Lodewijk Herbert (1872-1929). Een katholieke flamingantische burger. (Paul Drossens)
|
DEEL I:
EEN KATHOLIEKE FLAMINGANTISCHE
BURGER (tot 1914)
HOOFDSTUK I: JEUGDJAREN IN LOKEREN EN AALST (1872-1890)
In 1800 telde Lokeren na Gent het grootste aantal inwoners van het Scheldedepartement. Desondanks bleef het merendeel van de bevolking nog altijd werkzaam in de primaire sector. De landbouw was overwegend traditioneel, waarbij de kleine landbouwexploitaties het merendeel van de uitbatingen uitmaakten. De industriële bedrijvigheid was voornamelijk toegespitst op de kleding- en de textielnijverheid. De hoedenmakerij was de belangrijkste nijverheid. Het verval van deze nijverheidstak rond het midden van de 19de eeuw remde echter de verdere economische ontwikkeling. Het snel industrialiserende Sint-Niklaas groeide Lokeren voorbij, en dit zowel op economisch als demografisch gebied. Vanaf 1866 zou Sint-Niklaas haar positie als nijverheidscentrum van het Waasland bestendigen. Lokeren werd definitief de satelliet van zijn vroegere rivaal en zou gedurende de volgende decennia zijn hoofdzakelijk rurale karakter behouden. Op dat moment bestond de Lokerse bevolking uit een kleine top van burgerij, een steeds groeiende groep arbeiders en een overwicht aan boeren[1].
In een sociaal beter gesitueerde familie in Lokeren groeide de op 19 april 1872 geboren Lodewijk Herbert op[2]. Een jaar later zou zijn enige zusje Maria geboren worden[3]. Lodewijk werd geboren in een handelaarsfamilie die deze traditie van vader op zoon voortzette. De Herberts stamden oorspronkelijk uit het dorpje Bohain in Frankrijk[4]. Lodewijks grootvader, geboren in 1801, kwam zich op vrij jonge leeftijd in het huidige België vestigen[5]. Hij trouwde in januari 1826 te Sint-Niklaas met Agnes De Maere en het jonge koppel vestigde zich te Lokeren in een huis op de Veemarkt (nu Groentemarkt). In november werd hun enige zoon Julien, de vader van Lodewijk, geboren[6]. Later werd het gezin nog uitgebreid met twee meisjes[7]. Julien hielp zijn vader in de winkel en zou pas op 45-jarige leeftijd trouwen. Tot dan bleef hij inwonen bij zijn ouders in het huis op de Veemarkt. Zijn zussen waren toen reeds het huis uit. Op 13 juli 1871 trouwde hij met de 26-jarige Maria Everaert en zij verhuisden naar de Stationsstraat[8]. Een jaar later werd Lodewijk geboren. Zijn geboorte moet de familie weer wat vreugde gebracht hebben: vijftien dagen voordien was Agnes De Maere, grootmoeder langs vaders zijde, op 4 april overleden[9]. Grootvader Herbert die nu alleen achterbleef in het grote huis op de Veemarkt zou enkele maanden later, na de geboorte van Lodewijks zusje in maart 1873, verhuizen naar een kleiner huis op de Markt. Het gezin Herbert, dat nu vier leden telde, betrok hierop het huis op de Veemarkt[10].
