Van de Dirección de Antropología tot het Instituto Indigenista Interamericano. Leven en werk van Manuel Gamio (1883-1960), de voorvechter van het 20e eeuwse indigenismo. (Wim Denorme)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK I: BEKNOPTE BIOGRAFIE VAN MANUEL GAMIO MARTÍNEZ (1883-1960)

 

In dit hoofdstuk geven we een kort overzicht van het leven van Manuel Gamio, waarbij we naast de biografische gegevens ook en vooral het accent leggen op zijn professionele activiteiten.[4] Het spreekt vanzelf dat vele van zijn hier aangehaalde verwezenlijkingen en aspiraties in de volgende hoofdstukken meer in detail worden uitgewerkt. Voor het curriculum vitae en de volledige bibliografie van Gamio verwijzen we respectievelijk naar de bijlagen 1 en 2.

 

 

1. JEUGD EN STUDIES TIJDENS HET “PORFIRIATO” (1883-1911).

 

Manuel Gamio Martínez werd geboren te Mexico-Stad op 2 maart 1883. Hij was het vierde kind (op acht) van Gabriel Gamio en Marina Martínez. Zijn grootvader Lorenzo Gamio was een naar Mexico geëmigreerde Spanjaard afkomstig uit Navarra. Gamio had dus Spaanse wortels. Zijn familie behoorde tot de gegoede klasse van het porfiriato, de liberale dictatuur van Porfirio Díaz (1876-1911). Zijn moeder stierf toen hij acht jaar oud was.

 

Gamio doorliep het basisonderwijs in het Colegio Fournier. Van zijn tiende tot zijn veertiende studeerde hij in het Colegio Colón en vervolgens aan de Escuela Preparatoria de San Ildefonso van de Universiteit van Mexico, waar hij na zes jaar, in 1903, het einddiploma middelbare school behaalde. Daarna schreef hij zich, onder druk van zijn vader, in aan de Escuela de Minería voor de studies van ingenieur. Daar kwam hij in contact met ondermeer de broers Fortunato, Pedro Dosal, Enrique Díaz Lozano die later zouden meewerken aan zijn werk in de vallei van Teotihuacán. Gamio was echter weinig onderlegd in het technisch tekenen en weinig geïnteresseerd in wiskunde en fysica en overtuigde zijn vader om deze studies op te geven en zijn ware roeping te zoeken. In afwachting daarvan ging hij werken op de finca Santo Domingo, een rubberplantage van de familie Gamio, gelegen op de oevers van de río Tonto, in het kanton van Zongolica, op de grens van de staten Veracruz, Puebla en Oaxaca. Daar leefde hij ruim twee jaar temidden families en peones (dagloners) van Azteekse afkomst. Beetje bij beetje leerde hij de mensen die in dat gebied leefden, kennen. Gamio raakte gefascineerd door dit “andere Mexico”, en ging zich identificeren met de plaatselijke bevolking. Hij leerde hun taal, het náhuatl, en begon zich te bekommeren om hun problemen. Hij werd vooral getroffen door de barre levensomstandigheden en de armoede waarin velen onder hen verkeerden, en ondernam een aantal kleine projecten om hun levensomstandigheden te verbeteren. Het is dan ook daar dat zijn interesse voor de sociale problemen van het land, en van de Indiaanse bevolking in het bijzonder, haar oorsprong vond; of zoals Ángeles González schrijft: “Daar ontstond de roeping die hem zijn hele leven aanspoorde om een soms Quichoteske strijd te voeren om het leven van de autochtone groepen te verbeteren”.[5] Gamio zelf schreef daarover in een artikel, verschenen in het supplement van de krant El Nacional in 1956:

 

“Ik begon mij te interesseren voor de Indianenbevolking toen ik gedurende bijna drie jaar leefde op een ranch van mijn familie, “Santo Domingo” genaamd (...) maar ik haalde er een voordeel uit en dat was iets te leren van de náhuatl-taal, die bijna al onze arbeiders afkomstig van de nabije Sierra de Puebla spraken. (Dit) liet mij toe samen te leven met Indiaanse families, (...) en aldus enig idee te krijgen van hun grote behoeften en gelegitimeerde aspiraties.”[6]

 

Na een verblijf van bijna drie jaar op de finca van de familie, keerde Gamio terug naar Mexico-Stad, nu reeds met een duidelijker kijk op wat zijn roeping was. Hij zou zijn bezorgdheid om de socio-economische verbetering van de indios niet vergeten. Deze zou later nog groeien en tenslotte verworden tot zijn levenswerk.

 

Tijdens zijn voortijdig afgebroken ingenieursstudie had Gamio een jaar gewerkt als hulpprofessor aan de Escuela Nocturna 5 (1904-1905), en met die ervaring solliciteerde hij naar een job als hulpprofessor in het Museo Nacional. Daar volgde hij tevens de cursussen archeologie, etnologie en antropologie, gedoceerd door Jesús Galinda y Villa en Nicolás León Calderón (1906-1908). In 1907 werd hij benoemd tot hulpprofessor geschiedenis aan het Nationaal Museum van Mexico. Eind 1908 nam hij deel aan een archeologische expeditie in Chalchihuites (Zacatecas). De resultaten van dat onderzoek wekten de belangstelling van de Noord-Amerikaanse archeologe Zelia Nuttall en door haar toedoen bekwam Gamio een studiebeurs voor de Columbia University in New York. Gamio stond voor een dilemma: hij wilde zijn job in het Nationaal Museum niet opgeven daar hij met zijn salaris zijn familie, die al haar fortuin verloren was, moest helpen onderhouden. De directeur van het Museum, Genaro García, liet hem echter zijn post en zijn salaris behouden terwijl hij zijn kennis verruimde in de VS. Van 1909 tot 1911 studeerde Manuel Gamio aan de Columbia University te New York. Daar had hij Franz Boas als leermeester, die heel veel invloed heeft gehad op de jonge Gamio.[7] Ook later onderhield Gamio nauwe contacten met Boas. Tijdens zijn studie nam Gamio ondermeer deel aan de archeologische opgravingen in Ecuador, geleid door M. H. Saville (mei-oktober 1910). In 1911 tenslotte, behaalde hij de graad van Master of Arts aan de Columbia Universiteit van New York.

 

 

2. DE REALISATIE VAN ZIJN VERNIEUWENDE IDEEËN TIJDENS DE REVOLUTIONAIRE PERIODE (1912-1924).

 

In datzelfde jaar keerde hij terug naar Mexico, waar een periode van politieke agitatie, de Mexicaanse revolutie, was aangebroken. Gamio werd, net als Genaro García, ontheven uit zijn post in het Nationaal Museum. Francisco Vázquez Gómez, Secretario de Educación Pública (minister van Onderwijs), bezorgde de pas afgestudeerde Gamio evenwel een nieuwe betrekking bij de Inspección General de Monumentos Arqueológicos (23 februari 1912), waar hij tot 1916 werkte. Hij werd verschillende malen gepromoveerd en klom op tot het hoogste ambt, dat van inspecteur-generaal van Archeologische Monumenten. Verschillende omstandigheden, waaronder de politieke chaos van de revolutionaire periode, maakten echter dat de instelling niet de noodzakelijke financiële middelen kreeg voor de effectieve vervulling van haar doelstellingen en verhinderden dat het ambt de belangrijkheid kreeg dat het verdiende.

 

In 1916 werd Gamio directeur van de Escuela Internacional de Arqueología y Etnografía Americanas (Internationale school voor Amerikaanse Archeologie en Etnografie). Deze “school” was in 1910 in Mexico opgericht als onderzoekscentrum (en niet als onderwijsinstelling zoals de naam doet vermoeden). Gamio was er sedert het academiejaar 1911-1912, met een beurs van de Mexicaanse regering, leerling. In die periode realiseerde hij een studie over de opeenvolging van oude beschavingen in Azcapotzalco (Mexico, D. F.) en deed in functie daarvan opgravingen in San Miguel Amantla. Een aantal prestigieuze personaliteiten gingen Gamio voor als directeur: Eduardo Seler, Franz Boas, George Engerrand en Alfred M. Tozzer.

 

In 1916 publiceerde Gamio het werk Forjando patria: Pro-nacionalismo, een verzameling artikels die hij in de voorbije periode van revolutie had geschreven en waarin zijn ideeën over diverse topics vervat zijn. De hoop op een rechtvaardiger sociaal en politiek samenlevingsmodel en de idee van een sterke nationale eenheid, die een dominante zullen worden in Gamio’s verdere leven en werk, komen reeds in dit eerste boek duidelijk naar voor.

 

In juli 1916 trad hij in het huwelijk met doña Margarita León Ortiz, eveneens van Mexico-Stad. Samen kregen ze vijf kinderen: Margarita, Ángeles, Gabriela, Manuel en Carlos.

 

Het daaropvolgende jaar verwezenlijkte Gamio één van zijn belangrijkste doelstellingen, namelijk, de oprichting, binnen het Ministerie van Landbouw en Ontwikkeling, van het Departamento de Arqueología y Etnología, in 1919 omgedoopt tot Dirección de Antropología (Departement voor Antropologie). Dit was de eerste overkoepelende instantie voor nationale archeologie en antropologie op het Amerikaanse continent. De realisatie van dit departement was een moeilijke onderneming. Reeds begin 1916 had Gamio, als voorzitter van de Mexicaanse delegatie op het IIe Pan-Amerikaans Wetenschappelijk Congres te Washington, zijn plan voor de creatie van Direcciones de Antropología in heel Amerika verdedigd. Dit voorstel was toen unaniem goedgekeurd. In Mexico begon dan Gamio’s strijd in het Congreso de la Unión, waarbij hij kon rekenen op de steun van de ingenieur Pastor Rouaix (die langs moederszijde van Indiaanse afkomst was en die grote sympathie had voor Gamio’s werk), chef van de Secretaría de Agricultura y Fomento. In 1917 bereikte hij dan uiteindelijk dat de Dirección de Antropología in de vooropgestelde vorm werd opgericht.

Gamio stond van 1917 tot 1925 aan het hoofd van dit departement. In deze periode kon hij zijn idee van integraal onderzoek consolideren en in praktijk omzetten. De belangrijkste realisatie van de Dirección de Antropologia was het grootschalig multidisciplinaire onderzoek in de vallei van Teotihuacán. Met de publicatie, in 1922, van één van de grootste antropologische werken van Mexico, La población del valle de Teotihuacán, kristalliseerde Gamio zijn visie op de antropologie met zijn fundamentele bijdrage: de integrale studie van een gebied, vanaf de precolumbiaanse periode tot de actuele toestand, in al haar facetten. Met de inleiding, synthese en conclusies van dit werk behaalde Gamio zijn doctoraat in de Filosofie aan de Columbia University van New York, oogstte hij internationale waardering en erkenning en won hij twee internationale prijzen: de Gran Premio de la Exposición Internacional del Centenario (Río de Janeiro, 1922) en die van de Exposición Iberoamericana van Sevilla (1929-1930).

 

In april 1920 richtte Gamio het tijdschrift Ethnos op, gewijd aan de publicatie van archeologische en antropologische studies, waarvan hij alle editorialen verzorgde. Het blad kampte echter voortdurend met financiële moeilijkheden en verdween tenslotte in juni 1925.

 

In de periode 1917-1924 publiceerde Gamio 37 werken en werd hij opgenomen in verschillende wetenschappelijke verenigingen.[8]

 

 

3. DE PERIODE 1924-1940.

 

Op 1 december 1924 nam de generaal Plutarco Elías Calles de plaats in van Alvaro Obregón als president van de Mexicaanse republiek. Gamio werd benoemd tot onderminister in de Secretaría de Educación Pública (Ministerie van Openbaar Onderwijs), geleid door dr. José M. Puig Casauranc. Hoewel hij weinig geïnteresseerd was in het bekleden van politieke functies, beschouwde Gamio het als zijn “vaderlandse plicht” deze aanstelling van de president te aanvaarden. Daarmee zag hij af van zijn functie als directeur van het Departement voor Antropologie, dat even later, ondanks de garanties van president Calles, werd afgeschaft. Geconfronteerd met de fraude en andere illegale transacties van openbare fondsen binnen het ministerie, vroeg Gamio de president om uitleg. Calles leek aanvankelijk nog begrip op te brengen voor de klachten van Gamio en liet hem zelfs een onderzoek instellen. Toen deze echter de frauduleuze mistoestanden in de mediale belangstelling bracht, werd hij, na een felle strijd gevoerd in de krant Excelsior, op 5 juni 1925 uit zijn ambt ontzet. In zijn verklaring aan de pers sloot Gamio het incident af met de volgende verklaring:

 

“Zonder enige ijdelheid noch veinzerij beschouw ik het ontslag dat ik kom te ontvangen en dat ik nadrukkelijk uitgelokt heb, als een voor mij bevredigende gebeurtenis. Want dankzij dit (ontslag) meen ik, in de mate van mijn bescheiden mogelijkheden, bij te dragen tot de rectificatie van morele waarden binnen de publieke administratie, en aan de herwaardering van mijn collega’s die leven zoals ik geleefd heb, (namelijk) door de traditie op een fatale manier onderworpen aan de ketting van de officiële serviliteit (slaafsheid, kruiperigheid). Met deze verklaring plaats ik een punt achter mijn afscheid van de regering van generaal Plutarco Elías Calles.”[9]

 

Dit voorval illustreert duidelijk de morele integriteit en burgerzin van Gamio. Het niet tolereren van de misbruiken binnen de Secretariá die hij niet kon vermijden, de publiciteit die aan de hele zaak werd gegeven en zijn vrijwillige ballingschap voor verschillende jaren in moeilijke financiële omstandigheden, zijn een manifest bewijs van het vasthouden aan zijn principes: hij verkoos zijn hoge post in de regering te verlaten toen hij ze onverenigbaar achtte met zijn ethische normen. En dit, aldus Juan Comas, “precies op het moment in de geschiedenis waarop er het meest behoefte was aan personen met de eerlijkheid en capaciteiten van Gamio, voor het bezetten van de sleutelposities in de regering”.[10] Maar dit afscheid van de militante politiek stelde hem in staat zich van dan af aan volledig toe te leggen op activiteiten van academische aard.

 

Na zijn ontslag uit het ministerie van Onderwijs verliet Gamio het land en trok naar de VS. Tijdens zijn verblijf aldaar realiseerde hij, in opdracht van de American Archeological Society van Washington, een archeologisch-etnografisch onderzoek in Guatemala. In 1926 startte hij de studie over de Mexicaanse immigratie in de VS, met steun van de Social Science Research Council (1926-1928). Gamio publiceerde een aantal interessante werken over dit thema, waaronder: Número, procedencia y distribución geográfica de los inmigrantes mexicanos en los Estados Unidos (1930), The Mexican immigrant, his life-story en Mexican immigration to the United States. A study of human migration and adjustment (beide 1931). Het is in deze periode in de Verenigde Staten dat Gamio’s interesse voor de sociale problemen, en in het bijzonder voor die van de Indiaanse gemeenschap, een stevige impuls kreeg en een steeds dominantere rol ging innemen in zijn werk.

 

In diezelfde tijdsspanne werd Gamio lid van verschillende wetenschappelijke instanties en nam hij deel aan diverse congressen. In 1928 werd hij benoemd tot gedelegeerde van Mexico op de IIe Conferencia Internacional de Emigración e Inmigración in La Habana, Cuba. Het jaar daarop was hij de afgevaardigde van Latijns-Amerika op de derde conferentie van het Institute of Pacific Affairs, gehouden in Kyoto (Tokio), Japan, waar hij van de gelegenheid gebruik maakte om de Japanse samenleving nader te bestuderen. Vanuit deze ervaring zou hij later pogen een aantal nieuwe producten en teelten in Mexico te lanceren (soja, teelt van zijderupsen, thuisnijverheid).

 

Sedert zijn terugkomst in Mexico, in december 1929, zag Gamio zich om financiële redenen genoodzaakt een aantal werkaanbiedingen te aanvaarden die niet altijd strookten met zijn professionele ambities. Drie jaar lang kreeg hij een functie als magistraat bij het Consejo Supremo de Defensa y Prevención Social (Hoge Raad voor Sociale Verdediging en Preventie) van het Federaal District, waar hij sociologisch onderzoek verrichtte naar de oorzaken van en eventuele remedies voor criminaliteit en het informatief magazine, La Revista Mexicana de Derecho Penal, opstartte. In 1932 werd de Consejo praktisch afgeschaft. Gamio schreef in dat jaar, beïnvloed door de recente ontdekkingen van Einstein over de energie en de materie, het niet onverdienstelijke werkje The minima and the electron, Conjectures of an amateur. In de daaropvolgende jaren bleef het voor Gamio uitkijken naar een interessante betrekking. In 1934, bij de aanvang van het presidentschap van Lázaro Cárdenas (1934-1940), werd hij aangesteld als Director de Población Rural, Terrenos Nacionales y Colonización, afhankelijk van het ministerie van Landbouw, waar hij opnieuw een tijdschrift (Agricultura) lanceerde, dat net als voorgaande, geen lang leven beschoren was. In 1938 was hij directeur van het Instituto de Investigaciones Sociales van de Nationale Universiteit, een functie die in datzelfde jaar wegens geldgebrek werd afgeschaft. Vervolgens stond hij aan het hoofd van het Departamento Demográfico tot 1942, jaar waarin hij benoemd werd tot directeur van het Instituto Indigenista Interamericano.

 

In 1935 verscheen zijn boek Hacia un México nuevo, dat 28 artikels bevat, waarin Gamio de verschillende thema’s van sociale aard die reeds in zijn Forjando Patria aan bod kwamen, opnieuw aansneed. Eveneens zette hij zijn eerste stappen in de literaire wereld: in 1938 publiceerde hij De vidas dolientes, een bundel van acht realistische kortverhalen.

 

In diezelfde tijdspanne werd Gamio lid van verschillende verenigingen, zoals The Pacific Geographic Society, waarvan hij stichtend lid was (1931), de Sociedad Mexicana de Historia Natural (22 januari 1937) en de Sociedad Mexicana de Antropología, opgericht op 28 oktober 1937 door een aantal antropologen (Miguel Othón de Mendizábal, Alfonso Caso, Paul Kirchhof, Wigberto Jiménez Moreno, Rafael García Granados y Daniel Rubín de la Borbolla). In 1936 werd hij benoemd tot raadslid van de American Academy of Political and Social Science en in 1939 werd hij door de regering van Ecuador aangesteld als hun vertegenwoordiger op het 27e Congreso Internacional de Americanistas, dat in Mexico plaats vond.

 

 

4. ZIJN LAATSTE LEVENSPERIODE IN DIENST VAN HET INTER-AMERIKAANSE INDIGENISMO (1942-1960).

 

In 1940 vond in Pátzcuaro het Ie Congreso Indigenista Interamericano plaats. Gamio was vice-president van het Organiserend Comité. Het Congres begon op 14 april 1940 en werd bijgewoond door afgevaardigden van 19 landen. Er werden 140 lezingen gehouden en 72 resoluties aangenomen. Een daarvan proponeerde de creatie van het Instituto Indigenista Interamericano, met hoofdzetel in Mexico. Belangrijkste filiaal van deze overkoepelende organisatie was het Instituto Nacional Indigenista, dat in 1948 in Mexico werd opgericht.

Vanaf haar oprichting in 1942 tot aan zijn dood in 1960 werd het Instituut geleid door Gamio, daar hij in 1948 en 1954, na afloop van de reglementaire termijn van zes jaar, telkens werd herkozen. In deze periode kon hij vele van zijn vroeger uitgewerkte ideeën in praktijk brengen. Samen met het Instituut zagen twee van de belangrijkste publicaties in verband met de Amerikaanse indianenproblematiek het levenslicht: América Indígena en Boletín Indigenista. Gamio verzorgde de editorialen van beide tijdschriften waarin trouwens ook enkele artikels van zijn hand verschenen. Interessant zijn de ideeën geuit in “Consideraciones sobre el problema indígena de América” en “Calificación de las características culturales de los grupos indígenas”. In 1948 publiceerde  Gamio Consideraciones sobre el problema indígena, een compilatie van de editorialen verschenen in de genoemde tijdschriften in de periode 1942 tot 1948.

In 1943 werd Gamio benoemd tot raadslid van het Comité Presidencial de Coordinación y Fomento de la Producción en lid van het Comité Coordinador van de werken in de vallei van el Mezquital.

In 1948 ontving hij het doctoraat Honoris Causa in de Letteren van de University of Columbia; op 27 augustus 1951 schonk de Universidad Nacional Autónoma de México hem dezelfde titel samen met andere eminente americanistas (Sigvald Linné, Alfred Kidder en Paul Rivet). Op 15 september 1950 wees het Institute Internationale de Sociologie hem aan als ere-vice-president, een functie die het Institute of Ethnic Affairs (Washington) hem een jaar eerder reeds toekende. Ook in 1949, nam de Sociedad Argentina de Americanistas hem op als bijbehorend lid. Om kort te gaan, Gamio was lid van meer dan dertig verenigingen en wetenschappelijke instituten in Amerika en Europa.

 

Manuel Gamio Martínez overleed, aan de gevolgen van longemfyseem, op zevenenzeventigjarige leeftijd te Mexico-Stad, op 16 juli 1960.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[4] Een heel degelijke, zowel op menselijk als academisch vlak, en recente biografie van Gamio is die van zijn kleindochter en dr. in de rechten Ángeles GONZÁLEZ GAMIO: Manuel Gamio: una lucha sin final, México, D. F., UNAM, 1987, 261 p., ill.

Verder is deze korte biografie onder andere gebaseerd op:

J. COMAS, “La vida y la obra de Manuel Gamio”, in: Estudios Antropológicos, México, D. F., UNAM-Sociedad Mexicana de Antropología, 1956, pp. 1-26.

IDEM, Manuel Gamio: Antología, México, D. F., UNAM, 1985, 2e ed., pp. V-XLIV.

E. MATOS MOCTEZUMA, Manuel Gamio: la arqueología mexicana, México, D. F., UNAM, 1983, pp. 3-16.

[5] A. GONZÁLEZ GAMIO, op. cit., p. 21.

[6] aangehaald in: IBIDEM, pp. 21-22.

[7] De Noord-Amerikaanse antropoloog Franz Boas was overtuigd voorstander van de praktische aanwending van antropologische kennis en heeft een katalytische rol gespeeld in de Mexicaanse toegepaste antropologie. In zijn boek Anthropology and Modern Life (1932) duidt hij de gebieden aan waarop de antropologie kan worden toegepast.

[8] Zie de bijlagen 1 en 2.

[9] “Sin vanidad ni fingimiento de ningún genero considero que el cese que acabo de recibir y cuya expedición provoqué insistentemente, es para mí un acontecimiento satisfactorio, porque gracias a él creo contribuir, hasta donde alcanza mi modesta esfera, a la rectificación de valores morales en la senda de la administración pública que me tocó cruzar, y a la dignificación de mis compañeros que viven como yo vivía, fatalmente sujetos por la tradición al grillete del servilismo oficial. Con esta declaración pongo punto final al incidente de mi separación del gobierno del general Plutarco Elías Calles.”

In: Excelsior, 8/06/1925, geciteerd in A. GONZÁLEZ GAMIO, op. cit., p. 81

[10] J. COMAS, Manuel Gamio: Antología, México, D. F., UNAM, 1985, 2e ed., p. XL.