Lodewijk Herbert (1872-1929). Een katholieke flamingantische burger. (Paul Drossens)
|
DEEL III:
DE RIJZENDE STER VAN HERBERT
HOOFDSTUK XI: GEVELD DOOR ZIEKTE
Op 22 april 1928 werd Lodewijk Herbert geveld door de ziekte die reeds geruime tijd zijn gezondheid ondermijnde[1]. Hij had keelkanker[2]. 22 april had eigenlijk een feestdag moeten worden voor Herbert. Op de jaarlijkse vergadering van de Wase katholieken volgde hij, hiertoe aangeduid door de middenstandsgroep, de arbeiderskandidaat op als voorzitter van de Katholieke Unie van het Waasland[3]. Na zijn aanstelling leidde hij de besprekingen in met het oog op de werkrechtersraadverkiezingen. Het is na deze redevoering dat hij bewusteloos neerviel. “De slag had geslagen… het kwaad had zich verklaard… wij mochten onze vriend nooit meer in ons midden wederzien…”, getuigde Beeckx, Herberts opvolger in de Kamer, over deze tragische gebeurtenis[4]. Herbert zou hierna nog nauwelijks in staat zijn zijn woonst te verlaten. Praten moet hem enorm veel moeite gekost hebben. Eind juli 1928 moet er wel enig herstel opgetreden zijn. Herbert woonde op 29 juli de sectiezitting bij van de gemeenteraad en nam in de gemeenteraadszitting van 30 juli verscheidene malen het woord. In de gemeenteraadszitting van 17 september werd hij zelfs verontschuldigd omdat hij weerhouden werd buiten de stad. Enkele dagen later zou hij nog de sectiezitting van 24 september bijwonen. Hierna moet Herbert opnieuw een terugval gekend hebben, want op de gemeenteraadszitting van 1 oktober werd hij opnieuw verontschuldigd wegens ongesteldheid. Opmerkelijk is wel dat Herbert in deze periode van tijdelijk herstel blijkbaar alleen tijd vrijmaakte om de gemeenteraadszittingen bij te wonen. Op de bestuursvergaderingen van de harmonie en de Stedelijke Muziekschool bleef hij zich verontschuldigen wegens ziekte.
Herbert was dan wel geslagen, gewonnen gaf hij zich zeker niet: geregeld ontving hij bestuursleden van de harmonie om hen richtlijnen te geven en ongetwijfeld maakten ook anderen bij hem thuis hun opwachting. Herbert wilde niet van ziek-zijn horen en heeft blijkbaar steeds geloofd in zijn herstel. Op 20 februari 1929 schreef hij hierover aan Frans Van Cauwelaert: “Mijn waarde Burgemeester en zeer dierbare vriend, ik ben uiterst gelukkig Ued. thans, na zo’n maandenlange krank-zijn, bepaald te mogen meedelen dat ik in convalescentie getreden ben en het volledig herstel mijner gesloopte krachten, nog slechts zal afhangen van den terugkeer van zonniger dagen: laten we hopen dat ik Ued. weldra, benevens al de dierbaren van den Vlaamschen Kamergroep, zal mogen weerzien en de hand drukken”[5]. Herbert schreef Van Cauwelaert niet alleen om hem dit vreugdevolle nieuws te kunnen meedelen. De werkelijke reden van Herberts schrijven was het lobbyen voor een zekere G. Braudelet, die in aanmerking kwam voor bevordering tot bureeloverste bij de Antwerpse dienst der Stadsgebouwen. “Mag ik op Uw welwillend onderzoek in ‘t voordeel van den heer Braudelet rekenen?”, schreef Herbert en hij voegde er zijdelings aan toe: “In vertrouwen zeg ik U, wees gerust; ‘t is ‘n goeie kracht, benevens zijne zeer talrijke familie, voor uwe katholieke politiek”. Dienstbetoon bleef voor Herbert blijkbaar belangrijk: de parlementsverkiezingen kwamen er immers aan en hij stelde zich opnieuw kandidaat. Was Herbert er zo van overtuigd dat hij na verloop van tijd zijn vroegere activiteiten kon hernemen? Of viel het hem gewoon moeilijk afstand te doen van zijn verworven positie? In de poll van 24 maart 1929 kreeg hij in ieder geval opnieuw de derde effectieve en eerste plaatsvervangende plaats op de katholieke lijst toegewezen[6]. Heyman werd kopman, met Raemdonck in zijn spoor. Florent Beeckx, een middenstandskandidaat uit Temse, nam de vierde effectieve plaats in en verving Van Royen, de kandidaat van de boeren, die pas op de derde plaatsvervangende plaats kwam te staan. De verkiezingsstrijd verliep dit keer eerder gematigd. Dit had ongetwijfeld te maken met het verdwijnen van de lijst Van Brussel[7]. Voor het eerst sinds 1919 werd één katholieke lijst aan het Wase kiezerspubliek voorgesteld. Anderzijds kwamen nu voor het eerst ook de communisten op in het arrondissement Sint-Niklaas. In de katholieke propaganda stond de figuur van Heyman centraal. Als minister van Arbeid en Sociale Voorzorg had hij gedurende twee jaar kunnen profiteren van de economisch gunstige situatie om de sociale wetgeving verder uit te bouwen. Herbert werd vooral gehuldigd om zijn verwezenlijkingen in de Kamer voor de middenstand[8]. Op arrondissementeel vlak gaf de verkiezingsuitslag weinig verrassingen, hoewel ook hier, net zoals op nationaal vlak, de liberalen en vooral de Vlaams-nationalisten vrij veel succes boekten[9]. De zetelverdeling bleef echter ongewijzigd. De socialisten behielden Van Hoeylandt in de Kamer en de katholieken konden opnieuw Heyman, Raemdonck en Herbert afvaardigen.
