Nuptialiteitsstudie van Izegem (1750-1850) (Steven Vanbelle)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Besluit

 

We hebben geprobeerd om een overzicht te geven van het Izegemse huwelijkspatroon. Hierbij werd een zijstapje niet geschuwd. Aan de hand van de trouwboeken en huwelijksregisters werden heel diverse onderwerpen aangesneden. Zowel alfabetisering, beroepsopsplitsing als mobiliteit kwamen aan bod. Ook thema’s die dichter bij het huwelijk staan; zoals de huwelijksintensiteit, de leeftijd waarop men huwde als de ritmiek van huwelijkssluiting passeerden de revue.

 

De trouwboeken en de huwelijksregisters bleken een onuitputtelijke stroom informatie te bevatten. Steeds wanneer men dacht alles te hebben onderzocht, ontdekte men nieuwe onderwerpen die nog niet aangeboord werden. Om zoveel mogelijk vergelijkingsmateriaal te verzamelen werd geopteerd om ons vooral aan de bestaande onderzoekthema’s te houden. Toch bleven we niet blind voor andere items. Waar we konden werden kleine uitstapjes gemaakt. Zo onderzochten we de huwelijksduur. Hoewel dit vooral tot het onderzoeksterrein van de gezinsreconstructie behoort, waagden we een poging. Om een goed zicht te hebben op de duur van het huwelijk moesten we onze huwelijksakten laten rusten, en opzoek gaan in de overlijdensakten. Het bleek een erg tijdrovende bezigheid te zijn. Dit onderzoek bleek echter een mooie aanloop te vormen naar een onderzoek over hertrouwen.

Een andere uitstap bracht ons bij het uur waarop een huwelijk werd gesloten. Het was een onderwerp dat nog maar weinig belicht werd in nuptialiteitsstudies. We wilden de kans echter niet links laten liggen, om een extra dimensie te geven aan het onderzoek naar huwelijksritmiek. Ondanks het weinige vergelijkingsmateriaal die we rond dit thema vonden, slaagden we er toch in een zekere lijn te herkennen in het huwelijkspatroon. Door dit uuronderzoek per maand te bestuderen stelden we overigens vast dat een juiste formulering van het begrip dag noodzakelijk is om de resultaten naar waarde te schatten.

 

Izegem is dé schoenenstad van België. Vermits we heel wat informatie wisten te distilleren uit de huwelijksakten, over de schoenmakers, mocht een hoofdstuk rond de schoennijverheid niet ontbreken. Over het ambacht van schoenmaker, de technieken, de tewerkstelling, …, vloeide al heel wat inkt. Nooit eerder werd hun sociale positie vanuit hun huwelijkspatroon bestudeerd. In dit werk werd een eerste poging ondernomen. Het zijn precies deze indirecte benaderingen die nieuwe informatie kunnen opleveren. Op een onrechtstreekse manier werd de sociale positie van de schoenmaker geschetst. In combinatie met de vele literatuur rond de schoennijverheid, bood dit stukje een nieuwe interessante kijk op Izegems bekendste ambacht.

 

De periode 1750-1850, waarop dit werk zich toespitste, werd gekenmerkt door omwentelingen. Politicologen zullen zeggen dat er in Frankrijk een grote Revolutie was en dat  Amerika de eerste democratie werd; economen zullen eerder wijzen op het belang van de Industriële Revolutie waarvan de take-off eerst in Engeland en later in Vlaanderen begon. De Bevolkingsrevolutie is dan weer het stokpaardje van de demografen. Ze wijzen de medemens erop dat, de eens zo stabiele wereldbevolking, vanaf de 18e eeuw door een versnellende groei werd gekenmerkt. Het is deze bevolkingstoename die uiteindelijk voor een restrictiever huwelijkspatroon zorgde. Tussen het midden van de 18e en het midden van de 19e eeuw nam de huwelijksleeftijd in heel West-Europa toe. Die toename kwam er onder druk van de stijgende bevolking. Een toenemende populatie zorgde voor meer tewerkstellingsproblemen en voedselcrisissen. Om dit te ondervangen zagen we dat de mensen ervoor kozen hun huwelijk uit te stellen. Dit huwelijksuitstel werd uitvoerig in dit werk besproken.

