Van de Dirección de Antropología tot het Instituto Indigenista Interamericano. Leven en werk van Manuel Gamio (1883-1960), de voorvechter van het 20e eeuwse indigenismo. (Wim Denorme) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
HOOFDSTUK II: VAN DE ARCHEOLOGIE NAAR DE TOEGEPASTE ANTROPOLOGIE (1908-1924)
In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de belangrijkste ideeën en realisaties van Gamio tijdens de periode 1908-1924, de zogenaamde “archeologische periode” van Gamio. Naast zijn vernieuwende visie op de methodologie van het archeologisch onderzoek, spitsen we onze aandacht ook en vooral toe op de Dirección de Antropología (oprichting, doelstellingen, realisaties ...) en aan de belangrijkste realisatie van dit departement, met name de studie van de bevolking van Teotihuacán, een mijlpaal in de geschiedenis van het antropologisch onderzoek.
1. GAMIO’S VROEGE ARCHEOLOGISCHE WERK.
Tijdens zijn studieperiode en aan het begin van zijn professionele loopbaan was Gamio voornamelijk actief op het terrein van de Mexicaanse archeologie. We kunnen stellen dat de periode 1908-1925 gekenmerkt wordt door de archeologische activiteit van Manuel Gamio. Het is in deze periode dat hij de meeste van zijn archeologische werken publiceerde, vele daarvan in het tijdschrift Ethnos.[11]
Van 1906 tot 1908 volgde Gamio de cursussen archeologie, etnologie en antropologie in het Museo Nacional van Mexico, bij Nicolás León en Jesús Galindo y Villa. Hij werd er tevens benoemd tot interim-hulpprofessor geschiedenis. Eind 1908 realiseerde hij archeologische opgravingen in Chalchihuites (Zacatecas). De resultaten van dit onderzoek wekten de belangstelling van de Noord-Amerikaanse archeologe Zelia Nuttall en door haar toedoen bekwam Gamio een studiebeurs voor de Columbia University in New York, waar hij van 1909 tot 1911 studeerde. Daar had hij Franz Boas, een van de grote Amerikaanse antropologen als leermeester. In 1910 werd hij aangesteld als ondervoorzitter van de archeologische expeditie naar Ecuador, geleid door Dr. M. H. Saville (mei-oktober 1910). In 1911, behaalde hij de graad van Master of Arts aan de Columbia Universiteit van New York. In datzelfde jaar keerde Gamio terug naar Mexico en werd hij professor in de archeologie in het Museo Nacional, een functie die hij even later diende te verlaten. Hij bekwam een staatsbeurs voor de in januari 1911 opgerichte Escuela Internacional de Arqueología y Etnografía Americanas, een internationaal onderzoekscentrum voor Amerikaanse archeologie en etnografie. Deze internationale “school” werd opgericht onder het patronaat van de regeringen van Mexico, Frankrijk, Pruisen en de VS en werkte nauw samen met de universiteiten van Pennsylvania, Harvard en Columbia. Na Eduard Seler en Franz Boas werd Gamio in 1916 directeur van het centrum. Van 1912 tot 1916 werkte hij bij de Inspección General de Monumentos Arqueológicos, de Algemene Inspectie van Archeologische Monumenten. Als Inspecteur-generaal van archeologische monumenten, en later, in zijn functie van director de Antropología (directeur van Antropologie) had Gamio min of meer directe tussenkomst in de opgravingen, bescherming en restauratie van de pre-Spaanse restanten in heel het land. In die periode ook, sloot de Dirección de Antropología, als vertegenwoordiger van de Mexicaanse regering, een 10-jarig contract met het Carnegie Institution van Washington voor de archeologische exploratie en restauratie van de belangrijkste gebouwen van Chichén-Itzá (Yucatán).
De resultaten van Gamio’s onderzoek in Chalchihuites werden in 1910 gepubliceerd in de Annalen van het Nationaal Museum van Mexico (deel II) met als titel “Los monumentos arqueológicos de las inmediaciones de Chalchihuites, Zacatecas”. Een jaar eerder, in 1909 verscheen, in diezelfde Annalen, een van Gamio’s eerste archeologische werken over de Tepaneekse cultuur, “Restos de la cultura tepaneca”.[12] Deze twee werken geven het begin aan van de archeologische publicaties van Gamio.
1.2.1. Het eerste stratigrafisch archeologisch onderzoek.
Fundamenteel is zijn werk Arqueología de Azcapotzalco, D. F., México (1913), een lezing gepresenteerd op het XVIIIe Internationaal Congres van Amerikanisten, waarin voor het eerst melding gemaakt wordt van de toepassing van de stratigrafische techniek bij de opgravingen.
Gamio’s archeologische expeditie in San Miguel Amantla, Azcapotzalco (Mexico, D. F.)[13] (1912-1913), was gericht op het onderzoek naar de opeenvolging van de verschillende beschavingen - de archaïsche cultuur of cultura de los Cerros, de Teotihuacana- en de Azteekse cultuur - in de vallei van Mexico, een plan dat hij in overleg met Boas had geformuleerd. Gamio introduceerde in Mexico de toepassing van de stratigrafische techniek bij archeologische opgravingen (een “stratigrafische revolutie”), waarbij voor het eerst gecontroleerde wetenschappelijke opgravingen werden uitgevoerd, zodat het mogelijk werd de gegevens op een correcte manier te verwerken en te interpreteren. Een ander interessant werk dat Gamio in diezelfde periode realiseerde was de blootlegging van de Zuid-Westelijke hoek van de Templo Mayor van Tenochtitlán in Mexico-Stad (1913).
1.2.2. Metodología sobre investigación, exploración y conservación de monumentos arqueológicos.
In 1914 publiceerde Gamio een bijzonder interessant werk, getiteld “Metodología sobre investigación, exploración y conservación de monumentos arqueológicos”. Hierin gaf hij een compleet kader van wat een archeologisch onderzoek in zijn visie precies zou moeten inhouden, en begon hij ook de nadruk te leggen op het belang van een integraal werk, wat hij eerst zou toepassen op de archeologie en later op de antropologie in het algemeen.
Voor Gamio was de archeologie “een onderdeel van het geheel van wetenschappen dat de mensheid het meest aanbelangt en dat aangeduid wordt als antropologie, of het traktaat of wetenschap van de mens. De antropologie verschaft kennis van mensen en volken op drie manieren: 1) door het fysisch type, 2) door de taal en 3) door hun cultuur of beschaving.”[14]
Naast het concipiëren van de archeologie als onderdeel van de antropologie, net als de linguïstiek, de fysische antropologie en de etnologie, stelde Gamio dat de archeologie nog geen wetenschappelijke resultaten had bereikt omwille van twee primordiale redenen. Ten eerste was er het feit dat een aanzienlijk aantal onderzoekers zich tot dan toe hoofdzakelijk had gebaseerd op de studies van historische bronnen, terwijl hij als tweede oorzaak vooral duidde op “(...) het gebrek aan concepten, methodes, perspectieven en logische opeenvolging (aaneenschakeling) bij de schaarse, echt archeologische onderzoeken die ondernomen worden, dewelke alsdusdanig geïsoleerd en onsamenhangend resulteren (...)”.[15] Precies daarin schuilde zijns inziens de noodzaak aan archeologische studies met een integraal karakter: “De onderzoeken zullen een integraal karakter hebben, en zullen de studie van de culturele manifestaties, zowel de intellectuele (mythologie, esthetische opvattingen, etc.) als de materiële (constructies, ceramiek, diverse werktuigen, etc.), de studie van de menselijke en dierlijke restanten en de studie van het lokale biologische en fysische milieu omvatten.” Teneinde dit te bereiken, suggereerde hij wat hij aanduidde als de extensieve en intensieve methode voor de studie van elke cultuur.
De extensieve methode omvatte “(...) het in grote lijnen signaleren en recopileren van alle karakteristieken die de grote precolumbiaanse beschavingen of culturen determineren.”[16] Dit impliceerde de voorafgaande studie van de historische bronnen van de te onderzoeken groep, de algemene kennis van de resten van archeologische materialen, het gebied of de geografische oppervlakkige extensie van deze overblijfselen, de geologische en geografische kenmerken en, wat hij noemde, de geologisch-culturele stratigrafie, met als uiteindelijke doel na te gaan of er “culturele eenheid of culturele pluraliteit” was op een bepaalde plaats, de culturele densiteit en haar chronologische diepgang te kennen en het kennen van de geologische variaties van het bestudeerde gebied.
De intensieve methode moest voorgaande kenmerken in detail bestuderen; kijken naar hun oorsprong, evolutie, invloeden, extensie, etc. Daartoe verdeelde hij de onderzoeksobjecten onder in enerzijds abstracte culturele manifestaties, die zowel mythen, fabels, legendes; religieuze, civiele en militaire instituties; intellectuele invloeden en contacten, etc.; als de artistieke ideeën, hun oorsprong en ontwikkeling omvatten. Anderzijds wees hij op de materiële manifestaties, die hij in 11 categorieën onderverdeelde: 1) de technologische en artistieke productie, met inbegrip van hun vorm, chemische samenstelling en gebruik; 2) architectuur; 3) sculptuur, ceramiek, etc.; 4) wetenschappelijke relatie van het historisch en het archeologisch gegeven; 5) antropologische studie van menselijke overblijfselen; 6) studie van dierlijke resten; 7) fysisch-biologische omgeving, klimaat; 8) fauna en flora; 9) migraties; 10) het verlaten van nederzettingen; en 11) de culturele opeenvolging en interculturele invloeden, met voor het eerste de toepassing van de stratigrafische opgravingen.
Dit concept van wat de archeologie zou moeten zijn, zijn methode van integraal onderzoek, zoals het door Gamio reeds in 1914 werd uitgewerkt, en dat hij voor het eerst in de praktijk zou toepassen bij de studie van de bevolking van Teotihuacán (zie verder), bevatte reeds alle componenten van het moderne archeologische onderzoek. Meer nog, het schetste al de grote lijnen van het “type” dat Gorodzov[17] zou vastleggen in 1933, wanneer hij pleitte voor de analyse van de technologische en artistieke objecten vanuit het standpunt van de techniek van uitvoering, de fysische structuur (vorm), de scheikundige samenstelling (materiaal) en het veronderstelde gebruik (functie).
In 1915-1916, als voorzitter van de Mexicaanse delegatie op het XIX Internationaal Congres van Amerikanisten te Washington, presenteerde Gamio een eerste lezing over de archeologische realisaties in Mexico in de jaren 1914-1915[18], terwijl hijzelf in maart 1916 een archeologische expeditie in Chichén-Itzá, Yucatán leidde. Van belang is ook zijn exploratie in Copilco, Pedregal de San Ángel (1917). Bij die opgravingen ontdekte hij culturele restanten, voorafgaand aan Teotihuacán, die als basis dienden voor het karakteriseren van wat hij de “archaïsche” periode noemde en nu bekend staat als preklassieke fase. De verkenning en restauratie van de Ciudadela de Teotihuacán (1917-1920) is een andere belangrijke archeologische verwezenlijking van Gamio. Van die tijd dateert eveneens zijn fameuze controverse met Ramón Mena over de authenticiteit van de archeologische vondsten van laatstgenoemde in Azcapotzalco, toegeschreven aan het tipo cultural tepaneca (tepaneeks cultureel type).
Gamio wordt algemeen erkend als de archeoloog “die voor het eerst in Mexico de stratigrafische methode in de praktijk toepaste bij de opgravingen in Azcapotzalco”.[19] De Noord-Amerikaanse American Anthropological Association, met een wereldwijd prestige, prees in haar zitting van 1921 het strikt wetenschappelijke karakter van de exploraties en de bescherming van de archeologische monumenten, uitgevoerd onder de directe leiding van dr. Manuel Gamio, en hoopte dat de Dirección haar werk zou kunnen verder zetten om aldus de archeologische schatten van het oude Amerika voor de hele wereld te kunnen bewaren.[20] Tenslotte vermelden we hier nog de mening van dr. Frank D. Fackenthal, president van de Columbia University, uitgesproken bij de toekenning aan Gamio van het doctoraat honoris causa, op 1 juni 1948:
“Manuel Gamio (is de) archeoloog en etnoloog, ontdekker van de tempel van Quetzalcóatl en interpreet van de vondsten van El Pedregal, die de sluier van de Moedercultuur van Amerika oplichtten en de kennis van het verre verleden van het continent met verschillende millennia verbreedden; wiens methode van ceramische stratigrafie een basis creëerde voor het toekomstige archeologische werk; hij die, als eerste Directeur van Antropologie van de regering van Mexico, het buitengewone experiment van een gouvernementeel plan van sociale verbetering initieerde en verder zette, daarbij rekening houdend met de historische antecedenten van het Mexicaanse volk in relatie met haar actuele ontwikkeling; en die, tenslotte, aan zijn groot prestige als archeoloog een unieke culminatie als weldoener voor de mensheid heeft bijgevoegd.”[21]
Het komt hier voor als zou Gamio, eerst geïnitieerd in de archeologie, zich pas later zijn gaan toeleggen op de antropologie, en meer bepaald op de praktische toepassing ervan bij het zoeken naar een oplossing voor de sociale problemen van Mexico en van zijn inheemse bevolking. Deze opvatting dient echter gecorrigeerd.
In werkelijkheid was Gamio reeds eerder begaan met het lot van de Indianen. Tijdens zijn verblijf op de ouderlijke hoeve op de oevers van de río Tonto, was hij voor het eerst in contact gekomen met “het andere Mexico” en werd hij sterk getroffen door de lamentabele socio-economische toestand waarin de Indiaanse groepen van de streek leefden en door de manier waarop zij, zonder mededogen en zonder enige regeringssteun ter verdediging van hun rechten, geëxploiteerd werden. Dit zette hem aan tot het schrijven, in 1907, op 24-jarige leeftijd, van een kort artikel waarin hij appelleerde aan de publieke aandacht voor het probleem. Dit was twee jaar voor het verschijnen van zijn eerste archeologische werk. Later komen we op dit eerste indigenista-artikel van Gamio terug.
Gamio’s verdiensten op het vlak van de archeologie liggen in de ontdekking van een aantal belangrijke monumenten, de introductie van de stratigrafische methode en een wetenschappelijke aanpak, die als basis diende voor het toekomstige archeologisch onderzoek in Mexico. We hebben dit hier kort willen weergeven, zonder er echt diep op in te gaan.
Veel belangrijker lijkt het ons te onthouden dat Gamio binding zoekt met het Mexicaanse verleden, niet alleen in zijn strikt archeologische werk, maar ook later in zijn antropologische studies. De archeologie, de kennis van het verleden, is voor Gamio een onmisbaar onderdeel van de antropologie, wat kadert in zijn integrale methode van onderzoek.
In 1916 verschijnt Gamio’s werk Forjando Patria, Pro-nacionalismo, een bundeling gereviseerde artikels en essays die hij schreef in de jaren voorafgaand aan en tijdens de Mexicaanse revolutie.[22] In dit licht moet dit werk dan ook bekeken worden. Tijdens de revolutie was er een sterke nationalistische gewaarwording; groeiden binnen de kunst en de wetenschap nieuwe waarden en was er een verlangen naar een nieuwe, sterke en sociaal-rechtvaardige natie. Dit kwam tot uitdrukking in de muurschilderingen van Orozco en Rivera, de muziek van Carlos Chávez en de antropologie van Manuel Gamio. Zijn boek Forjando Patria, Pronacionalismo, beantwoordde aan die noodzaak om de waarden van “lo mexicano” (“het Mexicaanse”) te redefiniëren en in ere te herstellen.
De antropoloog Gonzalo Aguirre Beltrán zegt in dit verband:
“De jaren (van de Mexicaanse revolutie) waren moeilijke tijden waarin de Mexicanen wanhopig zoeken naar het definiëren van hun identiteit. Ze doen dit met de wapens, met de ideeën of met de literaire of artistieke expressie. De Mexicaanse revolutie is populistisch en verafschuwt in grote mate de intellectueel (het intellectuele) als een violente reactie tegen het Europeïsme van de positivistische oligarchie die ze omverwerpt. Het is dus niet verwonderlijk dat de erudiete personen het meest onwillig zijn om zich aan de sluiten bij de sociale beweging. Deze beweging groeit doordrenkt van een jubelend maar onverzoenlijk nationalisme dat tegenover het vreemde, westerse, de warmte van de oorspronkelijke Amerikaanse culturen, op gepassioneerde en fanatieke wijze geïdealiseerd, stelt. Een opmerkelijke uitzondering hierop is Manuel Gamio. Hij is de eerste van de “denkende mensen” die zich aansluit bij het revolutionaire nationalisme en de agrarische eisen (van landhervorming) die Emiliano Zapata aanwakkert in de zuidelijke staat Morelos. (Zapata, boerenleider van indios en peones, heeft bij de goegemeente van de hoofdstad de verfoeilijke reputatie die men toekent aan de moordenaar, aan de onbarmhartige bandiet; de pers noemt hem de Attila van het Zuiden.) Gamio durft het aan hem op te hemelen en te verdedigen, meer zelfs, de militaire opstand van de leider van de landbouwbevolking als indianismo te kwalificeren.”[23]
Gamio koos met andere woorden de zijde van Zapata en verdedigde hem onder de intellectuelen, een politieke overtuiging en strijdbaarheid die hij vervatte in zijn boek met de betekenisvolle titel Forjando patria. Pro-nacionalismo (“Het vaderland smeden. Pro Nationalisme”). In deze verzameling van artikels over diverse thema’s (Gamio’s opvattingen over de archeologie, de pre-Spaanse kunst, socio-economische, juridische en politieke zaken en reeds hier ook enkele opvattingen over de Indianenproblematiek) is de centrale bekommernis: hoe bereiken dat uit deze revolutionaire beweging een sterk en eendrachtig vaderland groeit met een diep gevoel van nationaliteit. Gamio drukte dit uit als volgt:
“Het is nu aan de revolutionairen van Mexico om de hamer te grijpen en de voorschoot van de smid te omgorden om te maken dat van het wonderlijke aanbeeld het nieuwe vaderland ontstaat, gemaakt van verward ijzer en brons.”
“Daar is het ijzer ... Daar is het brons ... Slaat, broeders!”[24]
Het boek verwekte opschudding omdat het de gevoelens verwoordde van heel wat personen die op de een of andere manier verwikkeld waren in de revolutionaire chaos, en niet goed wisten welke kant ze uit moesten, welke weg er diende gevolgd te worden. Het was de motor die een hele gereflecteerde nationalistische beweging op gang bracht op vele gebieden. In het voorwoord van de heruitgave van het werk in 1959, schrijft Justino Fernández:
“Forjando Patria is de uitdrukking van het geweten (bewustzijn) van een geleerd en verfijnd man, die weet na te denken over de problemen van zijn land en zijn tijd; van een scherpe schrijver, van een man van de wetenschap met een esthetisch gevoel, en van een criticus van de geschiedenis, die bovendien nog praktische oplossingen voorstelt. Zo kan zijn werk enerzijds beschouwd worden als een cultuurfilosofische studie en anderzijds is het een heus actieprogramma ten voordele van het nationale welzijn.”[25]
Een bijzonder interessant artikel, geschreven op het moment dat het revolutionaire conflict reeds als beëindigd werd beschouwd, is: “La política y sus valores”.[26]
Hierin spuit Gamio scherpe kritiek op de Mexicaanse politiek van vóór de revolutie en de manier waarop de politiek tot dan toe bedreven werd. Vooral het dictatoriale bewind van Porfirio Díaz moet het ontgelden. (slechts twee doelen: macht en rijkdom verwerven, “politicastros” en ”politiquillos” (onbetrouwbare politici en politieke ondieren). Samengevat:
“(...) men heeft er voortdurend voor gezorgd dat het politieke leven van 15 miljoen zielen, gewijd was aan het rijk en machtig houden van de kleine groep politieke inktvissen, die de nationale ontwikkeling paralyseerden.”[27]
Gamio hoopte dat de revolutie aanleiding zou zijn voor een nieuwe politiek voor de toekomst. Hij gaf zijn mening over hoe de politiek van de toekomst er moest uitzien, om te komen tot een sterk vaderland. Hij besloot:
“De politiek, of wat men zo noemt, is in Mexico altijd bron van corruptie geweest. Vooraleer de nieuwe, ware politiek verschijnt, moet het milieu gezuiverd worden. Van de toekomstige politici moet men een gelegitimeerd patent (certificaat) vereisen, van morele zuiverheid, persoonlijke efficiëntie en effectieve representatie.”[28]
Gamio zal 9 jaar later aan den lijve ervaren (zie later: zijn korte politieke loopbaan en incident met Calles) dat in Mexico de política del pasado (de politiek van het verleden) de dienst blijft uitmaken.