Herbert was dan wel verkozen, zijn gezondheidstoestand liet nog altijd veel te wensen over. Dit werd pijnlijk geïllustreerd op donderdag 30 mei toen een katholieke betoging door de straten van Lokeren trok om de verkozenen te huldigen. Toen de stoet aankwam bij het huis van Herbert aan de Groentemarkt, verscheen hij op het balkon om hem toe te wuiven. Hij was nauwelijks in staat om te praten, laat staan om hen toe te spreken. “De handelingen van den heer Herbert zegden meer dan hij met zijne gloedvolle woorden had kunnen zeggen. De heer Dr. Lerno was de tolk van den heer Herbert om de zeer talrijke deelnemers en toeschouwers te bedanken en de beteekenis der overwinning te onderlijnen”[10].
Herbert zou ook geruime tijd in een kliniek te Leuven vertoeven, “doch kon er de gezondheid niet terug vinden”[11]. Op woensdagmorgen 11 september overleed Herbert op 57-jarige leeftijd[12]. Hij kreeg een grootse begrafenis op zaterdag 14 september. Na het lijk een laatste groet gebracht te hebben, werden er in het sterfhuis verschillende lijkredes uitgesproken[13]. Burgemeester Raemdonck opende de reeks. Na hem spraken ook Beeckx, als voorzitter van de Katholieke Unie van Waas, Jeroom Poppe namens de harmonie, een raadsheer van de werkrechtersraad van beroep, Edmond De Meulenaere, voorzitter van het arrondissementele middenstandsverbond en notaris Van der Meersch, ondervoorzitter van de Oost-Vlaamse gouwbond van het Davidsfonds. Daarna ging de begrafenisstoet op weg naar de kerk. De hoeken van het baarkleed werden vastgehouden door Thibbaut, voorzitter van de Kamer, Heyman, Raemdonck, Vilain XIV, Beeckx en Goossens, ondervoorzitter van de harmonie. Onder de deelnemers die de stoet volgden, bevonden zich o.m. Frans Van Cauwelaert, Edmond Rubbens, Camille Huysmans en Staf De Clercq. Na de mis werd het lichaam bijgezet in het familiegraf.
Wanneer Herbert in april 1928 ziek werd, betekende dat het einde van zijn vele activiteiten en
bezigheden. Het is een open einde, onaf. “Hij wilde het niet gelooven en moest toch voelen
dat hij geslagen was”[14]. Hij stond op het hoogtepunt van zijn leven en alles wees erop dat hij nog veel in zijn mars had. Het is ook de grote lijn in de op 14 september uitgesproken lijkreden: allen benadrukten de grootse verwachtingen die in Herbert werden gesteld met het oog op de toekomst. Het mocht niet zijn.
|
[1] “Stuk voor stuk heeft hij zijn leven betwist aan de ziekte die onverbiddelijk zijne levenskrachten sloopte, om het ten slotte toch te moeten prijsgeven”. AVD, Doodsprentje L. Herbert.
[2] Mededeling Louis Claude Herbert op 26 januari 1998.
[3] In 1926 had Hendrik Heyman het voorstel geopperd om voor de verkiezing van het bestuur van de Wase Katholieke Unie de methode van de Katholieke Unie van België toe te passen. De voorzitter zou beurtelings aangeduid worden door één van de samenstellende groepen voor de duur van twee jaar. Bij de loting over de beurtrol voor het voorzitterschap kwamen de arbeiders het eerst uit de bus, gevolgd door de middenstand (die in 1928 aan de beurt zou komen) en tenslotte de boeren. D.N.T., 25.4.1926/1, A-2, B.
[4] D.V.S., 21.9.1929/1, C-2, B.
[5] AMVC, Briefwisseling F.V.C., L. Herbert aan F.V.C., 20.2.1929.
[6] D.N.T., 31.3.1929/2, A-C.
[7] Van Brussel kreeg op de katholieke lijst de laatste plaatsvervangende plaats toegewezen.
[8] SAL, MAL, Fonds parlementsverkiezingen 1929, De Waarheid, Nr.4.
[9] K.W. De Cock, op.cit., pp.130-131.
[10] D.V.S., 8.6.1929/2, A.
[11] D.N.T., 15.9.1929/3, D.
[12] Herbert overleed om 1u30. BDL, Overlijdensregister 1929, Akte nr.286.
[13] D.V.S., 21.9.1929/1, C-2, B; D.N.T., 22.9.1929/1, C-D.
[14] AVD, Doodsprentje L. Herbert.