Een schilder en de geschiedenis: Henri Leys (1815-1869), zijn historische schilderkunst en zijn faam. (Jo Caluyn)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Algemeen Besluit

 

Deze verhandeling werd gefundeerd op eigentijdse bronnen, zoals contracten, verslagen van Salons en kranten- en tijdschriftartikelen. Verder werd er gebruik gemaakt van een vijftigtal brieven van de Antwerpse ‘romantisch-realistische’ historieschilder Henri Leys. De schilderijen, tekeningen en prenten vormden op hun beurt een niet te onderschatten visuele bron.

 

In eerste instantie verstrekte de correspondentie van Leys ons aanvullende gegevens over zijn leven en carrière. In één van zijn brieven vertelde hij zelf over zijn carrière. Leys gaf daarbij zelf de keerpunten in zijn schilderkunst aan. In de literatuur over de schilder wordt nogal vaak de nadruk gelegd op het belang van zijn reis naar Duitsland in 1852. Leys zou in Duitsland in contact zijn gekomen met de schilderijen van de Duitse meesters Dürer, Cranach en Holbein. De kunst van deze schilders zou een plotse ommekeer in zijn schilderkunst hebben veroorzaakt. Deze veranderingen en de invloed van de reis moeten echter genuanceerd worden. Uit zijn brieven blijkt immers dat niet de Duitse kunst maar eerder het Duitse dagelijkse leven hem inspireerde voor zijn vele doeken. Bovendien bemerken we in zijn schilderijen van vóór de reis al een wijziging in zijn stijl. Leys was zich reeds voor zijn reis gaan verdiepen in de vaderlandse oude meesters. Hij bestudeerde alles wat de voorbije eeuwen hadden nagelaten. Het is de combinatie van de verregaande studie van de Vlaamse oude meesters en de reis naar Duitsland die voor een geleidelijke verandering zorgen.
Hij zou deze nieuwe manier van schilderen aanhouden tot aan zijn dood.

Zijn brieven zijn bovendien een belangrijke bron van informatie met betrekking tot zijn contacten met een aantal verzamelaars, kunsthandelaren en critici. We kunnen uit deze brieven concluderen dat Leys gevoelig was voor de kritieken en de publieke opinie. Hij was ook niet te beroerd om raad te vragen. Zelf stond hij altijd klaar voor de jongere kunstenaars. Enkele ervan, onder meer Alma-Tadema, Henri de Braekeleer en Jan Stobbaerts, nam hij onder zijn hoede. Zij werkten als assistenten in zijn atelier en hielpen hem ook bij het realiseren van zijn muurschilderingen. Hij trachtte hen zijn visie op de geschiedenis, de waarheid en de traditie mee te geven. Zij zouden deze visie ieder op hun eigen manier in het verdere verloop van hun carrière incorporeren.

Leys onderhandelde met verschillende kunsthandelaars in binnen- en buitenland.
Zo had hij contacten met Dero-Becker, Gambart, Coûteaux. Zij bezorgden eveneens het materiaal voor zijn doeken en waren belangrijke geldschieters. Uit zijn correspondentie bleek dat hij met Dero-Becker en Coûteaux ook vriendschappelijke banden onderhield. Hij stond ook rechtstreeks in contact met een aantal verzamelaars. Een belangrijke ‘nieuwe’ getuigenis daarvan zijn de brieven aan Wagener. Deze bezat drie schilderijen van Leys. Via de correspondentie worden we ingelicht over hoe de onderhandelingen voor het laatste schilderij zijn verlopen. We kunnen alles volgen van bij de bestelling in 1855 tot aan de levering twee jaar later.

Leys was bovendien de protagonist bij uitstek bij het in eer herstellen van de oorspronkelijke etskunst in de negentiende eeuw in België, alhoewel hij die vooraanstaande rol zeker niet ambieerde. Ook al was de etskunst louter een hobby, toch hechtte hij veel belang aan de kritieken en het oordeel van de Franse criticus en graveur Burty.

 

Tussen de bedrijven door kunnen we de gezondheidsproblemen van Leys volgen.
De muurschilderingen in het stadhuis en de voorbereidingen voor de verschillende tentoonstellingen vielen hem erg zwaar. Leys hechtte blijkbaar ook veel belang aan familie en vrienden. Zij waren ten allen tijde welkom in zijn woning. Leys hield zich niet enkel met de kunst bezig. Hij zetelde twaalf jaar lang in de Antwerpse gemeenteraad en werkte op deze manier mee aan de heropening van de Schelde. Verder was hij lid van verschillende kunstverenigingen. Hij was onder meer een aantal jaren voorzitter van het Verbond voor Kunsten, Letteren en Wetenschappen. Leys stond mee op de barricaden voor hervormingen van het bestuur en de opleiding van de Academie. Dat in deze strijd De Keyser uiteindelijk directeur van de Antwerpse Academie werd, was een kaakslag voor Leys en de zijnen.