In eerste instantie bestudeerden we de Bruto Huwelijkscoëfficiënt; hieruit bleek dat de eeuwige waarde van 7 à 10‰ , bij het begin van de 19e eeuw, niet langer gehaald werd. De waarden die we voor Izegem aantroffen bevestigden eens te meer deze theorie. Ook hier was er sprake van een huwelijksuitstel.

Om het restrictiever wordende huwelijkspatroon verder te benaderen werd, de huwelijksleeftijd ingeschakeld. De oplopende huwelijksleeftijd die we zowel bij mannen als bij vrouwen vaststelden, was de perfecte indicator voor dit huwelijksuitstel.

 

De huwelijksleeftijd werd niet enkel aangewend om dit restrictievere huwelijkspatroon aan te duiden. We konden aan de hand van een beroepsindeling, een inzicht krijgen in de gedragingen van de verschillende sociale klassen. Op een indirecte manier konden we nagaan hoe de maatschappelijke en economische positie van een sector, zich manifesteerde in de huwelijksleeftijd. Over het algemeen wordt aangenomen dat loonafhankelijken op een vroegere leeftijd huwen dan zelfstandigen. Hun drijfveren zijn volledig anders. Terwijl zelfstandige boeren wachtten op een vrijkomend landbouwbedrijf, spaarden ambachtslui om een mooi atelier in te richtten. Ook de intelligentere mensen, zoals dokters en advocaten, huwden op hogere leeftijd. Voor hen primeerde de academische opleiding. Loonafhankelijken daarentegen, trouwden vaak op jongere leeftijd.

Deze opsplitsing tussen loontrekkenden en zelfstandigen zagen we ook in Izegem. De loonafhankelijke werkers waren beduidend jonger op de dag van hun huwelijk. De dagloners vormden hier een uitzondering op. Hun huwelijksleeftijd bleek amper te verschillen van die van de zelfstandigen.

 

Aan de hand van de huwelijksakten werd de koppelstructuur gereconstrueerd. We gingen na hoeveel koppels enkel uit celibatairen bestonden. De algemene waarden bedroegen 75 à 80%. In Izegem werden eveneens dergelijke verhoudingen teruggevonden. We gingen dieper in op de 25 resterende procenten. In een onderzoek naar hertrouwen poogden we de onderliggende reden voor het hertrouwen aan te duiden. Er werd tot een tweede huwelijk overgegaan, onder economische druk. Veel mensen zagen geen andere keuze dan te hertrouwen. Dikwijls had men een kroost ten laste die men moeilijk kon onderhouden.

In de huwelijksakten vonden we terug hoelang iemand weduwnaar was geweest. We constateerden dat mensen vrij vlug hertrouwden. Amper enkele jaren na het overlijden van hun partner hertrouwde de meerderheid. De noodzaak om een nieuw huwelijk af te sluiten was dan ook enorm.

Vooral op jongere leeftijd wilde men niet allen zijn. Oudere weduwes gingen veel minder tot een tweede huwelijk over. Meestal waren de kinderen het huis uit en konden ze zich alleen behelpen. De hertrouwintensiteit verminderde dan ook met de leeftijd.

 

Een van de zaken die vermeld stonden in de bestudeerde aktes was de beroepsaanduiding. Op die manier konden we erg makkelijk een professionele doorsnee maken van Izegem. We waren nu in staat een realistisch beeld te creëren van de economische activiteiten in de vorige eeuwen. Izegem bleek een actieve stad te zijn met veel ambachtslui. De landbouw was er van minder belang.

Gezien Izegem zich in het zuiden van West-Vlaanderen bevindt, verwachtten we ons vooraf al aan een uitgebreide huisnijverheid. En inderdaad, in Izegem werkten heel wat wevers en spinsters. Deze grote klasse loonafhankelijken kreeg zware tijden te verduren. De concurrentie van Engeland werd hen uiteindelijk fataal. Deze crisis konden we uit verschillende zaken afleiden; de huwelijksleeftijd nam fel toe, het weversaantal daalde drastisch en de alfabetiseringsgraad was zeer laag.