Lodewijks jeugdjaren zijn bij gebrek aan materiaal in enkele lijnen te schetsen. Zijn kleuterjaren moet hij doorgebracht hebben in het gesticht Onze-Lieve-Vrouw-Presentatie te Lokeren, waar hij op zijn 4de door zuster Marie Alexandrine opgevangen werd[11]. Na het kleuteronderwijs doorliep hij zeer waarschijnlijk de lagere school en het lager middelbaar aan het Lokerse Sint-Lodewijkscollege[12]. Vanaf zijn zestiende liep Lodewijk school aan het Jezuïtencollege in Aalst. De komende twee jaren - van oktober 1888 tot augustus 1890 - zou hij hier in het internaat verblijven en er de richting Latijn volgen. De dagen aan dit instituut verliepen met een regelmatige kadans, geritmeerd door een vaste dagindeling[13]. Elke dag weerklonk er voor de internen om 6 uur een signaal, waarna de surveillant onmiddellijk de ronde deed om te zien of alle deuren op een kier stonden. Na een kwartier diende iedereen onmiddellijk na een nieuw signaal hun kamer te verlaten en zich op te stellen bij het beeld van de H. Aloysius om in rij naar de kapel te gaan. In de kapel volgde na het kruisteken een geestelijke lezing door de surveillant, waarna men overging tot het morgengebed. Na de H. Mis, die door leerlingen gediend werd, volgde de morgenstudie, waarbij de stilzwijgendheid streng moest nageleefd worden en vooral de grotere jongens in het oog dienden gehouden te worden. Vervolgens om 7u30 ontbijt en een korte recreatie zonder de verplichting tot spelen. Om 8 uur opnieuw studie tot ca. 8u25, wanneer opnieuw een signaal werd gegeven. Dan volgden de lessen. Om 10u30 werd er tijd vrijgemaakt voor recreatie, waarbij spel verplicht was[14]. Om 11 uur was er tijd voor studie en om 12 uur middagmaal, gevolgd door ontspanning. Bij het middagmaal ontvingen de leerlingen een klein broodje. Wie er twee nam zonder toelating, moest ze teruggeven en kreeg hiervoor een straf. Wie wilde drinken, moest bij de ingang van de kleine gang wachten tot de surveillant kwam en de gegadigden binnenliet in de refter; na het kruisteken volgde dan de drankbedeling. In de namiddag was er studie vanaf 13u30, en tussen 14 uur en 16 uur werd er les gegeven. Om 16 uur was er dan tijd voor een vieruurtje en recreatie. Occasioneel was er ‘s namiddags een wandeling gepland in plaats van lessen. Om 13u45 werden dan de namen afgeroepen van de gezellen (drie aan drie). Niemand mocht onderweg een bezoek afleggen, tenzij internen als zij het ouderlijk huis voorbij moesten. Bij de terugkomst in het College werden de broodjes bedeeld in de inkomhal. De half-internen mochten na de wandeling dadelijk naar huis, de anderen nog eventjes naar hun kamer. Om 16u45 was er opnieuw tijd voor studie. Tussen 18 uur en 18u45 mochten de leerlingen één na één naar buiten. De groten kregen toestemming ongeveer 40 minuten aan lectuur te besteden, tot de litanie gebeden werd. Wie het waagde buiten de toegestane tijd te lezen, werd zijn boek ontnomen en een boete van 0,25 frank opgelegd. Op het einde van de studie werd het Angelus gebeden. Na het avondmaal en een korte recreatie dienden de leerlingen zich om 20u15 naar de kapel te begeven voor het avondgebed. Hierna gingen de leerlingen naar de slaapzaal, waar strikte stilte vereist was, om na 10 minuten (zaterdags 15) in bed te kruipen. ‘s Zondags werd geen les gegeven, maar werd de dag gevuld met studie, ontspanning en geestelijke lezingen.
Eén van de voornaamste doeleinden van het College was mannen te vormen met een diepe geloofsovertuiging, die zij in hun later leven zouden beleven en uitdragen. De jongeren dienden het College te verlaten met een apostolische bezieling. Vandaar ook het streven naar religieuze verdieping, waartoe iedere geboden gelegenheid werd benut. Het ganse collegeleven van de leerlingen werd uitgebouwd in een christelijke atmosfeer, waarvan men hoopte dat zij later vruchten zou dragen. Bij Lodewijk Herbert zou dit in ieder geval zo blijken te zijn: “Christen, Katholiek voor alles, waren steeds het kenmerk zijner daden”[15].