 

Ook al lijkt Leys’ originaliteit soms slechts tweedehands, men mag niet vergeten dat dit door zijn tijdgenoten niet op die wijze werd aangevoeld. Zijn gezag en roem waren aanzienlijk en zijn kunst was niet enkel op het nationale plan een positief stimulerende kracht die verder reikte dan het louter esthetische. Als oproeper van beelden uit het eigen verleden vervulde hij ongetwijfeld een cultuurhistorische en volks-opvoedkundige rol. Men mag besluiten dat Leys eigenlijk een uitzonderlijke plaats inneemt in de negentiende-eeuwse kunst. Met zijn ‘Furies’ leek hij aanvankelijk de richting uit te gaan van de heroïsch-romantische historische schilderkunst à la Wappers. Zijn interesse voor de zestiende-eeuwse vrijheidstrijd vond zijn oorsprong in woelige periode waarin hij was opgegroeid. Maar al gauw zouden zijn stijl en zijn onderwerpen veranderen. Van de zestiende eeuw en de late middeleeuwen stapte hij over naar de zeventiende eeuw. Hij wilde zoveel mogelijk het dagelijkse leven en de zeden van deze eeuw naar voor brengen. Zijn onderwerpen haalde hij voornamelijk uit het Antwerpse verleden. De zestiende eeuw bleef hem echter intrigeren en daarom verliet hij de zeventiende eeuw uiteindelijk weer voor de Antwerpse Gouden Eeuw. Doch als onderwerp koos hij nog steeds anekdotische scènes uit het alledaagse leven. Hij schuwde de grote historische figuren echter niet, maar hij stelde ze niet voor als de grote helden. Zo zien we bijvoorbeeld Luther en Karel V als kleine jongens op zijn schilderijen. Het was vooral de vroege zestiende eeuw die hem aantrok, hij drong diep door in de geestesgesteldheid van de Hervorming. Ook historische personages uit de kunst en de wetenschap, onder meer Rubens, Dürer, Rembrandt en Erasmus vinden we in zijn oeuvre terug. Zij het dat Leys hen in zijn schilderijen niet echt op het voorplan plaatste. Als hij historische personages toonde, plaatste hij ze in hun dagelijkse leven. Zijn rijpere werk is in eerste instantie dus archaïserend en dit op het dubbel plan van inhoud en vormgeving.

 

Kenmerkend voor Leys’ schilderkunst is zijn aandacht voor details en zijn realistische weergave van het verleden. Zijn werk was steeds historisch goed gedocumenteerd.
Hij baseerde zich voor zijn doeken op oude kronieken, prenten, tekeningen en schilderijen. Hij zocht bovendien in het oude Antwerpen naar restanten uit een ver verleden. Zo schetste hij onder meer oude huizen en interieurs, die hij dan later kon gebruiken als achtergrond voor zijn werken. Het heroïsche karakter dat zo treffend is voor de romantische schilderkunst vinden we in zijn latere werken niet meer terug. Wat bovendien opvalt zijn de formaten van zijn schilderijen. In tegenstelling tot de monumentale werken van een De Keyser en een Wappers, schilderde Leys kleinere doeken. Hij zocht het dus niet in het theatrale en het monumentale, maar eerder in de verstilling. Hij probeerde de twee belangrijkste genres van de Belgische romantiek, namelijk historiestukken en genretaferelen, in één en hetzelfde doek te verenigen.
Zijn historische genrestukken waren daarvan het resultaat.

 

Leys was zelf ook het voorwerp van geschiedschrijving en beeldvorming. Hij werd tegen het einde van zijn leven bijna vergoddelijkt en in één adem genoemd met de grote oude meesters. Leys was een nieuwe Rubens, een nieuwe Rembrandt. Met roem en eer werd hij overladen. Hij was de eerste Belgische kunstenaar die in de negentiende eeuw tot baron geadeld werd. Hij had dit allemaal te danken aan zijn successen op de Wereldtentoonstellingen te Parijs en te Londen. Veel te vroeg echter moest men afscheid van Leys nemen. Op het hoogtepunt van zijn carrière, terwijl hij aan het werken was aan de muurschilderingen in het stadhuis, overleed hij aan een hartaanval. Leys kreeg een indrukwekkende begrafenis. We merkten op dat het na zijn dood vrij snel bergaf ging met zijn reputatie. Door latere generaties werd hij minder geapprecieerd. Zij vonden zijn kunst niet origineel. Leys zou niet echt creatief zijn. Die afrekening met Leys in de twintigste eeuw staat in scherp contrast met de officiële waardering uit zijn eigen tijd.

Naar het midden van de twintigste eeuw toe lijkt hij haast helemaal vergeten.
Eind jaren 1960 trachtte men echter, naar aanleiding van de honderdste verjaardag van zijn overlijden, weer de aandacht te vestigen op de kunst van Leys.  Men benadert hem nu op een meer wetenschappelijke manier. Hij blijft echter een buitenbeentje in de negentiende-eeuwse kunst. Vandaag de dag wordt hij gezien als een overgangs-figuur tussen de historieschilderkunst en het realisme.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende