De evolutie in de Belgische publieke opinie ten aanzien van Israël (1945-1973). (Roel Slegers)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

INLEIDING

 

Op 15 mei 1948 werd in Palestina de staat Israël uitgeroepen. De joden, die sinds eeuwen vervolgd werden en elkaar met Pesach steeds “tot volgend jaar in Jeruzalem” toewensten, hadden eindelijk een eigen thuisland. In de euforie rond de stichting van de nieuwe staat, gestoeld op westers, socialistisch model, werd echter vaak vergeten dat Palestina geen leeg land was, maar dat er al eeuwen Palestijnen woonden. Twee volkeren die aanspraak maakten op hetzelfde grondgebied, dat moest wel conflicten geven. De Arabische bewoners van het huidige Israël, de Palestijnen, hebben zich nog steeds niet neergelegd bij het verlies van hún thuisland, en worden gesteund door de Arabische wereld die Israël omringt. Dat werd in september 2000 nog maar eens duidelijk toen er een Palestijnse volksopstand uitbarstte na het bezoek van Ariël Sharon aan de Tempelberg.

Omdat deze staat uitgeroepen werd in de eerste fase van Koude Oorlog en dadelijk, om verschillende redenen, de steun kreeg van zowel de Verenigde Staten als van de Sovjetunie, werden ook de Belgische gemoederen in beroering gebracht. De holocaust lag immers nog vers in het geheugen en bovendien woonden er in België heel wat joden. Maar ook later bleek de staat Israël nog steeds een controversieel onderwerp te zijn. In deze verhandeling probeer ik de evolutie in de Belgische publieke opinie tussen 1945 en 1973 weer te geven. Deze afbakening in tijd ligt nogal voor de hand aangezien er in 1945 een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog die de verhoudingen in de wereld serieus door elkaar schudde. Bovendien laaide de joodse onafhankelijkheidsstrijd na 1945 terug op, ondersteund door een algemene dekolonisatiegolf. Drie jaar later zou de joodse staat opgericht worden waardoor de eerste oorlog tussen de Israëli’s en de Arabische wereld uitbrak. De einddatum 1973 werd dan weer gekozen omwille van zijn scharnierfunctie zowel internationaal als voor België en het Midden-Oosten. Internationaal was de détente tussen de twee grootmachten, de Sovjetunie en de Verenigde Staten, op zijn hoogtepunt. Verdragen inzake wapenbeheersing en de Kissingerdiplomatie zorgden voor een adempauze in de gespannen wereldpolitiek. Ook in België waren er veranderingen merkbaar. De communautaire spanning rond de splitsing van de universiteit van Leuven was nog niet helemaal verdwenen, wanneer de unitaire partijen gesplitst werden in een Vlaamse en een Waalse vleugel. Op sociaal gebied werd deze periode gekenmerkt door de naweeën van de studentenopstanden en een groot aantal wilde stakingen, terwijl het economisch al niet veel beter ging omwille van de Arabische olieboycot die ook in België voor heel wat problemen zorgde. In het Midden-Oosten tenslotte brak de Yom Kippoeroorlog uit waarin de Arabische wereld voor het eerst een (mentale) overwinning behaalde tegen het onoverwinnelijk geachte Israëlische leger. De rest van de wereld zou snel kennismaken met het gestegen Arabische zelfvertrouwen door de olieboycot die in prinicipe gericht was tegen de bondgenoten van Israël, maar die wereldwijd voor een economische recessie zorgde.

Om dit opinieonderzoek te realiseren heb ik gekozen voor de analyse van tijdschriftartikels uit de toenmalige pers. Kranten en tijdschriften zijn immers zowel opinieweergevend als opinievormend. De keuze voor tijdschriften in plaats van kranten gebeurde omwille van twee redenen. Ten eerste kunnen tijdschriften meer dan kranten terugblikken op de gebeurtenissen en deze in hun context plaatsen. Bovendien kunnen ze gemakkelijker een standpunt innemen, precies omwille van die grotere kennis van de context door hun tragere verschijningsritme. Daar staat echter tegenover dat er misschien wel een deel van de spontaneïteit verloren gaat omdat men langer aan een tekst kan schaven vooraleer hij gepubliceerd wordt. Die spontaneïteit zal je meer in kranten vinden aangezien deze dagelijks verschijnen en dus enkel “recent nieuws” brengen. Een tweede reden is dat er al vrij veel onderzoek gedaan is naar de Belgische publieke opinie omtrent de verschillende afzonderlijke fases van het Israëlisch-Arabisch conflict op basis van kranten. De evolutie in de publieke opinie omtrent Israël is echter nog nooit het onderwerp van een onderzoek geweest.

Om een zo breed mogelijk beeld te krijgen van de Belgische publieke opinie heb ik me gebaseerd op een aantal tijdschriften die toonaangevend zijn voor hun ideologie. Naast de drie grote ideologieën, namelijk de christen-democratie, het socialisme en het liberalisme, heb ik ook aandacht gehad voor enkele radicalere opinies, namelijk het communisme en extreem-rechts. Deze ideologieën werden zowel in Vlaanderen als in Wallonië bekeken.

Voor de Vlaamse katholieke opinie heb ik voor het maandblad Streven gekozen. Dit blad is ontstaan uit een fusie tussen het Nederlandse Katholiek cultureel tijdschrift en het Vlaamse Streven. Vanaf oktober 1947 verscheen dit blad onder beide titels, met bijdragen uit zowel Nederland als Vlaanderen. Het tijdschrift profileert zichzelf als een blad met aandacht voor “godsdienstleer, moraal, devotie, ascese, wijsbegeerte, sociologie, economie, geschiedenis, letterkunde en natuurwetenschappen”, gericht op “niet-vaklieden, geestelijken en ontwikkelde leken, die van vraagstukken, buiten hun eigen vak of beroep gelegen, kennis willen nemen”.[1] Zoals gezegd verscheen Streven echter maandelijks, zodat ik op zoek ben gegaan naar een bijkomend Vlaams-katholiek blad dat frequenter verscheen. Dat is De Linie geworden. Dit jezuïetenblad werd in 1948 te Brussel opgericht door de Vlaamse Liniestichting nadat gebleken was dat het Nederlandse tijdschrift De Linie in Vlaanderen veel succes had (50.000 lezers). Aanvankelijk verscheen het onder de naam De Vlaamse Linie, maar vanaf 1 januari 1954 werd het omgedoopt tot De Linie. Wel moet worden opgemerkt dat het tijdschrift tussen 1948 en 1964 een ideologische evolutie doormaakte, wat natuurlijk van belang is bij een opinieonderzoek. Het tijdschrift werd aanvankelijk uitgegeven met een apostolisch doel, maar al snel ging het blad zich focussen op de flamingantische standpunten in het programma van de katholieke partij. Het verdedigde de rechtse katholieke waarden en was sterk anticommunistisch. Na het Vaticaans concilie en bij het aantreden van de nieuwe hoofdredacteur Van Bladel ging het blad zich meer progressief opstellen. Toen men bovendien met het idee begon te spelen om de jezuïeten buitenspel te zetten en van De Linie een lekenblad te maken, besliste de jezuïetenorde in 1964 om het blad op te heffen.[2]  Vanaf 3 april 1964 verscheen De Nieuwe dat als opvolger beschouwd kan worden, hoewel het blad zijn lezers voorhield dat het om een nieuw tijdschrift ging. Het blad nam afstand van de partijpolitiek en richtte zich op een intellectueel publiek met interesse voor politiek en cultuur. Het werd zo de spreekbuis van het links flamingantisme.[3] Als Waalse vertegenwoordiger van de katholieke opinie koos ik voor de Revue Générale Belge. Dit blad werd opgericht in 1945 en richtte zich op de Franstalige burgerij, voornamelijk in het Brusselse, en nam dan ook vaak een conservatief standpunt in.

Voor de socialistische zuil werden Socialistische Standpunten en Socialisme geselecteerd, twee tijdschriften die als spreekbuis voor het mainstream-socialisme konden doorgaan. Dit waren de officiële partijbladen van de Socialistische Partij waardoor ze niet steeds een kritisch standpunt innamen tegenover de Belgische regering zolang de socialisten daar deel van uitmaakten. Voor de eerste periode (1948) werden ze echter niet gebruikt. Er werd gekozen om voor de periode kort na de Tweede Wereldoorlog de communistische opinie te bekijken in plaats van de socialistische. Enerzijds werden vele socialistische tijdschriften in 1945 nog niet terug opgestart, terwijl de communistische pers gedurende de Tweede Wereldoorlog illegaal verspreid werd zodat men in 1945 de draad dadelijk weer terug kon opnemen. Anderzijds leek het interessant om aan de vooravond van de Koude Oorlog een meer radicale opinie aan bod te laten komen. Voor de laatste twee conflicten (1967 en 1973) werden bovendien twee bladen van de linkerzijde van het socialisme bekeken, namelijk Links en La Gauche. Deze twee tijdschriften dragen als ondertitels respectievelijk “Voor een strijdend socialisme” en “Organe de combat socialiste”. Beide bladen kantten zich “tegen de integratie van de socialistische beweging in het sociaal gecorrigeerde neokapitalisme”. Links, opgericht in 1958 en een weekblad vanaf 1964, kwam bovendien ook op voor de Vlaamse ontvoogdingsstrijd, echter zonder chauvinisme of nationalisme.[4]

Langs liberale zijde werd ik voor problemen gesteld. Het Franstalige liberaal tijdschrift was snel gekozen, namelijk Pourquoi Pas?, maar ik ben er niet in geslaagd een Vlaams liberaal tijdschrift voor de geselecteerde periodes te vinden. Ook in het Liberaal Archief in Gent kon men mij niet helpen. Om deze leemte enigszins op te vullen, heb ik voor de laatste crisis (1973) het informatieve weekblad Knack gebruikt. Dat weekblad werd gelanceerd in 1971 als “Het Vlaamse magazine voor mensen die denken” en beschouwde zichzelf als onafhankelijk. Reeds vanaf 1972 werd Frans Verleyen er hoofdredacteur, een man die werd beschouwd als eerder liberaal gezind. Dit en het feit de Knack gelanceerd werd als Vlaamse tegenhanger van Pourquoi Pas? heeft mee de keuze voor dit blad als forum voor het Nederlandstalige liberalisme bepaald. Bovendien vond Knack haar lezers, zeker in de beginperiode, vooral bij de hogere burgerij.[5]  Pourquoi Pas? bevond zich op dezelfde golflengte dan de liberale partij en concentreerde zich vooral op de Belgische en internationale politiek, al besteedde het weinig aandacht aan diepgaande analyses. Het blad richtte zich dan ook voornamelijk op de Franstalige burgerij.[6]

Om de opinie van extreem-links weer te geven, werd gekozen voor De Rode Vaan, het officieel Vlaams orgaan van de Belgische communistische partij.[7] Aanvankelijk was het de bedoeling om eveneens zijn Waalse tegenhanger Le Drapeau Rouge te bekijken, maar zowel uit de “Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging”[8] als uit de verhandeling van Van der Spiegel [9] bleek dat beide bladen zowel qua inhoud als qua opinie vrij gelijklopend waren. Het leek dan ook nutteloos om het onderzoek van Van der Spiegel volledig over te doen en daarom werd enkel De Rode Vaan bekeken. De communistische pers werd bovendien enkel bestudeerd voor de eerste periode (1948) omdat het daarna een eerder marginale opinie werd die voornamelijk gestuurd werd door de politiek van Moskou. Bovendien nam de socialistische pers, zeker bij de komst van Links en La Gauche, haar functie gedeeltelijk over.

Voor de andere radicale opinie, namelijk extreem-rechts, koos ik langs Vlaamse zijde voor ’t Pallieterke dat voor het eerst verscheen op 17 mei 1945 en als ondertitel “weekblad voor mensen met een goed hart en een slecht karakter” draagt. Dit Vlaamsgezinde, satirische weekblad werd gekenmerkt door bijtende spot waarbij niet geaarzeld werd de man te spelen. Inhoudelijk was het fel anti-links, sterk christelijk en anti-parlementair. Vanaf de jaren 1960 vertolkte het vooral de mening van de rechtse en traditionele nationalisten.[10] Voor de extreem-rechtse opinie in Wallonië werd gekozen voor Europe Amérique, later Europe Magazine en Le Nouvel Europe Magazine. Het blad was zowel anti-communistisch als anti-kapitalistisch, steunde openlijk fascistische regimes en noemde zichzelf “la voix de la majorité silencieuse”. In het verlengde daarvan lagen ideeën over de superioriteit van het blanke ras, afkeer van ontwikkelingshulp en het behoud van de moraliteit.

Uiteraard weerspiegelen deze week- en maandbladen niet de gehele opiniërende Belgische perswereld. Zoals hierboven reeds gesteld werd, is er geen Vlaams-liberaal weekblad gebruikt voor alle periodes, terwijl ook de socialistische en communistische pers niet voor de gehele periode 1948-1973 geraadpleegd kon worden. Evenmin kon aan de zuiver informatieve of de syndicale pers aandacht besteed worden. Zowel tijdgebrek als de noodzaak om het overzicht te bewaren hebben deze selectie afgedwongen, maar de geselecteerde tijdschriften beslaan alleszins een breed ideologisch spectrum.

Natuurlijk was het onmogelijk om voor alle geselecteerde tijdschriften de periode 1945-1973 integraal te doorlopen. Daarom heb ik mij toegespitst op de vier grote conflicten uit die periode, namelijk het ontstaan van de staat Israël (1948), de Suez-crisis (1956), de Zesdaagse Oorlog (1967) en de Yom Kippoeroorlog (1973). Voor elk van deze crises werden gedurende één jaar voor en na het conflict de gekozen tijdschriften nagekeken op artikels in verband met Israël en het Midden-Oosten in het algemeen. Enkel voor de eerste fase werd een langere periode bekeken, namelijk van 1945 tot en met 1949, omdat de joodse vraag naar een eigen land na de vervolgingen en de ontdekking van de Duitse vernietigingskampen in de pers veel aandacht kreeg. Bovendien leek het interessant om eens na te gaan of het anti-semitisme uit de Tweede Wereldoorlog na 1945 nog lang doorleefde.

Bij de analyse van de persartikelen werd gekozen voor een kwalitatieve benadering omdat het niet zo belangrijk was hoeveel artikels er over het Midden-Oosten verschenen, maar wel wat de houding van de verschillende tijdschriften ten opzichte van Israël en de Arabische wereld was. Er werd gelet op de houding ten opzichte van de betrokken partijen. Wie werd beschouwd als de agressor, wie kreeg hulp van buitenaf, wie werd aangeduid als de sterkste partij? Ook werd er gekeken naar de oplossingen die de verschillende tijdschriften voorlegden. Kwamen deze overeen met de oplossingen die door de UNO en de grootmachten voorgesteld werden, geloofde men in de voorgestelde oplossingen en welke partij werd als de overwinnaar beschouwd? Verder werd ook steeds de terugkoppeling naar België gemaakt. Werd de opinie in de tijdschriften gestuurd door de Belgische politieke situatie of was ze zuiver ideologisch bepaald?