Lodewijk Herbert was een modale leerling die vooral in Latijn en andere talen uitblonk; voor wiskunde en geschiedenis presteerde hij minder[16]. Het programma van zijn laatste jaar heeft hij echter niet volledig doorlopen[17]. Blijkens zijn persoonlijke rekening voor dit schooljaar was dit te wijten aan zijn gezondheidstoestand. Hij moet ernstig ziek geweest zijn in dit laatste jaar. Dit blijkt duidelijk bij het naast elkaar leggen van de rekeningen van beide schooljaren. In het schooljaar 1888-1889 werd elk kwartaal 5 frank aangerekend voor gymnastiek. Het jaar daarop was dit niet meer het geval. Hij moet niet meer in staat geweest zijn om aan de turnlessen deel te nemen. Meer zelfs, gezien de hoge ziekenhuiskosten, voornamelijk tussen oktober en januari, is het waarschijnlijk dat hij in die periode meermaals in het ziekbed was terug te vinden. In het derde kwartaal moet zijn toestand iets gebeterd zijn en werd hij verder in het internaat verzorgd, waar hij een “régime particulier” genoot. In deze periode zijn het vooral de hoge dokterskosten die in het oog springen. Het feit dat hij in dit laatste jaar geregeld bedlegerig en afwezig was van de lessen, kan mede verklaren waarom hij noch op de klasfoto, noch op de leerlingenlijst terug te vinden is die in het herdenkingsboek van het college zijn opgenomen. Het getuigschrift van zijn middelbaar onderwijs werd te Brussel gehomologeerd op 17 december 1890[18]. Ondanks dit document zal hij het volgende jaar, op 28 maart 1891, te Deinze nog een bekwaamheidsexamen afleggen[19]. Wat hier de reden voor kan zijn, is niet duidelijk. Om als bekwaamheidskiezer aanvaard te worden, had hij immers genoeg aan zijn getuigschrift van middelbaar onderwijs.
Op zijn 18 jaar was Lodewijk reeds volwassen. Hij bezat immers nog altijd de Franse nationaliteit. Dit was te wijten aan een overeenkomst die binnen de familie gesloten was, waarbij de afspraak gold dat men zich pas vanaf de derde generatie zou laten naturaliseren[20]. Zich aan de afspraak houdend, bekwam Lodewijk Herbert op zijn eenentwintigste de Belgische nationaliteit.
Na zijn middelbare studies, liet Herbert zich aan de Gentse universiteit inschrijven in de eerste kandidatuur natuurwetenschappen, waarschijnlijk met het oog op verdere dokterstudies[21]. Hij nam echter nooit deel aan de examens[22]. Omwille van zijn nog steeds zwakke gezondheid?
Herbert kon echter nog andere richtingen uit. Zijn vader, die reeds in 1882 overleden was[23], had een bloeiende zaak nagelaten die door Lodewijks moeder draaiende werd gehouden. In de komende jaren zou Lodewijk deze verder uitbouwen en toespitsen op linnen en damasten weefsels. In 1892 vervulde hij zijn legerdienst[24]. Een jaar later trad hij op 29 juli 1893 in het huwelijk met Alice Muys, de dochter van een Lokerse brouwer[25].
|
[1] H. Coppejans-Desmedt, “Het Land van Waas. Van ‘autarkische’ regio naar geïntegreerd Belgisch gewest”, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, VIII, 1977, 1-2, passim; F. Coene, Lokeren als verzorgingscentrum tijdens de 19de eeuw. Sociaal-economische en demografische determinanten, Gent, R.U.G. (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1980, pp.15-34 (Prom.: Dr. C. Vandenbroeke); J. Blomme, “De sociaal-economische ontwikkeling van Lokeren en Sint-Niklaas, 1750-1900. Een synthese van de belangrijkste hypothesen”, in: Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, C, 1997, passim.
[2] Zijn volledige naam luidde Ludovicus Claudius Christinus Ghislenus Herbert. SAL, MAL, Geboorteregister 1872, akte nr.190.
[3] Maria werd geboren op 15 maart 1873. SAL, MAL, Geboorteregister 1873, akte nr.134.
[4] Tot op vandaag leven er nog nazaten van de Herberts in dit dorpje. Mededeling van Louis Claude Herbert op 26 januari 1998.
[5] Wanneer hij zich precies in Lokeren is komen vestigen, heb ik niet kunnen achterhalen. In de bevolkingsregisters vanaf 1829 wordt hij als inwoner van Lokeren vermeld. Een datum van intrede is nergens terug te vinden. Noch in de bevolkingsregisters van 1814-1829, noch in het inschrijvingsregister van de stad met de in- en uitwijkingen wordt er melding gemaakt van een Herbert.
