Klinische en therapeutische inzichten
bij hulpverlening aan
homoseksuele mannen.

Een overzicht van de literatuur sinds 1980.

 

Dieter Hendrickx

 

Scriptie voorgelegd aan de FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN
PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN
Afdeling Psychotherapie en Dieptepsychologie
voor het behalen van de graad van
Licentiaat in de Psychologie.

Academiejaar: 2001-2002

Katholieke Universiteit Leuven

Promotor: Prof. Dr. Germain Lietaer

 

home lijst scripties inhoud volgende  

 

SAMENVATTING

 

DANKWOORD

 

INLEIDING

    0.1. UITGANGSPUNT

    0.2. AFBAKENING

    0.3. STRUCTUUR

    0.4. TERMINOLOGIE

 

HOOFDSTUK 1 : HETEROSEKSISME

        1.a. Definitie: homofobie versus heteroseksisme

        1.b. Zowel inter- als intra-individueel

    1.1. Heteroseksisme

        1.1.1. Functies van vooroordelen

        1.1.2. De bevooroordeelde heteroseksist

        1.1.3. Minimaliseren van heteroseksisme

    1.2. Geïnternaliseerde homofobie

        1.2.1. Is geïnternaliseerde homofobie pathologisch?

            1.2.1.1. De diagnostische categorie ‘egodystone homoseksualiteit’

            1.2.1.2. Karakteristieken verbonden aan geïnternaliseerde homofobie

            1.2.1.3. Heteroseksisme als chronische stressor

                1.2.1.3.1. Stressor-stimuli

                1.2.1.3.2. Externe mediërende krachten

                1.2.1.3.3. Interne mediërende krachten

        1.2.2. Geestelijke gezondheid van de totale homoseksuele populatie

    BESLUIT

 

HOOFDSTUK 2: COMING OUT

    2.1. Identiteitsontwikkeling

        2.1.1. Essentialisme versus sociaal constructionisme

        2.1.2. Modellen van identiteitsontwikkeling

            2.1.2.1. Het model van Cass (1996)

                2.1.2.1.1. Fase 1: Verwarring

                2.1.2.1.2. Fase 2: Vergelijking

                2.1.2.1.3. Fase 3: Tolerantie

                2.1.2.1.4. Fase 4: Acceptatie

                2.1.2.1.5. Fase 5: Fierheid

                2.1.2.1.6. Fase 6: Synthese

            2.1.2.2. Andere modellen

    2.2. De eigenlijke zelfonthulling

        2.2.1. Zelfonthulling in het ouderlijke gezin

        2.2.2. Zelfonthulling voor het leven…

    BESLUIT

 

HOOFDSTUK 3 : DE ‘GAY AFFIRMATIVE’ THERAPIE

    3.1. De niet-bevestigende houding

        3.1.1. Voorgeschiedenis

        3.1.2. Conversietherapie

            3.1.2.1. Psychoanalyse

            3.1.2.2. Gedragstherapie

    3.2. De bevestigende houding

        3.2.1. Definitie, conceptualisering en theorievorming

        3.2.2. Centrale thema’s in de literatuur   

            3.2.2.1. Therapiekarakteristieken, cliënttevredenheid en effectiviteit

            3.2.2.2. Het matching-probleem van cliënt en therapeut

            3.2.2.3. Diagnostiek in homospecifieke hulpverlening

            3.2.2.4. ‘Gay affirmative’ therapie en cliëntgericht-experiëntiële therapie

            3.2.2.5. Opleiding van therapeuten

                3.2.2.5.1. De studie van Garnets e.a. (1991)

                3.2.2.5.2. Attituden van hulpverleners

                3.2.2.5.3. Graduaatprogramma’s

    3.3. Enkele specifieke thema’s vanuit het ‘gay affirmative’ perspectief

        3.3.1. Zelfonthulling en het gezin

        3.3.2. HIV-problematiek

        3.3.3. Partnertherapie

    BESLUIT

 

SLOTBESCHOUWINGEN

 

BIBLIOGRAFIE

 

APPENDIX

 

 

Samenvatting

 

Deze verhandeling brengt enkele inzichten samen die gedistilleerd werden uit de literatuur inzake hulpverlening aan homoseksuele mannen. Ik beperk mij daarbij tot de publicaties vanaf 1980, omdat rond die periode een nieuw paradigma werd geïntroduceerd om met homoseksuele cliënten te werken (zie verder).

            In een eerste hoofdstuk wordt een analyse gemaakt van het fenomeen van heteroseksisme, wat beschouwd wordt als een ideologisch systeem dat homoseksualiteit verwerpt en ridiculiseert. Ik ga in op de verscheidene functies van heteroseksisme, de heteroseksist zelf, alsook de mogelijkheden om heteroseksisme te minimaliseren. Daarbij aansluitend wordt de term geïnternaliseerde homofobie geïntroduceerd. Homoseksuelen worden grootgebracht in een overwegend heteroseksuele maatschappij die een van de norm afwijkende seksuele oriëntatie veroordeelt of doodzwijgt. Via socialisatieprocessen zal de homoseksuele man de negatieve boodschap introjecteren en in een bepaalde mate een zelfhaat ontwikkelen. In de klinische praktijk kan men een breed spectrum van uitingen van geïnternaliseerde homofobie observeren.

            Het tweede hoofdstuk behandelt het fenomeen van ‘coming out’, een complex ontwikkelingsproces waarbij de homoseksuele man zich bewust wordt van zijn seksuele oriëntatie. Doorheen de jaren hebben wetenschappers modellen ontwikkeld die een normatief, gefaseerd verloop van dergelijk ontwikkelingsproces trachten te beschrijven. In deze verhandeling wordt veel aandacht besteed aan het model van Cass (1996), dat zes fasen onderscheidt: verwarring, vergelijking, tolerantie, acceptatie, fierheid en tenslotte identiteitssynthese. In vele, maar zeker niet alle, gevallen leidt het bewustwordingsproces tot acceptatie en zelfs zelfonthulling, het bekend maken van de seksuele oriëntatie naar anderen toe.

            In het derde en laatste hoofdstuk worden twee psychotherapeutische invalshoeken tegenover elkaar geplaatst: de bevestigende en de niet-bevestigende houding t.o.v. homoseksualiteit. Globaal gesproken is er een tendens om de focus te verschuiven van homoseksualiteit als een pathologische deviatie van de (seksuele) norm naar homoseksualiteit als een normale variatie van de menselijke ‘natuur’. In het verleden bleken de psychoanalyse en de gedragstherapie binnen de hulpverleningssector de twee belangrijkste vertegenwoordigers van de niet-bevestigende houding. Daarentegen wordt de bevestigende houding vooral gerepresenteerd door de zogenaamde ‘gay affirmative’ therapie, een therapeutisch paradigma dat homoseksualiteit an sich niet als een pathologisch verschijnsel bestempelt. De ‘gay affirmative’ therapie gebruikt het mechanisme van geïnternaliseerde homofobie als een verklaringsprincipe voor de verhoogde pathologie van de homoseksuele populatie. M.a.w.: zij gaat ervan uit dat de introjectie van de negatieve input van de heteroseksistische maatschappij schadelijk is voor de geestelijke gezondheid van het homoseksuele individu.

            Een aantal thema’s dat centraal staat in de publicaties rond ‘gay affirmative’ therapie wordt samengevat, waaronder (1) therapiekarakteristieken, cliënttevredenheid en effectiviteit, (2) het matching-probleem van therapeut en cliënt, (3) diagnostiek, (4) het verband met cliëntgericht-experiëntiële therapie en (5) de opleiding van therapeuten. Tenslotte worden ook nog enkele specifieke thema’s vanuit het ‘gay affirmative’-therapeutisch perspectief geëxploreerd, zodat concreet gedemonstreerd wordt hoe dit nieuwe paradigma zich laat vertalen naar de therapeutische praktijk.

 

home lijst scripties inhoud volgende