Er werd vooral geprobeerd een overzicht te geven van de evolutie die de verschillende Belgische tijdschriften doormaakten in de periode 1945-1973 en in hoeverre de bladen representatief waren voor de ideologie die ze voorstonden. Indien deze bladen hun standpunten aanpasten, gebeurde dat dan onder invloed van de internationale context en de gebeurtenissen in het Midden-Oosten of omdat de verdedigde partij een andere ideologische keuze gemaakt had in de Belgische context?

De verhandeling is chronologisch opgebouwd. In de proloog zal er kort worden ingegaan op de situatie in Palestina tussen 1914 en 1945 om inzicht te krijgen in het kluwen van verdragen en beloftes, zowel aan joden als aan Arabieren, die ervoor gezorgd hebben dat het Midden-Oosten ook vandaag nog een kruitvat is. De vier hoofdstukken, die de verschillende conflicten behandelen, zullen steeds beginnen met een overzicht van de situatie in de wereld, in België en in het Midden-Oosten. Dat kader is nodig als men de houding van de tijdschriften en ideologieën volledig wil begrijpen. Na de historische schets wordt er telkens beschreven hoe het conflict in de pers voorgesteld werd waarna een besluit volgt over de positionering van de verschillende ideologieën in het conflict, zoals die uit de tijdschriftartikelen naar voor komen. Het eerste hoofdstuk handelt zo over de stichting van de staat Israël, met aandacht voor de Britse immigratiepolitiek, het UNO-verdelingsplan en de moord op UNO-bemiddelaar Folke Bernadotte. Hoofdstuk twee heeft als onderwerp de Suezcrisis met de nationalisatie van het Suezkanaal en de oprichting van de Suez Canal Users Association. Het derde hoofdstuk bekijkt de Zesdaagse oorlog en focust op de Israëlische strafexpedities in de buurlanden, de aanval op de Eilath en UNO-resolutie 242. Het vierde hoofdstuk gaat in op de Yom Kippoeroorlog, het terrorisme, 25 jaar Israël en de situatie in de bezette gebieden. Uiteindelijk volgt nog een algemeen besluit dat de besluiten van elk conflict bundelt, zodat we kunnen nagaan of er een evolutie merkbaar is binnen de verschillende ideologieën met betrekking tot hun houding omtrent Israël.

De werken die gebruikt werden om het kader te schetsen vormen zeker geen exhaustieve lijst, maar het zijn wel de belangrijkste studies die verschenen zijn over hun respectievelijk onderwerp. Daarnaast heb ik met veel aandacht de verhandelingen gelezen die eveneens de Belgische publieke opinie en Israël als onderwerp hadden[11]. Zoals reeds gezegd maakten zij echter gebruik van kranten in plaats van tijdschriften en behandelden ze enkel de publieke opinie tijdens het gekozen conflict. Ze hadden dus geen aandacht voor de evolutie van de Belgische publieke opinie.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] http://users.skynet.be/streven/historiek.htm

[2] WOUTERS, “Linie”, 1914.

[3] WOUTERS, “Nieuwe”, 2203.

[4] HEMMERIJCKX, “Links”, 1914-1915.

[5] BREUVAL, “Knack-Magazine”.

[6] PIRLOT, “Pourquoi Pas?”.

[7] BEEKE, “Rode Vaan”, 2623-2624.

[8] “Tussen 4 september 1944 en 31 oktober 1958 verscheen De Rode Vaan als dagblad. Vooral de eerste jaren was het eerder een kopie van Le Drapeau Rouge.”

[9] VAN DER SPIEGEL, Israëlisch-Arabische oorlog van 1948, 181-182.

[10] DE WEVER, “Pallieterke”, 2388-2391.

[11] SIMON, Question palestinienne. VAN DER SPIEGEL, Israëlisch-Arabische oorlog van 1948. TIMBREMONT, Suezcrisis. MOREAU, Presse et Nasser. MATHOUX, Guerre de Six Jours. CASAER, Israël en het Midden-Oosten in 1972-1973. TENNSTEDT, Guerre du Kippour.