er wordt veel aandacht geschonken aan bepaalde kwetsbare groepen en anderen blijven in de kou staan. Zo lijkt het toch, het kan zijn dat die andere groepen benaderd worden via efficiëntere wegen, rekening houdend met hun problematiek, zoals het onderwijsnet, gezinshulp….. Hoe dan ook, er is en gebrek aan een overkoepelend orgaan, of een dialooggroep waarin alle facetten zowel horizontaal als verticaal in vertegenwoordigd zijn.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[129] DE VRIJ, H. en FONCK, C., ‘Traffic in children. Traffic in human beings’, Master in European criminal law, Gent, universiteit Gent, academiejaar 2002-2003, 2.

[130] VAN DIJK, R.,NIJBOER, J. en VOCKS, J.,’Sociale en culturele achtergronden van vrouwenhandel’, Tijdschrift voor criminologie , 2001, 4, 390-400.

[131] DE PAUW, H., o.c., 38.

[132] GILLEBEERT, D. en CLAES, T., l.c. 56 – 90.

[133] GILLEBEERT, D. en CLAES, T., l.c., 88 – 90.

[134] Artikel 102 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, B.S., 5 januari 1999.

[135] X., (z.d.), ‘Mensenhandel’, in politiedocumentatie,[WWW]. Federale politie: http://www.poldoc.be/dir/dgj/djp/wab/djptran.htm ,[01/04/2003].

[136] DE STOOP, C., Ze zijn zo lief, Meneer:over vouwenhandel, meisjesballetten en de bende van de miljardairs, Leuven, Kritak, 1993, 248 p.

[137] JANZING, L., o.c, 24 – 28.

[138] ALBERS, C., o.c., 28 –29.

[139] BRUYLAND, M., Als de straat je thuis moet zijn… Straatkinderen en –jongeren in België. Verkennend onderzoek in drie grootsteden, Gent 1997, 19-21.

[140] X., (z.d.) ‘ Hoofdstuk IV: verslagen van de ministeries’ in jaarrapport mensenhandel [WWW].Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding: http://www.antiracisme.be/nl/rapporten/mensenhandel/2000/mens_4a.pdf [05/11/2002] 9.

[141] Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie, B.S., 14 juli 1995.

[142] K.B. van 16 juni 1995 betreffende de opdracht en de bevoegdheid van het Centrum voor Gelijkheid van kansen en oor Racismebestrijding inzake de bestrijding van de internationale mensenhandel, alsook tot uitvoering van artikel 11, §5, van de wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie, B.S., 14 juli 1995.

[143] K.B. van 16 juni 1995 betreffende de opdracht en de bevoegdheid van het Centrum voor Gelijkheid van kansen en oor Racismebestrijding inzake de bestrijding van de internationale mensenhandel, alsook tot uitvoering van artikel 11, §5, van de wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie, B.S., 14 juli 1995.

[144] X., (z;d.) Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, [WWW]. http://www.antiracisme.be/nl/kader_nl.htm, [05/05/2003].

[145] Jaarverslag 2000 Child Focus.

 

[146] X.,(z.d.) ‘Vredesprijs 1999 – Huldiging van Paul Nys en ht team van t’Huis’ , in Welzijn.[WWW]. Welzijn: http://www.welzijn.net/vrede/Vredesprijs_01.htm ,[11/10/2002]

[147] CAUWELS, M. ‘ Stageverslag’, Gent, Universiteit Gent, 2002 –2003, 29.

[148] X.,(z;d.) ‘ UNICEF België vraagt de Belgische overheid zijn beloftes na te komen’, [WWW]. Kinderrechtencoalitie: http://www.kinderrechtencoalitie.be/default.asp?pageid=164 [29/04/2003]

[149] X.,(z.d.) ‘Rencontre avec les enfants, rapport de l’Unicef’[WWW] http://louismichel.net/breve.php3?id_breve=42 [24/04/2003]

[150] VAN KEIRSBILCK, B., Vergadering op 18 oktober 2002, Brussel. (mondeling mededeling)

[151] Nieuwsbrief van het platform ‘kinderen op de dool’, oktober 2002, 2 –4.

[152] DEMETS, F. (2003). ‘Zij kwamen uit het Oosten’: Chris De Stoop bindt opnieuw het harnas om, Humo, 12, 32.

[153] DEMETS, F., o.c. 32.

[154] X., (z.d.) ‘Conclusie van de speciale zitting van de VN over kinderen, New York, mei 2002’ in persberichten [WWW]. CD&V: http://users.cdenv.be/sdebethune/persberichten/persbericht_34.html [29/04/2003]

[155] Onder zwartwerk versta ik een situatie waarbij de werknemer en de werkgever er zich van bewust zijn de sociale wetten geldig in België niet na te leven.

