Tot Icoon Verheven. Een onderzoek naar de verheffing van maatschappelijke gebeurtenissen tot fotografische iconen van de recente Nederlandse geschiedenis (Martijn Kleppe)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Slotbeschouwing

 

Ik wil in deze slotbeschouwing kort stil staan bij een aantal van mijn conclusies en enkele bespiegelende gedachten hierover beschrijven. Tevens wil ik kijken of mijn onderzoeksopzet achteraf gezien de juiste was maar ook wil ik een voorzet geven voor een eventueel vervolgonderzoek.

 

 

7.1 Bewuste subjectiviteit

 

Toen ik aan deze scriptie begon, zat ik vol met vragen over de werking van fotografie op iemands geest en persoonlijke beeldvorming. Nu deze scriptie af is, heb ik alleen nog maar meer vragen. Graag had ik duidelijk antwoorden geformuleerd waarom de ene foto wel in een geschiedenisboek staat en de andere niet. Dit is echter niet eenvoudig en eensduidend te verklaren. Zoals ik eigenlijk al vanaf het begin heb gezegd, is het kiezen van een foto een subjectief proces waarop in eerste instantie geen pijl is op te trekken. Desondanks staan er in kranten en geschiedenisboeken vaak dezelfde foto’s en wanneer het niet exact dezelfde foto’s zijn, dan zijn het wel dezelfde soort foto’s: de afbeelding is misschien anders maar de boodschap van de foto is hetzelfde.

Ik hoop met deze scriptie meer inzicht te hebben gegeven in de werking en gedachtegang van selecteurs. Hun uiteindelijke subjectieve keuzes spelen een rol, maar het mechanisme dat daarvoor in werking treedt, moet ook in ogenschouw worden genomen. Niet alleen door wetenschappelijke onderzoekers, die net als ik een evaluatief gate-keepers onderzoek doen, maar ook door de selecteurs zelf. De uiteindelijke keuze die zij maken blijft subjectief, echter het besef dat zij met hun keuze beeldvormend bezig zijn, moet altijd bij een redacteur aanwezig zijn. Net zoals het besef dat hij deel uitmaakt van een mechanisme, dat ook wel ‘de culturele industrie’ achter de fotografie kan worden genoemd. In dit mechanisme is hij één van de laatste radertjes van het enorme radarwerk, dat vaak begint bij de fotograaf en eindigt bij hem of haar. Het lijkt er dan op dat hij de meeste keuze heeft van alle beschikbare foto’s. In de praktijk echter blijkt een maker zelf zijn eigen beeld al te hebben gevormd en gaat dan zoeken naar foto’s die voldoen aan zijn eigen beeld en dus kiest hij of zij een foto uit die al eens is afgedrukt.

 

 

7.2 Algemene icoonfoto’s

 

Eén van mijn opmerkingen naar aanleiding van de reconstructie is dat er veel algemene icoonfoto’s worden afgedrukt. Dit heeft allereerst te maken met de drang van samenstellers om originele foto’s te publiceren. Omdat zij een foto willen afdrukken die dezelfde boodschap draagt, wordt vaak gezocht naar een andere afbeelding waarvan tijd en plaats meestal irrelevant zijn. Dit is een opmerkelijke proces, waarvan de behoefte origineel te zijn één oorzaak is. Maar er zijn meer redenen te bedenken. Zo zijn de veranderingen in het geschiedenisonderwijs ook een oorzaak. Enkele tientallen jaren geleden stonden feiten en gebeurtenissen veel centraler bij het vak Geschiedenis dan tegenwoordig. Nu worden steeds meer processen in de samenleving besproken. De universitaire opleiding Maatschappijgeschiedenis is bijvoorbeeld een resultaat van deze ontwikkeling. Door deze verandering is ook de rol van foto’s in de geschiedschrijving veranderd, waarbij algemenere foto’s zich beter lenen om deze processen te illustreren dan enkele persfoto’s.

 

Een derde reden voor de door mij verwachte toename van het aantal algemene icoonfoto’s is de veranderende betekenis van de fotografie door de invloed van andere media. Wanneer je naar de persfotografie van dit moment kijkt, worden er steeds minder ‘harde’ persfoto’s gemaakt. Steeds vaker maken fotografen foto’s ‘die ergens voor staan’, terwijl in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw meer ‘harde’ foto’s werden gemaakt en afgedrukt. Deze ontwikkeling wordt vaak toegeschreven aan de opkomst en dominantie van de televisie als nieuwsdistributiekanaal. Beelden van gebeurtenissen worden vaker en sneller uitgezonden dan foto’s, die vaak pas de volgende dag in de krant kunnen worden afgedrukt. Het beeld van een gebeurtenis is dan al bepaald door de televisiebeelden. Persfotografen hebben hierop gereageerd door meer foto’s van het verhaal achter een gebeurtenis te maken. Kranten op hun beurt drukken dit soort foto’s ook steeds vaker af.

Deze ontwikkeling is ook te zien bij de winnende foto’s van de internationale fotowedstrijd World Press Photo. Terwijl er in de jaren zeventig vaak ‘harde’ nieuwsfoto’s wonnen, worden de laatste tien jaar steeds vaker foto’s gekozen die ‘ergens voor staan.’ De jury’s van de wedstrijd willen zo een signaal afgeven aan de wereld.

 

Kortom, door deze ontwikkelingen van de persfotografie, de veranderingen in het geschiedenisonderwijs en de behoefte van samenstellers van geschiedenisboeken om origineel te zijn, valt te verwachten dat er in de toekomst meer algemene icoonfoto’s zullen ontstaan dan de unieke, enkele icoonfoto.

 

 

7.3 Methodologische kanttekeningen

 

Ik heb lang nagedacht voordat ik een duidelijke onderzoeksopzet had, want mijn oorspronkelijke idee was te onderzoeken hoe foto’s in het collectief geheugen terecht komen. Om dit te weten moet je echter perceptie-onderzoek doen en daar ben ik niet voor opgeleid. Ik heb daarom niet naar de productie-en perceptiekant van fotografie gekeken maar naar de distributiezijde en onderzocht hoe foto’s in geschiedenisboeken terecht kunnen komen. Je kunt dan eenvoudig aan de makers van deze boeken vragen hoe zij aan de foto’s komen. Uit de interviews bleek dat hun persoonlijk beeldvorming hierbij een belangrijke rol speelde. Om nu te bepalen hoe de beeldvorming van de maker van de geschiedenisboeken in z’n werk ging, heb ik geprobeerd te reconstrueren wanneer een foto in een geschiedenisboek voor het eerst gepubliceerd werd.

Een dergelijk onderzoek levert een aantal interessante observaties op, waarvan één de conclusie is dat een foto in de geschiedenisboeken van het begin af aan gepubliceerd is en dus de beeldvorming van de makers van geschiedenisboeken beïnvloedt. Daarnaast kun je het beeld van een jaar dat je krijgt door te kijken naar de foto’s in de kranten vergelijken met het beeld dat je krijgt door te kijken naar foto’s van hetzelfde jaar in de geschiedenisboeken.

 

Echter, een voorwaarde aan een dergelijke reconstructie is dat in de gekozen geschiedenisboeken ook daadwerkelijk foto’s van dat jaar zijn opgenomen. Wanneer dit niet het geval is, kunnen er geen betrouwbare conclusies worden opgesteld. Gelukkig is van elk bestudeerd jaar in minstens één geschiedenisboek een foto gepubliceerd. Dit kwam voornamelijk door de Kroniek van de 20ste eeuw. Het schoolboek Sprekend verleden daarentegen heeft geen enkele foto van de door mij bestudeerde steekjaren gepubliceerd. Dit maakte het onderzoek interessant maar ook moeilijk.

 

Bij mijn reconstructie waren de foto’s in de krant het uitgangspunt. Je kunt echter ook aan de andere kant beginnen en eerst kijken welke foto’s er in de geschiedenisboeken staan en vervolgens andersom reconstrueren. Aangezien er in geschiedenisboeken niet zo veel foto’s zijn opgenomen, kun je op deze manier wellicht meer geschiedenisboeken bekijken. De door mij gekozen manier nam veel tijd in beslag door het bekijken van alle voorpagina’s van de steekjaren. Desalniettemin kun je de deelvraag of de onderwerpen op de foto’s in de geschiedenisboeken overeen komen met de onderwerpen op de foto’s, die op de voorpagina van de krant staan alleen beantwoorden door een reconstructie via de door mij gekozen manier. Omdat gebleken is dat de beeldvorming van de makers van geschiedenisboeken zeer belangrijk is bij hun keuzes voor bepaalde foto’s, was de door mij gekozen opzet noodzakelijk.

 

Ondanks deze twee verschillende manieren van reconstructie is een dergelijk onderzoek in zijn algemeenheid een interessante en naar mijn inzien betrouwbare manier van onderzoek. Mede door de gesprekken met de makers van de onderzochte bronnen, leveren de uitkomsten een aantal interessante observaties op. Deze verscherpen mijns inziens enigszins het inzicht op de werking van het beeld in de geschiedenis en deze werking is een vereist inzicht bij studies naar beeldvorming. Achteraf gezien had ik tijdens deze gesprekken wellicht meer moeten vragen naar de persoonlijke achtergrond van de samensteller. Kennis hierover zou het wellicht makkelijker maken om verklaringen voor bepaalde afwegingen te vinden. Mijn oorspronkelijke bedoeling om de opzet van Mark Deuze over te nemen is wat dat betreft niet helemaal geslaagd.

 

Een groot nadeel van dit soort studies is dat het niet mogelijk is te kijken naar de receptiekant, oftewel wat doet de lezer met de foto? Kijkt hij ernaar en wat denkt hij dan? En voor mijn onderzoek is een andere vraag wellicht nog belangrijker: Onthoudt hij deze foto en associeert hij het beeld ook met de gebeurtenis of eventueel met andere gebeurtenissen? (Maatschappij) historici worden niet opgeleid om dit soort receptie-onderzoeken uit te voeren, alhoewel het eigenlijk onvermijdelijk is om dit soort onderzoeken uit te voeren. Immers, het hele mechanisme van de culturele industrie achter de fotografie kan enkel bestaan omdat mensen naar beelden willen kijken. Perceptie-onderzoek moet dus eigenlijk altijd plaatsvinden bij beeldvormingsonderzoeken en historici die zich met dit soort onderzoeken bezighouden, zouden in mijn optiek meer moeten samenwerken met sociologen en psychologen, die beter thuis zijn met dit soort receptie-onderzoeken.

 

Dit is wellicht toekomstmuziek, alhoewel het wat mij betreft onvermijdelijk is. Desondanks ben ik van ook van mening dat het soort gate-keepers onderzoeken zoals ik dat heb uitgevoerd meer nodig zijn om het inzicht in de werking van de verschillende culturele industriën en in dit kader de betekenis van ‘het beeld’ te vergroten. Dit is niet alleen in het belang van historici maar ook voor beleidsmakers, politici en de media zelf.

 

 

7.4 Terug naar de basis

 

Mijn reconstructie begon met de foto’s die in de kranten zijn gepubliceerd. Ik heb bewust niet gekeken naar de manier waarop en redenen waarom redacteuren van de kranten deze foto’s selecteerden. Uit de interviews die ik heb gehouden bleek dat een deel van de samenstellers regelmatig teruggreep op de kranten om te kijken hoe een bericht daarin stond. De maker van de Kroniek van de 20ste eeuw zei bijvoorbeeld dat hij bij discussies over het wel of niet opnemen van een bepaald bericht vaak terugkeek in de kranten om te zien of en hoe de gebeurtenis daarin was beschreven.[259] Het feit dat een samensteller dus naar een krant kijkt, maakt deze krant een graadmeter. Het zou daarom erg interessant zijn om een dergelijk onderzoek dat ik heb gedaan ook te doen bij de fotoredacteuren van kranten.

 

Dit soort onderzoeken zijn in het verleden wel gedaan in de Verenigde Staten en in Nederland door Tineke Luijendijk maar ik ben niet bekend met meer en recente onderzoeken. Gezien de ontwikkelingen in de persfotografie die ik hierboven al beschreef, ben ik van mening dat een dergelijk onderzoek een goede aanvulling zou zijn voor het begrip van de werking van de culturele industrie achter de fotografie. Niet alleen de fotoredacteuren van kranten zouden een interessante onderzoeksgroep zijn, maar ook de voorselecteurs bij fotopersbureau’s en de fotografen zelf. Een dergelijk onderzoek zou een erg interessant en waardevol promotie-onderzoek kunnen zijn, waarvoor ik mij graag aanmeld!

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[259] Zie bijlage 3.2 Verslag gesprek samensteller ‘Kroniek van de 20ste eeuw’

 

De getoonde foto's in deze scriptie dienen als illustratie in een wetenschappelijk werk. Dit is wettelijk toegestaan in het kader van het citaatrecht. Indien de maker en/of rechthebbende echter bezwaar heeft tegen het gebruik, dan kan deze dat kenbaar maken en zullen wij de desbetreffende foto verwijderen.