Hoe dol was Dolle Mina? De geschiedenis van de Dolle Mina's in Vlaanderen. (Katrijn De Smit) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Hoofdstuk 6. Evolutie
“To look at a social movement over time
is to see a process of change in ideology
and in membership in which both
interact with each other but also reflect
the changing social context in which
the movement is set”[1010].
6.1.1. Ontstaan en noodzaak van de Fem-Soc-Coördinatie
De teleurstelling over het vrouwenjaar 1975 heeft de vrouwenbeweging het heft in eigen handen doen nemen. In de tweede helft van de jaren zeventig zijn zeer veel vrouweninitiatieven uit eigen beweging ontstaan. De autonome vrouwenbeweging herwon haar strijdvaardigheid. De Fem-Soc-beweging kende haar glorieperiode.
Abortus en werkloosheid waren twee kernproblemen in de tweede helft van de jaren zeventig. Door de nauwe band met deze alledaagse realiteit werd de vrouw zich meer bewust van haar situatie. Dit werkte de politisering van het vrouwenvraagstuk in de hand[1011]. Binnen de feministische beweging vond een groeiende samenwerking tussen linkse feministische actiegroepen plaats als uiting hiervan, de zogenaamde Fem-Soc-beweging. Er ontstond een verlinksing van de beweging: de Fem-Soc nam de rode draad van Dolle Mina op en ging graven in Marxistische theorieën om de fundamenten van de onderdrukking bloot te leggen[1012]. De ontvoogding van de vrouw werd gekaderd in een socialistische of collectivistische maatschappij.
Zoals in de politieke en ideologische uitgangspunten staat, had Dolle Mina als groep formeel geen banden met andere linkse organisaties. Dit veranderde echter op het einde van de jaren zeventig. Gent was toen de enige stad waar nog een Dolle Mina kern actief was en die ging in november 1978 op in de Fem-Soc-Coördinatie, die toen nogal invloedrijk was binnen de jonge vrouwenbeweging. Ze rekende af met het conservatief, antifeministisch beleid, maar ook met de ‘voorzichtige’ feministen[1013]. De Fem-Soc-beweging was een verzameling van linkse vrouwengroepen die in de tweede helft van de jaren zeventig verspreid in Vlaanderen opgericht werden. Fem-Soc stond voor feministisch en socialistisch, en de federatie zag de emancipatie van de vrouw als onderdeel van de globale socialistische strijd: “Een echte feministische stellingname is voor ons duidelijk een stellingname tegen het kapitalisme (...) wij vrouwen willen vrij zijn, maar hoe kan deze vrijheid verworven worden zolang de maatschappij in haar geheel gebaseerd is op ongelijkheid?”[1014]. De slogan van de coördinatie was dan ook Geen feminisme zonder socialisme. Geen socialisme zonder feminisme. De strijd voor vrouwenemancipatie maakte deel uit van de antikapitalistische strijd en was er niet aan ondergeschikt[1015]. De linkse vrouwengroepen kwamen op vanaf 1976, maar van een echte coördinatie was toen nog geen sprake. Begin 1977 zijn ze samen rond de tafel gaan zitten: ze hebben gediscussieerd en hun ideeën op papier gezet. Op de zesde vrouwendag in de Ieperse Hallen op 11 november 1977 kwamen ze voor het eerst als georganiseerde Fem-Soc- beweging naar buiten. Met hun slogan haalden ze de frontpagina in de pers[1016]. De overwegend jonge, dynamische Fem-Soc-vrouwen deden een frisse wind waaien in de Vlaamse feministische kringen en konden, zoals Dolle Mina deed bij het begin van de tweede golf, de anderen wat radicaliseren[1017].
Dolle Mina Gent was, na het verdwijnen van de andere Dolle Mina kernen, gedurende de eerste helft van de jaren zeventig de enige linkse feministische beweging. Een specifiek socialistisch gerichte vrouwenbeweging ontbrak echter[1018]. Wel zorgde het VOK voor enige feministische continuïteit door de jaarlijkse organisatie van de vrouwendagen. Vanaf 1976 kwamen er een aantal linkse vrouwengroepen van de grond, waarna Dolle Mina eind jaren zeventig toetrad tot de grote Fem-Soc-familie. Dolle Mina stond niet meer alleen als feministisch-socialistische actiegroep. Overal in Vlaanderen groeiden nieuwe groepen, die in nauw contact met elkaar stonden. Naast Dolle Mina Gent bestond de coördinatie oorspronkelijk uit ERA (Emancipatie door Raad en Actie), Rode Marianne Uit Hasselt, GROV (Groep Rode Vrouwen), de Linkse Oostendse Vrouwen (LOV) en de Linkse Vrouwen uit Brugge. GROV was in 1976 ontstaan op initiatief van een groepje linkse vrouwen, waarvan sommigen tot de ontbonden Antwerpse Dolle Mina groep behoord hadden. De Fem-Soc rage werkte aanstekelijk. De alliantie leidde tot het ontstaan van nog meer linkse vrouwengroepen. Het aantal ledenorganisaties van Fem-Soc daalde echter vanaf 1981, en in november 1988 bleven er nog vijf leden over, een aantal dat verder afbrokkelde tot twee in 1992.
Lokale Groepen ooit aangesloten bij de Fem-Soc Coördinatie
Dolle Mina, Gent
Links en Feministisch, Gent
Rode Marianne, Hasselt
Fem-Soc Leuven
Linkse Vrouwen, Brugge
Rebelse Vrouwen, Brussel
ERA (Emancipatie door Raad en Actie), Ninove
GROV (Groep Rode Vrouwen), Antwerpen
LOV (Linkse Oostendse Vrouwen), Oostende
Rooie Rok, Sint-Niklaas
EVA, Aalst
Fem-Soc-groep, Mechelen
Fem-Soc-groep, Kortrijk
LeF-werkgroep, Lokeren
Dolle Mina vond het natuurlijk een goede zaak dat steeds meer vrouwen zich bewust werden van de noodzaak zich te organiseren om iets aan hun situatie te doen, vooral wanneer die vrouwen overtuigd waren van de noodzaak de vrouwenbeweging in te schakelen in een feministisch-socialistische stroming. Een aantal vrouwengroepen voelden daarbij aan dat hun strijd moest gecoördineerd worden om van een kleine stroming uit te groeien tot een eenheidsstrijd naar eenzelfde einddoel. Daarom achtten ze het nodig een gezamenlijk standpunt naar voor te brengen, terwijl een coördinatie de informatiedoorstroming van en naar de verschillende groepen moest verzorgen. De nieuwe groepen stonden in nauw contact met elkaar, maar wilden daarbij organisatorisch en politiek zelfstandig blijven, om duidelijkheid te houden en de discussies te stimuleren[1019].
Dolle Mina Gent was een van de stuwende krachten achter de Fem-Soc-beweging, samen met de groepen uit Brussel en Antwerpen[1020]. De Fem-Soc stroming was niet homogeen; er waren verschillen tussen en binnen de groepen. De verschillen situeerden zich op het vlak van de grootte van de groep, de werking, de activiteiten of de politieke visie.
“We wilden nationaal iets bereiken (...) We wilden de politieke wantoestanden in het openbaar trekken. Als je nationaal iets wilde bereiken, moest dat over de steden heen gaan. Dat was bijna een evidentie voor iedereen. Maar we hadden natuurlijk allemaal onze eigen accenten. In Antwerpen waren er zeer veel Trotskistische vrouwen. In Gent waren veel anarchisten, Trotskisten, politiek daklozen, communistische vrouwen, socialistische vrouwen. Daar was het iets breder. In Oostende waren er vooral socialistische vrouwen. Het was allemaal links natuurlijk”[1021]. In een eerste fase wilden de groepen tot coördinatie komen van de actie. Door de coördinatie werd het mogelijk gezamenlijk op te treden, zonder dat elke kern haar zelfstandigheid zou verliezen. Een gezamenlijke actie over heel Vlaanderen gaf een veel groter effect, terwijl de confrontatie met andere groepen zeer vruchtbaar kon werken. Er was een ongelijke ontwikkeling in Vlaanderen en Wallonië. In Wallonië waren er een aantal Fem-Soc-groepen, maar die werkten afzonderlijk. Daardoor was een nationale coördinatie onmogelijk. Maar door de vorming van de coördinatie tussen de Vlaamse Fem-Soc-groepen, was de politieke drukkingsmacht veel groter dan van elk van de groepen afzonderlijk.
Dolle Mina had al voor het ontstaan van Fem-Soc beslist dat alle interne activiteiten alleen openstonden voor vrouwen, omdat de dominantie van mannen als te hinderlijk ervaren werd. Ook de andere Fem-Soc-groepen waren uitsluitend van en voor vrouwen.
De opkomst van Fem-Soc zorgde voor een zekere verlinksing van het feministische veld[1022]. Fem-Soc onderhield daarbij goede banden met de linkse partijen, onder andere met het trotskistische SAP/RAL, maar het bleef wel degelijk een autonome organisatie, die niet afhankelijk was van die partijen[1023]. Fem-Soc vrouwen die ook militeerden binnen gemengde linkse groepen en partijen deden hun best om daarin feministische ideeën ingang te doen vinden. Dit lukte echter niet helemaal. De RAL erkende bijvoorbeeld in haar brochure ‘Geen feminisme zonder socialisme, geen socialisme zonder feminisme’ het belang van de vrouwenstrijd en het recht van vrouwen op een autonome feministische organisatie. Maar op de Ieperse vrouwendag kwam ze op de proppen met de 36-uren week, die inging tegen de vrouweneis van werktijdverkorting per dag[1024].
De Fem-Soc kernen worden gezien als hét voorbeeld van de radicaliseringtendens binnen de vrouwenbeweging; de Fem-Soc-kernen werden gepercipieerd als radicale organisaties bij uitstek. Wanneer men echter het discours nader bekijkt, zien we dat op puur feministisch vlak de eisen niet zo radicaal waren als vaak wordt verondersteld. Het radicale element sloeg eerder op de politieke overtuiging, die duidelijk in de klein-linkse hoek viel te situeren, en door de meeste andere organisaties in de vrouwenbeweging als zeer radicaal werd gezien[1025].
De autonome vrouwengroepen wilden wel samenwerken met zoveel mogelijk andere vrouwengroepen of organisaties op concrete actiepunten in de strijd voor vrouwenbevrijding. Solidariteit werd noodzakelijk geacht. De Fem-Soc kende binnen de vrouwenbeweging echter ook felle tegenstanders. De meer burgerlijke stroming verweet de organisatie dat ze door haar doctrinaire opstelling verdeeldheid zaaide in de feministische rangen[1026].
Toen de verschillende groepen samenkwamen en er een soort coördinatie groeide[1027], werd er besloten tot het samenstellen van een manifest, waarin de basisstandpunten van alle aaneengesloten Fem-Soc-groepen werd neergeschreven. Na bijna een jaar discussie was de gezamenlijke manifesttekst, opgesteld door de oorspronkelijke zes Fem-Soc-groepen, voorbereid onder de titel ‘Feminisme-Socialisme Manifest77’. Bij de bekendmaking van de coördinatie, op de Ieperse vrouwendag van 1977, werd het manifest in brochurevorm verspreid. De Fem-Soc-coördinatie was gebaseerd op dit manifest. Hiermee wilden de groepen gestalte geven aan hun ideeën en een socialistisch-feministische stroming in de vrouwenbeweging uitbouwen. De in het manifest ingenomen standpunten dienden als een leidraad bij de formulering van eisen en het zoeken naar alternatieven, die de positie van de vrouw moesten verbeteren[1028]. In het manifest werd uitgelegd “hoe vrouwen in onze maatschappij op een specifieke manier worden onderdrukt, en hoe dit historisch gegroeid is”[1029]. De standpunten die werden uitgewerkt, moesten de mogelijkheid bieden om samen actie te voeren, om aansluiting te vinden met andere bestaande vrouwengroepen in Vlaanderen en Wallonië, en om het ontstaan van nieuwe groepen op deze basis te stimuleren[1030].
De krachtlijnen worden hieronder samengevat. Deze zullen vertrouwd overkomen, want ze kwamen reeds tot uiting bij Dolle Mina toen zij nog de enige feministisch-socialistische groepering was.
1. De kapitalistische maatschappij is zowel een patriarchale als een klassenmaatschappij. De onderdrukking van de vrouw is duidelijk in het algemene uitbuitings- en onderdrukkingssysteem van het kapitalisme. Dit verloopt voornamelijk via het gezin, dat in dit onderdrukkingssysteem een scharnierfunctie krijgt toebedeeld.
2. In heel de kapitalistische maatschappij, in alle sociale klassen worden vrouwen onderdrukt. Ook vrouwen uit hogere sociale klassen worden onderdrukt. Het seksisme is dus niet klassengebonden, al heeft een meer begoede en meer ontwikkelde vrouw meer kansen om zich gedeeltelijk te bevrijden.
3. Vrouwen hebben recht op een eigen organisatie. In de bestaande organisaties van de arbeidersbeweging moeten vrouwen hun belangen kunnen verdedigen. In de mate dat de strijd tegen het kapitalisme een lange strijd zal zijn, wordt het recht opgeëist om zich autonoom te organiseren. Vrouwen willen zelf beslissen over wat de specifieke problemen zijn en hoe die op te lossen. Het idee dat aan de oorsprong lag van het op gang komen van autonome Fem-Soc-groepen was dan ook: wacht de revolutie niet af, vecht nú voor gelijkheid en bevrijding. De omverwerping van het kapitalisme als economisch systeem was echter geen garantie voor het opheffen van de onderdrukking van vrouwen. Grondige mentaliteitsveranderingen bij vrouwen zowel als bij mannen zijn vereist.
4. De strijd van de feministen is een volwaardig deel van de klassenstrijd. Dus geen randverschijnsel, zoals zij al te vaak aanzien wordt. De feministen zijn essentieel in de opbouw van de nieuwe socialistische maatschappij, waarin een andere arbeidsverdeling thuis en buitenshuis en ook andere samenlevingsvormen moeten ontstaan.
5. Geen feminisme zonder socialisme, geen socialisme zonder feminisme. De bevrijdingsstrijd van vrouwen heeft alleen maar zin voor zover deze strijd zich inschakelt in de strijd tegen klassenuitbuiting en onderdrukking, maar dat hoeft de strijd voor eisen die binnen het kapitalistisch systeem kunnen opgelost worden (abortus is hier een voorbeeld van) niet overbodig te maken.
6. Samenwerking op concrete actiepunten. Niemand heeft immers het monopolie van de feministische strijd. Dus kan er rond gezamenlijke actiepunten best samengewerkt en gestreden worden met andere feministen.
Dit laatste deden de Fem-Soc-groepen dan ook effectief. Ze misten geen vrouwendag, waren actief in de abortuscomités en spraken mee in de frontvorming, bijvoorbeeld via het VOK. Bovendien waren heel wat eisen die de Fem-Soc stelde, eisen waar de vrouwenorganisaties en groepen in de arbeidersbewegingen ook achter stonden. Daarom achtten de Fem-Soc-groepen het mogelijk tot concrete samenwerking te komen hierrond. Ze wilden deze samenwerking uitbouwen met alle politieke en syndicale organisaties van de werkende klasse. Door gemeenschappelijke eisen te stellen, moest een antikapitalistische stroming in de vrouwenbeweging groeien en de invloed van de strijd van de vrouwen in de arbeidersbeweging toenemen. Doorheen dergelijke eenheidsactie wilde de Fem-Soc de band met de arbeidersbeweging concreet uitbouwen[1031]. De Fem-Soc-groepen waren er namelijk van overtuigd dat de vrouwenbeweging op zichzelf de eisen niet kon afdwingen en zou riskeren in afzondering te geraken indien geen concrete samenwerking kon ontstaan met (vrouwen uit) de arbeidersbeweging[1032]. Een sterkere vrouwenbeweging moest maken dat de arbeidersbeweging de vrouwenproblematiek niet langer kon negeren. Vrouwen tegen de Crisis is een goed voorbeeld van frontvorming met de arbeidersbeweging.
In de loop van 1978 werden er vage kritieken geformuleerd tegen het manifest. Deze werden geïnventariseerd op het Fem-Soc-weekend in januari 1979. Men vond in het algemeen de inhoud goed, maar men achtte die te theoretisch en niet leesbaar genoeg opgesteld. Bovendien besloot men dat het socialistische aspect veel meer uitgewerkt was dan het feministische[1033]. Om het manifest te herschrijven werd een werkgroep samengesteld met één afgevaardigde van elke groep. De nieuwe ontwerptekst werd ter discussie en amendatie verspreid. Half juni ging een nieuw Fem-Soc-weekend door, waarop de definitieve manifesttekst werd vastgelegd[1034].
In 1980 werd dit tweede Fem-Soc-manifest uitgegeven; een herwerkte versie dus van het eerste. Naar eigen zeggen was men over de oorspronkelijke tekst niet meer zo tevreden, aangezien er tussen 1977 en 1980 heel wat veranderd was. Er bestonden bijvoorbeeld meer vrouwengroepen en vrouwenhuizen. De eisen begonnen bekend te geraken en konden moeilijker genegeerd worden. Er was dus vooruitgang geboekt, maar de oude grieven bleven niettemin hetzelfde: werkloosheid die vrouwen het hardst trof, te weinig collectieve voorzieningen, vrouwen die moesten opdraaien voor het hele huishouden, parttime werk, abortus in het strafrecht. De hoofdlijnen bleven onveranderd, maar hier en daar werden de eisen wat uitgebreid of aangepast. De groepen waren het persoonlijke ook belangrijker gaan vinden, en hadden hun maatschappij-analyse bovendien iets meer genuanceerd[1035]. Een andere tekst dus, maar rond dezelfde grote eisen: abortus vrij, gelijk loon voor gelijk werk, werktijdverkorting, gelijke kansen voor iedereen...
In het tweede manifest werd de onderdrukking van de vrouw veel uitgebreider toegelicht en verklaard. In deze brochure zijn daarnaast heel wat voorbeelden opgenomen. Enkel op de rechterpagina’s is de tekst terug te vinden, terwijl de voorbeelden op de linkerpagina’s staan. Links krijg je dus een aantal (korte) verhaaltjes of cijfers die de tekst rechts moesten illustreren.
De tekst van het eerste manifest is te raadplegen in bijlage. Uit het tweede manifest zijn de eisen van Fem-Soc opgenomen, waardoor de uitbreiding daarvan op drie jaar geïllustreerd wordt.
Fem-Soc Manifest 1980: samengevat
1. In onze (kapitalistische) maatschappij worden vrouwen op een specifieke, eigen manier onderdrukt.
2. Die onderdrukking vertrekt bij de moederrol en de gezinsrol van de vrouwen, die immers als hun eerste en bijna uitsluitende verantwoordelijkheid wordt gezien.
3. Een nadere kijk op het gezin maakt duidelijk dat deze maatschappelijke structuur verbonden is met de uitbuiting en onderdrukking van de arbeidende klasse door de bezittende klasse.
4. Noch individueel, noch maatschappelijk is het ideale gezin een algemeen haalbare zaak vandaag. De geweldige ontwikkeling van de productiekrachten in het kapitalisme vandaag houdt mogelijkheden van bevrijding in zich voor de mensen, mogelijkheden van een totaal andere organisatie van het maatschappelijk leven en het gezinsleven. Maar in het kapitalisme gebeurt het maar sporadisch, namelijk in functie van de realisatie van de winst. En dat heeft hoe dan ook zijn weerslag op het gezin, waarin allerlei tegenstellingen aan het licht komen.
5. Door de gezinsrol worden vrouwen niet aanvaard als volwaardige maatschappelijke wezens. Politiek, sociaal, economisch blijven vrouwen tweederangsburgers.
6. Vrouwenonderdrukking is één aspect van de kapitalistische uitbuiting. Vrouwenbevrijding veronderstelt de vernietiging van het kapitalistisch systeem.
7. Vrouwenonderdrukking bestaat al veel langer dan de kapitalistische maatschappij.
8. Vrouwenonderdrukking heeft niets met biologie en sekse te maken, maar wel met sociale ontwikkelingen in de maatschappij en meer in het bijzonder met de ontwikkeling van de klassenmaatschappij.
9. Uit de analyse van de huidige situatie van de vrouw in de maatschappij besluiten wij dat er minder en minder grond bestaat voor de enge takenverdeling volgens de seksen zoals we die nu kennen. Onze maatschappij kan voldoende rijkdom produceren om de menselijke arbeid in productie en reproductie (voortplanting en verzorging) grondig anders te organiseren. Het is alleen omdat heel het maatschappelijk leven afgestemd is op het privé-initiatief en het maken van winst dat dit niet gebeurt.
6.1.2. Dolle Mina als Fem-Soc-Groep
Dolle Mina Gent bleef in de Fem-Soc-beweging doorwerken onder haar oude naam. Er zijn op een bepaald ogenblik echter toch discussies gekomen om ‘Fem-Soc Gent’ als naam aan te nemen in plaats van Dolle Mina. Voorstanders vonden dit een actuelere naam, terwijl anderen van mening waren dat ‘Dolle Mina’ behouden moest blijven, omdat het verwees naar hoe de groep gestart was[1036]. Het was nochtans pas in januari 1984 dat in Schoppenvrouw de naam Dolle Mina (Femsoc-Gent) veranderde in Femsoc-Gent (Dolle Mina). Deze naamsverandering is echter niet belangrijk geweest.
Zoals reeds duidelijk werd, was het gedachtegoed van Fem-Soc verwant met dat van Dolle Mina. Maar men trok niet meer de straat op met ludieke acties. Er werd nu gediscussieerd, gefilosofeerd en gecongresseerd. Er werden manifesten en brochures geschreven. De manier van optreden van Dolle Mina was veranderd: waar ze vroeger bijvoorbeeld naar buiten kwam met acties, was er eind jaren zeventig meer behoefte aan persoonlijke discussie binnenin. Via het persoonlijke hoopte Dolle Mina dan sterker naar buiten te komen[1037].