[156] Uitbuiting van arbeiders niet is niet enkel de sociale wetten overtreden, maar eveneens de arbeid niet vergoeding zoals het hoort of deze onder erbarmelijke situaties te laten gebeuren.

[157] DE BAETS, PH., ‘ De rol en functie van de sociale inspectiediensten in de strijd tegen de mensenhandel’, Panopticon, 2002, 385.

[158] Persbericht Frank Vandenbroucke en Laurette Onkelinx van 4 maart 2002: Illegale tewerkstelling.

http://www.vandenbroucke.fgov.be/P-020304.htm , [03/03/2003].

[159] DE BAETS, PH., o.c. 388.

[160] Persbericht FRANK VANDENBROUCKE e LAURETTE ONKELINX van 4 maart 2002: illegale tewerkstelling,[WWW] http://www.vandenbroucke.fgov.be/P-020304.htm , [03/03/2003].

[161] DE BAETS, PH., o.c. 392.

[162] Protocol betreffende de samenwerking inzake de bestrijding van de mensenhandel afgesloten tussen de sociale inspectie van het ministerie van sociale zaken en de inspectie van de sociale wetten van het ministerie van tewerkstelling en arbeid , (z.d.), [WWW] http://www.vandenbroucke,fgov.be/bijlage020304protocol.htm ,[03/03/2003]; Jaarrapport 2001 inzake het Vlaamse beleid naar etnische – culturele minderheden, 148.

[163] Persbericht FRANK VANDENBROUCKE e LAURETTE ONKELINX van 4 maart 2002: illegale tewerkstelling,[WWW] http://www.vandenbroucke.fgov.be/P-020304.htm , [03/03/2003].

[164] Ibid.; X., ‘Nieuws van de dag’, in archief van de Federale Politie. [WWW]. Federale Politie: http://www.fedpol.be/fedpol/nieuws/archief/txt/chinois.htm ,[01/04/2003]

[165] Telefonische gesprek met Mevr. Rita Van Loo, Schone kleren campagne, Brussel, 19/03/2003,(mondelinge mededeling).

[166] VANDAELE, A. (z.d.), ’Kanttekeningen: Recente ontwikkelingen op internationaal en Belgisch vlak inzake kinderarbeid’ [WWW]. KULeuven: www.law.kuleuven.ac.be/iir/seminars/KanttekKindArb.pdf [01/05/2003].

[167] Handelingen Nederlandse versie, donderdag 28 februari 2002, ochtendvergadering, nr. 2-183, 29-30. in Beknopt verslag/ commissiebulletin/agenda, [WWW]. Senaat: http://www.senaat.be/www/?Mival=/publications/viewTBlokDoc&DATUM=’02/28/2002 [16/02/2003].

[168] Wet van 12 september 2001 houdende instemming met de Overeenkomst nr. 182 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende het verbod van de ergste vormen van kinderarbeid en de onmiddellijke actie met het oog op de afschaffing ervan, gedaan te Geneve op 17 juni 1999 (1)(2), B.S., 1 oktober 2002.

[169] EERDEKENS, C.,(23/09/2002) ’ Wetsvoorstel betreffende de strijd tegen de kinderarbeid’ in Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, [WWW]. Kamer Van Volksvertegenwoordigers: http://www1.dekamer.be/FLWB/pdf/50/0146/50K0146001.pdf [03/05/2003].

[170] X., (z.d.) Big business, small hands: responsible approaches to child labour.,[WWW]. Save the children (UK), Press release, http://www.savethechildren.org.uk/pressrels/260600.html, [24/03/2003].

[171] VANDAELE, A.,’Kanttekeningen: Recente ontwikkelingen op internationaal en Belgisch vlak inzake kinderarbeid’, [WWW]. KULeuven: www.law.kuleuven.ac.be/iir/seminars/KanttekKindArb.pdf [01/05/2003].

[172] X., (z.d.) Big business, small hands: responsible approaches to child labour.,[WWW]. Save the children (UK), Press release, http://www.savethechildren.org.uk/pressrels/260600.html, [24/03/2003].

[173] SUPLICY, E., ‘Towards a citizen’s income. The advancement of the battle in Brazil’,VIII Congress economic citizenship rights for the 21th century, Geneva, 2002, 9 –10.

[174] Wet van 27 februari 2002 ter bevordering van sociaal verantwoorde productie, B.S., 26 maart 2002.

[175] VANDAELE, A., o.c. 4.

[176] Artikel 3§2 van de wet van 27 februari 2002 ter bevordering van sociaal verantwoorde productie, B.S., 26 maart 2002.

[177] VANDAELE, A., o.c. 8.

[178] Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 10 quinquies in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, met het oog op de universele strafbaarstelling van bepaalde inbreuken op fundamentele sociale rechten, Parl.St. Kamer, 1999 – 2000, nr. 50 – 315/1.

[179] VANDAELE, A., o.c. 7.

[180] VERHELLEN, E., ‘Jeugdbeschermingsrecht’, Gent, Mys & Breesch,1998, 70.

[181] ERDMAN, F.,(23/09/2002) ‘ Wetsvoorstel houdende bestraffing van personen die minderjarigen gebruiken om misdaden of wanbedrijven te plegen’ in Belgische kamer van Volksvertegenwoordigers, [WWW]. Parlementaire stukken: http://www1.dekamer.be/FLWB/pdf/50/2027/50K2027001.pdf [02/05/2003]

[182] X., Bestraffing van personen die minderjarigen gebruiken om misdaden of wanbedrijven te plegen, Tijdschrift voor Jeugdrecht en kinderrechten, 2003/1, 21.

[183] ERDMAN,F. en VANVELTHOVEN, P., ‘ Wetsvoorstel’ 23 mei 2002, [WWW]. http://www1.dekamer.be/FLWB/pdf/50/2027/50K2027001.pdf [02/05/2003]

[184] ERDMAN, F., Toelichting bij het wetsvoorstel houdende bestraffing van personen die minderjarigen gebruiken om misdaden os wanbedrijven te plegen’, 23 september 2002, [WWW] Kamer van Volksvertegenwoordigers: http://www1.dekamer.be/FLWB/pdf/50/2027/50K2027001.pdf [02/05/2003].

[185] VERWILGHEN, M., ‘Amendement op wetsvoorstel houdende bestraffing van personen die minderjarigen gebruiken om misdaden of wanbedrijven te plegen’, in parlementaire stukken, [WWW]. Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers: http://www1.dekamer.be/FLWB/pdf/50/2027/50L2027002.pdf [01/05/2003].

[186] ERDMAN, F., Wetsvoorstel houdende bestraffing van personen die minderjarigen gebruiken om misdaden of wanbedrijven te plegen in Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, [WWW]. Parlementaire stukken: http://www1.dekamer.be/FLWB/pdf/50/2027/50K2027003.pdf [01/05/2003]

[187] X., ‘Voogdij voor niet-begeleide minderjarigen Platform ‘kinderen op de dool’, in Persconferentie 7 maart 2002, [WWW]. Klein kasteeltje: http://www.petitchateau.be/nl/kinderen/kinderen%20de%20vlucht.htm ,[21/10/2002].

 

[188] K.B. van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, B.S. 27 oktober 1981.

[189] Commissie van Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke kansen, vergadering van 28/02/2002, Interpellatie van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over opvang van illegale minderjarigen in Vlaanderen

[190] X., ‘Voogdij voor niet-begeleide minderjarigen Platform ‘kinderen op de dool’, in Persconferentie 7 maart 2002, [WWW]. Klein kasteeltje: http://www.petitchateau.be/nl/kinderen/kinderen%20de%20vlucht.htm ,[21/10/2002].

[191] VAN DER AUWERAERT, J., ‘ Buitenlandse niet – begeleide minderjarigen in België: wie moet tegen wie beschermd worden?’, T.J.K., 2003/1, 12- 13.

[192] Schriftelijke vraag aan Senatrice De Bethune op 30/04/2003 waarop antwoord op 05/05/2003.

[193] Commissie van Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke kansen, vergadering van 28/02/2002, Interpellatie van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over opvang van illegale minderjarigen in Vlaanderen

[194] ibid.

[195] VAN DER AUWERAERT, J., ‘ Buitenlandse niet – begeleide minderjarigen in België: wie moet tegen wie beschermd worden?’, T.J.K., 2003/1, 12- 13.

[196] X. ,(z.d.) ‘De niet begeleide minderjarige asielzoekers’,in Commissaris – generaal voor de vluchtelingen werkjaar 1999, [WWW]. Klein kasteeltje: http://www.petitchateau.be/nl/kinderen/Comm%20Gen%201999.htm [25/11/2002].

[197] Omzendbrief betreffende de identificatiefiche en het inlichtingsformulier betreffende de seining en de plaatsing van niet – begeleide minderjarige vreemdelingen, 26/04/2002, [WWW]. Federale regering: http:// www.dofi.fgov.be/RG/nederlands/reglementaire%20teksten/Omzendbrieven/ [01/05/2003]

[198] VAN DER AUWERAERT, J., ‘ Buitenlandse niet – begeleide minderjarigen in België: wie moet tegen wie beschermd worden?’, T.J.K., 2003/1, 12- 13.

[199] Toelichting wetsvoorstel van 6 februari 2003, o.c., 2.

[200] DE PAUW, H., o.c., 108 p.

[201] Vraag nr 89 van de heer Koen Bultinck van 19 juni 2001(N.) aan de vice eerste minister en minister van Begroting, maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, Spoorloos verdwenen minderjarige en meerderjarige asielzoekers uit de asielcentra, [WWW]. Klein Kasteeltje: http://www.petitchateau.be/nl/kinderen/vice%20eerste%20minister.htm , [21/10/2002].

[202] ALBERS, C., ‘Meer dan vliegtuigtickets bestellen’, Knack, 31 juli 2002, 29.

[203] DE STOOP, C., Ze zijn zo lief, Meneer:over vouwenhandel, meisjesballetten en de bende van de miljardairs, Leuven, Kritak, 1993, 248 p.

[204] COEN, M., ‘ Ressources internes poer contrer les trafics de documents au service des trafiquants d’êtres humains et autres criminels’, Brussel, septembre 2002, 13 p.

[205] DE PAUW, F., o.c., 117 – 119.

[206] Jaarverslag 2001, ‘ Beeldvorming van de mensenhandel en analyse van de rechtspraak’ Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, 26.

[207] VAN OUTRIVE, L., o.c., 35.

[208] DE BAETS, TH, o.c., 386.

[209] DE BAETS, TH., ibid. 386 en BEIRNAERT,W., BOSSUYT, S.,DIMITRAKOPOULOS, J., NGANDU, K., RAES, K., SCAREZ, M. en WALCKIERS, L., Migratie en asiel. Vluchten kan niet meer?, Verslag van de reflectiegroep, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 2001, 7.

[210] KNUTSSON, K.E., Children: noble causes or worthy citizens?, Hants, Arena, 1997, 58.

[211] X.,(z;d.) ‘Investeren in kinderen. Slechts 0,008% van de federale begroting.(2002)’, in persberichten [WWW]. CD&V: http://users.cdenv.be/sdebethune/persberichten/persbericht 18.html [29/04/2003].

[212] Schriftelijke vraag aan Senatrice Sabine De Bethune op 30/04/2003 antwoord op 05/05/2003.

[213] KNUTSSON, K.E., o.c., 108.

[214] MElKEBEEK, C. en DE NEVE, F., ‘Wetgeving en parlementaire werkzaamheden’, T.J.K., 2003/1, 27- 28.

[215] X., (z.d.) ‘ Verslagen van de ministers’ in rapporten mensenhandel, [WWW]. Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding: www.antiracisme.be/nl/rapporten/mensenhandel/2000/mens_4b.pdf , [05/11/2002]12 -13.

[216]DE RUYVER, B.,VAN HEDDEGHEM, K. en SIRON, N.,’De strijd tegen de mensenhandel: Beleidsprioriteit in België’, Tijdschrift voor criminologie ,2001, 4, 408-417.

[217] X.,(04/02/2003) ‘ Mensenhandel en visafraude’, aanbevelingen aangenomen door de commissie voor de binnenlandse zaken en voor de administratieve aangelegeheden, in publicaties senaat. [WWW]. Senaat: http://www.senaat.be/www/?Mival=/publications/viewPubTop&COLL=S&LEG=2& ,[14/05/2003].

[218] Caritas international hulpbetoon, Brussel.

[219] Jaarverslag 2001, Caritas, 18.

[220] Tussentijdse evaluatie naar aanleiding van de persconferentie van FRANK VANDENBROUCKE en LAURETTE ONKELINX van 4 maart 2002: illegale tewerkstelling,[WWW] http://www.vandenbroucke.fgov.be/P-020304.htm , [03/03/2003].

[221] PRIESTLAN,G., ‘The future of violence’, Hamish Hamilton, London, 1974,11.

[222] NIJBOER, J., HESSLING, R. en SMIT,M.,’Mensensmokkel en mensenhandel’, Tijdschrift voor criminologie , 2001, 4, 324-331.

[223] PRIESTLAND, G.,o.c., 134.

[224] ERDMAN, F., (23/09/2002)‘ Wetsvoorstel houdende bestraffing van personen die minderjarigen gebruiken om misdaden of wanbedrijven te plegen’ in Belgische kamer van Volksvertegenwoordigers, [WWW]. Parlementaire stukken: http://www1.dekamer.be/FLWB/pdf/50/2027/50K2027001.pdf [02/05/2003].

[225] Jaarrapport 2001 inzake het Vlaamse beleid naar etnische – culturele minderheden, ICEM, 149.

[226] Ibid. 147.

[227] BRANTS, C; ‘ Criminologie en politiek: een ongemakkelijke lat – relatie’, Tijdschrift voor criminology, 2002, 1, 17.