[6] H. Sprangers, “Tony Herbert”, in: 100 vooroudertafels van bekende Vlamingen, Leuven, Jan Van Helmout, 1993, p.101.
[7] Maria Christina werd geboren in 1830 en Joanna Carolina in 1834. SAL, MAL, Bevolkingsregisters van 1847, II, folio 175.
[8] SAL, MAL, Bevolkingsregisters van 1867-1880, folio 3821.
[9] SAL, MAL, Overlijdensregister 1872, akte nr.214. Zij was 78 op het moment van haar overlijden.
[10] SAL, MAL, Bevolkingsregisters 1881-1890, folio 7 en 116.
[11] D.V.S., 25.9.1926/2, B; n.a.v. zuster Marie Alexandrines 50 jaren voorbeeldig en toegewijd kloosterleven gaf Lodewijk Herbert - als voorzitter van de Katholieke Harmonie én tevens als eerste leerling van deze zuster-jubilarisse 50 jaar voordien - een huldebetoog.
[12] Het grootste deel van het archief van het St. Lodewijkscollege werd enkele jaren geleden vernietigd. Slechts vanaf 1913 zijn er weer puntenlijsten beschikbaar. Om ondanks deze tegenslag over enige zekerheid te beschikken, namen we contact op met de andere potentiële onderwijsinrichtingen in de omgeving van Lokeren. Ook hier bleven we gedeeltelijk op onze honger zitten: in het H.Maagd-college te Dendermonde ging het archiefbestand maar terug tot het begin van de 20ste eeuw.
Uitsluitsel kregen we wel aan het Sint-Jozef-Klein-Seminarie te Sint-Niklaas. Aan deze instelling heeft Lodewijk Herbert nooit school gelopen. Wel hadden we hier af te rekenen met een klein misverstand. Op het secretariaat had men ons verzekerd dat er in 1888 een Lodewijk Herbert in hun internaat had verbleven. Het toeval wilde dat in hetzelfde jaar dat Lodewijk Herbert zich aan het college te Aalst liet inschrijven, ene Louis Herberth, geboren in Duitsland, in het internaat van het Sint-Jozef-Klein-Seminarie te Sint-Niklaas verbleef.
[13] Deze dagindeling werd gereconstrueerd op basis van de “Détails très utiles pour la surveillance à l’usage du premier surveillant de la première division” uit 1892, opgenomen in: J. De Brouwer en J. Ghysens, De Jezuïeten te Aalst, II, Aalst, Genootschap voor Aalsterse geschiedenis, 1979-1981, pp.137-138.
[14] Wat hieronder verstaan dient te worden, wordt nergens expliciet vermeld, wel waren ‘ruwe’ spelen - zoals haasje-over (saut de mouton) - verboden, evenals het in hoeken samenhokken en de handen in de zakken te houden.
[15] Geciteerd uit de lijkrede uitgesproken door Edmond De Meulenaere. D.V.S., 21.9.1929/1, C-2, B.
[16] Palmares 1888-1889, pp.10-14.
[17] Desondanks kreeg hij nog een eervolle vermelding. Palmares 1889-1890, p.6.
[18] SAL, MAL, Kiezerslijsten van gemeente, provincie, Kamer en Senaat, 1902-1903.
[19] SAL, MAL, Kiezerslijsten van gemeente, provincie, Kamer en Senaat, 1895-1896.
[20] Medeling Louis Claude Herbert op 25 oktober 1996.
[21] AUG, 4A4/1, Inschrijvingsregister 1890, nr.26014.
[22] Noch in het examenregister, noch in de puntenlijsten wordt er melding gemaakt van Lodewijk Herbert. AUG, 4A4/10, Examenregister 1890-1891; 4A4/13, Puntenlijsten 1890-1891.
[23] SAL, MAL, Overlijdensregister 1882, akte nr.35.
[24] SAL, MAL, Militieregister 1891-1895, Lichting van 1892. Lodewijk Herbert mat op dat ogenblik 1m72.
[25] BDL, Huwelijksregister 1893-1895, akte nr. 82.