De bloei in de schoenindustrie stond in schril contrast met de zwalpende huisnijverheid. In tegenstelling met de wevers steeg het aantal schoenmakers fel. In de eerste helft ontwikkelde de schoennijverheid om rond 1850 op kruissnelheid te komen. De schoennijverheid zorgde voor een zekere welvaart. Izegem kreeg een plaatsje op de kaart. De zeer goede reputatie van de Izegemse schoenmakers legde hen geen windeieren. Ze genoten internationale faam en konden hun schoenen in grote getale aan het buitenland kwijt. Ze verkeerden in een luxe positie, want ze hadden werk zekerheid. Die economische stabiliteit vertaalde zich in huwelijksgedrag. In tegenstelling tot alle andere beroepen, steeg de huwelijksleeftijd van de schoenmakers tussen 1800 en 1850 amper. De economische malaise was natuurlijk ook bij hen voelbaar, maar ze konden ze beter verteren. Hun alfabetiseringsgraad lag ook een stuk hoger dan dat van de wevers. Toch was het scholingsniveau van de schoenmaker; al vrij vlug werd de schoenmakerszoon in het ambacht opgeleid. Het gesloten karakter zorgde voor een extra bescherming van de eigen schoenmakers; als buitenstaander werd men meestal niet toe gelaten.

 

De geslotenheid van het Izegemse schoenmakersambacht verklaarde ook waarom zoveel mannen voor hun huwelijk in de gemeente woonden. Vooral de vrouwen leefden voor hun huwelijk al in de stad. Het is een tendens die we overal terugvinden en die helemaal niet verwonderlijk was. De traditie wou namelijk dat men huwde in de gemeente van het meisje.

Ook de cijfers van de mannen lagen erg hoog. Geen enkele beroepsgroep was echter immobieler  dan de  schoenmakers. Er waren zelfs grote verschillen de mobiliteit van de verschillende beroepsgroepen. Mobiliteit kon wijzen op economische ellende. Wanneer er een crisis was trok men van het ene dorp naar het andere. Het waren vooral de minder gegoeden die een dergelijk gedragspatroon vertoonden. Vermits men niets bezat, was men veel minder gebonden. Men trok naar plaatsen waar arbeidsplaatsen beschikbaar waren. De wevers en dagloners vertoonden een veel mobielere instelling dan de schoenmakers.

Niet alleen loonafhankelijken waren mobiel. Ook in de meer gegoede klasse troffen we mobiele groepen aan. Hun motieven waren echter volledig anders. Een dokter of apotheker ging op zoek naar een welgestelde jonge dochter; op die manier beperkte men de keuze. In vele gevallen moest men over de gemeente grenzen gaan zoeken om zijn gading te vinden.

Hoewel er heel wat jongelingen van elders kwamen, waren de meerderheid van de bruidegommen toch geboren en getogen Izegemnaars.

De vermelding van afkomst stelde ons niet enkel in staat om de mobiliteit in te schatten; we kunnen ook een inschatting van de vrijage afstand. Gezien de mensen alles te voet deden was tien kilometer al vlug goed voor twee uur stappen. Een relatie op lange afstand was dan ook heel uitzonderlijk. Bovendien leerde men elkaar op feestjes en kermissen kennen. Een studie van de geboorte- en woonplaats van de bruiden en bruidegommen, toonde dat de meeste jongens en meisjes hun hele leven binnen een straal van tien kilometer rond Izegem hadden gewoond. De mobiliteit die we vaststelden was dus erg regionaal.

 

De beroepsdeling leerde ons wat meer over de professionele opdeling van de bevolking. Hieruit konden we concluderen dat ruim de helft van de bevolking loonafhankelijk was. Deze wevers en dagloners hadden het niet al te breed en bovendien werden ze geplaagd door werkonzekerheid en crisissen. Hun niet zo rooskleurige positie konden we ook uit het handtekeningonderzoek afleiden. Het berekenen van de alfabetiseringsgraad van een gebied kan eenvoudig gebeuren door na te gaan wie er allemaal zijn huwelijksakte kon ondertekenen. Izegem scoorde slecht, minder dan de helft van haar bevolking was in staat te schrijven.

Lezen en schrijven waren vaardigheden die men op school aanleerde. Al wie zijn huwelijksakte kon signeren, had waarschijnlijk enige vorm van onderwijs genoten. Zo konden we nagaan in welke beroepsgroepen de kansen op onderricht het grootst waren. Onderwijs ging samen met rijkdom. Een arm gezin kon haar kinderen geen onderricht aanbieden. De kinderen werden klaargestoomd voor de arbeidsmarkt waar ze moesten helpen om het gezinsbudget op te trekken. Onderwijs kostte tijd, tijd die in werken moest worden gestoken. Overigens was onderwijs niet steeds gratis; maar de meeste mensen beschikten niet over de nodige financiën.

De alfabetiseringsgraad vertelt ons dus niet alleen iets over de scholingsgraad maar ook over de sociale mogelijkheden van de verschillende arbeidsgroepen. Het is een aanduiding van de welvaart van een gezin. Kunnen lezen en schrijven was een ware rijkdom. De best onderrichte mensen waren de zelfstandige landbouwers en de tertiairen. Ze hadden mogelijkheden om zich te ontwikkelen, en die grepen ze dan ook met beide handen. Loonafhankelijke werkers bengelden helemaal achteraan.

De partnerkeuze bevestigde nogmaals onze conclusie dat “soort soort zocht”. Kans tot sociale promotie was haast onmogelijk. Welstellenden huwden onderling en ook loonafhankelijken kozen elkaar. Dat bleek eens te meer uit het feit dat de meeste mensen een partner die net als hen wel of niet kon schrijven.

 

Dankzij de precieze tijdsaanduiding van in de huwelijksakten konden we een drieledige ritmiek in de huwelijkssluiting ontwaren. Het uur waarop men huwde werd nog maar zelden bekeken. Het biedt nochtans zeer boeiende perspectieven, vooral betreffende de beroepsindeling. Niet iedereen kon zich immers een duur feest veroorloven.  Voor sommige personen was trouwen niet meer dan na het werk nog vlug eens langslopen bij de burgemeester na de dagtaak. Niet iedereen kon zich een dag af veroorloven. Wanneer er brood op tafel moest komen diende er gewerkt te worden.  Een hoog aantal mensen huwde dan ook in de late namiddag.

Het uur van het huwelijk kon helpen om de economische bedrijvigheid wat beter te begrijpen. Ook de dag waarop getrouwd was vertelde iets over de beroepsactiviteiten. In Izegem werd eerst veel op woensdag en later op zaterdag gehuwd. De keuze van een huwelijksdag was niet vrij. Hiermee bedoelen we dat economische activiteiten deze keuze beïnvloedden.

Eveneens werd de maand waarin gehuwd werd bepaald door de beroepsuitoefening. Landwerkers werkten zelden in de drukke zomermaanden, de schoenmakers meden de periodes van de jaarmarkten. Ze moesten zich dan immers dubbel plooien om de vraag bij te benen. Een beroepsindeling in relatie met de maand waarin gehuwd werd, gaf een duidelijk verschil per sector weer. Maanden die het over het algemeen goed deden waren mei, oktober en november.

De maanden geven indirect ook een indicatie van de religiositeit van een stad. In de Vasten en de Advent werden huwelijken en andere feestelijkheden verboden door de Katholieke Kerk. Men vod het ongepast om in tijden van bezinning uitzinnige daden te stellen. Deze Kerkelijke periodes vallen grotendeels samen met de maanden maart en december. Lage huwelijksfrequenties in die maanden wees op een grote devotie bij de bevolking. En ook in Izegem zwaaide meneer pastoor de plak; het aantal personen dat in die maanden huwde was verwaarloosbaar.

 

De huwelijksregisters die dienden om een huwelijk te wettigen, dienen de onderzoeker dus in een veel grotere mate. In afgeleide vorm kunnen bedenkingen gemaakt worden in verband met sociale omstandigheden. We konden zowel de alfabetiseringsgraad, de beroepsindeling en de mobiliteit na gaan. Op een eenvoudige manier waren we in staat, op een originele manier, tekenen van rijkdom en armoede te detecteren. Ook allerhande aanduidingen van de beroepsactiviteiten waren erg nuttig. Zo konden we de drukke maanden en dagen aflezen uit de huwelijkskeuze. Men huwde namelijk bij voorkeur op economisch rustige momenten.

 

De trouwboeken en de huwelijksregisters bieden de onderzoeker een brede waaier van gegevens, die een andere kijk op verschillende zaken mogelijk maakt. De studie van dergelijke en andere akten op zoek naar afgeleide informatie, is een discipline die zeker boeiende en interessante gegevens oplevert, zonder over de platgewandelde paden van de historische feitjes te gaan. Het biedt daarentegen een originele kijk op sociale situaties. Door de aktes niet enkel te zien als huwelijksakte biedt ze ons de mogelijkheid een heel spectrum te verkennen. Het vangen van de ooggetuige op een onbewaakt of onverwacht moment, levert ook hier een interessante studie op.      

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende