Het Vlaams Blok: democratie in eigen huis? Een comparatief onderzoek naar de interne werking van de Vlaamse politieke partijen. (Jan Jagers) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
1. Probleemstelling
"Omwille van het feit dat het Vlaams Blok fundamentele democratische uitgangspunten en mensenrechten miskent, verbinden ondergetekenden hun partij ertoe geen politieke akkoorden af te sluiten of afspraken te maken met het Vlaams Blok, noch in het kader van democratisch verkozen raden op gemeentelijk, provinciaal, gewestelijk, nationaal en Europees niveau, noch in het kader van verkiezingen voor de genoemde niveaus" (Spruyt, 2000: 42). Zo luidt de letterlijke tekst van het protocol dat de formele neerslag is van een opdeling van het Vlaamse politieke landschap: het cordon sanitaire. Anders gezegd zijn christen-democraten, groenen, liberalen, Vlaamsnationalisten en socialisten niet bereid beleidsverantwoordelijkheid op te nemen, noch kiesafspraken te maken met een partij die ze als ondemocratisch bestempelen. In nagenoeg elke politieke confrontatie wordt het Vlaams Blok steevast het verwijt naar het hoofd geslingerd ondemocratisch te zijn. En dit vanwege de politieke formaties die zich opwerpen als de 'democratische partijen'. De tijd om deze discussie publiekelijk ten gronde te voeren ontbreekt blijkbaar, zodat men niet verder komt dan steeds weer dezelfde aantijging, zonder verdere nuancering.
Het Vlaams Blok zelf raakt meer en meer geïrriteerd door dat politieke buitenspel, het Blok voelt zich onheus behandeld door het cordon sanitaire. Kopstukken spreken op hun beurt van een ondemocratische manier van politiek bedrijven en van het uitsluiten van vele honderdduizenden kiezers (Walgrave, 2000: 18). Volgens hen zorgen de 600.000 Vlaams Blok-kiezers voor de legitimering om de partij te doen accepteren als een normale medespeler in het democratische spel. De democratische partijen zien dit enigszins anders: hoe vaak het tegendeel ook wordt beweerd, de kiezer heeft niet altijd gelijk. Als we spreken in termen van bestuur hebben ethische argumenten in de huidige omstandigheden schijnbaar voorrang op democratische: de andere politieke partijen achten het gerechtvaardigd een aanzienlijk deel van de bevolking (de Vlaams Blok kiezers) buitenspel te zetten omdat in het geval van een regeringsdeelname van het Vlaams Blok de verworven rechten en vrijheden wel eens in het gedrang zouden kunnen komen. De democratie beschermt zich als het ware tegen zichzelf. Het Vlaams Blok vindt dit onterecht (zie bijlage II), maar wanneer het bestuur wordt gevormd door een coalitie van partijen die een meerderheid van de bevolking vertegenwoordigt, raakt men niet aan de essentie van democratie. Het democratisch principe vereist niet dat alle grote partijen deelnemen aan het bestuur. Zolang de meerderheid van de bevolking maar vertegenwoordigd is in het bestuur.
In de eerste plaats hebben de ondemocratische verwijten aan het adres van het Blok betrekking op de extreem-rechtse ideologie die de partij verdedigt, al probeert het Vlaams Blok zichzelf steeds meer op te stellen als een redelijke partij met een haalbaar en gematigd programma in de hoop zo meer kiezers aan te spreken (Spruyt, 2000: 230-231). Het lijkt een lonende strategie te zijn, maar ondanks de positieve electorale uitkomst blijft het standpunt van de democratische partijen ongewijzigd en blijven ze het Vlaams Blok uitsluiten van de macht. De ethische onaanvaardbaarheid van het Blok ligt besloten in het symbolische 70-puntenplan, dat etnisch nationalisme ten toon spreidt en een sfeer van onverdraagzaamheid oproept. De nood aan discipline, repressie, intolerantie, het benadrukken van de burgerplichten eerder dan de burgerrechten, het zijn slechts enkele extreem-rechtse aandachtspunten die de andere partijen met weerzin vervullen. Ook het feit dat het Vlaams Blok weigert de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens te onderschrijven, getuigt niet meteen van een pleidooi voor de fundamentele gelijkheid van alle burgers, datgene wat democratie in se toch voor ogen heeft.
Eerst en vooral verantwoordt men het cordon sanitaire dus door te wijzen op de ideeën waar het Vlaams Blok voor staat, ideeën die niet stroken met de democratie. De ondemocratische smet op het Vlaams Blok heeft echter niet enkel een ideologische grondslag. Veel concreter dan een blaam op hun extreem-rechtse ideeën, betichten de democratische partijen het Vlaams Blok ervan intern ondemocratisch georganiseerd te zijn. Dit brengt ons bij de tweede betekenis van de ondemocratische aantijgingen. In een controverse omtrent een eventuele overstap van mandatarissen van het Vlaams Blok naar de VLD stelt de Antwerpse VLD-voorzitter Ludo Van Campenhout dat er "twee redenen zijn waarom die Blokkers bij ons aankloppen. Ze vinden hun eigen partij te extremistisch. Ze vinden het goed dat het Blok samenlevingsproblemen aankaart, maar delen de oplossingen niet. Bovendien krijgen ze te weinig spreekrecht in de “strak gedirigeerde partij”.[1] Ook politicoloog Kris Deschouwer stelt een beetje cynisch vast dat "het Vlaams Blok (…) zich geen barst aantrekt van zaken als basisdemocratische partij-organisatie (…)" (Deschouwer, 1996: 132). De kiezer ligt er blijkbaar niet wakker van, maar het Blok zou er "zeer autoritaire structuren" op na houden, wat niet te rijmen valt met de recente ontwikkelingen in de relatie tussen burger en politiek. De jongere generatie zou mogelijkheden vragen om zelf keuzen te maken, om zelf te kunnen participeren aan de besluitvorming. De voorbije jaren heeft menige partij dan ook een statutenwijziging doorgevoerd om enigszins tegemoet te komen aan de vraag van de steeds mondiger wordende leden en militanten (Deschouwer, 1993). Er is een trend waarneembaar van het toekennen van meer bevoegdheden aan individuele partijleden (interne referenda over issues, directe verkiezingen van de politieke leider en/of voorzitter van de partij, etc.) en van het houden van open debatten, waaraan niet slechts afgevaardigden van afdelingen mogen deelnemen, maar die openstaan voor elk partijlid (Koole, 2000: 592).
In deze scriptie richten we ons op de interne partijstructuren van de Vlaamse politieke partijen, het Vlaams Blok in het bijzonder. We trachten een antwoord te vinden op de volgende centrale vragen. Waar kunnen we de feitelijke macht in de partij lokaliseren en in welke mate verschilt dit van de andere partijen? Wie neemt de beslissingen die de toekomstige koers van de partij bepalen? Welke rol spelen de partijleden en hebben zij enige reële inspraak in het reilen en zeilen van de partij? De antwoorden op deze vragen kunnen ons leren of de partij van onderuit dan wel van bovenuit georganiseerd is en of de verwijten aan het adres van het Blok, dat het een ondemocratische en autoritaire partij is, terecht zijn.
Bepalen in welke mate we interne partijstructuren als democratisch kunnen beschouwen, is uiteraard geen eenvoudige zaak. We zouden de bevoegdheidsverdeling en de relatie tussen de verscheidene partijorganen (partijraad, partijcongres, partijbestuur) moeten blootleggen, en onderzoeken hoe de verschillende partijniveaus (lokaal, arrondissementeel, nationaal) op elkaar betrokken zijn. Kortom, een grondige analyse van het democratisch functioneren van een partij houdt een studie in van een zeer complex netwerk aan relaties. We behandelen in deze eindverhandeling in de eerste plaats de rol die de laagste regionen in de partij, de leden en de lokale afdelingen, toebedeeld krijgen. Dit gaan we na voor alle Vlaamse politieke partijen. Immers, op basis van gegevens over het Vlaams Blok alleen kunnen we geen uitspraak doen over het democratisch functioneren van de partij. Alleen een comparatieve analyse van de verschillende partijen kan duidelijkheid brengen over wat een democratisch opgezette partijstructuur juist inhoudt. De slagkracht van politieke partijen hangt samen met de mate waarin zij erin lukken snel en als één hecht blok op te treden (zie 2.2.2, 2.2.3). Indien de partij intern minder strak georganiseerd is, wordt er meer ruimte gelaten voor meningen die afwijken van het standpunt van de partij. Een strakke partijorganisatie daarentegen zorgt ervoor dat alle leden in het gelid lopen en de opgelegde partijlijn volgen. We moeten onderzoeken hoe elke partij politieke slagkracht tracht te verzoenen met het principe van de democratische legitimiteit. In welke mate houdt de partijleiding er in haar eigen woorden en daden rekening mee dat ze de hele achterban vertegenwoordigt? Slechts door de verschillende partijen te vergelijken kunnen we te weten komen waar het Vlaams Blok zich positioneert. Is het Vlaams Blok werkelijk ondemocratischer georganiseerd dan de andere Vlaamse politieke partijen? Ongetwijfeld zullen de interne structuren overeenkomsten vertonen aangezien alle politieke partijen organisaties zijn, die niet in de eerste plaats uit mensen, maar eerder uit posities, rollen, afspraken, regels, procedures, structuren bestaan. Anderzijds monden een diverse historische achtergrond, uiteenlopende ideologieën en specifieke omstandigheden beslist uit in onderling afwijkende structuren.
In wat rest in dit korte hoofdstuk willen we de structuur van onderhavige scriptie nog even toelichten. In deel I wordt eerst, steunende op wetenschappelijke literatuur, een theoretisch kader geschetst, met het doel enig inzicht te verwerven in de werking van politieke partijen (hoofdstuk 2). Vervolgens proberen we de hypothese plausibel te maken, waarin we beweren dat de interne werking van het Vlaams Blok allerminst een toonbeeld is van democratie (hoofdstuk 3). Politieke wetenschappers blijken deze stelling wel te verdedigen, maar steunen hierbij haast nooit op empirisch materiaal. Deze eindverhandeling heeft tot doel de verwijten aan het adres van het Vlaams Blok, dat het een intern ondemocratische partij is, te toetsen aan de politieke realiteit. In deel II zetten we daarom een empirisch onderzoek op poten. Eerst vergelijken we de interne organisatie van de Vlaamse partijen op papier, d.m.v. een studie van de partijstatuten (hoofdstuk 5). Vervolgens wordt deze studie aangevuld met feitelijke gegevens uit een enquête die afgenomen werd door onderzoekers aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB) (hoofdstuk 6). Vooraleer we nog kort de speculatieve toer opgaan, formuleren we in het algemeen besluit zo eenduidig mogelijk een antwoord op onze centrale onderzoeksvragen.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] Zie artikel in De Morgen van 12/04/2001 : 'VLD zegt niet neen tegen afvallige Vlaams Blokkers' , door Bart Eeckhout.