We vermeldden eerder reeds dat Gamio al vroeg op de hoogte was en bekommerd om de problemen van de Indiaanse gemeenschap. Onder de indruk van zijn ervaringen met de inheemse landelijke bevolking tijdens zijn verblijf op de finca Santo Domingo, schreef Gamio kort na zijn terugkeer, in 1907, een artikel waarin hij bepaalde toestanden aanklaagde. Hij vond echter geen enkele Mexicaanse krant of tijdschrift bereid zijn artikel te publiceren. Het was uiteindelijk het magazine Modern Mexico, uitgegeven in New York en circulerend in Mexico, dat het artikel publiceerde. Pas 9 jaar later verscheen het artikel in Mexico, in zijn boek Forjando Patria, onder de titel “Redención de la Clase Indígena”.
Daarin schreef Gamio:
“Neuzend in de etnisch-sociale karakteristieken van de Indiaan treft men bijzonder belangrijke factoren aan, die kunnen mee helpen aan zijn decisieve en transcendentale regeneratie. Zowel zijn vitaliteit als zijn gezonde natuur vallen op. Het probleem van zijn fysische economie is intrigerend, want slechts in heel weinige landen vinden we menselijke groepen met een dergelijk hoog rendement in verhouding tot de schaarste van het voedsel. De Indiaan heeft intellectuele mogelijkheden vergelijkbaar met die van om het even welk ander ras. Hij is daarentegen timide, heeft gebrek aan energie en aspiraties en leeft in voortdurende vrees voor het getreiter en het geschimp van de gente de razón, de blanke. (Nog steeds bevlekt de striem van de laars van de Castiliaanse conquistador zijn voorhoofd.)”
“Arm en lijdend ras! (..lofrede op hun cultuur.) Waarom loop je niet rechtop, hoogmoedig en trots op je legende, en toon je deze wereld niet je Indiaanse (adellijke) afkomst?” [29]
In dit artikel bekritiseerde Gamio eveneens de Derechos de Capitación, die men toentertijd van de indios inde, aan. De Derechos de Capitación waren een soort belasting of persoonlijke bijdrage, daterend van de koloniale periode, die in verschillende staten was blijven voortbestaan. Gamio noemde ze een “amarga reliquia de las remotas encomiendas” (bittere relikwie van de vroegere encomiendas). In verband daarmee zei hij:
“De grote taak (het oplossen van het Indianenprobleem) moet beginnen met het wegnemen van de grote timiditeit die hem verstikt, door hem te doen inzien (...) dat hij nu een broer is, die nooit meer zal gepest worden. Om deze meest elementaire burgerzin in zijn hersens in te prenten, zullen er zware inspanningen nodig zijn en het zal onder andere ook noodzakelijk zijn dit zwarte restant van het verleden, deze relikwie van de encomiendas: de Derechos de Capitación, af te schaffen.”[30]
De Mexicaanse Indianen kampten met andere woorden zowel mentaal als materieel met een soort minderwaardigheidscomplex, een erfenis van de jarenlange kolonisatie en uitbuiting. Precies daarom zouden veel van de eerste pro-Indiaanse programma’s mikken op het opkrikken van het moreel van de Indianen, op het hen bewust maken van hun eigenwaarde waar ze op basis van hun rijk prekoloniaal cultureel verleden recht op hadden.
3. DE DIRECCIÓN DE ANTROPOLOGÍA (1917-1925).
Reeds sedert zijn terugkeer van de Columbia University in 1911, was Gamio zich bewust van de noodzaak om, in gans het Amerikaanse continent, Direcciones de Antropología (Directies van Antropologie), op te richten. Deze centrale instellingen zouden het archeologische en antropologische onderzoek in de onderscheiden landen in goede banen moeten leiden. Hij stelde dan ook alles in het werk om in Mexico tot de creatie van een dergelijke instelling te komen.
In wat nu volgt gaan we in op Gamio’s argumentatie voor de noodzaak van een Dirección de Antropología in Mexico, de totstandkoming en realisaties ervan en tenslotte het opdoeken van het instituut. Daarbij besteden we uitgebreid aandacht aan de doelstellingen van de Dirección, zijnde een directe weergave van Gamio’s antropologische gedachtengoed en van zijn praktische visie op de sociale problemen van het land.
In december 1915 presenteerde Gamio, agerend als de president van de Mexicaanse delegatie op het tweede Pan-Amerikaanse Wetenschappelijk Congres te Washington, een zeer goed onderlegde lezing, getiteld “La Dirección de Antropología”.[31] Daarin wijst hij op de noodzaak van de creatie van direcciones de antropología in gans Amerika en doet hij de objectieven en doelstellingen van de instelling uiteen.
3.1.1. Het belang van de antropologische wetenschap.
Gamio benadrukte in zijn toespraak het belang van de toepassing van de antropologie bij het bestuur van een land. De antropologie moest de basiskennis zijn van een goed bestuur, want dankzij de antropologie kent men de bevolking met wie en voor wie men regeert. Zij laat toe de abstracte natuur en de fysica van de volkeren te karakteriseren en daaruit de geschikte middelen af te leiden voor een normale ontwikkeling van de nationale populatie.
Helaas was het zo dat men in bijna alle Latijns-Amerikaanse landen de aard en de behoeften van de respectieve bevolkingsgroepen niet kende en niet kent, waardoor hun evolutie altijd abnormaal geweest was. In feite had de blanke minderheid van Europese afkomst zich enkel en alleen bekommerd om haar eigen vooruitgang, en had ze daarbij de meerderheid van de bevolking, behorend tot het autochtone ras en cultuur, aan haar lot overgelaten.
Zelfs in de weinige gevallen waarbij de blanke minderheid een poging deed om de Indiaanse meerderheid op economisch en cultureel vlak te verbeteren slaagde zij daar niet in, omdat ze geen kennis had van haar ware aard, haar leefwijze, haar aspiraties en behoeften, waardoor de voorgestelde middelen ter verbetering van haar toestand ongeschikt en empirisch bleken. Deze onwetendheid was onder meer te wijten aan het feit dat de bevolking nog nooit systematisch werd bestudeerd, doch slechts sporadisch, in de schaarse gevallen van contact tussen de blanke en de inheemse bevolking, en dan nog doorgaans omwille van commerciële redenen. Men kende de Indiaanse ziel, cultuur en idealen niet. De enige manier om de autochtone families in al hun facetten (fysisch, cultureel en taalkundig) te leren kennen, bestond er dan ook in hun pre-koloniale en koloniale antecedenten en hun hedendaagse karakteristieken volgens het antropologische criterium te onderzoeken.
3.1.2. Het integrale antropologische onderzoek.
Vervolgens bekritiseerde Gamio de manier waarop het antropologisch onderzoek in de Latijns-Amerikaanse landen tot dan toe geschiedde. Rekening houdend met de geavanceerde staat van de antropologische wetenschap in Europa en Noord-Amerika, hadden de studies in Latijns-Amerika nog niet opgebracht wat er van kon verwacht worden. Het ontbrak de Latijns-Amerikaanse wetenschappers aan onderlinge kennisoverdracht en convergentie van ideeën. De onderzoeken gebeurden zelden volgens een vastomlijnde methodologie en er was nauwelijks sprake van een harmonische integratie van de gedane studies. De meeste etnografische, archeologische, linguïstische, folkloristische en andere antropologische onderzoeken vertoonden geen samenhang, waren geïsoleerd, eenzijdig opgevat en hadden weinig wetenschappelijke waarde.
Zo beperkte de studie van een bepaalde Indiaanse stam zich meestal tot het onderzoeken, volgens de correcte etnografische methode, van enkele families van een bepaalde nederzetting en de publicatie ervan in een of ander gespecialiseerd tijdschrift. Maar dit geïsoleerde document had geen enkele waarde zolang het onderzoek niet uitgebreid werd naar de andere nederzettingen van de regio, bewoond door die stam. Ook diende de studie aangevuld te worden met fysiografische, biologische, archeologische, historische, statistische en demografische gegevens.
Eenmaal de levenswijze van een bepaalde volksgroep, en het waarom ervan, wetenschappelijk gekend was, moest die kennis in praktische beleidsmaatregelen omgezet worden. Vertrekkend van de actuele behoeften van deze grote familie, dienden er onmiddellijke maatregelen getroffen om aan deze noden te verhelpen. De uitvoering van deze maatregelen en hun invloed op de ontwikkeling van de betreffende groep moesten dan voortdurend (wetenschappelijk) geobserveerd worden, zodat men op die manier een directe bijdrage tot het toekomstig fysisch en intellectueel welzijn van de groep kon vormen. Dit was het finale en praktische doel waarnaar het antropologische onderzoek in principe zou moeten streven.
Gamio verwoordde dit als “de integrale procedure” (el procedimiento integral). “Integraal” omdat het zowel de studie van de Indiaanse bevolking als de onmiddellijke actie voor haar economische en culturele ontplooiing omvatte. Bovendien hield deze methode rekening met alle aspecten van het sociale bestaan van de indio, en gaf het daarbij elk aspect de gepaste belangrijkheid.[32]
3.1.3. Nationale integratie.
Gamio meende dat door een consequente toepassing van deze methode de sociale achterstand van de inheemse volkeren teniet kon gedaan worden, zodat ze zich snel zouden kunnen integreren in de natie, en er zodoende een sterk gevoel van nationale eenheid zou ontstaan in de landen van het Amerikaanse continent.
“Wanneer (...) onze autochtone families zullen geïncorporeerd zijn in het nationale leven, zal de kracht die het land vandaag, latent en passief, in zich draagt, getransformeerd worden in dynamische en onmiddellijk productieve energieën en zal het waarachtige gevoel van nationaliteit, dat vandaag nauwelijks bestaat, verspreid als het is over sociale groepen die verschillen qua etnisch type en taal en die uiteenlopen wat betreft concept en culturele tendenzen, zich beginnen te versterken.”[33]
Om deze doelstellingen te kunnen verwezenlijken stelde Gamio de creatie van een Dirección de Antropología of Instituto de Antropología Central voor, die als opdracht zou hebben: de antropologische studie van de nationale bevolking vanuit de volgende standpunten:
1. Kwantitatief: statistiek;
2. Kwalitatief: fysisch type, taal en beschaving of cultuur;
3. Chronologisch: de pre-koloniale, koloniale en hedendaagse periode;
4. Omgevingsfactoren: regionale fysische biologie.[34]
Tenslotte verzocht hij het Congres de creatie van analoge instituten aan te bevelen in de talrijke Amerikaanse landen waar de omstandigheden dat vereisten. Want op die manier zouden alle nationaliteiten groeien en verstevigd worden zodat het panamericanismo werkelijk efficiënt zou zijn.
Gamio’s voorstel werd door het Wetenschappelijk Congres te Washington unaniem goedgekeurd. Terug in Mexico wilde hij de Inspección General de Monumentos Arqueológicos omvormen tot Dirección de Antropología. Binnen de Secretaría de Instrucción Pública y Bellas Artes (Ministerie van Onderwijs en Schone Kunsten), waarvan de Inspectie van Monumenten afhankelijk was, trof Gamio echter niet het gunstige klimaat voor de uitwerking van dit plan. Daarom wendde hij zich tot zijn ex-collega van de ingenieursschool, Pastor Rouaix, toen minister van landbouw en ontwikkeling in de regering van Carranza. Deze was enthousiast en bood Gamio zijn steun aan. Dan begon de intense strijd in het Congres, waarbij Gamio stipt alle debatten en deliberaties bijwoonde en argumenten aanvoerde om de wetgevers te overtuigen van het project.[35]
Uiteindelijk werd in 1917 de Dirección de Antropología van Mexico, de eerste op het Amerikaanse continent, in de vooropgestelde vorm opgericht, binnen de Secretaría de Agricultura y Fomento (het ministerie van Landbouw en Ontwikkeling). Van 1917 tot 1925 stond Gamio aan het hoofd van deze instelling waarvan hij dus de bezieler en schepper was.
Een van de belangrijkste realisaties van de Dirección is ongetwijfeld het multidisciplinaire onderzoek in de vallei van Teotihuacán, dat culmineerde in de publicatie van het monumentale werk La población del valle de Teotihuacán (1922). Hier komen we later uitgebreid op terug.
3.2.1. Het actieprogramma van de Dirección de Antropología.
Het officiële programma van het departement werd geformuleerd door haar directeur, Manuel Gamio en werd in 1918 gepubliceerd met als titel Programa de la Dirección de Estudios Antropológicos y Etnográficos. Het jaar daarop, in 1919, droeg de tweede uitgave een andere naam, meer in overeenstemming met de objectieven van de instelling: Programa de la Dirección de Antropología para el Estudio y Mejoramiento de las Poblaciones Regionales de la República (Programma van de Directie van Antropologie voor de Studie en de Verbetering van de Regionale Bevolking van de Republiek).[36] Maar in beide uitgaven luidde het essentiële deel als volgt:
“Ons uitgestrekt territorium biedt niet de gelijkmatige geografische, biologische en klimatologische omstandigheden die in andere landen hebben bijgedragen tot de vorming van een etnisch, cultureel en linguïstisch homogene bevolking. Integendeel, veelvuldige en verschillende regionale gesteldheden beïnvloedden sterk de differentiatie van de Mexicaanse bevolking.”
“Onze bevolking is niet homogeen maar heterogeen en ongelijk. De groepen waaruit ze is samengesteld verschillen wat betreft historische antecedenten, raciale kenmerken, vormen van materiële en intellectuele cultuur en in de expressie van hun ideeën door middel van talrijke talen en dialecten.”
“Samengevat kan men stellen dat de Mexicaanse bevolking een verzameling is van regionale bevolkingen, die weinig gekend zijn, met een abnormale ontwikkeling en min of meer onderling verschillend, naargelang de graad van variatie en divergentie van hun aangeboren actuele karakteristieken, van de geografische, klimatologische, botanische en zoölogische kenmerken van de regio’s die ze bewonen, en van hun raciale, culturele en linguïstische antecedenten.”[37]
In overeenstemming met deze beschouwingen, nam de Dirección de Antropología de volgende taken op zich.
1. Graduele verwerving van kennis betreffende de raciale kenmerken, de manifestaties van materiële en intellectuele cultuur, de talen en dialecten, de economische toestand en de fysische en biologische gesteldheden van de actuele en vroegere regionale bevolking van de Republiek.
2. Onderzoek naar de werkelijk adekwate en praktische middelen die moeten aangewend worden, zowel door de officiële instanties (de federale, lokale en municipale machten) als door de particuliere (wetenschappelijke, altruïstische, en arbeidersverenigingen, pers, loges, kerken, etc.), om de actuele fysieke, intellectuele, morele en economische ontwikkeling van de genoemde bevolking effectief te bevorderen.
3. Voorbereiding van de raciale toenadering, van de culturele fusie, van de linguïstische unificatie en van het economisch evenwicht van deze groepen, die enkel op die manier een coherente en duidelijke nationaliteit en een echt vaderland zullen vormen.
Gamio wees daarbij op vier fundamentele punten:
1. Het culturele karakter van het Indianenprobleem, dat niets te maken heeft met etnische onbekwaamheid, noch kan opgelost worden door het ondermijnen van hun levenswijze door het elimineren van hun waarden.
2. Het aanwenden van wetenschappelijke kennis voor het oplossen van sociale problemen.
3. Integraal onderzoek van de bevolking, met de examinatie van alle sociale, culturele, educatieve en antropologische aspecten, en niet één enkel.
Deze focus impliceert interdisciplinaire onderzoeken, waarbij de antropoloog de coördinator is en tegelijkertijd een van de verschillende specialisten die tussenkomen.
4. De diepgang en de uitgebreidheid van de studies, die alle antecedenten moeten bevatten en reiken tot de contemporaine situatie.
Wegens de onmogelijkheid om alle regionale bevolkingsgroepen van Mexico afzonderlijk te gaan bestuderen, werd een selectie gemaakt van de belangrijkste gebieden, bewoond door representatieve sociale groepen van de bevolking. Gamio kwam zo tot een classificatie van geografische zones met typische regio’s, die zich voor het onderzoek leenden. Het zijn:
1. México, Hidalgo, Puebla en Tlaxcala;
2. Veracruz en Tamaulipas;
3. Oaxaca en Guerrero;
4. Chiapas;
5. Tabasco en Campeche;
6. Yucatán en Quintana Roo;
7. Jalisco en Michoacán;
8. Querétaro en Guanajuato;
9. Chihuahua en Coahuila;
10. Sonora en Sinaloa;
11. Baja California.
Deze zones omvatten de diverse fysische, klimatologische en biologische aspecten van het nationale territorium en hun respectieve bevolking vormde de synthese van de verschillende historische, raciale, culturele, economische en linguïstische karakteristieken van de gehele bevolking van Mexico.
Elk jaar zou, indien men over de nodige middelen kon beschikken, een of twee van deze typische regionale bevolkingsgroepen bestudeerd worden, zodat het volledige onderzoek van de nationale bevolking uiterlijk na 10 jaar af zou zijn. Het feit dat de studie van de eerste regionale groep, de studie van de bevolking van Teotihuacán, bijna twee jaar in beslag nam, zou geen precedent mogen stellen. Het onderzoek had immers af te rekenen met heel wat onderbrekingen en obstakels, hoofdzakelijk van financiële aard. Bovendien moest het drukken van het werk traag en nauwgezet gebeuren en heeft het evenzeer geleden onder min of meer lange onderbrekingen. En tenslotte, toen het Departement voor Antropologie in juli 1917 werd opgericht, omvatte het slechts een kleine staf, en beschikte het niet over het nodige gespecialiseerde personeel, opgeleid in de sociologie, antropologie, etnologie, etc. Dit alles droeg bij tot de vertraging en de relatieve tekortkomingen van het geleverde werk.
Het Departement wou eveneens gelijkaardig onderzoek doen naar de stedelijke bevolking van Mexico. Deze verschilde immers van de rurale niet alleen wat betreft ras maar ook aangaande gebruiken, gewoonten, economische toestand, industriële methodes, handel en opvoeding. Het fysische, klimatologische en biologische omgeving waarin de stedelijke bevolking opgroeide, was sterk verschillend van deze waarin de rurale bevolking leefde. In die optiek zou een studie gemaakt worden van achtereenvolgens de inwoners van de hoofdstad van Mexico, die van de hoofdsteden van de verschillende staten en verder van die steden die als representatief konden beschouwd worden.
Om diverse redenen, waaronder budgettaire beperkingen, nabijheid en makkelijke communicatie, koos de Dirección de Antropología als eerste te onderzoeken gebied de zone omvat door de Staten Mexico, Hidalgo, Puebla en Tlaxcala, met een relatief homogene bevolking. Binnen die zone selecteerde men, om analoge redenen, als representatieve bevolkingsgroep, de bewoners van de vallei van Teotihuacán, ten Noordoosten van Mexico-Stad, een van de belangrijkste archeologische zones van het land.
In 1921 realiseerde de Dirección de Antropología een eerste poging om de informatie over de Indiaanse bevolking te verzamelen en op die manier enkele “Cuadros Etnográficos” (Etnografische Schetsen/Overzichten) te vormen met alle gegevens betreffende de antropologie, etnografie en linguïstiek van de Mexicaanse inheemse bevolkingsgroepen. Met dit materiaal publiceerde Carlos Basauri in 1927 de brochure La situación social actual de la población indígena (De actuele sociale toestand van de Indiaanse bevolking). Het Instituto de Investigaciones Sociales, geleid door Lucio Mendieta y Núñez en in het begin afhankelijk van de Dirección de Antropología, deed op zijn beurt een nieuwe poging om de monografieën van de Indianenbevolking bijeen te brengen, maar de afschaffing van deze federale afdeling legde het werk in die zin stil.
In 1937 slaagde Basauri, aan het hoofd van het pas opgerichte Departamento de Educación Indígena (Departement voor Indiaans Onderwijs, binnen het ministerie van Openbaar Onderwijs), er eindelijk in het werk, de bibliografische compilatie en de verzameling van de gegevens van onderzoeken op het terrein, te voltooien. Het resultaat daarvan verscheen in 1940 onder de titel La Población Indígena de México.[38] Dit werk was lange tijd de enige bron van algemene informatie over de autochtone groepen van Mexico.
Een nieuw bewijs van de gepassioneerde en belangeloze preoccupatie van Gamio voor de antropologie en het ‘problema indígena’, is te vinden in het tijdschrift Ethnos, dat hij in 1920 oprichtte, in de hoedanigheid van eigenaar en directeur. Het oorspronkelijke idee was het creëren van een distributie-orgaan van de Dirección de Antropología, doch wegens het gebrek aan financiële steun van de Schatkist, stortte Gamio zich alleen op het project. Aan het tijdschrift werkten heel wat Mexicaanse en buitenlandse antropologen en “Indianenkenners” mee, onder wie: Miguel Othón de Mendizábal, Zelia Nuttal, Lucio Mendieta y Nuñéz.
Het tijdschrift had als oogmerk de verspreiding van antropologische studies over Mexico en Centraal-Amerika, gewijd aan de “studie en de verbetering van het inheemse ras van Mexico” en werd uitgegeven in het Spaans en het Engels.[39] In het eerste nummer werden de directrices nader omschreven:
De studie van de fenomenen betreffende de normale of abnormale ontwikkeling van de menselijke bevolkingsgroepen en de daaruit volgende verbetering van hun situatie, moest geschieden in overeenstemming met de wetenschappelijke principes en methodes aanbevolen door de sociale wetenschappen: geschiedenis, sociologie, antropologie, psychologie, etc. Het tijdschrift wilde zijn pagina’s wijden aan de publicatie van nieuwe en vroegere onderzoeken, daarbij trachtend een differentiatie te maken tussen de sociale groepen die object waren van die studies en deze die niet in beschouwing werden genomen.
Op die manier wou men bijdragen tot een bewustmaking van de wanverhouding tussen het minieme en onbeduidende deel van de Mexicaanse bevolkingsgroepen die tot dan toe wetenschappelijk bestudeerd waren en de overgrote meerderheid die zelfs wat betreft hun meest essentiële kenmerken en karakteristieken nog ‘ongekend’ waren, zoals de Indiaanse en gemengd-Indiaanse groepen, die nochtans vele miljoenen inwoners omvatten. Bij het begin van de tweede jaargang van het tijdschrift formuleerde Gamio het als volgt:
“(...) gaan we speciale aandacht schenken aan het problema indígena, wat de analytische studie inhoudt van de pre-Spaanse en koloniale antecedenten van het autoch-tone ras, de appreciatie van hun actuele levensomstandigheden en de selectie van de geschikte en toepasselijke middelen voor de verbetering van hun fysieke, intellectuele en economische verbetering, (...) zonder het welk het vaderland noch de nationaliteit kan bestaan.”[40]
Ethnos wilde met andere woorden alle werken opnemen over antropologische en sociale kwesties die de wetenschappelijke of artistieke studie van de Mexicaanse bevolking centraal stelden, en bij voorkeur deze die, zich baserend op de kennis van de sociale realiteit, een of andere praktische suggestie insloten voor het bereiken van de morele, economische en artistieke ontwikkeling van de Indiaanse rassen. Het praktische doel bestond erin de publieke interesse op te wekken voor het feit dat er een enorme massa geïgnoreerde Mexicanen bestond, die niettemin recht had bestudeerd te worden teneinde gekend te zijn en aangewakkerd te worden in hun sociale evolutie, want enkel op die manier zou men erin slagen hen te incorporeren in het nationale leven. Als ze in hun bewustmakingsproces zouden slagen, en als de leidende nationale machten, de centrale regering, de regeringen van de (federale) Staten, pers, kerken, wetenschappelijke en filantropische organisaties, etc. zich hiervan ten volle zouden bewust zijn en hun activiteiten op een effectieve manier zouden toespitsen op de positieve bevrijding van de aangeduide sociale elementen, dan pas zou dit tijdschrift haar hoogste verwachtingen in gelost hebben.
Het blad kampte echter voortdurend met financiële moeilijkheden en hield slechts drie jaargangen stand: een eerste (een volume met 12 nummers en 274 p.) van april 1920 tot maart 1921; een tweede (2 nummers met in totaal 182 p.) van november 1922 tot april 1923 en een derde tijdspanne (5 nummers met 144 p.) van januari tot mei 1925. In juni 1925 verdween het tijdschrift tenslotte.
Gamio had toen reeds de Dirección de Antropología verlaten. Juan Comas spreekt in dat verband:
“Het zou nog verschillende jaren duren vooraleer er in Mexico andere publicaties zouden komen die in staat waren de leegte, ontstaan door het verdwijnen van Ethnos, op te vullen.”[41]
5. DE STUDIE VAN DE BEVOLKING VAN DE VALLEI VAN TEOTIHUACÁN.
De studie van de bevolking van Teotihuacán was het eerste integrale onderzoek in Mexico. In de inleiding herhaalde Gamio nog eens heel duidelijk de leidende idee van het algemeen plan van het bevolkingsonderzoek op nationaal niveau.[42] Het uiteindelijke, praktische doel van de onderneming was het bereiken van een evenwichtige, krachtige en bloeiende ontwikkeling van het Mexicaanse volk, zowel op materieel als op intellectueel vlak. Een vereiste daartoe was het grondig kennen van de Mexicaanse samenleving en die kennis van de bevolking kon niet verkregen worden door een eenzijdig opgevatte studie; i.e. wanneer men de bevolking zag als een geïsoleerde eenheid. De mens staat in voortdurende wisselwerking met, en kan niet bestaan zonder de hem omringende fauna en flora, de minerale substanties en de klimatologische en geografische invloeden van het gebied waarin hij leeft. Daarom was het noodzakelijk beide factoren, bevolking en grondgebied, integraal te bestuderen en te kennen, ten einde de algemene en materiële levensomstandigheden van de bevolking te kunnen verbeteren. Indien men op een andere manier te werk zou gaan, dan zouden de beleidsvoerders gedoemd zijn te mislukken. Het is voor een regering immers onmogelijk een geschikt beleid te voeren wanneer ze de bevolking waarover ze regeert, niet kent, terwijl de bevolking van haar kant, zich niet op een normale manier kan ontplooien onder de haar met geweld opgedrongen, gouvernementele systemen.
De twee essentiële objectieven van de studie waren:
“1.) To know the conditions of property, natural production, artificial production and the habitability of the TERRITORY comprised in the valley of Teotihuacán, and to devise means for improving them.
2.) To investigate the historical antecedents, the present physical condition and the various aspects of civilization or culture which the POPULATION of the valley represents, as well as the adequate and feasible means which should be applied to attain their physical, intellectual, social and economic improvement.”[43]
Het onderzoek zelf werd opgesplitst in twee delen: enerzijds het opzoeken van gegevens in de archieven, bibliotheken en musea van de hoofdstad, Mexico-Stad; anderzijds de studies en de observaties in de regio zelf. In het werk participeerden, naast de Dirección de Antropología, de Dirección de Aguas, de Dirección de Agricultura, de Dirección Forestal y de Caza y Pesca, de Dirección de Estudios Geográficos y Climatológicas en de Dirección de Estudios Biológicos, allen afhangend van de Secretaría de Agricultura. Verleenden eveneens hun officiële medewerking de Facultad Nacional de Inginieros en een aantal vermaarde deskundigen van uiteenlopende wetenschappelijke disciplines. In de aldus samengestelde groep figureerden reeds verscheidene onderzoekers die later naam gemaakt hebben. Het hele project werd gestuurd door de Director de Antropología, Manuel Gamio, en nam twee jaar in beslag (1917-1918). De resultaten van de studies gingen ter perse in 1919 en verschenen in 1922, in het monumentale werk getiteld La población del valle de Teotihuacán. El medio en que se ha desarrollado. Su evolución étnica y social. Iniciativas para procurar su mejoramiento (3 vol., 1600 p.) (De bevolking van de vallei van Teotihuacán. Milieu van ontwikkeling. Haar etnische en sociale evolutie. Initiatieven voor haar verbetering).
Dit werk was zonder enige twijfel de eerste integrale studie die men in Mexico realiseerde, vóór de stichting van het Instituto Nacional Indigenista (1948), wat betreft opzet, benadering, en aanpak van het Indianenprobleem. Het was integraal wat betreft studieconcept, want het was de eerste concrete poging waarin, middels de toepassing van een rigoureuze wetenschappelijke methode, alle aspecten van de toestand waarin de autochtone bevolking, representatief voor de regio, leefde, werden aangesneden. Het was eveneens integraal inzake het beleid, omdat de Dirección de Antropología zich niet beperkte tot het onderzoek, maar ook een aantal innovaties en verbeteringen invoerde, en een geheel van gefundeerde suggesties presenteerde aan andere gouvernementele afdelingen, opdat deze al de maatregelen die buiten de jurisdictie of de mogelijkheden van de Dirección vielen, zouden kunnen treffen.
We geven nu kort de belangrijkste conclusies weer van het integraal onderzoek dat Gamio verrichtte onder de bevolking van de vallei van Teotihuacán, zijnde representatief voor de situatie van de Indiaanse bevolking van de regio (en de rest van Mexico) van die periode en zijnde de testcase waarop Gamio’s ideeën en in het bijzonder van zijn visie op het indigenismo geënt zijn.
5.2.1. Economische situatie.
De twee fundamentele factoren van het plaatselijk economisch probleem waren het regionale salaris en de distributie van de landbouwprodukten.
De opbrengst van de agrarische producten zou ruimschoots volstaan voor het onderhoud van de 8.330 bewoners van de vallei., indien er een gelijkmatige en proportionele verdeling ervan zou bestaan. Dit gebeurde echter niet. De landbouwprodukten werden verdeeld onder twee groepen. De eerste groep bestond uit 7 personen, eigenaars van de grote haciënda’s die 90 % van de totale oppervlakte in hun bezit hadden, en bijgevolg, 90 % van de totale landbouwproductie, en zelfs meer, gezien de superieure teeltsystemen die ze toepasten. De resterende 10 % hoorde toe aan 417 kleine landeigenaars. De rest van de bevolking leefde van kleine en karige industrieën, van onbeduidende commerciële transacties, maar de overgrote meerderheid overleefde op basis van het salaris uitbetaald door de 7 grootgrondbezitters voor het bewerken van hun gronden.
Dit salaris was ontoereikend en niet constant. Het resultaat was dan ook navenant. De meerderheid van de mannen, vrouwen en kinderen van de vallei was ondervoed, slecht gehuisvest en liep slecht gekleed, dit wat betreft het fysisch aspect. Vanuit moreel standpunt waren ze onwetend, passief, melancholisch en moedeloos.
Indien het salaris evenwel constant zou zijn, zou deze nederige manier van bestaan tenminste verzekerd zijn, maar zelfs dit was niet zo. De arbeid in de vallei was seizoensgebonden, zodat er perioden waren waarin er geen werk, en dus geen salaris was. De jornaleros (dagloners) waren dan genoodzaakt bijkomende klussen te doen voor een lager salaris, of tijdelijk de regio te verlaten op zoek naar werk.
Er was voor deze kwestie geen andere oplossing dan het in evenwicht brengen van de actuele onstabiele toestanden van de landeigendom en de distributie van de producten in de vallei. In de koloniale periode was de economische toestand van de bewoners van de vallei ook ongunstig en moeilijk, maar de concentratie van het grondbezit was toen minder uitgesproken geweest, terwijl er in de studie ook duidelijk werd gewezen op het gunstig evenwicht van de proportionele verdeling van land en producten tijdens de pre-Spaanse periode.
5.2.2. Het socialistische probleem in de regio.
Deze synthese zou niet volledig zijn zonder het beschouwen van de toestand van de sociale kwesties in de regio.
Wat opvalt is het grote contrast tussen de vallei van Teotihuacán en de hoofdstad van de Republiek, niettegenstaande ze slechts op 45 km afstand van elkaar liggen. In de hoofdstad was het socialisme sterk doorgedrongen en had het een grote en positieve invloed. Af en toe manifesteerde er zich zelfs een pseudo-bolsjevisme, theoretisch, embrionaal en exotisch. Onder de bevolking van de vallei daarentegen was het socialisme niet bekend, of begreep men het niet, en minder nog werd het socialisme er in de praktijk toegepast, niettegenstaande de economische malaise er altijd al zeer uitgesproken geweest was.
Het socialisme in de hoofdstad van de republiek:
De hoofdstad was, in Mexico meer nog dan in andere landen het centrum en knooppunt van de moderniteit, de samensmelting van de eeuwenoude tradities met de meest geavanceerde cosmopolitische ideeën. De hoofdstad leefde en evolueerde sneller en had een voorsprong van jaren of eeuwen vergeleken bij de trage en zelfs stilstaande levenswijze van de andere regio’s van het land, een verschil dat diep en essentieel was in de toenmalige context. Zo werd in de hoofdstad een hevige strijd gevoerd voor de verbetering van de levensomstandigheden van het Mexicaanse proletariaat, en in het bijzonder van de arbeider. De arbeiders slaagden erin door middel van efficiënte verenigingen en collectieve actie hun salaris, en dus hun voeding, kleding, huisvesting en ontspanning op een positieve manier te verbeteren. Deze triomf was te wijten aan het feit dat de arbeiders, die in het algemeen in urbane centra leefden, voortdurend in contact stonden met en zich incorporeerden in de sociale elementen van de blanken en mestiezen en de moderne beschaving. Deze sociaal-economische verbetering van het proletariaat was rechtvaardig en terecht, alleen was het jammer dat de Indo-mestizos op het platteland niet van een gelijkaardige verbetering van hun bestaan konden genieten.
Sporadische manifestaties van socialisme in de regio.
Terwijl de arbeiders in de hoofdstad, onder invloed van het socialistische gedachtengoed, streefden naar een verbetering van hun maatschappelijke positie en situatie, leerde het onderzoek dat er in de vallei geen sprake was van eventuele gelijkaardige socialistisch geïnspireerde tendenzen. Gamio was er niet in geslaagd ook maar enig bewustzijn van dergelijke ideeën onder de rurale bevolking aan te treffen, en kon zeker geen bewijs vinden voor een eventuele participatie van de doelgroep in ‘revolutionaire’ activiteiten.
Niettegenstaande de adellijke oligarchieën, was de economische situatie van de bevolking in de pre-Spaanse periode veel beter dan de latere en huidige: Iedereen bezat een stuk grond en de agrarische productie gebeurde via een soort communistische organisatie van de arbeid.
Met de kolonisatie door de Spaanse overheersers, die aanvankelijk dit systeem van eigendom voortzetten, wijzigden de arbeidsomstandigheden grondig: Al gauw werd de grond in beslag genomen, werden de rijkdommen geaccumuleerd en werd de inheemse bevolking aan haar lot overgelaten en geëxploiteerd. Zo ontstonden twee groepen: enerzijds de grote massa Indianen en mestiezen, de geëxploiteerden; anderzijds een beperkte groep van Spaanse origine, religieuzen en encomenderos de exploiteurs.
In de vallei was er tegen deze wantoestanden nooit gerebelleerd. Noch de onafhankelijkheid, noch de Reforma, noch de Revolutie hadden, zo bleek, het socialistische bewustzijn in de regio aangewakkerd. Hoewel Gamio zelf voorstander was van een soort gematigd en internationaal socialisme, oordeelde hij op basis van het onderzoek toch dat de introductie van het socialisme onder de rurale Indiaanse bevolking zoals die in de vallei van Teotihuacán niet uitvoerbaar zou zijn. De boeren waren immers volledig geïsoleerd van de gisting van ideeën in Mexico-Stad, een bevinding die ook door de pas gereformeerde regering als erg teleurstellend werd ervaren.[45] Daarom ook stond Gamio afwijzend tegenover de invoering van het sovjetmodel in Mexico, zoals het voorstel van Lombardo Toledano en anderen om Mexico te reorganiseren als een systeem van federale socialistische republieken, ondermeer omwille van het feit dat de pseudo-bolsjevistische leiders geen oog hadden voor en in hun propaganda geen melding maakten van de Indiaanse bevolking van het land, en geen weet hadden van hun legitieme aspiraties en behoeften.
Enkele verwezenlijkingen van de Direccion de Antropología
Na verschillende studies over de leefomstandigheden van de dagloners van de vallei, kwam de Dirección de Antropología tot de bevinding dat het materieel gezien onmogelijk was te overleven met de salarissen (van 60 centavos à 1 peso) die de jornaleros kregen voor 12 uur werk op de haciënda’s. Daarom stelde de Dirección een minimumloon in (van 1 peso 25 centavos) voor een achturenwerkdag in normale omstandigheden. (speciale vergoeding voor overuren).
Gezien de regio geen geschikte voedingsbodem was voor het socialisme, wou de Dirección ook komen tot het instellen van eenvoudige rurale verenigingen, die, na de dotatie van gronden, op een vreedzame manier het economische welzijn van deze bevolking zouden moeten bewerkstelligen.
Uit de studie bleek dat de regionale bevolking van Teotihuacán sedert de Conquista in absolute cijfers progressief en vrij aanzienlijk was afgenomen, en dat ze op het moment van de studie een alarmerende achteruitgang vertoonde op het fysische, sociale en intellectuele niveau. Gamio concludeerde dan ook dat als deze bevolking aan haar lot overgelaten zou worden, ze op een pijnlijke en abnormale manier verder zou vegeteren, en een passieve belemmering blijven voor de lokale en nationale vooruitgang, zoals ze dat geweest was in de eeuwen van de kolonie en de 19e eeuw, toen ze niet in staat bleek op eigen kracht haar redding te bereiken en evenmin invloed van buitenaf had die haar de middelen kon verschaffen om dit te bereiken.
De Dirección de Antropología beperkte zich niet tot onderzoeken, maar bracht tevens een reeks innovaties en verbeteringen aan, en presenteerde een serie gefundeerde suggesties aan andere gouvernementele afdelingen, opdat deze al de maatregelen die buiten de jurisdictie of de mogelijkheden van de Dirección vielen, zouden kunnen treffen.
Na de studie over het agrarische bezit in de vallei, kwam de Dirección tot de conclusie dat de dotatie van gronden de absolute voorwaarde was, opdat de bevolking van de vallei van Teotihuacán de miserabele staat waarin ze leefde zou kunnen ontstijgen. Daartoe hielp ze de bevolking met het opstellen van hun agrarische tellingen en landpetities. De economist Manuel Germán Parra schrijft in dit verband:
“Het is logisch dat dit botste op de hardnekkige oppositie van de hacendados (grootgrondbezitters) en ook, jammer genoeg, op de betrokkenheid van de lokale autoriteiten, en zelfs de schappelijkheid van de Comisión Nacional Agraria (Nationale Landbouw Commissie). Maar niets van dit alles was in staat te beletten dat (de Dirección) de strijd van de Indianen voor de grond (la lucha por la tierra) zou blijven leiden, op dezelfde manier als dat ze erin slaagde dat de grote landeigenaars hen het gebruik van het water teruggaven, hetgeen ze hen een hele tijd al hadden ontzegd.”[46]
Andere werken in de economische sfeer die Gamio en zijn team op gang brachten, zijn: het uitbaggeren van de rivieren, de constructie van economische (stuw)dammen, het electrisch oppompen van de freatische wateren, het aanleren van praktische manieren om de teelten en de veefokkerij te verbeteren, de oprichting van een kwekerij voor de herbebossing, de bestrijding van het kappen van bomen, de bescherming van de jachtdieren, de modernizatie van de typische industriële productie, de invoering van de apicultuur (bijenteelt) en de zijdeteelt-industrie, de commerciële productie van cordeles (dunne touwen), tejidos (geweven goed, breiwerk, textiel) en (graan)zakken van agave-vezel, de verkoop van maïs aan lage prijzen en de constructie van een verbindingsweg tussen het dorp en de archeologische zone.
Op sociaal gebied realiseerde men: de toepassing van de vaccinatie tegen de pokken, het doorsturen van zwaarzieke patiënten naar la Cruz Roja (het Rode Kruis), de oprichting van een regionale school, het aanleren van sportieve activiteiten en het gebruik van moderne sanitaire instellingen (toilet, bad), het bewust maken van de bevolking voor de schadelijke gevolgen van het excessief gebruik van pulque (alcoholische agavedrank), de distributie van rantsoenen melk en brood aan de leerlingen en de stimulering van de artistieke vaardigheden.
De Dirección suggereerde verder: de vallei te beschouwen als een politieke eenheid, de revisie van de nationale wetgeving om deze aan te passen aan de noden van de Indiaanse bevolking, de organisatie van defensorías de oficio (pro deo advocatuur), het effectief doen gelden van de minimumsalarissen, de achturenwerkdag en de bezoldiging van buitengewone arbeid, het opnieuw invoeren van het communale systeem, de bestrijding van de oorzaken van de hoge mortaliteit en van de raciale degeneratie door het sturen van visitantes (ambulante verplegers) en geneesheren, de aanmoediging van de mestizaje (rassenvermenging), het bestuderen van het al dan niet nodig zijn van geboortecontrole, de vermelden in de toekomstige volkstellingen van gegevens inzake ras en beschaving, de oprichting van scholen waarvan de programma’s aangepast zijn aan de geografische, raciale en sociale omgeving, het verlagen van de treintarieven, de correctie van een aantal afwijkingen die de religieuze cultus onderging, en het begunstigen van de pluraliteit van geloofsovertuigingen.
In 1922, met de publicatie van een van de grootste antropologische werken van Mexico, La Población del valle de Teotihuacán, gaf Gamio vorm aan zijn visie op de antropologie met zijn fundamentele bijdrage: de integrale studie van een zone, vanaf de pre-Spaanse wortels tot de actuele toestand, met inbegrip van de koloniale etappe, met de participatie van verschillende specialisten uit de diverse wetenschappelijke disciplines.
Bij de publicatie van het programma van deze onderneming heerste er in de academische wereld nogal wat scepsis tegenover de haalbaarheid van het project. Als anekdote past het hier te herinneren aan de Noord-Amerikaanse antropoloog Frederick Starr, professor aan de universiteit van Chicago, die in zijn commentaar op het programma van Gamio, alluderend op de psychologie van de Latijns-Amerikaan in verband met de werkprojecten en de daaruit voortvloeiende realiteit, schreef:
“De Latijns-Amerikaan onderscheidt zich door zijn productiviteit in het tot in de perfectie uitwerken van projecten. Niemand kan beter dan hem plannen, programma’s, regels, constituties, etc. formuleren, waarmee we het meestal volledig eens zijn. Echter, deze prachtige theoretische plannen worden zelden uitgevoerd; hoewel we hopen dat dit programma een uitzondering zal zijn.”[47]
Eenmaal het boek uitgegeven, in 1922, reageert Gamio als volgt op deze uitspraak van Star:
“We hopen dat een inzage van dit werk duidelijk aantoont dat we, zij het op soms gebrekkige wijze, de beloften van het aangehaalde programma wel degelijk waar gemaakt hebben.”[48]
Het werk werd internationaal gunstig onthaald en erkend als het eerste integrale onderzoek ter wereld. De inleiding, synthese en conclusies van dit werk bezorgden Gamio zijn doctoraat in de Filosofie van de Columbia University (1922). Ook won hij twee internationale prijzen: de Gran Premio de la Exposición Internacional del Centenario (Río de Janeiro, 1922) en die van de Exposición Iberoamericana van Sevilla (1929-1930).
In 1924 publiceerde de Secretaría de Agricultura y Fomento een 46 pagina’s tellende folder met een compilatie van 120 lovende kritieken op La población del valle de Teotihuacán, afkomstig van regeringen, prestigieuze universiteiten, wetenschappelijke instellingen, gespecialiseerde tijdschriften en eminente antropologen en sociologen van over de hele wereld. Als voorbeeld van een dergelijke kritiek halen we de Duitse etnoloog Georg Thilenius, directeur van het Etnografisch Museum van Hamburg, aan:
“Ik stel met oprechte vreugde vast dat men in Mexico de hedendaagse bevolkingen op een wetenschappelijke manier bestudeert, naar het gevoel van de Europese etnologie. Precies in Mexico beloven deze soort onderzoeken praktische en bijzonder interessante resultaten. Het programma van de Dirección de Antropología, opgesteld met grote verwachtingen, bevat een groot aantal waardevolle suggesties voor ons, die we graag en dankbaar in beschouwing zullen nemen bij onze eigen onderzoeken.”[49]
Zoals we reeds eerder zagen was het onderzoek in Teotihuacán het eerste in een reeks bevolkingsstudies van 11 representatieve regio’s, gepland door het Departement voor Antropologie. In 1924 was Gamio reeds gestart met de voorbereidingen van een gelijkaardige, maar “completere” studie in de vallei van Oaxaca. Dit onderzoek werd echter nooit aangevat. Omwille van politieke strubbelingen, moest haar directeur, Gamio, het land verlaten en werd de Dirección in 1925 opgedoekt. Dit betekende meteen ook het einde van Gamio’s project.
Dit mag volgens Juan Comas echter geen reden zijn om het werk van Gamio te kwalificeren als een “prematuur fiasco”.[50] Gamio was in de theorie en de praktijk de gids van de regionale projecten die 30 jaar later werden geconcretiseerd ter verbetering van de socio-economische en culturele situatie van de indomestieze bevolkingsmassa’s. De realisaties in Papaloapan, Tepalcatepec, Valle de Mezquital, de Centros Coordinadores, ... zijn in dit verband zeer illustratieve voorbeelden.
De volharding, de constante herhaling van een idee is onontbeerlijk opdat deze zou doordringen tot de kennis van de politici die de destinaties van het land sturen en die niet altijd de onmisbare wetenschappelijke voorbereiding bezitten, noch kunnen bezitten. In die zin had en heeft het werk van Gamio een continentale weerklank en haar resultaten blijken elke dag meer evident, ondanks de sporadische kritieken van de zogenaamde “antropólogos comprometidos” of “antropólogos críticos” (gecompromitteerde of kritische antropologen), die het blijkbaar noodzakelijk vinden het roer om te gooien en te breken met denkwijzen uit het verleden (“romper las estructuras”), zonder er evenwel een nieuwe structuur voor in de plaats te stellen.
Uit deze belangrijke studie van Gamio kunnen we een aantal elementen halen die ons toelaten de karakteristieken, zowel de theoretische als de methodologische en praktische, die bij dit onderzoek werden toegepast, te evalueren.
Het wetenschappelijk denken van Gamio vertrekt van een probleemstelling: het bestaan van twee groepen, Indiaans en mesties, met hun sociaal-culturele verschillen, waarbij de eerste groep in veel slechtere omstandigheden leeft dan de tweede. Van deze nationale problematiek vertrekken twee fundamentele aspecten, een van theoretische en een van methodologische aard. Het eerste, theoretische aspect wordt gekenmerkt door een algemene focus op het probleem; het probleem wordt begrepen als een sociaal geheel en een praktisch op te lossen compromis. Het tweede ziet de noodzakelijkheid van de integrale studie als een geschikt element om de sociale groepen met hun inherente kenmerken te begrijpen, waarbij men vertrekt van hun wortels en gaat tot de actualiteit. Villa Aguilera zegt in dit verband:
“(...) uit het voorgaande kan men afleiden hoe het denken van Gamio zich oriënteerde, vertrekkend van een probleemstelling en in welke vorm deze (probleemstelling) uitdrukking kreeg in een theorie, die op haar beurt een specifieke methode van onderzoek en analyse definieerde.”[51]
Gamio zag, doorheen zijn wetenschappelijke onderzoeksconcepten, de onmiddellijke, praktische utiliteit van de antropologie als sociale wetenschap. Het is duidelijk dat men bij de studie van Teotihuacán de integrale kennis van een gedetermineerd gebied verwierf en adekwate oplossingen naar voren schoof, iets wat de antropologie na Gamio niet meer deed.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[11] Zie bibliografie van Gamio in bijlage 2.
[12] E. MATOS MOCTEZUMA, Manuel Gamio. La arqueología mexicana, México, D.F., UNAM, 1983, p. 4.
[13] In de Memoria van de School, gepubliceerd in 1913, lezen we dat Manuel Gamio een studie maakte over de opeenvolging van oude beschavingen in Azcapotzalco (Mexico, D. F.) en dat hij opgravingen realiseerde in San Miguel Amantla. J. COMAS, Manuel Gamio: Antología, México, D. F., UNAM, 1985, 2e ed., p. IX.
[14] M. GAMIO, “Metodología sobre investigación, exploración y conservación de monumentos arqueológicos, in: E. MATOS MOCTEZUMA, op. cit., pp. 17-22.
[15] IBIDEM,.
[16] IBIDEM.
[17] V. A. GORODZOV, “The typological method in archaeology”, in: American Anthropologist, 1933, vol. 35, nr. 1, pp. 95-115.
[18] M. GAMIO, “Investigación arqueológica en México, 1914-1915”, in: Proceedings of the XIX Session. International Congress of Americanists, 1915, Washington, pp. 125-133.
[19] “(Gamio) ha sido quien hizo en Azcapotzalco las primeras excavaciones estratigráficas efectuadas entre nosotros.”, in: Ethnos, México, 1920, vol. 1, nr. 2, p. 50; geciteerd in: J. COMAS, op. cit., p. X
[20] in: Ethnos, 1921, vol. 1, nrs. 8-12, p. 269; geciteerd in: J. COMAS, op. cit., p. XI
[21] geciteerd in: J. COMAS, op. cit., pp. XI-XII
[22] M. GAMIO, Forjando Patria, Pro-Nacionalismo, México, D.F., Editorial Porrúa, 1916 (ed. 1960), 2e ed., XVI + 210 p.
[23] G. AGUIRRE BELTRÁN, Lenguas Vernáculas. Su uso y desuso, México, D.F., 1983, p. 61.
[24] “Toca hoy a los revolucionarios de México empuñar el mazo y ceñir el mandil forjador para hacer que surja del yunque milagroso la nueva patria hecha de hierro y bronce confundidos. Ahí está el hierro... Ahí está el bronce... !Batid hermanos!”
M. GAMIO, op. cit., p. 5.
[25] J. FERNÁNDEZ, inleiding op M. GAMIO, op. cit., p. IV.
[26] M. GAMIO, op. cit., pp. 79-83.
[27] IBIDEM, p. 80.
[28] IBIDEM.
[29] “Hurgando en las características étnico-sociales del indio se encuentran importantísimos factores que podrían coadyuvar a su decisiva y trascendental regeneración. Asombra su vitalidad tanto como su naturaleza antimorbosa. Es intrigante asimismo el problema de su economía física, pues no encontraremos sino en muy pocos países, unidades humanas cuyo rendimiento sea tan elevado con relación a la exigüedad del alimento. El indio, por último, tiene aptitudes intelectuales comparables a las de qualquier raza. En cambio es tímido, carece de energías y aspiraciones y vive siempre temeroso de los vejámenes y del escarnio de la “Gente de Razón”, del hombre blanco. Aún macula su frente el verdugón que alzara la bota ferrada del castellano conquistador.”
“!Pobre y Doliente Raza! En su seno se hallan refundidos la pujanza del bronco taraumara que desquaja cedros en la montaña, el exquisitísmo ático del divino Teotihuacano, la sagacidad de la familia de Tlaxcallan, el indómito valor del sangriente mexica.”
“?Por qué no te yergues altiva y orgullosa de tu leyenda y muestras al mundo ese tú indiano abolengo?”
M. GAMIO, Forjando Patria, México, 1916 (ed. 1960), pp.. 21-22.
[30] “La magna tarea debe comenzar por borrar en el indio la secular timidez que lo agobia, haciéndole ver de manera sencilla y objetiva que ya no tiene razón de ser su innato temor, que ya es hermano, que nunca más será vejado. Para inculcar en su cerebro este civismo elementarísimo serán precisos laboriosos esfuerzos y será también necesario abolir, entre otros, ese negro vestigio del pasado, esa reliquia de las encomiendas: los Derechos de Capitación.”
IBIDEM.
[31] Dit extract uit het tweede voorstel geformuleerd en gepresenteerd door Gamio op het II Congreso Científico Panamericano, 1915, gepubliceerd in: M. GAMIO, Forjando Patria, México, 1916 (ed. 1960), pp. 15-19.
[32] M. GERMÁN PARRA, ‘Las grandes tendencias de la evolución histórica de la política indigenista moderna en México’, in: IDEM & W. JIMÉNEZ MORENO, Bibliografía indigenista de México y Centroamérica (1850-1950), México, D. F., INI, 1954, p. XXXIII.
[33] “Cuando (...) hayan sido incorporadas a la vida nacional nuestras familias indígenas, las fuerzas que hoy oculta el país en estado latente y pasivo, se transformarán en energías dinámicas inmediatamente productivas y comenzará a fortalecerse el verdadero sentimiento de nacionalidad, que hoy apenas existe disgregado entre grupos sociales que difieren en tipo étnico y en idioma y divergen en cuanto a concepto y tendencias culturales.”
M. GAMIO, “La Dirección de Antropología”, in IDEM, Antología, 1985, p. 35.
[34]“1° Cuantitativamente: estadística; 2° Cualitativamente: tipo físico, idioma y civilización o cultura; 3° Cronológicamente: períodos pre-colonial, colonial y contemporáneo; 4° Condiciones ambientes: fisio-biología regional.”
IBIDEM, p. 36
[35] A. GONZÁLEZ GAMIO, Manuel Gamio. Una lucha sin final, México, D.F., UNAM, 1987, p. 48.
[36] M. GAMIO, Programa de la Dirección de Estudios Arqueológicos y Etnográficos, formulado por el Director, México, 1918 & IDEM, Programa de la Dirección de Antropología para el estudio y mejoramiento de las poblaciones regionales de la República, México, 1919, 2e ed.; aangehaald in: M. GAMIO, Traduction of the introduction, synthesis and conclusions of the work: The population of the valley of Teotihuacán (Dissertation), México, Secretaría de Agricultura y Fomento, Talleres Gráficos de la Nación, 1922, p. X.
M. GAMIO, “El programa de la Dirección de Antropología y las poblaciones regionales de la República”, in: IDEM, La población del valle de Teotihuacán, México, 1922, pp. X-XII; opgenomen in J. COMAS, op. cit., pp. 37-40.
[37] “Nuestro extenso territorio no ofrece las regulares condiciones geográficas, biológicas y climáticas que en otros países han contribuido a la formación de poblaciones étnica, cultural y lingüísticamente homogéneas, sino, por lo contrario, múltiples y distintas condiciones regionales influyeron poderosamente en la diferenciación de la población mexicana.”
“En efecto, nuestro población no es homogénea sino heterogénea y disímbola, ya que las agrupaciones que la constituyen difieren en antecedentes históricos, en características raciales, en modalidades de cultura material e intelectual y en la expresión que hacen de sus ideas por medio de numerosos idiomas y dialectos.”
“En resumen, puede justificadamente asentarse que la población mexicana es un conjunto de poblaciones regionales, poco conocidas, anormalmente desarrolladas y más o menos diferentes entre sí, según es el grado de variación y divergencia de sus características innatas actuales; de las condiciones geográficas, climáticas, botánicas y zoológicas de las regiones que habitan, y sus antecedentes raciales, culturales y lingüísticos.”
M. GAMIO, “El programa de la Dirección de Antropología y las poblaciones regionales de la República”, La población del valle de Teotihuacán, México, 1922, pp. X-XII; opgenomen in J. COMAS, op. cit., pp. 37-38.
[38] C. BASAURI, La población indígena de México. Etnografía, México, D. F., SEP, 1940, 3 vol.
[39] Ethnos, México, vol. I, 1920, nrs. 8-12, geciteerd in A. GONZÁLEZ GAMIO, op. cit., p; 63.
[40] “Aun cuando seguiremos con el mismo programa de vulgarización antroplógica que ha presidido en la I Epoca, vamos a poner especial atención en el problema indígena, comprendiendo el estudio analítico de los antecedentes prehispánicos y coloniales de la raza indígena, la apreciación de sus actuales condiciones de vida y la selección de los medios apropiados y factibles para procurar su mejoría física, intelectual y económica ... generalizando las ideas de cultura moderna y la unificación de idioma; sin lo cual no puede existir la Patria ni la nacionalidad.” Geciteerd in: J. COMAS, Ensayos sobre Indigenismo, 1953, p. 97.
[41] IBIDEM, p. 97.
[42] M. GAMIO, Traduction of the introduction, synthesis and conclusions of the work: The population of the valley of Teotihuacán (Dissertation), México, Secretaría de Agricultura y Fomento, Talleres Gráficos de la Nación, 1922, p. IX.
[43] M. GAMIO, op. cit., p. XII.
[44] IBIDEM, pp. LXXX-LXXXVI.
[45] E. H. SPICER, "Early applications of anthropology in North America", in: A. F. C. WALLACE et al., (eds.), Perspectives on Anthropology 1976, Washington, American Anthropological Association, 1977, pp. 116-141.
[46] M. GERMÁN PARRA, op. cit., p. XXXIV.
[47] F. STARR, “The Mexican situation: Manuel Gamio’s Program”, in: American Journal of Sociology, 1918, vol. 24, nr. 2; geciteerd in: J. COMAS, Manuel Gamio: Antología, 1985, p. XXII.
[48] M. GAMIO, op. cit., p. XCVIII.
[49] Ethnos, México, 1920, vol. I, nrs. 6-7, p. 137; geciteerd in J. COMAS, op. cit., pp. XXII-XXIII.
[50] J. COMAS, op. cit., p. XXXIV.
[51] VILLA AGUILERA, “La obra de Manuel Gamio en la historia de la investigación social en México”, s.l., s.d., geciteerd in E. MATOS MOCTEZUMA, op. cit., p. 11.