Doorheen de jaren was het karakter van Dolle Mina geëvolueerd, onder andere onder invloed van de Fem-Soc beweging. “Wij zijn veranderd, maar of dat nu alleen met die Fem-Soc te maken had? Ik denk dat sommigen dat misschien zo ervaren hebben, maar ik denk dat wij ook tijdens de Fem-Soc periodes constant veranderd zijn. Het was een groep die zichzelf zocht. We werden ook ouder, je hebt dan al veel meer gelezen”[1038].
Parallel aan de frontvorming was er ook op inhoudelijk vlak een evolutie merkbaar. Volgens A-M. Decock was er oorspronkelijk een stuk naïviteit aanwezig binnen Dolle Mina: de vrouw moest verdedigd worden, maar het hoe en waarom waren nog niet duidelijk beantwoord. Het manifest bracht hierin echter verandering, onder andere door nader in te gaan op de gestelde eisen en op de strategie om die eisen te verwezenlijken. Bovendien hadden deze organisatorische en inhoudelijke veranderingen een weerslag op de tactische aanpak van Dolle Mina. Aanvankelijk waren de afzonderlijke prikacties de weg om de eisen kracht bij te zetten, maar de strategie van Fem-Soc was, zoals gezegd, de samenwerking rond een aantal actiepunten[1039]. Dat met de vorm de inhoud inderdaad veranderde, was ook Dolle Mina zelf duidelijk. Acht jaar na haar oprichting keek Dolle Mina kritisch naar haar standpunten van toen, en stond in De Grote Kuis te lezen: “Ideologisch was de vrouwenproblematiek nog weinig uitgediept. Hoewel door veel Dolle Mina’s de vrouwenstrijd in een socialistische maatschappijvisie werd gekaderd, was het verband tussen feminisme en socialisme nog niet duidelijk omlijnd [bedoeld werd de beginperiode]. Het gebrek aan diepgaande visie daarop vond ook haar weerslag in de formulering van de eisen en doelstellingen. Dolle Mina was een gemengde groep; samenwerking met de mannen in de bevrijdingsstrijd stond voorop. Het gezin als instelling werd niet aangevallen. Binnen het gezin stond men echter wel een herverdeling voor tussen man en vrouw. Deze herverdeling leidde toen tot de eis voor parttime werk, zodat elk van de partners een deel van het huishoudelijk werk kon opnemen”[1040]. In de tweede helft van de jaren zeventig waren deze uitgangspunten dan ook aangepast. Toen Dolle Mina terugkeek op haar tienjarig bestaan, concludeerde ze: “De strijd van vrouwen is al veel meer dan 10 jaar dezelfde gebleven, de vorm verandert (...) Waar bij de aanvang het ‘feministisch’ aspect zwakker (te zwak) aanwezig was dan het ‘socialistische’, doen we nu –samen met de andere femsoc-groepen- een poging om de noodzakelijke discussie over strategie rond ‘geen feminisme zonder socialisme’ én ‘geen socialisme zonder feminisme’ verder uit te diepen”[1041].
Na het starten van de Fem-Soc-coördinatie stelde Dolle Mina dat haar politieke uitgangspunt het manifest was. Dit was echter louter theorie, waar weinig concreets uit volgde, maar het werd wel het referentiekader voor acties[1042].
Niet iedereen binnen Dolle Mina was gelukkig met deze Fem-Soc-coördinatie. Een beperkt aantal vrouwen stelden de coördinatie a priori gelijk met bureaucratische manipulatie. Ze vonden dat alles vanuit de basis moest groeien[1043]. Nochtans bleek een minimum aan organisatie en duidelijkheid inzake doelstelling en strategie noodzakelijk als men iets wilde bereiken op langere termijn. Anderen waren tegen de verandering van werking om meer persoonlijke redenen: “Het kleine, kleinschalige gemoedelijke karakter was een beetje weg. Voor een aantal mensen was [Dolle Mina] te groot geworden, terwijl dat voor anderen een verademing was, omdat het dan een breder perspectief bood. Het gaf steun om te merken dat je met veel was, en met verschillenden die hetzelfde dachten. Het maakte ons krachtiger. Aan de andere kant waren er veel mensen die dachten ‘oeioei, dit is mijn DM niet meer van vroeger’. Die vonden het waarschijnlijk spijtig dat een aantal kleinschalige, ludieke actietjes iets meer op de achtergrond kwamen”[1044].
In het algemeen heeft de coördinatie Dolle Mina professioneler gemaakt. De werking werd niet langer louter lokaal georganiseerd, maar Dolle Mina ging deelnemen aan gezamenlijke acties over heel Vlaanderen. Ze kreeg meer impact, vooral op nationaal gebied: men haalde meer het nationale nieuws in plaats van het regionale[1045].
6.1.3. Schoppenvrouw
Naast een coördinatie van actie wilden de Fem-Soc-groepen ook een gemeenschappelijk blad uitgeven. Hiertoe had men al beslist op de stichtende vergadering in ‘76. Een beweging heeft immers kanalen nodig. Het slagen van de coördinatie was onder andere afhankelijk van de mate waarin het blad een discussie- en actiemiddel zou worden voor de uitbouw van een links-feministische stroming in Vlaanderen[1046]. In dit krantje moest de samenwerking zich verder kunnen uiten, maar ook andere vrouwen en vrouwengroepen moesten een spreekbuis krijgen voor hun ideeën of acties[1047]. Van deze opzet kwam aanvankelijk echter niet veel terecht.
Vanaf maart 1978 werd Schoppenvrouw tweemaandelijks uitgegeven. Enkele Dolle Mina’s werkten mee in de redactie van Schoppenvrouw, onder wie, zeer actief, Anne Apostel. Het blad werd samengesteld uit de bijdragen van verschillende Fem-Soc-groepen. Het was de bedoeling van Fem-Soc om een breder publiek te bereiken en van informatie te voorzien.
In begin richtte Schoppenvrouw zich toch voornamelijk tot de aanhangers van de Fem-Soc-beweging[1048]. Aanvankelijk was het blad wat stroef en soms nogal dogmatisch[1049]. Zelfs wanneer het aantal Fem-Soc-groepen gestadig daalde, voerde Schoppenvrouw nog steeds als ondertitel: Geen feminisme zonder socialisme-Geen socialisme zonder feminisme. Formaat zowel als inhoud van het blad wijzigde, het werd gaandeweg aantrekkelijker en leesbaarder. Op het 54e nummer was de ondertitel verdwenen. Schoppenvrouw deed geen afstand van het feministisch-socialistische gedachtegoed, maar wou voortaan een breder publiek aanspreken. Na het verdwijnen van Lilith, het tijdschrift van het VOK, in 1988, opteerde Schoppenvrouw ervoor deze rol over te nemen, en daarom koos het voor een minder radicale links-feministische opstelling: “Wij stellen onze pagina’s open voor andere stromingen en groeperingen binnen de vrouwenbeweging in Vlaanderen. Op deze manier willen wij bijdragen tot meer eenheid en een spreekbuis zijn van wat leeft in progressieve (en) feministische kringen (...) We hopen dat onze stem luider zal klinken, nu we overblijven als enig feministisch magazine in Vlaanderen”[1050]. De verruiming die Schoppenvrouw doorvoerde veranderde echter niet veel aan het blad.
Vanaf 1982 begonnen de eerste Fem-Soc-groepen te verdwijnen, maar hiervan is niets terug te vinden in Schoppenvrouw. Ook toen in 1984 de beweging teruggevallen was op zes nog nauwelijks actieve Fem-Soc-groepen werd er geen melding van gemaakt. Schoppenvrouw bleef tweemaandelijks verschijnen alsof er niets aan de hand was.
In 1992 werd de uitgave van het blad stopgezet wegens gebrek aan tijd, geld en vrijwillige medewerkers[1051]. Een jaar later werd het blad nieuw leven ingeblazen, aantrekkelijker en professioneler, maar dit keer zonder band met de inmiddels ter ziele gegane Fem-Soc-beweging.
Het verschijnen van Schoppenvrouw had belangrijke consequenties voor De Grote Kuis, het blad van Dolle Mina Gent. Schoppenvrouw werd gezien als een ‘gelukkige en noodzakelijke aanvulling’ op De Grote Kuis. Schoppenvrouw was het op de actualiteit gericht werkinstrument, terwijl Dolle Mina van haar eigen tijdschrift een aanvullend tijdschrift ging maken met ook langere, algemenere artikels[1052]. Op die manier zou het niet concurrentieel zijn met Schoppenvrouw. Bepaalde thema’s werden vanaf 1978 uitgediept, zoals kinderarbeid of clitoridectomie. Vanaf dan werd er verwezen naar Schoppenvrouw om op de hoogte te blijven van wat er actueel in de vrouwenbeweging gebeurde[1053].
Dit aanvullende liedje duurde echter niet lang. De redactie van De Grote Kuis stelde in mei 1981 immers de vraag of het nog wel nuttig was met een kleine ploeg het tijdschrift te maken, te meer daar een deel van de groep ook meewerkte aan Schoppenvrouw. Sinds men ook Schoppenvrouw was gaan uitgeven, werd het moeilijker om de twee te realiseren: “energie en geld dat gestoken wordt in het maken van een eigen tijdschrift is niet meer in verhouding tot het resultaat in het bereiken van mensen”[1054]. De Grote Kuis moest ofwel een groter lezerspubliek bereiken, wat inhield dat het tijdschrift vaker moest verschijnen, ofwel moest de energie die vrij zou komen gebruikt worden om Schoppenvrouw te verbeteren. Er werd gekozen voor het laatste en in december 1981 werd de stopzetting van De Grote Kuis aangekondigd. Iedereen werd wel aangeraden zich te abonneren op Schoppenvrouw.
6.1.4. Werking en activiteiten
De Fem-Soc-coördinatie vergaderde maandelijks in Gent, omwille van de centrale ligging. Ze bestond uit een vaste verkozen per groep, maar stond open voor andere geïnteresseerde vrouwen die wilden meevergaderen. Het secretariaat werd gevestigd op Vlaamse Kaai 92 en later op Nieuwland 46 te Gent[1055]. Op de vergaderingen werden acties voorgesteld, informatie en materiaal uitgewisseld. Er waren steeds een aantal Dolle Mina’s aanwezig, waarna deze verslag uitbrachten op de Dolle Mina-vergadering. Op de Dolle Mina vergaderingen wilde men wel zorgen voor een evenwicht tussen aandacht aan Fem-Soc en tijd voor Dolle Mina zelf. Ook enkel datgene wat Dolle Mina aanbelangde moest aan bod komen[1056]. In mei 1980 werd er echter gesteld dat de inhoud van de discussies op de Fem-Soc-vergadering ook in Dolle Mina moest besproken worden, omdat de coördinatie anders te los van Dolle Mina zou evolueren[1057]. De verslagen van de volledige vergadering lagen dan gewoon ter inzage in het kelderlokaal.
De coördinatie werkte op basis van een jaarplanning, die op de Fem-Soc-weekends werd vastgelegd[1058]. “Dat weekend was een heel belangrijk ankerpunt voor die losse groepen uit verschillende steden”[1059]. De meeste Dolle Mina’s waren hierop aanwezig. Naast de jaarplanning werd er over inhoudelijke en strategische punten gediscussieerd, en was het belangrijk elkaar beter te leren kennen.
Een overzicht:
1) juni 1978: evaluatie Schoppenvrouw. Op dit ogenblik waren er reeds drie nummers verschenen. Er werd besloten meer ervaringsgericht te schrijven en jaarlijks een feest te organiseren als propaganda voor Schoppenvrouw. Schoppenvrouw bleef een Fem-Soc-initiatief, maar werd niet langer door de coördinatie gerealiseerd. Er werd een vaste redactieploeg opgericht uit de verschillende groepen.
2) 12-13-14 januari 1979: bespreking manifest 1977 en bespreking praktische werking: hoe mobiliseren, hoe actievoeren...
3) 15-16-17 juni 1979: discussie ontwerptekst manifest
4) 30 november 1-2 december 1979: voorbereiding Linkse Vrouwen Conferentie
5) 30-31 mei 1 juni 1980: evaluatie lenteconferentie, jaarplanning, bespreking Schoppenvrouw
6) 13-14 december 1980: de vrouw en de crisis. Strategie van de Fem-Soc ten opzichte van de verschillende stromingen van de arbeidersbeweging
7) 28-29 november 1981: de arbeidssituatie van de vrouw, Vrouwen tegen de Crisis, de rol van Schoppenvrouw, de werking van de Fem-Soc-coördinatie
8) 4-5 december 1982
In totaal gingen er dus een achttal weekends door, waarop telkens ongeveer honderd vrouwen aanwezig waren[1060]. Het laatste weekend vond plaats in 1982, niet toevallig het jaar waarin de eerste drie Fem-Soc-groepen er een punt achter zetten.
De meeste Fem-Soc-groepen –met uitzondering van Dolle Mina, maar zij is niet als Fem-Soc ontstaan- besteedden in hun beginperiode heel veel aandacht aan interne vorming. Actiegroepen die naar buiten treden, moeten immers een duidelijke visie en programma hebben. Aandacht voor bewustwording gebeurde via praatgroepen, en aandacht voor politieke vorming door het lezen en bespreken van feministische en socialistische werken. De interne discussies droegen bij aan de politieke vorming[1061]. Vrijwel elke Fem-Soc-groep richtte jaarlijks een open vormingscyclus in (dit kon verschillende benamingen hebben, bijvoorbeeld discussiecyclus of scholingsavonden). De bedoeling, inhoud en manier waarop ze verliepen waren gelijklopend. De inhoud betrof onderwerpen en standpunten van de vrouwenbeweging of de Fem-Soc-beweging die konden inspelen op de politieke actualiteit. Het was de bedoeling de Fem-Soc-ideeën ruimer te verspreiden en de eigen standpunten uit te diepen. Het feit dat vrouwen uit de groepen zelf de vormingscyclus voorbereidden, werd belangrijk geacht als element van zelfwerkzaamheid. Het vormingswerk was echter niet methodisch uitgewerkt in de Fem-Soc-coördinatie: geen enkele groep had een vormingstheorie[1062]. Vrij veel vrouwen kwamen via de vormingscyclus voor het eerst in contact met Dolle Mina.
Fem-Soc wilde niet werken aan een mentaliteitsverandering alleen, maar wilde vooral haar eisen een zo breed mogelijke bekendheid geven. Deze eisen stelden de maatschappelijke structuren in vraag, maar moesten toch binnen het kapitalistische systeem te verwezenlijken zijn. Op deze manier wilde de coördinatie een geloofwaardig alternatief uitbouwen ten opzichte van de reformistische vrouwenbeweging[1063].
Gezamenlijke activiteiten met de groepen van de Fem-Soc-frontvorming hielden onder andere het schrijven van brochures in. Voor de vrouwendag van 1977, met als centrale thema ‘Dagelijks korter werker voor iedereen’, werd een brochure samengesteld: “Ze wou werk, maar...”. Deze brochure bood een feministisch-socialistische visie op het probleem van vrouwenwerkloosheid en de werktijdverkorting. Er werd geargumenteerd dat in een economische crisis vrouwen de meeste klappen krijgen, omdat ze nog teveel beschouwd werden als arbeidsreserve. Als oplossing tegen de werkloosheid werd niet alleen door Fem-Soc, maar door de vrouwenbeweging in het algemeen, een kortere werkweek voor iedereen, zonder loonverlies of ritmeverhogingen voorgesteld. Dit probleem bleef jarenlang op de agenda staan. In 1981 kwamen de Fem-Soc-groepen naar buiten met een nieuwe gezamenlijke brochure rond dit thema: “Deeltijdse arbeid: De vrouw in de tocht”. In deze publicatie werd het parttime werk verworpen en de eisen voor werktijdverkorting herhaald. Onvoldoende sociale bescherming van de in hoofdzaak vrouwelijke deeltijdse werkers leidde immers tot mistoestanden in onder andere werkloosheidsvergoedingen, uurroosters en dergelijke[1064].
Rond vrouwen, werkloosheid en werktijdverkorting werd naast de brochures ook concrete actie gevoerd. Vanuit dit perspectief heeft de Fem-Soc-beweging het initiatief genomen om Vrouwen tegen de Crisis op te richten. Om één van de betogingen van Vrouwen tegen de Crisis voor te bereiden, in april 1981, waren de verschillende Fem-Soc-groepen maandenlang bezig geweest met een handtekeningenactie, onder andere rond recht op dop voor vrouwen en arbeid voor iedereen. Het platform en de eisen waren verwerkt in een petitietekst. Als kop van de betoging zelf werd de 17 meter lange handtekeningenstrook, geplastificeerd en op kartonnen gekleefd, meegedragen[1065].
Als de Fem-Soc-groepen acties voerden in de verschillende steden, moesten deze op hetzelfde ogenblik plaatsvinden om de impact ervan te vergroten. De thema’s waarrond actie gevoerd werd, waren niet verschillend van diegene waar Dolle Mina altijd voor geijverd had, namelijk eisen rond abortus, kinderopvang, tegen verkrachting en mishandeling en dergelijke. De oude eisen van Dolle Mina bleven dus actueel en belangrijk. Zo werd er in maart 1980 gereageerd toen het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn het personeel in kribben en peutertuinen tot het striktste minimum wou inkrimpen[1066]. Dit zou de vrouwenwerkloosheid doen stijgen en buitenhuiswerkende moeders dwingen thuis te blijven. De eisen voor meer en goedkope kinderopvangmogelijkheden met goed opgeleid personeel kwamen voor deze gelegenheid terug boven water.
Op de Internationale Vrouwendag van 1979 verspreidden de Fem-Soc-groepen een pamflet met hun gezamenlijke visie betreffende “Het Jaar van het Kind” in 1979. Naar analogie met ‘Geen jààr, een léven voor de vrouw’ wenste men nu een léven voor kinderen: “Feministen willen kinderen kansen geven om zichzelf te bepalen, willen dat kinderen zich kunnen ontplooien als sociale wezens die in staat zijn zelfstandig en in solidariteit met anderen te leven”[1067]. En dit terwijl feministen er vaak van beschuldigd werden slechte moeders te zijn of een anti-kind mentaliteit verweten werden. Fem-Soc eiste dat in dit jaar het kind en zijn ontplooiingskansen effectief centraal zouden staan. Voor ontplooiingskansen moesten kinderen in de eerste plaats gewenste kinderen zijn. De eis voor ‘abortus vrij’ werd dus weer naar voor geschoven, net zoals de kinderkribben.
Vrije abortus was voor alle Fem-Soc-groepen een van de voornaamste doelstellingen. De verschillende groepen waren, net als Dolle Mina, betrokken in de abortuscomités, liepen mee in abortusbetogingen, aan de eerder vermelde briefkaartenactie om het wetsvoorstel Detiège te steunen namen ook alle groepen deel. Regelmatig gebeurden er prikacties als voorbereiding van abortusbetogingen. In het kader van de internationale actiedag van 31 maart 1979 voor “recht op abortus en anticonceptie en tegen gedwongen sterilisatie –de vrouw beslist” besloten de Fem-Soc-groepen tot een prikactie. Een ‘Open Brief’ werd gericht aan openbare ziekenhuizen met de vraag over te gaan tot medisch verantwoorde zwangerschapsonderbreking, ter ondersteuning van het wetsvoorstel Detiège. Deze actie vond zowel in Gent, Antwerpen en Oostende plaats en trok veel aandacht van de pers[1068].
Elke Fem-Soc-groep kon naast de coördinatie ook initiatieven nemen om als afzonderlijke groep actie voeren. Een vermeldenswaardige actie van Dolle Mina in april 1981 was gericht tegen vrouwenhandel. Meer bepaald tegen het huwelijksbureau ‘Exotus’ te Gent, dat huwelijken tussen Belgische mannen met een Filippijnse vrouw naar keuze regelde. Dolle Mina deed een actie voor de deur met als slogan: ‘Hier woont een handelaar in Filippijnse vrouwen. Stop Vrouwenhandel’. De situatie van deze vrouwen in hun land was zo uitzichtloos dat dergelijke huwelijken voor hen een uitkomst leken, maar voor Dolle Mina was dit geen reden om vrouwen als vee aan te prijzen. Op geen enkel moment kwamen de belangen of de rechten van die vrouwen namelijk zelf aan bod. “Het is duidelijk dat een dergelijk mensonwaardige en bovendien hoogst winstgevende koehandel in vrouwen niet zondermeer mag floreren”[1069]. Later wilde Dolle Mina het accent in deze actie leggen op de situatie van de Filippijnse vrouwen in plaats van de strijd verder te zetten tegen de uitbater van de zaak[1070].
Dolle Mina was in 1977 ook nog voor de dag gekomen met een brochure over het gezin: “Het gezin: hoeksteen van onze maatschappij? Alternatieve samenlevingsvormen”. De teksten kwamen tot stand in de verschillende werkgroepen, en het was een poging om een aantal ideeën rond het gezin te formuleren. Vanuit de ervaringen van de specifieke onderdrukking van de vrouw in het gezin was Dolle Mina gaan zoeken naar alternatieven, leefstructuren buiten familieverband. Ze wilde de mogelijkheid van deze alternatieven in de praktijk aantonen. Concrete experimenten en ervaringen, zoals leven in communes, leverden volgens Dolle Mina duidelijk het bewijs dat het kapitalisme invloed had op het persoonlijke leven en de vrouwen onderdrukte[1071]. In deze brochure illustreerde Dolle Mina dat het gezin geen natuurlijke samenlevingsvorm was, maar dat het historische wijzigingen heeft ondergaan. De situatie van de vrouw in het gezin, dat de ‘specifieke plaats is waar de onderdrukking van de vrouw tot uiting komt’, werd toegelicht. De bedoeling hiervan was aantonen dat deze situatie of onderdrukking ook geen natuurlijk gegeven was, maar eerder een sociaal-economische constructie. Dolle Mina was van mening dat de economische kern van het gezin moest afsterven, waardoor ook de wetgeving die het gezin in stand hield kon uitgeschakeld worden[1072]. Hierna zou elke relatievorm aan bod kunnen komen. “Uitgaande van de stelling dat de huidige gezinsvorm remmend werkt op de ontplooiing van het individu en op de intermenselijke relaties, en een remmende factor vormt op de sociale betrokkenheid van de individuen, ontstaat de behoefte aan alternatieve leefvormen”[1073]. In de brochure werd een concrete beschrijving gegeven van enkele alternatieve leefvormen en opvoedingsmethoden. Hierdoor ging Dolle Mina, in haar streven naar een socialistische maatschappij, enigszins de weg op van het radicale feminisme. Het waren immers vooral radicale feministen die deze alternatieve samenlevingsvormen in de praktijk brachten, bijvoorbeeld door alleen met vrouwen te gaan samenwonen. Het illustreert nogmaals dat naast het socialistische aspect ook het persoonlijke element belangrijker werd binnen Dolle Mina.
Bij het tienjarig bestaan van Dolle Mina in 1980, zag de groep geen reden dit te vieren. In De Grote Kuis gaf Dolle Mina een bilan van deze tien jaar, en concludeerde dat ze niet ‘best tevreden’ mocht zijn met het resultaat[1074]. Een hele reeks essentiële eisen die Dolle Mina tien jaar eerder reeds stelde waren nog steeds actueel, met name de eis voor gelijk loon voor gelijk werk, recht op werkloosheidsuitkeringen en daarmee samengaand de strijd tegen vrouwenwerkloosheid, goede en goedkope collectieve voorzieningen, waaronder de eis voor crèches en abortus uit het strafrecht... Allemaal eisen die in 1970 gesteld waren en nog steeds gesteld werden. Op zich is dit niet verwonderlijk, want op tien jaar tijd kunnen geen wonderen verwacht worden. In een beginfase worden problemen ontdekt en geformuleerd, nog niet opgelost[1075]. De eisenbundels werden doorheen de jaren bovendien steeds uitvoeriger. Ook binnen Dolle Mina waren er nieuwe discussies die pas later startten, onder andere over porno, verkrachting of het persoonlijke dat politiek was. Na tien jaar strijd waren de Dolle Mina’s eerder pessimistisch, maar uit een terugblik wilden ze leren van hun fouten en in de toekomst een grote rol blijven spelen.
Deze rol doofde begin jaren tachtig echter toch uit. De activiteiten van de Dolle Mina’s bleven voornamelijk beperkt tot deelname aan Vrouwen tegen de Crisis en de strijd voor vrije abortus.
Het eigenlijke einde van Dolle Mina Gent is moeilijk te bepalen. Het einde van de andere kernen situeerde zich zoals gezegd begin jaren zeventig, van zodra het nieuwe eraf was, het publiek niet meer reageerde op hun activiteiten en de beweging aan bezinning toe was. Dolle Mina Antwerpen besliste er mee op te houden toen men in 1971 het gevoel had dat de groep haar autonomie verloren was. In Gent is Dolle Mina echter doodgebloed in de jaren tachtig. In Schoppenvrouw werd Dolle Mina Gent pas in maart 1988 niet meer vermeld als een van de Fem-Soc-groepen. Weinigen kunnen zich echter herinneren dat Dolle Mina nog zolang is blijven voorwerken. Toen Godelieve Van Geertruyen rond 1982 uit Dolle Mina ging, herinnerde ze zich dit niet als een expliciete keuze, maar was dat omdat Dolle Mina niet meer bestond[1076]. Ook Moniek Darge herinnerde zich dat er na het einde van Vrouwen tegen Verkrachting in 1982 geen Dolle Mina meer bestond om naar terug te keren[1077]. Dit zegt natuurlijk wel iets over de werkzaamheden van Dolle Mina begin jaren tachtig: “Ik denk dat het de laatste jaren niet veel meer was. Dat je in een groepje vergaderde zonder dat er veel te doen stond”[1078]. Op 9 december 1981 werd er dan ook een brief rondgestuurd naar de Dolle Mina’s als oproep voor een poging tot revival. Op dat ogenblik kwamen er nog slechts ongeveer tien leden naar de vergaderingen, was de ontevredenheid alom en zakte de moed zienderogen. De vergaderingen gingen steeds over de crisis, wat men niet meer plezant vond[1079]. Een heropleving vond plaats, want het voortbestaan van Dolle Mina Gent werd pas echt bedreigd op het ogenblik dat het Centrum Seksuele Voorlichting verhuisde naar de Guinardstraat. Dolle Mina moest dus in 1985 haar kelderruimte in de Willem Tellstraat ontruimen en een nieuwe thuishaven zoeken. Naast de verhuismoeilijkheden kampte de groep ook weer meer een tekort aan medewerkers. Dit deed zelfs Rita Mulier de schampere opmerking ontsnappen dat er in Gent nog wel een Fem-Soc-groep aanwezig was, maar dan eerder als folkloristisch overblijfsel van een eens belangrijke stroming, dan als een goedwerkende actiegroep[1080].
Dolle Mina vond een nieuw adres op Hoogstraat 9 te Gent, in een lokaal van de Volkshogeschool Elcker-ik. Volgens Greta Craeymeersch probeerden een aantal kernleden Dolle Mina na deze verhuis verder te zetten, maar de groep is verder doodgebloed[1081]. Zijzelf had altijd het secretariaat op zich genomen en in 1986 beslist de groep stop te zetten. Daar is echter discussie over geweest, en uiteindelijk hebben vijf Dolle Mina’s nog twee jaar verder gewerkt[1082]. Het contactadres veranderde in 1987 opnieuw, omdat men zich niet thuis voelde in de Hoogstraat. Het nieuwe adres was het thuisadres van Anne Apostel, maar er vonden geen vergaderingen meer plaats. “We hebben nog een paar acties gevoerd in Elcker-ik, zo op festiviteiten tonen dat we er nog waren (...) Ik heb nog verder aan Schoppenvrouw gewerkt, toen Dolle Mina niet meer actief was in Gent. Dan heb ik dat ook losgelaten. Dat was niet uit principe, maar uit privé-moeilijkheden. In ’88 vond ik dat het toen toch wel de beurt was aan een andere groep vrouwen om het over te nemen”[1083]. Nadat Dolle Mina jarenlang op haar laatste benen liep, viel het doek definitief in maart 1988.
Marc Hooghe schrijft dat tijdens de jaren zeventig het jongere segment van de Vlaamse vrouwenbeweging duidelijk de voorkeur gaf aan kleine, lokale autonome groepen, zoals Dolle Mina. Maar tijdens de jaren tachtig lijkt dit te zijn omgeslagen. Ook in Vlaanderen werden de vrouwenafdelingen van grotere, door mannen gedomineerde instellingen, de belangrijkste organisaties binnen de vrouwenbeweging. Deze wijziging van de organisatiestructuur zou vooral te maken gehad hebben met de moeilijkheden die de autonome groepen ondervonden om voldoende hulpbronnen (leden, geld, steun) te mobiliseren. De autonome vrouwenbeweging verloor dus terrein, niet alleen in België, terwijl de geïntegreerde groepen enkel in aantal gegroeid zijn[1084].
De opvatting dat de vrouwenbeweging in Vlaanderen vandaag een fenomeen uit het verleden zou zijn, heeft veel te maken met de fixatie op publieke en opvallende gebeurtenissen. Door de trend tot institutionalisering is de vrouwenbeweging opgegaan in een minder opvallende organisatiestructuur, wat echter niet gelijkgesteld mag worden met een algemene achteruitgang van de vrouwenbeweging. Nu vertoonde Dolle Mina echter een ietwat afwijkend beeld van deze evolutie naar institutionalisering. De vrouwen die Dolle Mina uit de grond hebben gestampt zijn slechts in beperkte mate doorgestroomd naar het main stream politieke en organisatorische leven. Ze werden later evenwel actief in klein-linkse partijen of in Fem-Soc, maar we vinden geen van hen terug in een organisatie die gelieerd is met de drie grote zuilen of politieke concerns in ons land[1085].
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1010] BANKS, O., op.cit., p. 257.
[1011] DECOCK, A-M., op.cit., p. 79.
[1012] MULIER, R., ‘De vrouwenbeweging in Vlaanderen’, in: Ons Erfdeel, 1986, 29, p. 233.
[1013] VAN MECHELEN, R., Uit eigen beweging..., p. 133.
[1014] Schoppenvrouw, 1978, 1 (1), p. 6.
[1015] De Grote Kuis, 1977, 3 (4), p. 31.
[1016] VOK, op.cit., p. 76.
[1017] VAN MECHELEN, R., Uit eigen beweging..., p. 135.
[1018] ‘Evolutie van Dolle Mina Gent 1970-1978’, overdruk uit De Grote Kuis’, 1978, 4 (3), p. 13.
[1019] De Grote Kuis, 1977, 3 (4), p. 30.
[1020] ibid.
[1021] Interview Anne Apostel, 3 januari 2003.
[1022] HOOGHE, M., Nieuwkomers op het middenveld..., p. 217.
[1023] ibid., p. 217.
[1024] VAN MECHELEN, R., Uit eigen beweging..., p. 135.
[1025] HOOGHE, M., Nieuwkomers op het middenveld..., p. 233.
[1026] ibid., p. 218.
[1027] Beter is het te spreken van een soort, want een coördinatie met een centraal bestuur die al de subgroepen opvolgen, adviseren en begeleiden is het niet geweest. De groepen kwamen wel regelmatig samen, onder andere om activiteiten of betogingen te organiseren.
[1028] De Grote Kuis’, 1978, 4 (3), p. 14.
[1029] FEM-SOC-GROEPEN, Fem-Soc-Manifest, Gent, 1980, p. 9.
[1030] FEM-SOC- GROEPEN, Feminisme-Socialisme Manifest77, Antwerpen, 1977, p. 2.
[1031] FEM-SOC-GROEPEN, Fem-Soc-Manifest..., p. 64.
[1032] De Grote Kuis, 1980, 5 (2), p. 5.
[1033] NUYTS, K., op.cit., p. 88.
[1034] ibid., p. 88.
[1035] FEM-SOC-GROEPEN, Fem-Soc-Manifest..., p. 3.
[1036] Interview Godelieve Van Geertruyen, 8 januari 2003.
[1037] Verslag vergadering Dolle Mina 24 mei 1978, AMSAB, Archief Godelieve Van Geertruyen, ongeïnventariseerd.
[1038] Interview Anne Apostel, 3 januari 2003.
[1039] DECOCK, A-M., op.cit., pp. 103-104.
[1040] ‘Evolutie van Dolle Mina Gent 1970-1978’, overdruk uit De Grote Kuis’, 1978, 4 (3), p. 6.
[1041] ’10 jaar Dolle Mina’, in: De Grote Kuis, 1980, 5 (2), p. 5.
[1042] Verslag vergadering Dolle Mina 27 september 1978, AMSAB, Archief Godelieve Van Geertruyen, ongeïnventariseerd.
[1043] DELANOTE, L., op.cit., p. 147.
[1044] Interview Anne Apostel, 3 januari 2003.
[1045] ibid.
[1046] De Grote Kuis, 1977, 4 (1), p. 3.
[1047] ibid., p. 4.
[1048] FLOUR, E., JACQUES, C., Repertorium van de feministische..., s.p.
[1049] VAN MECHELEN, R., De meerderheid..., p. 91.
[1050] Schoppenvrouw, 1988, 10 (54), p. 1.
[1051] VAN MECHELEN, R., De meerderheid..., p. 91.
[1052] De Grote Kuis, 1980, 5 (2), p. 3.
[1053] De Grote Kuis, 1979, 4 (4), p. 2.
[1054] De Grote Kuis, 1981, 6 (1), p. 3.
[1055] NUYTS, K., op.cit., p. 88.
[1056] Verslag Dolle Mina-weekend 9-10 september 1978, AMSAB, Archief Godelieve Van Geertruyen, ongeïnventariseerd.
[1057] Huidige werking van Dolle Mina en problemen daarrond 1979-1980, AMSAB, Archief Godelieve Van Geertruyen, ongeïnventariseerd.
[1058] DELANOTE, L., op.cit., p. 146.
[1059] Interview Ida Dequeecker, 18 november 2002.
[1060] NUYTS, K., op.cit., p. 89.
[1061] DELANOTE, L., op.cit., p. 159.
[1062] ibid., p. 160.
[1063] Bilan Dolle Mina: waar staan we nu 1979, AMSAB, Archief Godelieve Van Geertruyen, ongeïnventariseerd.
[1064] Persmotie ‘Parttime: een vrouwenzaak’ 4 juni 1980, RoSa, Organisatiemap Fem-Soc groepen, ongeïnventariseerd.
[1065] De Grote Kuis, 1981, 5 (4), p. 3.
[1066] Protestmotie tegen Nationaal werk voor Kinderwelzijn, 30 maart 1980, RoSa, organisatiemap Fem-Soc groepen: Dolle Mina Gent, ongeïnventariseerd.
[1067] Persverklaring naar aanleiding van ‘Het Jaar van het Kind’, Archief RUG, Dolle Mina 1978-1979, ongeïnventariseerd.
[1068] Schoppenvrouw, 1979, 2 (7), p. 11.
[1069] Pamflet actie EXOTUS, RoSa, organisatiemap Fem-Soc groepen: Dolle Mina Gent, ongeïnventariseerd.
[1070] Verslag vergadering Dolle Mina 6 mei 1981, AMSAB, Archief Godelieve Van Geertruyen, ongeïnventariseerd.
[1071] DOLLE MINA, Het gezin, hoeksteen van onze maatschappij? Alternatieve samenlevingsvormen, Gent, 1977, p. 5.
[1072] ibid., p. 41.
[1073] ibid., p. 53.
[1074] De Grote Kuis, 1980, 5 (2), p. 3.
[1075] VAN MECHELEN, R., Uit eigen beweging..., p. 70.
[1076] Interview Godelieve Van Geertruyen, 8 januari 2003.
[1077] Interview Moniek Darge, 30 december 2002.
[1078] Interview Godelieve Van Geertruyen, 8 januari 2003.
[1079] Oproep: poging tot Dolle Mina revival 9 december 1981, AMSAB, Archief Godelieve Van Geertruyen, ongeïnventariseerd.
[1080] NUYTS, K., op.cit., p. 80.
[1081] Interview Greta Craeymeersch, 12 december 2002.
[1082] Interview Anne Apostel, 3 januari 2003.
[1083] ibid.
[1084] HOOGHE, M., ‘De organisatiestructuur...’, p. 157.
[1085] HOOGHE, M., Nieuwkomers op het middenveld..., p. 233.