Het Vlaams Blok: democratie in eigen huis? Een comparatief onderzoek naar de interne werking van de Vlaamse politieke partijen. (Jan Jagers) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
In een eerste fase van ons empirisch onderzoek zullen we het intern democratisch gehalte van de Vlaamse politieke partijen vergelijken aan de hand van de partijstatuten. Nu zijn de statuten natuurlijk niet meteen een definitieve indicatie voor de wijze waarop een partij in de praktijk functioneert. Om dat te weten is een grondige analyse per case nodig. Ook Duverger is deze mening toegedaan: "L' organisation des partis repose essentiellement sur des pratiques et des habitudes non-écrites; elle demeure presque entièrement coutumière. Les statuts et les règlements intérieurs ne décrivent jamais qu'une faible partie de la réalité: car ils sont rarement appliqués de façon stricte" (Duverger, 1954: x-xi). We zijn ons ervan bewust dat naast, of zelfs in concurrentie met de statutaire omschrijvingen andere hardnekkige tradities bestaan die evenzeer de politieke praktijk bepalen. Deze verschillende tradities en gewoonten kunnen we niet achterhalen door de partijstatuten te analyseren. Panebianco vergelijkt de relatie tussen de statuten en het feitelijke intern functioneren van de partij met de relatie tussen de grondwet en de praktische werking van de staat: "A party's statutes do not describe its organisation any more than a political system's written constitution does. It is only a pallid trace, fleeting and imprecise, little more than a point of departure for the organisational analysis of a political party" (Panebianco, 1988: 35).
We kunnen, met Michels in het achterhoofd (zie 2.2.3), veronderstellen dat er autoritaire en oligarchische tendensen binnensluipen in de partijwerking die zich in het algemeen manifesteren buiten de statuten om. Het is mogelijk dat oligarchie zich verschuilt achter een democratische façade. Het kan zijn dat een partij op papier democratisch functioneert, maar dat de macht in realiteit geconcentreerd is bij de partijtop. Dit getuigt niet noodzakelijk van slechte wil of machtswellust. Deze ontwikkelingen kunnen doodeenvoudig opduiken omdat ze de slagvaardigheid van de partij ten goede komen (zie 2.2.2), maar hoe dan ook valt die verdoken machtsconcentratie aan de top (oligarchie) niet op te maken uit de statuten van de partij. Kortom, een analyse van de partijstatuten is onvoldoende om het reële functioneren van een politieke partij in kaart te brengen. Partijstatuten zijn dus geen perfecte weerspiegeling van het intern functioneren van politieke partijen in realiteit, maar zijn niettemin een belangrijke en zelfs interessante bron van informatie. Ze zijn niet alleen de leidraad voor het interne functioneren van een partij, maar ze zijn ook een gepubliceerde tekst waarmee de partij zichzelf beschrijft en vertoont aan de buitenwereld (Deschouwer, 1998: 14). We gaan ervan uit dat de formele structuur van een organisatie tot op zekere hoogte de eigenlijke actie ervan bepaalt. Een organisatie vereist regels en taakverdelingen. Omdat de taak- en bevoegdheidsverdeling wordt neergeschreven in de partijstatuten zijn de statuten een onmisbare indicator van de democratische intenties van een partij. In principe valt uit de partijstatuten het reële functioneren van de partij af te lezen, al blijft natuurlijk de vraag hoe strikt de statuten worden nageleefd.
In eerste instantie zullen we de statuten van de Vlaamse politieke partijen met elkaar vergelijken. Hiermee willen we te weten komen in welke mate de partijen intern democratisch georganiseerd zijn op papier. In tweede instantie zullen we de onderzoeksresultaten aanvullen met feitelijke gegevens. Om de kloof tussen de formele en feitelijke werking van de politieke partijen te overbruggen, doen we beroep op gegevens die verzameld werden door onderzoekers aan de VUB. Kris Deschouwer en Jo Buelens e.a. stelden een enquête op die een aantal vragen bevat over de lokale werking van politieke partijen. De enquête werd begin juni 2000 per post opgestuurd naar lokale afgevaardigden van de Belgische politieke partijen en bevat heel wat waardevolle informatie over het feitelijk functioneren van de partijen aan de basis. Uiterlijk op 11 juli 2000 werden de vragenlijsten ingevuld terugverwacht aan de VUB. Voor Vlaanderen werden 1604 afdelingen van de verschillende politieke partijen aangeschreven, waarvan uiteindelijk 728 afdelingen effectief hebben deelgenomen aan het onderzoek. Dat komt neer op een gemiddelde respons van 45,39%. Voor ons onderzoek zijn enkel de gegevens over de lokale werking van de Vlaamse partijen van belang. We laten de Franstalige partijen, die eveneens werden opgenomen in het VUB-onderzoek, buiten beschouwing. Voor meer gedetailleerde informatie over de respons en de inhoud van de VUB-enquête verwijzen we naar hoofdstuk 6.
Beide luiken van het onderzoek vullen elkaar aan zodat we in staat moeten zijn op een waarheidsgetrouwe manier uitspraken te doen over het intern democratisch gehalte van de Vlaamse politieke partijen.
5. Comparatieve studie van de statuten van de Vlaamse politieke partijen
5.1 Methode
Een eerste vereiste als we politieke partijen op basis van hun statuten willen beoordelen op hun intern democratisch gehalte bestaat erin gerichte onderzoeksvragen te ontwikkelen. In het theoretisch kader (zie hoofdstuk 2) hebben we uiteengezet wat men in de wetenschappelijke literatuur over politieke partijen nu juist verstaat onder interne partijdemocratie. We vatten dit nog eens kernachtig samen omdat een juist begrip noodzakelijk is als we de mate van interne partijdemocratie bij verschillende partijen willen onderzoeken. Wright stelt in zijn inhoudelijke opvatting van interne partijdemocratie dat het voor de leden aan de basis van een intern democratisch georganiseerde partij mogelijk moet zijn dat ze hun ideeën kunnen doorzetten tot aan de top van de partij. In een intern democratisch functionerende partij kan de partijleiding niet gewoonweg de mening van de leden negeren, ze wordt geacht er rekening mee te houden. Dit betekent dat de leden mee de partijlijn bepalen, de politieke koers uitstippelen, de kandidaat-mandatarissen aanduiden, debatteren en beslissen hoe de partij zich zal opstellen bij actuele politieke vraagstukken. In een intern democratisch georganiseerde partij wordt bij het nemen van beslissingen een maximaal aantal leden betrokken. De leden moeten de partijleiding ter verantwoording kunnen roepen, en bevoegd zijn hen uiteindelijk naar huis te sturen en te vervangen door een andere elite. Tenslotte stelt men dat de lagere echelons in een intern democratisch georganiseerde partij over enige autonomie moeten beschikken. Ze moeten enige vrijheid hebben om eigenhandig beslissingen te kunnen nemen zonder zich steeds van de toestemming van de partijtop te moeten verzekeren.
Theoretisch moet aan al deze eisen voldaan zijn vooraleer we een politieke partij als intern democratisch mogen aanzien. Het gaat hier echter om een ideaaltypische intern democratisch georganiseerde partij. We stelden reeds dat een partij maar intern democratisch kan zijn ten opzichte van een andere partij. Daarom moeten we trachten in een eerste stap enkele vergelijkingspunten op te stellen die ons iets kunnen leren over het intern democratisch karakter van de partij. We moeten met andere woorden de definitie operationaliseren, omzetten in concrete onderzoeksvragen. De theoretische voorwaarden moeten vertaald worden in vragen die ons iets kunnen leren over het intern democratisch functioneren van een partij, en waarop we bovendien het antwoord in de partijstatuten kunnen vinden. In een volgende stap zullen we dan voor elke partij deze onderzoeksvragen beantwoorden. Dit hoofdstuk is zo opgebouwd dat we voor elke onderzoeksvraag uiteenzetten waarom dat item ons iets kan leren over interne partijdemocratie (operationalisering), en vervolgens onmiddellijk de onderzoeksvraag trachten te beantwoorden. De operationalisering wordt dus niet in haar geheel, maar bij elk item apart besproken. Per onderzoeksvraag zullen we dan de antwoorden voor de verschillende partijen met elkaar vergelijken en proberen vast te stellen welke partij het beste scoort, i.e. het meest intern democratisch georganiseerd blijkt te zijn als we de antwoorden van de partijen vergelijken. Afhankelijk hiervan wordt er aan de partijen een score toegekend die varieert van 0 tot 5. Wanneer alle onderzoeksvragen beantwoord zijn, zullen de scores per partij worden opgeteld zodat we op een overzichtelijke manier te zien krijgen hoe de partijen zich verhouden op het punt van hun democratisch gehalte. Dit scoresysteem is een poging om de partijstatuten in een kwantitatief kader te gieten, zodanig dat we partijen uiteindelijk tegen elkaar kunnen afstellen. De scores zijn arbitrair en geven enkel de algemene tendens aan. Hiermee zullen we rekening moeten houden bij de interpretatie van de eindscores. Omdat we ons er bewust van zijn dat de scores ten dele berusten op een subjectief aanvoelen, zullen we veel uitleg geven zodanig dat u de redenering nauwgezet kan volgen.
We merken nog op dat we een partij een score 2 zullen toekennen als we in de partijstatuten geen antwoord kunnen vinden op de onderzoeksvraag in kwestie. Hoewel men hierbij vragen kan stellen, lijkt het ons de beste en meest objectieve manier om te voorkomen dat het eindresultaat vertekend wordt, zonder afbreuk te doen aan de realiteit. Met de score 2 wordt de partij op dezelfde manier beoordeeld als zou ze een middenpositie bekleden t.a.v. de andere partijen, die scores krijgen tussen 0 en 5. We opteren voor een score 2, die dichter ligt bij 0 (ondemocratisch) dan bij 5 (democratisch), om de volgende reden: indien de regel of procedure die we zoeken niet vermeld staat in de statuten beschouwen we dit als eerder nadelig voor de leden. Als de regeling of procedure niet duidelijk blijkt uit de statuten, is de kans immers klein dat de leden hun visie kunnen opleggen aan de hele partij. Enkel bij de VLD beschikt het congres over de residuaire bevoegdheid, bij de andere partijen komt deze bevoegdheid het partijbestuur toe (zie 5.2.6). Wanneer het antwoord op de onderzoeksvraag nu niet zwart op wit in de statuten staat, maar er toch zeer sterke aanwijzingen te vinden zijn, zullen we echter niet zonder meer een score 2 toekennen. Op basis van de informatie die voorhanden is zullen we toch pogen een oordeel te vellen. Hierbij zal omstandig verantwoord worden waarom de partij in kwestie nu juist deze of gene score krijgt voor het item in kwestie.
Sommige onderzoeksvragen zullen antwoorden opleveren die sterk wijzen op een intern (on)democratische structuur, terwijl andere vragen eerder een richtinggevend antwoord zullen opleveren. Laten we dit even duidelijk maken aan de hand van een voorbeeld. Zo zegt het aantal pagina's in de statuten dat gewijd wordt aan de lokale werking wel iets over de aandacht die de partij daaraan schenkt, maar levert het minder concrete informatie op over het intern democratisch functioneren dan de vraag wie de bevoegdheid heeft de statuten te wijzigen. Het antwoord op de tweede vraag zegt rechtstreeks iets over het democratisch gehalte van de partij, terwijl het antwoord op de eerste vraag veel meer ruimte laat voor interpretatie. Omdat de onderzoeksvragen informatie opleveren die eerder direct dan wel indirect iets zegt over de intern democratische organisatie van de partijen worden de antwoorden gewogen. Naargelang de belangrijkheid van de vraag voor het onderzoek naar het intern democratisch functioneren van de Vlaamse politieke partijen wordt aan het antwoord een bepaald gewicht toegekend. In ons voorbeeld krijgt het item 'aantal pagina's gewijd aan de lokale werking' een gewicht 1, terwijl het item 'statutenwijziging' een gewicht 3 krijgt. De scores tussen 0 en 5 die werden toegekend zullen dan respectievelijk met een factor 1 en een factor 3 vermenigvuldigd worden, zodat de belangrijkheid van het item in het eindresultaat weerspiegeld wordt. Als we deze manier van werken hanteren krijgen we op het einde, als alle antwoorden voor de Vlaamse politieke partijen gekend zijn, een totaalscore te zien voor elke partij die we op een zinvolle manier kunnen interpreteren. Gezien de verwijten aan het adres van het Vlaams Blok, dat het een ondemocratische partij is, zijn we in het bijzonder geïnteresseerd in de positie die het Blok zal innemen.
5.2 Empirie
In wat nu volgt worden de verschillende onderzoeksvragen één voor één besproken. Per item zullen we duidelijk maken waarom die vraag ons, vertrekkende van de theoretische invulling van interne partijdemocratie, iets kan leren over het intern democratisch gehalte van een politieke partij (operationalisering). Vervolgens zoeken we voor de Vlaamse politieke partijen Agalev, CVP, SP, Vlaams Blok, VLD en VU in de respectievelijke partijstatuten de artikels die een antwoord geven op de gestelde onderzoeksvraag. De antwoorden voor de verschillende partijen worden dan met elkaar vergeleken en aan elke partij wordt er voor dat item een score tussen 0 en 5 toegekend, al naargelang de positie die de partij inneemt ten opzichte van de andere partijen. Zoals eerder vermeld zullen de antwoorden gewogen worden, waarbij de weging afhankelijk is van de mate waarin het antwoord op de desbetreffende onderzoeksvraag ons rechtstreeks iets leert over het intern democratisch gehalte van de partij. Wanneer we alle onderzoeksvragen op deze wijze besproken hebben zullen we de scores van de partijen op de verschillende items samenbrengen in één tabel waaruit we dan conclusies kunnen trekken over het intern democratisch functioneren van de Vlaamse politieke partijen.
5.2.1 Lengte van de partijstatuten
Bij de bespreking van het eerste item, de lengte van de partijstatuten, wijken we al meteen af van de manier van werken zoals hierboven uiteengezet. Als we de lengte van de verschillende partijstatuten willen kennen, kunnen we dit immers niet afleiden uit specifieke statutaire bepalingen. We moeten het document in zijn geheel bekijken. De lengte van de statuten lijkt intuïtief van belang. Wanneer de uitwerking van de taak- en bevoegdheids-verdeling veel plaats in beslag neemt, mag er verwacht worden dat deze scherper afgebakend zijn en dus minder vrijheid laten aan de hogere instanties in de partij. Regels zijn er om de zwakken te beschermen. Als deze regels bovendien op schrift gesteld zijn, geeft dit de mogelijkheid aan de leden er zich ten gepaste tijde op te beroepen. Als de rechten van de leden op een bepaald moment indruisen tegen de belangen van de hogere regionen in de partij hebben deze laatsten hiertegen geen verhaal aangezien die rechten, plichten, regels en procedures zwart op wit vastgesteld zijn. Als er daarentegen een vacuüm wordt gelaten, kan de hogere hiërarchie daarvan gebruik maken en op kritieke momenten het laken naar zich toe trekken. Uitgewerkte statuten getuigen van een gedetailleerde beschrijving van ieders rechten en plichten. We kunnen veronderstellen, zij het met enige omzichtigheid (infra), dat de leden in een partij met uitgebreide statuten een sterke positie innemen. We gaan ervan uit ze minder onderhevig zijn aan de grillen van de partijleiding. Toch moeten we opmerken dat we de lengte van de statuten ook anders kunnen interpreteren. Lange statuten zouden ook kunnen wijzen op een strak van bovenuit georganiseerde partij. Uitgebreide statuten geven de partijtop dan wel minder vrijheid, maar een ondemocratische werking doet zich niet enkel voor als er sprake is van oligarchievorming buiten de formele werking van de partij om. Een politieke partij kan ook formeel ondemocratisch georganiseerd zijn, als de statuten zwart op wit getuigen van een machtsconcentratie aan de top. Uitgebreide statuten zouden er dus op kunnen wijzen dat iedereen zich tot in het kleinste detail te houden heeft aan de regels, die door de partijleiding zijn opgesteld. We kunnen de lengte van de partijstatuten dus op twee tegengestelde manieren opvatten. Enerzijds kunnen lange statuten wijzen op een ruime bescherming van de leden, anderzijds kunnen ze betekenen dat de partijtop de teugels strak houdt en alles naar eigen goeddunken heeft geregeld. Uit het doornemen van de statuten van de verschillende partijen blijkt dat de eerste interpretatie de meest plausibele is. In de verdere bespreking van dit item gaan we ervan uit dat lange statuten wijzen op een democratische ingesteldheid.
Bij het vaststellen van de lengte van de verschillende partijstatuten kwamen we voor een praktisch probleem te staan. De statutenbrochures zijn niet even groot, wat de vergelijking niet echt makkelijk maakt. Dit probleem werd omzeild door een willekeurige pagina van elke brochure in te voeren op computer zodat alles in hetzelfde lettertype kon worden omgezet. Vervolgens werd deze pagina zoveel keer gekopieerd als er pagina’s zijn in de respectievelijke brochures. Uiteraard is deze methode niet sluitend (er wordt bijvoorbeeld geen rekening gehouden met blanco ruimte op de bladzijden), maar ze levert toch een min of meer waarheidsgetrouw beeld op. Het resultaat van de standardisering van de lengte van de partijstatuten wordt weergegeven in tabel 2.
TABEL 2: Lengte van de partijstatuten (gestandardiseerd)
Partij |
Agalev |
CVP |
SP |
Vlaams Blok |
VLD |
VU |
Aantal pagina’s |
12 |
90 |
30 |
16 |
8 |
35 |
De omvang van de CVP-statuten kan deels verklaard worden door de ideologische inleiding die reeds enkele pagina's in beslag neemt. Bovendien zijn de bevoegdheden van de diverse organen (bestuur, bureau, congres) voor elk niveau in extenso opgenomen (nationaal, provinciaal, Brusselse hoofdstedelijke raad, arrondissementeel, afdeling en zelfs secties). De lengte van de CVP-statuten heeft dus veel meer te maken met een gedetailleerd uitschrijven door de toenmalige auteurs dan dat er inhoudelijke consequenties kunnen uit getrokken worden. De CVP-statuten kunnen, naar eigen zeggen[10], zeker gehalveerd worden indien men de techniek van de verwijzing zou gebruiken, maar dan nog blijven ze de grootste in omvang. Het verschil in omvang tussen de CVP-statuten en de statuten van de andere partijen zou dus niet meer zo groot zijn als nu het geval is, maar de rangorde van de partijen zou niet veranderen. De Volkunie en de SP hebben in vergelijking met de andere partijen behoorlijk lange statuten. De statuten van Agalev en het Vlaams Blok kunnen we omschrijven als eerder kort. De VLD blijkt de kortste statuten te hebben. Dit zouden we kunnen verklaren vanuit het liberale gedachtengoed. De VLD zou een minimum aan regelgeving nastreven om een maximale vrijheid te garanderen. De liberalen leggen de nadruk op de mogelijke creativiteit die vrijheid in zich draagt. Steunende op het principe van de verantwoordelijkheid gaan ze ervan uit dat het vrije individu een individu is met initiatief (Dierickx, 1998: 65). Dit individuele initiatief zou de kop ingedrukt worden als de hele partijwerking tot in de kleinste details in statutaire bepalingen zou worden vastgelegd. Op de vraag waarom de Agalev-statuten beknopt zijn, kunnen we niet direct een antwoord geven. Dit zou enigszins kunnen afhangen van welke teksten in de statuten zijn opgenomen. Zo houdt Agalev er nog een morele code voor raadsleden en een beginselverklaring op na die niet opgenomen zijn in de statuten. Toch biedt dit geen afdoende verklaring aangezien enkel de CVP-statuten een uitgebreid manifest bevatten. De SP, de VU, de VLD, en het Vlaams Blok zeggen wel kort iets over de doelstellingen van de partij, maar dit is ook bij Agalev het geval. De geringe omvang van de Agalev-statuten ten opzichte van de andere partijen kan dus niet verklaard worden doordat er geen ideologische uiteenzetting is opgenomen, aangezien dit bij de andere partijen (met uitzondering van de CVP) evenmin het geval is. Toch is de omvang van de Agalev-statuten verwonderlijk vanuit onze hypothese. We stelden immers in een eerste opvatting dat lange statuten erop wijzen dat de leden in die partij een sterke positie innemen. Uitgebreide statuten zouden erop wijzen dat rechten, plichten, procedures en regelgeving in het algemeen uitvoerig op schrift gesteld zijn, zodat weinig spelingsruimte wordt gelaten aan de hogere instanties in de partij. Wanneer we nu vaststellen dat Agalev de op één na kortste statuten heeft van alle Vlaamse partijen, zou dit betekenen dat de leden van Agalev min of meer de speelbal kunnen zijn van de partijleiding. Tegen de verwachtingen in scoort Agalev in dit opzicht dus niet democratisch.
Hoewel we de lengte van de partijstatuten opnemen in ons empirisch onderzoek, moeten we het belang van dit item relativeren. Het valt immers op dat de oudere partijen meer tekst hebben. Als we de Vlaamse politieke partijen oplopend rangschikken volgens het jaartal waarin ze officieel gesticht zijn, zien we dat de lengte van de partijstatuten geleidelijk afneemt, op één uitzondering na. Dit doet vermoeden dat de lengte van de partijstatuten niet in de eerste plaats afhankelijk is van de democratische ingesteldheid, maar eerder te maken heeft met de leeftijd van de partijen.
TABEL 3: Lengte van de partijstatuten in verband met het jaar van oprichting[11]
Partij |
cvp |
vu |
Vb |
sp |
agalev |
vld |
Stichtingsjaar |
1945 |
1954 |
1978 |
1980 |
1982 |
1992 |
Aantal pagina's statuten |
90 |
35 |
16 |
30 |
12 |
8 |
Des te ouder de partijen zijn, des te omvangrijker zijn de statuten. Het lijkt erop dat de tekst van de partijstatuten doorheen de jaren sterk aangroeit. Naargelang de organisatie van een partij evolueert, ontstaat er nieuwe regelgeving. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat conflicten worden opgelost d.m.v. statutenwijzigingen. Enkel de SP blijkt een uitzondering te zijn op het verband dat we hier vaststellen. Hoewel de SP officieel later is opgericht dan het Vlaams Blok zijn de SP-statuten toch langer dan de Vlaams Blok-statuten. Dit kan verklaard worden door het feit dat de SP ondanks de officiële stichtingsdatum al een lange geschiedenis achter de rug had. In tegenstelling tot de christen-democraten heeft de communautaire splitsing van de socialistische partij immers lang op zich laten wachten. Het is pas in 1980 dat de toenmalige BSP zich opsplitste in de Vlaamse SP en de Franstalige PS. Ondanks de late officiële oprichting teert de SP dus op een stevige traditie en beschikt de partij over een sterk uitgebouwde structuur. Indien we dezelfde redenering zouden volgen voor de liberale partij, die omgevormd werd van PVV tot VLD, zou dit een tweede ongerijmdheid opleveren in het verband tussen de leeftijd van de partijen en de lengte van de partijstatuten. Ook de VLD is, gezien het verleden van de partij, degelijk georganiseerd en zou dus eigenlijk lange statuten moeten hebben, wat de rangorde van de partijen door elkaar zou gooien. Dit is echter niet het geval. De VLD heeft de kortste statuten van alle Vlaamse politieke partijen. Hoe kunnen we dit dan verklaren? De VLD is niet het resultaat van een communautaire splitsing een liberale partij, maar pretendeerde een echte nieuwe partij te zijn. Het gaat om een nieuwe partij met nieuwe statuten, statuten die zo weinig mogelijk regels instellen om de individuele vrijheid niet te beknotten. Dit brengt ons bij een mogelijke verklaring voor het verband tussen de oprichtingsdatum van de partijen en de lengte van de partijstatuten. Het feit dat de statuten van jonge partijen korter zijn past in een tendens die we waarnemen in het bedrijfsleven en in de openbare sector. De laatste jaren probeert men immers af te raken van logge, bureaucratische structuren en streeft men naar meer transparantie in organisaties. In plaats van de organisatie op te hangen aan een waslijst van regels die tot in de kleinste details zijn uitgewerkt, raakt men meer en meer overtuigd van de bindende kracht die uitgaat van de organisatiecultuur. Om een zelfde doel te bereiken, het maximaliseren van de effectiviteit en efficiëntie van de organisatie, verkiest men verbondenheid tussen mensen boven onpersoonlijke regelgeving. Deze trend zien we ook bij de organisatie van politieke partijen. Hoe jonger de partijen zijn, des te beknopter zijn hun statuten. Dit kunnen we illustreren met de bepaling die voorafgaat aan de eigenlijke tekst van de VLD-statuten: "In de statuten van de VLD wordt een partijstructuur uitgetekend die aansluit bij de drang naar openheid, eenvoud en doorzichtigheid zoals die ook in de beginselverklaring wordt omschreven".
Omdat we niet echt een sluitende zekerheid hebben dat de lengte van de partijstatuten ons iets leert over het intern democratisch functioneren van politieke partijen geven we dit item weinig gewicht: een weging 1. Op grond van het gestandaardiseerde aantal pagina's (zie tabel 2) kennen we de verschillende partijen de volgende scores toe: de CVP krijgt een score 5, de SP en de VU een score 3, het Vlaams Blok en Agalev een score 2, en de VLD sluit de hekken met een score 1. Deze scores worden vermenigvuldigd met een factor 1, de wegings-coëfficiënt, zodat we de uiteindelijke scores voor dit item weergegeven zien in tabel 4. De wegingscoëfficiënt wordt, zoals steeds het geval zal zijn, tussen haakjes vermeld in de eerste kolom.
TABEL 4: Score lengte van de partijstatuten (gestandardiseerd)
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Aantal pagina's |
12 |
90 |
30 |
16 |
8 |
35 |
score (1) |
2 |
5 |
3 |
2 |
1 |
3 |
5.2.2 Aandacht voor de werking van de lokale afdelingen
Eerst en vooral moeten we duidelijk stellen dat we hier met lokale afdelingen niet de arrondissementele of provinciale afdelingen willen aanduiden, maar dat de lokale werking betrekking heeft op het laagste georganiseerde niveau in de partij. Hoeveel pagina's worden er verhoudingsgewijs uitsluitend gewijd aan de lokale werking? Op de vraag wat dit onderzoeksitem ons zou kunnen bijbrengen over de interne partijdemocratie zijn, analoog aan de lengte van de partijstatuten, twee antwoorden mogelijk. Enerzijds kan het uitgebreid omschrijven van de lokale werking wijzen op een strakke organisatie van bovenuit. Anderzijds weten de leden en de lokale afdelingen duidelijk welke rechten en plichten zij hebben, wat hen minder afhankelijk maakt van plotse koerswijzigingen van de partijtop. Deze tegenstrijdige denkrichtingen hebben als gevolg dat we het aantal pagina's lokale werking zondermeer niet kunnen opnemen als indicator voor het intern democratisch georganiseerd zijn van een partij. De hoeveelheid aandacht die een politieke partij in haar statuten schenkt aan de lokale werking kan niet beoordeeld worden zonder ook te kijken naar de inhoud van de desbetreffende bepalingen. Als we over de partijgrenzen heen naar de inhoud van de artikels over de lokale werking kijken, blijkt dat een uitgebreide statutaire uiteenzetting over de lokale werking niet betekent dat de laagste regionen in de partij de facto weinig macht hebben. Wel zien we dat de statuten waarbij de lokale werking eerder veel aandacht opeist ten eerste dieper ingaan op de bevoegdheden en samenstelling van de partijorganen op lokaal niveau, en ten tweede aandacht besteden aan de lokale vertegenwoordiging in de hogere partijregionen (infra). Bij de statuten die kort de lokale werking behandelen is dit niet het geval. We mogen dus veronderstellen dat partijen die in hun statuten kwantitatief weinig oog hebben voor de lokale werking eerder ondemocratisch zijn omdat voornamelijk de rechten van de partijbasis hier niet duidelijk worden uiteengezet.
Hierna wordt in een tabel voor elke partij weergegeven: (1) op welke pagina's we de lokale werking aantreffen (2) hoeveel pagina's gewijd worden aan de lokale werking, en (3) de decimale verhouding tot het totaal aantal pagina's om de cijfers vergelijkbaar te maken. Hierbij merken we op dat we met het totaal aantal pagina's van de partijstatuten doelen op het totaal aantal pagina's van de oorspronkelijke brochures. De totalen stemmen dus niet overeen met de berekende totalen in tabel 2, waar de lengte van de verschillende partijstatuten werd weergegeven. Die totalen hadden we immers becijferd omdat we brochures met verschillende afmetingen toch vergelijkbaar wilden maken (zie 5.2.1, tabel 2).
TABEL 5: Aantal pagina's gewijd aan de lokale werking
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
paginanummers in de oorspronkelijke brochures |
p 6-8 (2 pagina's) |
p 14-32 (13 pagina's) |
p 13-16 (3 pagina's) |
p 18 (halve pagina) |
doorheen heel de tekst |
p 6-7 (1 pagina), p 11-13 (2,5 pagina's), p 22-23-24 (1 pagina), p 26-27 (halve pagina) |
aantal pagina's |
2 |
13 |
3 |
0,5 |
1 |
5 |
verhouding |
0,074 |
0,144 |
0,032 |
0,017 |
0,071 |
0,132 |
Uit tabel 5 kunnen we opmaken dat de CVP en de VU meer aandacht besteden aan de lokale werking dan de andere partijen. Agalev en de VLD brengen matige lokale regelgeving en de SP en het Vlaams Blok bengelen achteraan. Bij de socialisten nemen de statuten die verwijzen naar de lokale werking verhoudingsgewijs toch nog bijna het dubbele aan plaats in dan bij het Vlaams Blok (0,032 > 0,017).
Eerder stelden we dat de hoeveelheid ruimte die in de partijstatuten voorzien is voor de lokale werking niet los kan gezien worden van de inhoud. Hoe minder lokale regelgeving, hoe minder duidelijk de rechten van de lagere regionen in de partij omschreven zijn. Om deze bewering te staven hebben we op de pagina's van de statuten over de lokale werking geprobeerd een artikel te vinden dat duidelijk wijst in de richting van interne partijdemocratie. Op de specifieke inhoud van de bepalingen gaan we hier niet dieper in. We hebben de artikels hier opgenomen om aan te tonen dat de inhoud samenhangt met het aantal pagina's dat men spendeert aan de lokale werking. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting bij het Vlaams Blok dat verhoudingsgewijs de minste aandacht heeft voor de lokale werking. Bij de andere partijen vinden we de intentie terug om de laagste regionen in de partij inhoudelijk en actief te betrekken in de partijwerking, of worden de bevoegdheden van de leden op lokaal niveau uiteengezet. Het Vlaams Blok meldt enkel dat men ledenvergaderingen moet organiseren.
Agalev
Artikel 4.4
'De Plaatselijke Groep heeft als partij-organisatorische opdracht:
(…) 4.4.5 aandacht hebben voor de participatie van vrouwen en zo nodig acties
ondernemen om die participatie te vergroten en te verbeteren.'
4.4.6 'zich inschakelen in de bovenlokale werking van de partij zoals de
regionale werking, de congressen en de acties (...)'
CVP
Artikel 11
'Taak van de gemeentelijke afdeling:
(…) § 2 Het bevorderen van de betrokkenheid van de kiezers op de werking van de CVP; het bevorderen van de brede deelname van de leden aan de werking van de partij en van hun onderlinge samenwerking (...)'
SP
Artikel 9
'de afdelingen en federaties streven er naar de partijleden met interesse voor welbepaalde politieke thema's maximaal te betrekken bij de discussie daarover. (…)'
Artikel 10
'de algemene ledenvergadering is het hoogste orgaan van de afdeling (…)'
Vlaams Blok
Artikel 5.2
'de afdeling of kern is verantwoordelijk voor: (…) het houden van ledenvergaderingen, (…) het voorleggen aan het onmiddellijk hoger bestuur van gebeurlijke plaatselijke geschillen, het bijwonen van de gemeenteraadsvergaderingen met doorspeling aan het onmiddellijk hoger bestuur van de nodige gegevens.' (mijn cursivering)
VLD
Artikel 5 § 1
'Het congres is samengesteld uit de leden.'
Artikel 6 § 4
'Het congres van een gemeentelijke afdeling bekrachtigt met meerderheid van stemmen van de congresdeelnemers de deelname aan en het ontslag uit een gemeentelijke bestuursmeerderheid van de VLD - Partij van de Burger.'
VU
Artikel 4.A.0.2 over de verkiezing van het afdelingsbestuur
'Alle leden van de afdeling worden opgeroepen om aan de verkiezingen deel te nemen en, als ze zich willen inzetten voor de uitbouw van de afdeling en de partij, om zich kandidaat te stellen (…).'
Nu rest ons nog af te wegen hoezeer het aantal pagina's lokale werking wijst op een algemene intern democratische organisatie. Gezien het slechts om kwantitatieve gegevens gaat kennen we dit item een weging 1 toe[12]. De partijen die het meeste aandacht hebben voor de lokale werking, de CVP en de VU, wordt een score 5 toegekend. Agalev en de VLD besteden gemiddelde aandacht aan de lokale werking en krijgen een score 3. De SP heeft minder aandacht voor de lokale werking dan Agalev of de VLD, maar toch nog dubbel zoveel als het Vlaams Blok. We geven de socialisten dan ook een score 2. De partij die verhoudingsgewijs het minst aandacht besteedt aan de lokale werking, het Vlaams Blok, krijgt een score 1.
TABEL 6: Aandacht voor de werking van de lokale afdelingen
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Aantal pagina's lokale werking / totaal |
0,074 |
0,144 |
0,032 |
0,017 |
0,071 |
0,132 |
Score (1) |
3 |
5 |
2 |
1 |
3 |
5 |
5.2.3 Verkiezing van de algemene voorzitter
In de probleemstelling (zie hoofdstuk 1) stelden we dat er de laatste jaren binnen politieke partijen een trend bestaat om meer bevoegdheden toe te kennen aan de individuele partijleden. Het invoeren van de rechtstreekse verkiezing van de partijvoorzitter is een antwoord van partijen op de vraag naar een hervorming van de oude partijstructuren. De mondige burger wil zich engageren in een partij, op voorwaarde dat hij ook effectief een inbreng kan doen, op voorwaarde dat men binnen de partij interne democratie nastreeft. De verkiezing van de algemene voorzitter door de leden behoort tot de kern van interne partijdemocratie. Mensen die zich lid maken van een politieke partij scharen zich achter de standpunten van die partij, en willen deze mee vorm kunnen geven. In de praktijk is het echter zeer moeilijk om allemaal samen te vergaderen. Het strategisch dilemma van Deschouwer stelt dat een partij enerzijds een beweging wil zijn, waarbij de leiding zo goed mogelijk de belangen van de partijleden probeert te verdedigen en anderzijds gedwongen wordt tot het opzetten van een doeltreffende organisatie om de politieke slagvaardigheid van de partij te garanderen (zie 2.2.3). In de politieke praktijk kunnen niet alle partijleden op hoog niveau opkomen voor hun eigen belangen. Organisatorisch is dat niet haalbaar. Daarom moet de partij het mogelijk maken dat de leden hun voorzitter kunnen verkiezen. Zo hebben ze onrechtstreeks toch een grote inhoudelijke inbreng. De partijleden kunnen diè persoon aan het hoofd van hun partij stellen die volgens hen het best hun idealen belichaamt. De verkozen voorzitter is die man of vrouw die volgens de meerderheid van de leden dezelfde keuzes zou maken als zijzelf, die dezelfde prioriteiten stelt. Wanneer de leden de bevoegdheid hebben de voorzitter van de partij te verkiezen, dan zijn de daden die hij/zij stelt en de standpunten die hij/zij inneemt democratisch legitiem. De verkiezing van de algemene voorzitter is een belangrijke voorwaarde om te kunnen spreken van interne partijdemocratie. We bespreken de verkiezing van de algemene voorzitter eerst voor elke partij apart. Na de aparte uiteenzetting per partij vatten we de verschillende procedures kort samen.
Agalev
Bij Agalev is er geen voorzitter in de formele betekenis van het woord. De leiding van de partij wordt samen opgenomen door het partijbestuur en het dagelijks bestuur. Het partijbestuur neemt de belangrijke beslissingen, volgt de politieke actualiteit en staat in voor de organisatie van de partij. Het dagelijks bestuur staat in voor de uitvoering van de beslissingen die door het partijbestuur worden genomen. Het dagelijks bestuur is samengesteld uit de politiek secretaris en de partijsecretaris. De partijsecretaris staat in voor het management van de partij, de politiek secretaris draagt de eindverantwoordelijkheid binnen de partij (artikel 8.1.1). Beiden moeten op voorstel van het partijbestuur door het congres bevestigd worden in hun functie.
Volgens de Agalev-statuten is er dus niet één welbepaalde persoon die aan het hoofd staat van de partij, maar de facto neemt Jos Geysels die rol op dit moment voor zijn rekening. Het is Jos Geysels die in een onderonsje van de partijvoorzitters in De Zevende Dag als hoogste vertegenwoordiger van Agalev optreedt. Het congres, de verzameling van alle leden (zie 5.2.6), bevestigt de politiek secretaris, die we als partijvoorzitter kunnen beschouwen, in zijn functie.
Artikel 8.1.1
‘…de Politiek Secretaris, die in zijn/haar functie bevestigd wordt door het Congres op voorstel van het Partijbestuur en na advies van de Politieke Raad. Hij/zij draagt de eind-verantwoordelijkheid van de partij.’
CVP
De algemene voorzitter van de CVP wordt rechtstreeks gekozen door de leden (artikel 42.1.2b) (Biondi, 1999: 131).
Artikel 42.1.2
'Het algemeen partijbestuur bestaat uit:
(…) b) de leden die rechtstreeks verkozen worden. Dit zijn:
de voorzit(s)ter, gekozen door de leden (…)'
Het Partijbestuur heeft de bevoegdheid de kandidaten voor het algemeen voorzitterschap voor te dragen (artikel 42.2 j). Tot de stemgerechtigde leden in het partijbestuur behoren o.a. een aantal leden die rechtstreeks verkozen werden door het algemeen partijcongres (artikel 42.1.2 b). In het algemeen partijcongres hebben niet alle leden zitting, maar wel onder meer de congresafgevaardigden, die verkozen werden door de gemeentelijke afdelingen.
SP
Biondi (1999: 329) stelt dat "op het administratief congres van 13 en 14 december 1997 de uitslag van de rechtstreekse verkiezing van de partijvoorzitter werd bekend gemaakt (…)". De algemene voorzitter van de SP wordt verkozen door alle SP-leden (artikel 33).
Artikel 33
‘Om de twee jaar wordt de partijvoorzitter verkozen door alle SP-leden, die ten laatste drie maanden voor de verkiezing geregistreerd zijn in het centraal ledenbestand (…) kandidaten worden voorgedragen door minstens tien afdelingen uit minstens twee provincies, die samen minstens vijfduizend leden tellen (…) de verkiezing van de voorzitter gebeurt rechtstreeks, geheim en persoonlijk (…)’
VLD
De algemene voorzitter van de VLD wordt rechtstreeks verkozen door en onder de leden (artikel 10.1).
Artikel 10.1
‘De voorzitter wordt, overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 14 van deze statuten, rechtstreeks verkozen door en onder de leden (…).’
Artikel 14.1
‘Het bestuur en de voorzitter van alle niveaus worden door de leden op een en dezelfde dag bij geheime stemming verkozen. Elk stemgerechtigd lid kan zich kandidaat stellen voor (…) het voorzitterschap op elk niveau'
Het is niet onmiddellijk duidelijk welke leden stemgerechtigd zijn en welke niet. In het hoofdstuk in de VLD-statuten dat het lidmaatschap en stemrecht behandelt is niet terug te vinden of er ook niet-stemgerechtigde leden zijn. We kunnen echter uit artikel 3.2 afleiden dat de niet-stemgerechtigde leden diegenen zijn die hun rechten nog niet verworven hebben. Alle partijleden hebben stemrecht vanaf het moment dat hun lidmaatschap door de secretaris van het betrokken niveau is vastgelegd (artikel 3.2).
Artikel 3.2
'Een burger kan zich als lid aanmelden bij de VLD organen op het gemeentelijke, het arrondissementele of het nationale niveau, Hij/zij wordt door de bevoegde secretaris onmiddellijk ingeschreven. Hij/zij kan door de gemeentelijke afdeling niet geweigerd worden. Hij/zij verwerft zijn/haar rechten vanaf 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober, namelijk de eerstvolgende datum nadat zijn/haar lidmaatschap door de secretaris van het betrokken niveau vastgelegd is.'
Vlaams Blok
De algemene voorzitter wordt aangesteld door een eensgezinde partijraad. Men zegt in artikel 1.3.1 dat de 'huidige voorzitter' zelf zijn opvolger aanduidt. Gezien de statuten dateren van 1995, doelt de bepaling 'huidige voorzitter' op toenmalig voorzitter Karel Dillen, die nu ere-voorzitter is van het Vlaams Blok. Frank Vanhecke, voorzitter anno 2001, krijgt niet de mogelijkheid zijn opvolger aan te duiden. Artikel 1.3.1 vermeldt immers verder dat de volgende voorzitters, na Frank Vanhecke, moeten voorgedragen worden door een eensgezind partijbestuur, en niet meer door de huidige voorzitter. De voorzitter die Vanhecke zal opvolgen moet tevens goedgekeurd worden door de partijraad bij consensus.
Artikel 1.3.1.
‘de huidige voorzitter duidt zelf zijn opvolger aan voor een periode van drie jaar. Na drie jaar stelt het eensgezind partijbestuur als college verlenging voor of vervanging op gemotiveerd advies, waarover de partijraad beslist bij consensus (…). Voor volgende voorzitters is voorstel van het eensgezind partijbestuur als college nodig met goedkeuring door partijraad bij consensus. In geval van gebrek aan eensgezindheid in partijbestuur treedt de ondervoorzitter als loco-voorzitter op, tot eensgezindheid bereikt wordt.’
Artikel 1.1.2 Samenstelling van de partijraad
'De partijraad bestaat uit: - de leden van het partijbestuur
- één afgevaardigde per arrondissement
- de provinciale voorzitters
- de volksvertegenwoordigers en senatoren
- één afgevaardigde per provincie van de provincieraadsleden
- één bijzonder vertegenwoordiger voor Brussel
- één afgevaardigde van V.B.J. (Vlaams Blok Jongeren)
Niemand kan zitting hebben in de partijraad zonder vooraf, in een andere vergadering van de partijraad, te zijn aangesteld.'
Niemand kan zetelen in de partijraad zonder vooraf te zijn aangesteld. Door wie die aanstelling moet gebeuren wordt niet gespecifieerd, maar uit de bepaling (artikel 1.1.2) kunnen we opmaken dat dit door partijraad zelf gebeurt. De partijraad stelt met andere woorden zichzelf samen. Er is geen enkel lid van het Vlaams Blok dat inspraak heeft in de keuze van de voorzitter, zonder eerst aangesteld te zijn in en door het hoogste beleidsorgaan van de partij, de partijraad. Hierbij komt nog dat de voorzitter moet goedgekeurd worden met eensgezindheid, en niet bij een meerderheidsstemming We stelden eerder dat de consensusregel er in dit geval op wijst dat er geen oppositie geduld wordt (zie hoofdstuk 3). Deschouwer stelt dat redeneren in termen van absolute consensus een idee is dat gehanteerd wordt door regimes of ideologieën die ervan uitgaan dat er slechts één waarheid is (Deschouwer, 1999: 16-18). Wanneer men een beslissing neemt bij meerderheid van stemmen bestaat de mogelijkheid openlijk te laten horen dat je niet akkoord bent. Dit is bij de aanstelling van de algemene voorzitter van het Vlaams Blok niet het geval.
VU
De algemene voorzitter van de VU wordt rechtstreeks verkozen (artikel 4.C).
Artikel 4.C
‘(…) de rechtstreekse verkiezing van de algemeen voorzitter (…)’
Artikel 4.0.12
'De voorzitter, de secretaris, de ondervoorzitters en de leden van het bestuur worden in deze volgorde en in afzonderlijke stemmingen verkozen (…)'
Wie de algemene voorzitter verkiest valt niet zwart op wit op te maken uit de statuten, maar uit feiten blijkt dat dit door alle leden gebeurt. De krant De Standaard laat er geen twijfel over bestaan: "Uit goede bron vernam de redactie dat de nieuwe voorzitter, Vankrunkelsven of kamerfractieleider Geert Bourgeois, wordt verkozen door zowat 13.000 in plaats van door 17.000 leden zoals de partij officieel voorhoudt" (De Standaard 21/12/1999)[13]. "(…) Uiteindelijk stemden duizend leden minder dan het VU-partijhoofdkwartier had geraamd. Van de 9.150 ingezonden stembrieven - 59,01 procent van de VU-leden; een hoog percentage - gingen er 4.682 naar kamerlid Bourgeois en 3.997 naar ex-voorzitter Vankrunkelsven. 471 VU'ers stemden blanco of ongeldig (…)" (De Standaard, 17/01/2000)[14].
Nu we de verschillende procedures voor de verkiezing van de algemene voorzitter bij alle partijen apart hebben bekeken, kunnen we ze met elkaar vergelijken. Bij Agalev is er geen voorzitter in de strikte betekenis van het woord. De politiek secretaris draagt wel de eindverantwoordelijkheid van de partij en kan dus als de facto voorzitter beschouwd worden. Hij wordt door het congres van alle leden bevestigd in zijn functie. De Agalevstatuten stellen dus niet letterlijk dat de politiek secretaris verkozen wordt. Met deze nuancering wil Agalev in de verf zetten dat de kandidaat eerst moet worden voorgedragen. Dit is zeker ook het geval bij de CVP en de SP. De statuten van de VLD en de VU vermelden dit niet expliciet. Hoe dan ook, we willen hier nagaan wie het laatste woord heeft bij de aanstelling van de partijvoorzitter. Net zoals bij de CVP, de SP, de VLD en de VU, is dit bij Agalev weggelegd voor de partijleden. De voorzitter van het Vlaams Blok wordt bij consensus aangesteld door de partijraad. In de partijraad heeft niemand zitting zonder dat hij vooraf van diezelfde partijraad hiertoe de toestemming heeft gekregen.
Aangezien de verkiezing van de partijvoorzitter een belangrijke voorwaarde is om te kunnen spreken van interne partijdemocratie kennen we aan dit item een weging 3 toe. Met de bevoegdheid van de leden de algemene voorzitter te mogen kiezen hebben zij een inbreng die verder reikt dan de lokale werking. De verkiezing wordt beslist door alle leden, waarbij ieders stem dezelfde waarde heeft. Op dat moment hebben alle leden evenveel macht, ongeacht de rol die zij in de dagelijkse werking van de partij opnemen. Zowel Agalev, de CVP, de SP, de VLD als de VU krijgen een score 5 omdat de partijleden het laatste woord spreken over de aanstelling van de algemene voorzitter. Het Vlaams Blok krijgt een score 1 omdat onbevoorrechte partijleden op geen enkele manier inspraak hebben in de keuze van de partijvoorzitter. Het is niet zo dat de voorzitter zichzelf kan benoemen, maar het contrast met de procedures die in de andere partijen gevolgd worden is frappant. Het resultaat wordt nog eens overzichtelijk meegegeven in tabel 7. De scores worden vermenigvuldigd met een factor 3, zodat dit item zwaar doorweegt op het eindresultaat.
TABEL 7: Verkiezing van de algemene voorzitter.
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Wie verkiest de algemene voorzitter? |
leden |
leden |
leden |
partijraad |
leden |
leden |
Score (3) |
15 |
15 |
15 |
3 |
15 |
15 |
5.2.4 Partijleiding onaantastbaar?
In deze scriptie gaan we ervan uit dat we de mate van interne partijdemocratie enkel kunnen beoordelen in vergelijking met andere partijen. In een poging het vage begrip interne partijdemocratie toch te concretiseren stelde Koole een noodzakelijke voorwaarde op (zie 2.2.2). Deze voorwaarde zou het mogelijk maken partijen los van elkaar als intern (on)democratisch te bestempelen. Als partijen aan de minimumeis voldoen mogen we ze, aldus Koole, intern democratisch noemen. In deze eindverhandeling houden we het, zoals gezegd, bij een relatieve benadering van interne partijdemocratie. We zullen het criterium van Koole niet hanteren om een onderscheid te maken tussen intern democratische en intern ondemocratische partijen. We pogen enkel de partijen ten opzichte van elkaar te situeren. We nemen de minimumeis wel op in ons onderzoek als een item dat zwaar zal wegen op het eindresultaat: de leden moeten de partij-elite ter verantwoording kunnen roepen, en desgevallend kunnen vervangen door een nieuwe elite. Net omdàt het in de wetenschappelijke literatuur over interne partijdemocratie het enige criterium lijkt dat intern ondemocratische van intern democratische partijen poogt te scheiden, is het essentieel dat we dit criterium in ons onderzoek opnemen.
We gaan bij de Vlaamse politieke partijen na of er een statutaire bepaling bestaat die expliciet stelt dat de leden hun partijleiding ter verantwoording kunnen roepen en eventueel kunnen vervangen. Beschikken de partijleden uitdrukkelijk over een stok achter de deur of niet?
Agalev
Agalev heeft in de statuten opgenomen dat de "Politiek en Partijsecretaris, landelijk, lokaal en regionaal (…) ten allen tijde kan afgezet worden als gevolg van een uitdrukkelijke stemming van de groep die hem/haar heeft benoemd" (artikel 14.1). Vermits alle bestuurlijke instanties door het (nationale of lokale) congres verkozen werden, of bevestigd werden in hun functie (zie 5.2.3), hebben de leden als groep de mogelijkheid om de partijleiding opzij te schuiven. Tussen twee congressen in ligt deze bevoegdheid wel bij de Politieke Raad, maar indien er genoeg steun is kunnen de leden verzoeken om een congres (zie 5.2.9). Er moet dan binnen onafzienbare tijd een congres georganiseerd worden waarop men het verdict dan alsnog kan vellen.
Artikel 14.1
'De Politiek en Partijsecretaris, landelijk, regionaal en lokaal, en in het algemeen wie een uitvoerend mandaat bekleedt kan ten allen tijde afgezet worden als gevolg van een uitdrukkelijke stemming van de groep die hem/haar heeft benoemd. Tussen twee Congressen oefent de Politieke Raad die bevoegdheid uit op landelijk niveau, maar niet ten aanzien van de Arbitrageraad.'
CVP
In de statuten staat nergens vermeld of en hoe de leden aan de basis van de partij de partijleiding ter verantwoording kunnen roepen. We vinden wel een vorm van permanente controle terug op de gemeentelijke afdelingen (artikel 12.1, 12.2). Dit heeft op het eerste gezicht niet veel te maken met de vraag of de leden de partijtop uit hun functie kunnen ontzetten. Toch lijkt men in deze statutaire bepalingen een bepaalde richting aan te geven wat de interne controle betreft. De gemeentelijke afdelingen moeten namelijk voldoen aan een aantal voorwaarden om een erkenning in de wacht te kunnen slepen. Het arrondissementeel partijbestuur oefent de controle uit op deze voorwaarden en verleent de gemeentelijke afdeling al dan niet een erkenning. Het gemeentelijk bestuur wordt dus van bovenuit in het oog gehouden, en niet van onderuit. Hoewel het gemeentelijk congres wel het bestuur kan verkiezen, wordt niet vermeld of het congres de mogelijkheid heeft het aangestelde bestuur uit zijn functie te ontzetten. De enige vorm van controle op het lokale bestuur is een jaarlijkse evaluatie in het gemeentelijk congres (artikel 13.2).
Deze uitweiding over de arrondissementele controle op het bestuur van de gemeentelijke afdeling zou erop kunnen wijzen dat de interne controle in de CVP eerder van bovenuit geschiedt. Ofschoon we hier geen onmiddellijke conclusies aan mogen verbinden over de controle op de nationale partijleiding, lijkt de lokale interne controle in de partij niet van onderuit (de partijleden) te komen.
Artikel 12.1
'De gemeentelijke afdeling wordt statutair erkend indien zij aan de volgende voorwaarden
beantwoordt:
a. haar organen zijn statutair samengesteld;
b. ze oefent op een regelmatige wijze de activiteiten uit die haar statutair zijn toevertrouwd (...)
c. ze telt een minimum aantal leden (…)'
Artikel 12.2
'De controle hierop en meteen ook het verlenen van de erkenning van de gemeentelijke afdeling behoort tot de bevoegdheid en opdracht van het arrondissementeel partijbestuur (...).'
Artikel 13.2
'Tot de uitsluitende bevoegdheid van het gemeentelijk congres behoren:
(…) d. de jaarlijkse bespreking en evaluatie van de werking ‑ dit gebeurt op basis van het jaarverslag ‑ en de bespreking van de voornemens voor het komende jaar en van het politieke beleid in algemene zin. Hierbij dient in elk geval een evaluatie te gebeuren van het gemeentelijk beleid en het beleid en het werk van de CVP‑fractie in de gemeenteraad en de raad van het OCMW. Hiernaast kunnen ook algemene politieke vraagstukken van algemeen of internationaal belang worden behandeld (...)'
SP
De SP rept in haar statuten met geen woord over het ter verantwoording roepen van de algemene voorzitter. Er is geen procedure voorzien die de leden de mogelijkheid geeft de partijleiding, de voorzitter in de eerste plaats, af te zetten. Men geeft wel aan dat in geval het voorzitterschap voortijdig zou vrijkomen de raad van voorzitters en secretarissen in vervanging moeten voorzien (artikel 34). Deze raad is het hoogste orgaan tussen twee congressen in. Niet alle leden hebben toegang tot deze vergadering.
Artikel 34
'(…) komt het voorzitterschap voortijdig vrij, dan voorziet de raad van voorzitters en secretarissen in de vervanging tot de volgende rechtstreekse verkiezing.'
Vlaams Blok
In de statuten van het Vlaams Blok wordt nergens uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheid om de partijvoorzitter uit het zadel te halen. Men stelt wel dat de partijraad verantwoordelijk is voor de aanstelling en het ontslag van bestuursleden (artikel 1.1.6). Nergens wordt voor de algemene voorzitter een uitzondering gemaakt, dus mogen we omzichtig aannemen dat de procedure opgenomen in artikel 2.2 ook op de voorzitter van toepassing is. De partijraad is een orgaan dat zichzelf coöpteert en waartoe de gewone leden geen toegang hebben.
Artikel 1.1.6 bevoegdheden van de partijraad
'(…) hij is verantwoordelijk voor aanstelling en ontslag van bestuursleden in hoofde van hun functie en als lid van de partij (…) en voor uitsluiting uit de partij van mandatarissen (…)'
Artikel 2.2 (bijlage I)
'Gedwongen ontslag van bestuursleden geschiedt door de partijraad, na advies van het partijbestuur
a) na grondig onderzoek (…)
d) het bestuurslid over wiens ontslag in de partijraad beslist wordt, heeft het recht zich persoonlijk te verdedigen in de partijraadsvergadering (...)'
VLD
Het congres, de verzameling van alle leden mèt stemrecht, kan met een 2/3 meerderheid een motie van wantrouwen stemmen tegenover de voorzitter en/of het bestuur (artikel 8.8). Binnen de drie maanden moet volgens de leden een nieuwe voorzitter en/of bestuur gekozen worden (zie 5.2.3).
Artikel 8.8
'(…) Op een daartoe bijeengeroepen bijzondere vergadering kan het congres met een 2/3 meerderheid een motie van wantrouwen stemmen tegenover de voorzitter en/of het bestuur. De voorzitter, respectievelijk dit bestuur met inbegrip van de voorzitter, wordt dan van rechtswege ontslagnemend. De nieuwe voorzitter, respectievelijk het nieuwe bestuur, dat binnen de drie maanden dient verkozen te worden, overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 14 van deze statuten, voleindigt het lopende mandaat. Het bestuur kan, op een daartoe speciaal bijeengeroepen vergadering, met een 2/3 meerderheid een bestuurslid uitsluiten uit het bestuur. Het congres bekrachtigt deze uitsluiting met een gewone meerderheid.'
VU
De VU-statuten vermelden nergens expliciet of en hoe men de partijvoorzitter ter verantwoording zou kunnen roepen. Men stelt wel dat de partijraad bevoegd is om het partijbestuur aan te stellen en te controleren (artikel 3.C.1.7). De algemene voorzitter van de partij maakt deel uit van het partijbestuur. Net als bij het Vlaams Blok nemen we aan dat de voorzitter ook bij de VU gecontroleerd wordt door de partijraad. De gewone leden hebben geen toegang tot de partijraad. In de partijraad zetelen wel leden die verkozen zijn door lagere niveaus in de partij (b.v. de arrondissementsvoorzitters die verkozen worden door de arrondissementsraad, artikel 3.C.1.1).
Artikel 3.C.1.7
'De partijraad stelt het partijbestuur aan en controleert het.'
Laten we de situatie bij de verschillende partijen met elkaar vergelijken. Daarbij kijken we enkel wie in de verschillende partijen de bevoegdheid heeft om de partijleiding ter verantwoording te roepen en desgevallend de laan uit te sturen. De procedure die hierop volgt (Wie vervangt de partijleiding?) laten we buiten beschouwing. Het zou de vergelijking tussen de verschillende partijen te complex maken. De enige twee partijen die uitdrukkelijk vermelden dat de leden als groep de mogelijkheid hebben de partijleiding en de voorzitter uit hun functie te ontzetten, zijn Agalev en de VLD. De statuten van het Vlaams Blok melden dat de partijraad verantwoordelijk is voor de aanstelling en het ontslag van de bestuursleden. We gaan ervan uit dat men onder deze bepaling ook de voorzitter begrijpt. De VU-statuten geven aan dat de partijraad het partijbestuur aanstelt en controleert. Men neemt het woord ontslag echter niet in de mond. We weten dus niet of de voorzitter en het partijbestuur effectief tot aftreden verplicht kunnen worden. De partijraad van de VU is wel democratischer samengesteld dan de partijraad van het Vlaams Blok, maar de VU vermeldt in tegenstelling tot het Vlaams Blok niet dat bestuursleden tot ontslag kunnen gedwongen worden. De CVP en de SP tenslotte spreken in de statuten niet over het ter verantwoording roepen van de voorzitter en/of het partijbestuur.
In de wetenschappelijke literatuur wordt de eventuele ontzetting van de partijleiding als criterium gehanteerd om een onderscheid te maken tussen intern democratische en intern ondemocratische partijen. Met de onderzoeksvraag die we hier bespreken bekomen we dus informatie die ons onmiddellijk iets leert over de interne partijdemocratie in politieke partijen. Daarom kennen we dit item een gewicht 3 toe. Het is evenwel niet eenvoudig de partijen op dit item minutieus te beoordelen. De enige twee partijen die we met zekerheid een score 5 kunnen geven, zijn Agalev en de VLD omdat de leden uitdrukkelijk de bevoegdheid hebben de partijleiding af te zetten. De beoordeling van de CVP, de SP, het Vlaams Blok en de VU is niet eenduidig te maken. We veronderstellen dat de partijraad bij het Vlaams Blok buiten het partijbestuur ook de voorzitter kan ontslaan. De partijraad van het Vlaams Blok beslist bij consensus en stelt zichzelf samen. Uit de statuten van de VU kunnen we opmaken dat de partijraad het partijbestuur, de voorzitter incluis, controleert. Er wordt niet vermeld dat de partijraad het partijbestuur of de voorzitter kan ontslaan. De partijraad van de VU is evenwel democratischer samengesteld dan de partijraad van het Vlaams Blok. In onze beoordeling gaan we ervan uit dat deze ondemocratische elementen bij beide partijen m.b.t. dit item elkaar neutraliseren zodat dit resulteert in eenzelfde score 1 voor het Vlaams Blok en de VU. Wat de CVP en de SP betreft, stellen we merkwaardig genoeg vast dat de statuten nergens vermelden of en hoe de partijvoorzitter (en desgevallend het bestuur) uit hun functie ontzet kunnen worden. Dit is verwonderlijk aangezien de statuten van beide partijen duidelijk omvangrijker zijn dan de statuten van de andere Vlaamse partijen. De CVP en de SP krijgen een score 2 omdat beide partijen niets vermelden over het ontzetten van de partijleiding.
TABEL 8: Partijleiding onaantastbaar?
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Wie heeft bevoegdheid de partijleiding ter verantwoording te roepen? |
leden |
niet vermeld |
niet vermeld |
partijraad |
leden |
partijraad |
Score (3) |
15 |
6 |
6 |
3 |
15 |
3 |
5.2.5 Samenstelling partijbestuur
Het partijbestuur is een relatief kleine groep, die wekelijks vergadert, en die de politieke actualiteit volgt. Het bureau is het orgaan dat de meeste macht uitoefent en de meest cruciale en dringende beslissingen moet nemen. De macht die het partijbureau intern moet kunnen uitoefenen, is cruciaal. Dat geldt zeker in een democratie waar onderhandelingen en compromisvorming voorop staan (zie 2.2.3). Er moet enerzijds snel en efficiënt kunnen beslist worden, en anderzijds moeten de beslissingen loyaal kunnen uitgevoerd worden. Er is tussen de partijen onderling wel enige variatie in de wijze waarop het bureau is samengesteld. Maar het algemeen principe is dat de voorzitter er lid van is, de eventuele vice-voorzitters en secretarissen, en dan een aantal leden die door het congres of door de raad verkozen worden (Deschouwer, 1993: 137-138). Met dit onderzoeksitem stellen we ons de vraag in hoeverre dit algemeen principe ingang heeft gevonden bij de Vlaamse politieke partijen. Is het partijbestuur enkel samengesteld uit de politieke zwaargewichten van de partij, of zijn er ook door het congres verkozen leden aanwezig? Deze laatsten zijn immers het best geplaatst om de stem van de gewone partijleden te laten horen. Zij kunnen in het orgaan van de partij dat de meeste macht uitoefent een tegengewicht vormen voor de beroepspolitici in de partij. De kans bestaat immers dat de partijbonzen, professionele politici, de inbreng van de gewone partijleden de facto tot het minimum herleiden door de technische kennis en redenaarskunst waarover ze beschikken, en de tijd die ze aan politiek spenderen. Daarom gaan we voor de verschillende partijen na in welke mate de gewone leden in het partijbestuur vertegenwoordigd zijn.
Agalev
In het partijbestuur zijn zes tot negen vrijwilligers opgenomen. Deze vrijwilligers worden verkozen door het congres (artikel 7.1). De gewone leden zijn dus in het partijbestuur vertegenwoordigd.
Artikel 7.1
'Het Partijbestuur wordt samengesteld uit de volgende leden:
7.1.1 minimaal zes en maximaal negen vrijwilligers. Deze vrijwilligers
worden voorgedragen door de Regionale Groepen en verkozen door het Congres.
Van deze vrijwilligers moet minimaal één derde vrouwen zijn en mogen er
maximaal twee uit dezelfde regio komen. Elke provincie moet vertegenwoordigd
zijn. Kandidaten zijn minstens twee jaar lid van de partij;
7.1.2 de fractieleiders van de Kamer en het Vlaamse Parlement en een derde
lid uit één van de andere drie fracties, met name de Senaat, het Europees
Parlement en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, dat wordt aangeduid door de
Fractie. De twee andere fracties worden zonder stemrecht vertegenwoordigd in
het Partijbestuur;
7.1.3 de Politiek Secretaris en de Partijsecretaris van het landelijk
niveau;
7.1.4 de voorzitter van de Politieke Raad'.
Artikel 7.2
'Bevoegdheid van het Partijbestuur
7.2 Het Partijbestuur neemt het beheer van Agalev op landelijk niveau waar.
Hiertoe neemt het onder meer verantwoordelijkheid op voor de partij-uitbouw,
de partijstrategie en het volgen van de politieke actualiteit.'
CVP
Het partijbestuur bevat een aantal leden die verkozen worden door het partijcongres. Meer bepaald de helft van het aantal leden die door de arrondissementen worden afgevaardigd (artikel 42.1.2).
Atikel 42.1.2.
'Het algemeen partijbestuur bestaat uit:
a. Leden met stemrecht: (…)
de leden die rechtstreeks verkozen worden. Dit zijn:
- de voorzit(s)ter, gekozen door de leden;
- een aantal leden, te kiezen door het algemeen partijcongres. Dit aantal is 1/2 van het aantal leden die door de arrondissementen worden afgevaardigd (…)'
SP
Zestien leden van het partijbureau, het equivalent van het partijbestuur bij de andere partijen, worden verkozen door het congres (artikel 31). Daarbij wordt rekening gehouden met de bepalingen over vertegenwoordiging van vrouwen, jongeren en senioren (artikel 29).
Artikel 27
'Het partijbureau leidt en vertegenwoordigt de partij. Het voert de beslissingen van het congres en van de raad van voorzitters en secretarissen uit (…)'
Artikel 29
'Het partijbureau bestaat uit de partijvoorzitter, de nationaal secretaris, de adjunct-secretaris(sen) en zestien verkozen leden, rekening houdende met de bepalingen van de artikels 57, 58 en 59, over vertegenwoordiging van vrouwen, jongeren en senioren.'
Artikel 31
'(…) Het tweejaarlijks administratief congres verkiest bij geheime stemming de zestien leden van het partijbureau (…)'
Vlaams Blok
Alle leden van het partijbestuur worden, na door het partijbestuur te zijn voorgedragen, aangesteld door de zichzelf coöpterende partijraad. Het partijbestuur stelt dus iemand voor, en de partijraad bekrachtigt deze keuze eensgezind (artikel 1.3 uit bijlage I). Indien men niet tot een consensus komt, spreekt de voorzitter laatste woord. Het is dus niet zo dat de leden zelf iemand kunnen kiezen die deelneemt aan bestuur. In het partijbestuur komt niemand in zonder dat de absolute top van de partij het ermee eens is. Zij kunnen immers steeds hun veto stellen.
Artikel 1.2.2
'Het partijbestuur bestaat uit: de voorzitter, de ondervoorzitter, de verslaggever, de penningmeester, de verantwoordelijke voor propaganda, de verantwoordelijke voor organisatie, de hoofdredacteur van het partijblad, de voorzitter van Vlaams Blok Jongeren, de voorzitter van de financiële commissie, de verantwoordelijke voor de studiedienst, de verantwoordelijke voor de omroepstichting, de verantwoordelijke voor het persbeleid, de vertegenwoordiger van V.V.B.M. (Vereniging van Vlaams Blok Mandatarissen)'
Arikel 1.3.2
'(…) De leden van het partijbestuur worden aangesteld door de partijraad. (…)'
Bijlage I
Artikel 1.3
'Aanstelling van nationale bestuursleden of provinciale voorzitters geschiedt op voordracht van het partijbestuur met bekrachtiging door de partijraad.'
VLD
Het partijbestuur is samengesteld door hiertoe verkozen leden. Ten minste de helft van het aantal bestuursleden moet uit niet-mandatarissen bestaan.
Artikel 7
'Het bestuur is samengesteld uit en door onder de leden verkozen leden, van wie, op elk ogenblik, ten minste de helft niet-mandatarissen. Te dien einde worden minstens zoveel niet-mandatarissen als mandatarissen op afzonderlijke lijsten verkozen (…)
Het nationaal bestuur bestaat, naast de voorzitter en de fractieleiders, uit 30 door en onder de leden verkozen leden (…)
Indien (…) het aantal bestuursleden niet-mandatarissen kleiner is dan het aantal bestuursleden mandatarissen, wordt het bestuur aangevuld volgens de methode beschreven in artikel 8 van deze statuten.'
Artikel 9
'Het bestuur is verantwoordelijk voor de politieke standpuntbepaling in overeenstemming met de besluiten van het congres, voor de organisatie van de bestuursverkiezingen en de voorverkiezingen, overeenkomstig de procedure voorzien in de artikelen 14, 18, 19 en 20 van deze statuten, en voor de deelname van de partij aan de verkiezingen.(…)'
VU
De partijraad stelt het partijbestuur aan en controleert het. In het partijbestuur zetelen o.a. negen door de partijraad te verkiezen leden, waarvan er ten hoogste twee parlementslid zijn. Deze negen personen worden niet door het congres van alle leden verkozen, maar door de partijraad, het 'mini-congres' van de VU.
Artikel 3.C.2.1
'Het partijbestuur heeft tot taak de politieke ontwikkelingen van nabij te volgen en is bevoegd om te beslissen in spoedeisende aangelegenheden, onder voorbehoud van goedkeuring door de partijraad.
Artikel 2.C.2 Partijbestuur:
'2.C.2.2 Het is belast met de uitvoering van beslissingen van de partijraad en met de dagelijkse leiding van de partij
3.C.2.3 Stemgerechtigde leden van het partijbestuur zijn :
(…) C. negen door de partijraad te verkiezen partijraadsleden waarvan ten hoogste twee parlementslid zijn
Voor zover als nodig staan de laatst verkozen kandidaten‑parlementslid hun plaats af aan de eerste niet verkozen kandidaten‑niet‑parlementslid. Hebben deze laatste kandidaten niet de vereiste meerderheid behaald, dan wordt er opnieuw gestemd. Zijn er niet voldoende kandidaten‑ niet‑parlementslid, dan vervalt deze beperking tot beloop van het aantal ontbrekende kandidaten (…)'
Als we de samenstelling van het partijbestuur bij de verschillende partijen overlopen, stellen we vast dat zowel bij Agalev, de CVP, de SP, als bij de VLD een aantal leden van bestuur verkozen wordt door het congres. Bij de VU worden ook een aantal leden verkozen, met dit verschil dat dit niet door het congres gebeurt, maar door de partijraad. Agalev, de VLD en de VU vermelden expliciet dat een aantal niet-mandatarissen (vrijwilligers) deel moet uitmaken van het partijbestuur. Bij het Vlaams Blok wordt hier geen belang aan gehecht. Niemand kan zetelen in het partijbestuur zonder de instemming van de partijtop. Deze beslissing wordt eensgezind genomen en bij gebrek aan consensus hakt de voorzitter uiteindelijk de knoop door.
Als we trachten in te schatten hoe belangrijk de samenstelling van het partijbestuur voor de interne partijdemocratie, komen we uit bij een weging 2. Het partijbestuur is immers het orgaan dat feitelijk over de meeste macht beschikt omdat het de dagelijkse werking van de partij behartigt. Voor de interne partijdemocratie is het dus wel degelijk van belang dat het partijbestuur niet enkel in handen is van de politieke zwaargewichten, maar dat ook de gewone leden mee kunnen beslissen. Anderzijds moeten we die vertegenwoordiging van de leden in het partijbestuur enigszins relativeren aangezien het een numerieke minderheid betreft. Wanneer men in het partijbestuur overgaat tot een stemming kunnen de verkozen leden wel meestemmen, maar blijft het gewicht dat zij in de schaal kunnen werpen toch eerder beperkt. Wanneer we de partijen vergelijken, blijkt dat we Agalev en de VLD een score 5 mogen toekennen. In het partijbestuur van Agalev en de VLD zetelen, net als bij de CVP en de SP overigens, een aantal leden die door het congres worden verkozen. De CVP en de SP stellen in hun statuten niet uitdrukkelijk, dat bij deze verkozenen vrijwilligers (niet-mandatarissen) aanwezig moeten zijn, wat wel het geval is bij Agalev en de VLD. De christen-democraten en de socialisten krijgen een score 4. De VU krijgt één punt minder, een score 3. Niet het congres, maar wel de partijraad verkiest een aantal bestuursleden. In de partijraad kunnen niet alle VU-leden hun stem uitbrengen, zoals dit bij een congres het geval is. Toch krijgt de VU een score 3 omdat de partij expliciet vermeldt dat bij die verkozenen slechts twee parlementsleden mogen zijn. Het Vlaams Blok, tenslotte, krijgt een score 0 aangezien de leden op geen enkele manier inspraak hebben in de samenstelling van het partijbestuur. Zonder enige twijfel beslist de partijtop alleen wie er mag zetelen in het partijbestuur. De scores worden weergegeven in tabel 9.
TABEL 9: Samenstelling partijbestuur
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Ledeninspraak in samenstelling partijbestuur? |
ja (++) |
ja (+) |
ja (+) |
nee |
ja (++) |
ja |
Score (2) |
10 |
8 |
8 |
0 |
10 |
6 |
5.2.6 Statutenwijziging
De statuten zijn de oganisatorische bijbel van de partij. Ze zeggen weinig of niets, althans niet rechtstreeks, over de ideologie of het programma van de partij. In partijstatuten vinden we terug hoe de partij georganiseerd is. We krijgen een overzicht van de verschillende partijorganen met hun formeel vastgestelde samenstelling. In de statuten wordt uiteengezet wie nu juist welke bevoegdheid krijgt toegewezen. Hoe alles wat de partij aangaat moet gebeuren, wie dat op zich moet nemen, en wie uiteindelijk het laatste woord spreekt, dat staat allemaal haarfijn uitgelegd in de partijstatuten. Bijgevolg ligt de toekomst van de partij voor een groot stuk in de handen van diegenen die wijzigingen in de statuten mogen aanbrengen. In de statuten kan men immers de machtsverdeling in de partij veranderd worden. Men kan bepalingen toevoegen die meer partijparticipatie van de leden mogelijk maken, of artikels wijzigen zodanig dat de macht zich meer concentreert aan de top van de partij. Omdat de statuten fundamenteel zijn voor de organisatie van een partij en kunnen bepalen hoe de partijstructuur in de toekomst zal evolueren, is het belangrijk te weten wie de bevoegdheid heeft de partijstatuten te wijzigen. We overlopen de statuten van de verschillende Vlaamse politieke partijen en trachten te achterhalen wie formeel de macht krijgt om wijzigingen aan te brengen in de partijstatuten.
Agalev
Bij Agalev kunnen de statuten gewijzigd worden met een tweederde meerderheid van de stemmen in het congres (artikel 12.3). In het congres hebben alle leden zitting mèt stemrecht (artikel 12.2).
Artikel 12.3
‘Het Congres heeft de volgende bevoegdheden:
12.3.1 beslissingen nemen over de beginselen, het programma, de strategie, de politiek, de organisatie en de statuten van Agalev (…)’
Artikel 12.1
‘Het Congres is de verzameling van alle leden van Agalev. Het is de hoogste instantie van Agalev.’
Artikel 12.2
'Alle leden van de partij kunnen aan het Congres deelnemen. Alle leden worden tijdig uitgenodigd en hebben enkelvoudig stemrecht.'
Artikel 12.4
'Het Congres beslist met eenvoudige meerderheid van de aanwezige leden, behalve voor het wijzigen van de statuten. Daarvoor is een tweederde meerderheid van de aanwezige leden vereist.'
CVP
Bij de CVP kunnen de statuten met een tweederde meerderheid in het algemeen partijcongres gewijzigd worden (artikel 40.2). Het congres is in principe openbaar en toegankelijk voor alle leden (artikel 40.3 e). Echter niet alle leden hebben stemrecht. Dit is voorbehouden aan de partijleden die in artikel 40.1 worden opgesomd. Het CVP-congres functioneert dus niet volgens de regels van de directe democratie, waar elk lid van de partij een stem heeft. Ondanks de vrije toegang voor alle leden is het eigenlijke congres samengesteld uit verkozen afgevaardigden. Het congres beschikt dus, zij het indirect, over democratische legitimiteit. Het algemeen partijcongres vertegenwoordigt alle leden van de partij.
Artikel 40.2
Taak en bevoegdheden van het congres
(…) c) de vaststelling en wijziging van de statuten. Hiertoe is een meerderheid van 2/3 van de uitgebrachte stemmen vereist.
Artikel 104.2
‘Wijziging en aanvulling van deze statuten zijn slechts mogelijk indien het congres daartoe besluit…
Het congres kan het voorstel tot wijziging en/of aanvulling, al dan niet geamendeerd, aanvaarden of verwerpen.’
Artikel 40.1
'40.1.1. Het algemeen congres is samengesteld uit:
1.de congresafgevaardigden, verkozen door de gemeentelijke afdelingen;
2.de voorzit(s)ter van de erkende gemeentelijke afdelingen;
3.de leden van de arrondissementele partijbesturen, niet begrepen onder 1 en 2; voor het arrondissement Brussel‑Halle‑Vilvoorde voegen zich hierbij de stemgerechtigde leden van de Hoofdstedelijke Partijraad;
4.de leden van het algemeen partijbestuur, niet begrepen onder 1, 2 en 3;
5.de congresafgevaardigden die uit en door de leden van de CVP-Jongeren en van de CVP‑werkgroep 'Vrouw en Maatschappij' in de arrondissementele afdelingen zijn verkozen en die niet vertegenwoordigd zijn onder 1, 2, 3 of 4 en dit met een maximum van 1 per 100 geëngageerde leden;
6. 5 congresafgevaardigden aangeduid door de leden van CVP‑Overzee.
40.1.2. Elk lid van het algemeen partijcongres heeft stemrecht (...)'
Artikel 40.3
'(…) e) De vergaderingen van het congres zijn openbaar en toegankelijk voor alle leden, tenzij het partijbestuur of het congres anders beslist (…).'
SP
De bevoegdheid de statuten te wijzigen wordt bij de SP toegewezen aan het congres, dat hier met een tweederde meerderheid over kan beslissen (artikel 63). Het SP-congres staat in principe open voor alle leden, maar niet alle leden hebben stemrecht (artikel 16, 17). In het congres zetelen afgevaardigden van de gemeentelijke afdelingen. Iedere SP-afdeling die minstens vijftig leden telt heeft recht op één stem in het congres (artikel 17).
Artikel 63
‘Deze statuten kunnen slechts door een congres worden herzien mits de vraag daartoe juist op de agenda is geplaatst, conform artikel 16. Wijzigingen worden goedgekeurd door een twee derden meerderheid van de uitgebrachte stemmen.’
Artikel 16
'(…) Het congres staat in principe open voor alle leden van de SP. Alleen de leden aangeduid door hun afdeling voorzien in artikel 17, hebben stemrecht en spreekrecht (…)'
Artikel 17
'Elke SP-afdeling, die minstens vijftig leden telt, heeft recht op één stem gerechtigde afgevaardigde per begonnen schijf van tweehonderd leden. Het aantal stemgerechtigde afgevaardigden wordt bepaald op basis van het aantal jaarbijdragen, die voor het vorige jaar afgerekend en betaald werden (…)'
Vlaams Blok
Men spreekt enkel over het ‘huishoudelijk reglement’ dat gewijzigd kan worden door de partijraad (artikel 1.1.6.6). Aangezien in de statuten vermeld staat dat dit reglement "verkregen kan worden door partijleden tegen betaling", gaat het hier duidelijk niet over de statuten. Er wordt dus niet gezegd wie de statuten kan veranderen. Als de statuten niet aangeven wie de bevoegdheid heeft ze te wijzigen, dan komt dit toe aan het orgaan dat beschikt over de residuaire bevoegdheid in de partij. Men duidt aan wie de residuaire bevoegdheid heeft om een regeling te hebben voor alle gevallen waarin de statuten niet expliciet voorzien. Bij het Vlaams Blok ligt deze residuaire bevoegdheid bij het partijbestuur (artikel 1.2.1). Het partijbestuur is samengesteld uit personen die stuk voor stuk een zware verantwoordelijkheid opnemen in de partij (artikel 1.2.2)
Artikel 1.1.6
bevoegdheden van de partijraad
'(…) 6) hij beslist over elke wijziging van het huishoudelijke reglement, eventueel na advies door het partijbestuur en ziet toe op de naleving ervan'.
Artikel 1.2.1
‘Het parijbestuur beslist in alle zaken van dagelijks beheer van de partij en heeft residuaire bevoegdheid…’
Artikel 1.2.2
Het partijbestuur bestaat uit: de voorzitter, de onedervoorzitter, de verslaggever, de penningmeester, de verantwoordelijke voor propaganda, de verantwoordelijke voor organisatie, de hoofdredactreur van het partijblad, de voorzitter van Vlaams Blok Jongeren, de voorzitter van de financiële commissie, de verantwoordelijke voor de studiedienst, de verantwoordelijke voor de omroepstichting, de verantwoordelijke voor het persbeleid, de vertegenwoordiger van V.V.B.M. (Vereniging van Vlaams Blok mandatarissen)'
VLD
Het congres, dat samengesteld is uit de leden, beslist met tweederde meerderheid van stemmen over een statutenwijziging (artikel 5). Alle leden beschikken over stemrecht in het congres (zie 5.2.3).
Artikel 5
‘Het congres is samengesteld uit de leden (…) Het congres beslist met meerderheid van stemmen van de congresdeelnemers.
Om de Beginselverklaring en om de statuten te wijzigen is, op een speciaal daartoe bijeengeroepen vergadering van het nationaal congres, bij stemming een 2/3 meerderheid van de congresdeelnemers vereist.’
VU
Op voorstel van ten minste vijftien van zijn leden kan de partijraad de statuten wijzigen met een bijzondere tweederde meerderheid (artikel 12.1.3). In de partijraad zetelen de personen die vermeld worden in artikel 3.C.1.1. Belangrijk is dat o.a. de leden van het partijbestuur en een aantal afgevaardigden per arrondissement recht hebben op een zitje in de partijraad. Er wordt echter niet gesproken over afgevaardigden van de gemeentelijke afdelingen. Wel over afgevaardigden van arrondissementeel en provinciaal niveau.
Artikel 12.1.3
‘De partijraad kan ten allen tijde de statuten wijzigen en aanvullen, op voorstel van ten minste vijftien van zijn leden. De inhoud en de bedoeling van de voorgestelde wijzigingen worden vooraf aan alle leden van de partijraad ter kennis gebracht. Voor de wijziging van de statuten is een bijzondere 2/3-meerderheid vereist.’
Artikel 3.C.1.1 Lid van de partijraad zijn:
A. de arrondissementsvoorzitters, de arrondissementssecretarissen en twee vaste afgevaardigden aan te wijzen door de arrondissementsraad uit eigen leden.
Voor deze vier afgevaardigden wordt door het arrondissementsbestuur uit eigen leden één plaatsvervanger aangewezen.
B. De bijkomende arrondissementsafgevaardigden en één bestendig plaatsvervanger, door de arrondissementsraad uit de eigen leden verkozen.
Hun aantal bedraagt één per schijf van 7.000 stemmen behaald op de lijst voor het Vlaams Parlement van de Volksunie bij de jongste verkiezingen…
C. de bestendig afgevaardigden, de parlementsleden, de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, staatssecretarissen en de ministers.
D. de leden van het partijbestuur, voor de duur van hun mandaat als partijbestuurslid.
E. · de aftredende leden van het partijbestuur
· de provinciale voorzitters
· de hoofdredacteur van het algemeen partijblad
· de algemene directeur
· één afgevaardigde van elke VU‑fractie in de provinciale raden en een vaste plaatsvervanger, aan te wijzen door de fractie
· vijf door de algemene ledenvergadering van VUJO aan te duiden afgevaardigden, alsmede één plaatsvervanger
· de stafmedewerker van VUJO
· de directeur van het vormingsinstituut
· de algemeen voorzitter van Vereniging van Vlaamse Mandatarissen (VVM)
We overlopen voor de verschillende partijen wie de bevoegdheid heeft de statuten te wijzigen. Bij Agalev komt een statutenwijziging tot stand als er een tweederde meerderheid gevonden wordt in het congres. In het Agalev-congres kunnen alle partijleden zetelen mèt stemrecht. De VLD stelt dezelfde voorwaarden aan een statutenwijziging, een tweederde meerderheid in het congres, maar stelt slechts impliciet dat alle leden ook stemrecht hebben in het congres. Alle leden hebben zitting in het congres. We mogen aannemen dat ze ook stemrecht hebben (zie 5.2.3). Ook bij de CVP en de SP kunnen de statuten slechts gewijzigd worden door een tweederde meerderheid in het partijcongres. De regeling bij de christen-democraten en de socialisten verschilt echter van deze bij de groenen en de liberalen. Het congres staat in principe wel open voor alle leden, maar niet alle leden hebben stemrecht. Bij de VU kan de partijraad de statuten wijzigen met een bijzondere tweederde meerderheid. Deze partijraad is o.a. samengesteld uit een aantal vertegenwoordigers vanaf arrondissementeel of provinciaal niveau. In de partijraad van de VU zetelen dus een aantal afgevaardigden van een lager partijniveau dan het nationale. Het Vlaams Blok geeft niet aan of en door wie de statuten gewijzigd kunnen worden. Daarom veronderstellen we dat deze bevoegdheid wordt toegekend aan het partijbestuur, dat samengesteld is uit een beperkt aantal hoogwaardigheidsbekleders van de partij. Het partijbestuur beschikt over de residuaire bevoegdheid binnen het Vlaams Blok.
We stelden reeds dat in de statuten de formele organisatie van de partij is uitgetekend. Een statutenwijziging kan de bestaande machtsverdeling wijzigen en bijvoorbeeld meer macht toekennen aan de leden of aan de partijtop. Het is dus van kapitaal belang dat de leden rechtstreeks mee kunnen beslissen over wat er met de statuten gebeurt. Anders kunnen hogere instanties zichzelf bevoordelen d.m.v. een statutenwijziging zonder dat de leden aan de basis van de partij hier enig verzet tegen kunnen aantekenen. De vraag wie de bevoegdheid heeft om de statuten te wijzigen is dan ook fundamenteel als een partij aanspraak wil maken op interne partijdemocratie. Vandaar dat we aan dit item een weging 3 geven. Agalev en de VLD krijgen een score 5 omdat alle leden mee kunnen beslissen over een statutenwijziging. De CVP en de SP wordt een score 4 toegekend aangezien het congres de statuten kan wijzigen, maar niet alle leden stemrecht hebben in het congres[15]. De VU krijgt een score 2. Ofschoon er arrondissementele en provinciale afgevaardigden zijn die mee kunnen beslissen over een verandering van de statuten, blijft het zo dat niet alle leden aanwezig kunnen zijn op de vergadering in kwestie. Laat staan dat ze over stemrecht zouden beschikken. Tenslotte geven we het Vlaams Blok een score 0. Aangezien niet uitdrukkelijk vermeld staat wie de statuten kan wijzigen, ligt deze bevoegdheid bij het orgaan dat over de residuaire bevoegdheid beschikt. Bij het Vlaams Blok komt dit het partijbestuur toe, een partijorgaan dat in geen enkel opzicht een emanatie is van de lagere partijniveaus.
TABEL 10: Statutenwijziging
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Wie kan de statuten wijzigen? |
congres (alle leden stemrecht) |
congres (niet alle leden stemrecht) |
congres (niet alle leden stemrecht) |
partij-bestuur |
congres (alle leden stemrecht) |
partij-raad |
Score (3) |
15 |
12 |
12 |
0 |
15 |
6 |
5.2.7 Residuaire bevoegdheid
Laten we eerst duidelijk stellen wat we juist begrijpen onder residuaire bevoegdheid. Bondig gezegd geeft de residuaire bevoegdheid de toestemming aan een welbepaald partijorgaan een beslissing te nemen over kwesties die in de statuten niet expliciet aan een ander partijorgaan werden toegewezen. Wanneer de statuten grondig zijn uitgewerkt zal het niet vaak voorkomen dat er een regeling ontbreekt. Lange statuten duiden erop dat men voor elke mogelijke situatie wel een preciese regeling heeft uitgewerkt. We merken hier op dat de uitgebreide regelgeving in lange statuten niet noodzakelijk betekent dat de leden meer macht hebben, de hypothese die we eerder verwierpen (zie 5.2.1), maar wel dat uitgebreide regelgeving wijst op meer gedetailleerde statuten. In lange statuten is de kans dus minder groot dat men beroep moet doen op de residuaire bevoegdheid dan bij korte statuten. Korte statuten bevatten immers minder regelgeving. In partijen die korte statuten hebben kan het wel eens vaker voorkomen dat men de residuaire bevoegdheid inroept. In dat geval is de residuaire bevoegdheid eens te meer van belang voor de interne partijdemocratie. Wordt de residuaire bevoegdheid toegewezen aan een congres waarin alle leden zetelen, of krijgt het partijbestuur het recht te beslissen in het geval er geen toepasbare regelgeving voorhanden is?
We gaan voor de verschillende Vlaamse politieke partijen na welk partijorgaan over de residuaire bevoegdheid beschikt en hoe dat partijorgaan is samengesteld. Hebben de leden toegang tot dat orgaan of is die enkel voorbehouden voor afgevaardigden? Bij de beoordeling brengen we ook de lengte van de statuten en de mogelijke regionale opsplitsing van de statutaire bevoegdheid mee in rekening.
Agalev
Agalev heeft de residuaire bevoegdheid uitgesplitst en toegewezen aan het partijbestuur (artikel 7.4) en de politieke raad (artikel 6.7). De organisatorische residuaire aangelegenheden worden toegewezen aan het partijbestuur, dat samengesteld is uit (1) zes tot negen vrijwilligers die door het congres verkozen zijn, (2) een aantal leden uit de verschillende parlementen, (3) de politiek secretaris en de partijsecretaris, en (4) de voorzitter van de politieke raad (artikel 7.1). De politiek-inhoudelijke residuaire aangelegenheden worden toegewezen aan de politieke raad. Ook in de politieke raad zetelen de leden van het partijbestuur, maar zij hebben in de raad geen stemrecht. Dit in tegenstelling tot de echte leden van de partijraad, zoals bijvoorbeeld een aantal vertegenwoordigers van de regionale groepen. De regionale groep is het partijniveau dat zich net boven het lokale niveau bevindt. Belangrijk is dat de statuten uitdrukkelijk vermelden dat de residuaire bevoegdheid niet geldt voor aangelegenheden die enkel voor het lokale niveau van belang zijn. Over het bestuur van de plaatselijke groep zeggen de statuten het volgende: "De plaatselijke groep regelt haar bestuur en bepaalt de mandaatstermijn van de bestuursleden (…)" (artikel 4.5). De wijze waarop de lokale werking vorm krijgt, wordt dus op lokaal niveau bepaald. Voorwaarde is wel dat de taken, die van bovenuit worden opgegeven aan de lokale afdelingen, vervuld worden. Hoe dat gebeurt is een zaak voor de lokale afdeling.
Artikel 7.4
'Het Partijbestuur heeft de bevoegdheid over de organisatorische
residuaire aangelegenheden die door de statuten en hun uitvoeringsbesluiten
niet werden toegekend aan een groep en die het lokale overstijgen.'
Artikel 7.1
Het Partijbestuur wordt samengesteld uit de volgende leden:
7.1.1 minimaal zes en maximaal negen vrijwilligers. Deze vrijwilligers
worden voorgedragen door de Regionale Groepen en verkozen door het Congres.
Van deze vrijwilligers moet minimaal één derde vrouwen zijn en mogen er
maximaal twee uit dezelfde regio komen. Elke provincie moet vertegenwoordigd
zijn. Kandidaten zijn minstens twee jaar lid van de partij;
7.1.2 de fractieleiders van de Kamer en het Vlaamse Parlement en een derde
lid uit één van de andere drie fracties, met name de Senaat, het Europees
Parlement en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, dat wordt aangeduid door de
Fractie. De twee andere fracties worden zonder stemrecht vertegenwoordigd in
het Partijbestuur;
7.1.3 de Politiek Secretaris en de Partijsecretaris van het landelijk
niveau;
7.1.4 de voorzitter van de Politieke Raad.
Artikel 6.7
'De Politieke Raad is bevoegd voor de politiek-inhoudelijke residuaire aangelegenheden die door de statuten en hun uitvoeringsbesluiten niet werden toegekend aan een groep en die het lokale overstijgen'
Artikel 6.1
'De Politieke Raad is samengesteld uit de volgende leden:
6.1.1 de regionale politieke secretarissen;
6.1.2 één vertegenwoordiger per schijf of begonnen schijf van 250 leden van
elke regionale groep. Kandidaten moeten minstens één jaar lid zijn van de
Regionale Groep. De grootte van de schijf moet regelmatig worden berekend.
6.1.3 zes afgevaardigden uit de gemeente-, district- en OCMW-raadsleden,
waarvan minstens één van elk. De afgevaardigden worden aangeduid door de
groep van lokale mandatarissen;
6.1.4 vijf gemandateerde provincieraadsleden;
6.1.5 de leden van het Partijbestuur, de Agalev-vertegenwoordigers van het
Federaal Bureau en van de Fractie. In tegenstelling tot de andere leden van
de Politieke Raad hebben zij geen stemrecht.'
CVP
De residuaire bevoegdheid word uitgesplitst naar gelang het niveau dat voor de zaak in kwestie verantwoordelijk is. Als het gaat over aangelegenheden op nationaal niveau komt de bevoegdheid toe aan het algemeen partijbestuur. Het partijbestuur mag bijvoorbeeld de samenstelling van een partijorgaan regelen als daar door de statuten niet in is voorzien. De samenstelling van het partijbestuur is gedetailleerd weergeven in artikel 42.1.2. Mèt stemrecht zetelen bijvoorbeeld, net als bij Agalev, een relatief klein aantal leden die rechtstreeks verkozen zijn door het algemeen partijcongres. Het bestuur van de gemeentelijke of arrondissementele afdeling beslist over kwesties die zich aandienen op respectievelijk het gemeentelijk of arrondissementeel niveau (artikel 104.3).
Artikel 104.3
'In alle gevallen, waarin deze statuten en/of andere reglementen niet voorzien, beslist het algemeen partijbestuur, voor zover het de samenstelling, organisatie en werkwijze, alsmede taak en bevoegdheden van de organen en bijzondere organen betreft.
Het bestuur van de gemeentelijke of arrondissementele afdeling beslist, voorzover het de afdeling betreft en het bestuur van een bijzondere organisatie voor zover het de bijzondere organisatie betreft.'
Artikel 42.1.2
Het algemeen partijbestuur bestaat uit:
a. Leden met stemrecht:
a) de leden aangewezen volgens artikel 23.2.e. door de arrondissementele partijbesturen. Voor het arrondissement Brussel‑Halle‑Vilvoorde voegt zich hierbij een lid aangewezen uit en door de Hoofdstedelijke Partijraad. Elke arrondissementele afdeling is gerechtigd tenminste één afgevaardigde aan te wijzen als lid van het partijbestuur. Daarenboven is elke arrondissementele afdeling gerechtigd vanaf 5.000 leden en daarna per schijf van 5.000 leden een extra afgevaardigde aan te wijzen.
Waar de afvaardiging vanuit de arrondissementele afdeling uit 3 of meer leden bestaat moet minstens 1/3 jonger dan 35 jaar zijn en er moet minstens één vrouw, respectievelijk man zijn in opgenomen;
b) de leden die rechtstreeks verkozen worden. Dit zijn:
- de voorzit(s)ter, gekozen door de leden;
- een aantal leden, te kiezen door het algemeen partijcongres. Dit aantal is 1/2 van het aantal leden die door de arrondissementen worden afgevaardigd.
c) de leden die ambtshalve toetreden. Dit zijn:
1. de voorzit(s)ter en 4 leden van de CVP‑Kamerfractie, de voorzit(s)ter en één lid van de CVP‑Senaatsfractie, de voorzitter en 4 leden van de CVP‑fractie in de Vlaamse Raad, en de voorzit(s)ter van de Vlaamse EVP‑fractie in het Europees Parlement, allen gekozen door hun respectievelijke fracties;
2. twee leden van het dagelijks bureau van de CVP‑Jongeren en twee leden van het dagelijks bureau van de CVP‑werkgroep 'Vrouw en Maatschappij', waaronder de respectievelijke voorzit(s)ters;
3. de CVP‑leden van de Federale, de Vlaamse regering en de Brusselse Gewest Regering, de CVP‑voorzit(s)ter(s) van de parlementaire instelling(en);
4. een vertegenwoordig(st)er, aangeduid door de leden bij de BSD en Overzee;
5. de voorzit(s)ter van de Vereniging van oud‑CVP‑parlementsleden;
6. de voorzit(s)ter van de Vereniging van CVP‑Raadsleden;
7. de voorzit(s)ter van de CDE-werkgroep;
8. de voorzit(s)ter van de CVP-werkgroep Senioren.
d) de bestuursleden, gecoöpteerd door bovenvermelde leden (…).
b. Leden met raadgevende stem:
1. de algemeen secretaris;
2. de secretarissen van de CVP‑Kamerfractie, CVP‑Senaatsfractie en de CVP‑fractie in de Vlaamse Raad;
3. de directeur van de studiedienst;
4. de directeur van het IPOVO;
5. de woordvoerder van de CVP. Hij/zij staat in voor het verslag van de bestuursvergaderingen;
6. de personeelsleden‑secretarissen van één van de bijzondere vaste commissies en werkgroepen en van de bijzondere organisaties, zoals beschreven in de artikelen 50 en 60 en van de CVP‑Jongeren en van de CVP‑werkgroep 'Vrouw en Maatschappij' zoals beschreven in de artikelen 70 en 80.'
SP
De statuten van de SP wijzen de residuaire bevoegdheid toe aan het partijbureau. Het partijbureau is bevoegd voor alles wat niet uitdrukkelijk aan het congres en aan de raad van voorzitters en secretarissen is voorbehouden (artikel 27). Het partijbureau voert de beslissingen van het congres en de raad uit en leidt en vertegenwoordigt de partij. In het partijbureau zetelen ondermeer zestien leden die verkozen werden door het algemeen partijcongres (artikel 29 / 31). Men maakt geen onderscheid tussen residuaire bevoegdheden op nationaal en residuaire bevoegdheden op lokaal niveau.
Artikel 27
'Het partijbureau leidt en vertegenwoordigt de partij. Het voert de beslissingen van het congres en van de raad van voorzitters en secretariaten uit. Het is bovendien bevoegd voor alles wat niet uitdrukkelijk aan het congres en aan de raad van voorzitters is voorbehouden (..)'
Artikel 29
'Het partijbureau bestaat uit de partijvoorzitter, de nationaal secretaris, de adjunctsecretaris(sen) en zestien verkozen leden, rekening houdende met de bepalingen van de artikels 57, 58 en 59, over vertegenwoordiging van vrouwen, jongeren en senioren.'
Artikel 31
'Ten minste drie afdelingen, die elk minstens vijftig leden tellen, kragen de kandidaat partijbureauleden voor. Elke afdeling kan slechts één kandidaat voordragen. (…) Het tweejaarlijks administratief congres verkiest bij geheime stemming de zestien leden van het partijbureau. (…).'
Vlaams blok
De residuaire bevoegdheid is toegewezen aan het partijbestuur (artikel 1.2.1). Het partijbestuur is samengesteld uit personen die een hoge post bekleden in de partijhiërarchie. De leden van het partijbestuur worden aangesteld door de partijraad (artikel 1.3.2). De partijvoorzitter streeft binnen het partijbestuur de consensus na en heeft bij blijvend verschil van mening een doorslaggevende stem (artikel 1.2.7).
Artikel 1.2.1
‘Het parijbestuur beslist in alle zaken van dagelijks beheer van de partij en heeft residuaire bevoegdheid…’
Artikel 1.2.2
'Het partijbestuur bestaat uit: de voorzitter, de ondervoorzitter, de verslaggever, de penningmeester, de verantwoordelijke voor propaganda, de verantwoordelijke voor organisatie, de hoofdredactreur van het partijblad, de voorzitter van Vlaams Blok Jongeren, de voorzitter van de financiële commissie, de verantwoordelijke voor de studiedienst, de verantwoordelijke voor de omroepstichting, de verantwoordelijke voor het persbeleid, de vertegenwoordiger van V.V.B.M. (Vereniging van Vlaams Blok mandatarissen)'
Artikel 1.2.7 Taakomschrijving van de leden van het partijbestuur
'1. De partijvoorzitter: (…) streeft binnen het partijbestuur de consensus na en heeft bij blijvend verschil van mening een doorslaggevende stem (…).'
Artikel 1.3.2 Aanstelling van de partijbestuursleden en cumulatieverbod
'(…) De leden van het partijbestuur worden aangesteld door de partijraad (…).'
VLD
Het congres krijgt de residuaire bevoegdheid toegewezen (artikel 6). In het congres hebben alle partijleden zitting mèt stemrecht (zie 5.2.3). In de statuten maakt men bij de residuaire bevoegdheid geen onderscheid tussen nationale en lokale aangelegenheden.
Artikel 6
'(…) Het congres heeft alle bevoegdheden die niet aan een ander orgaan zijn toebedeeld.'
Artikel 5
‘Het congres is samengesteld uit de leden (…) Het congres beslist met meerderheid van stemmen van de congresdeelnemers.
Om de Beginselverklaring en om de statuten te wijzigen is, op een speciaal daartoe bijeengeroepen vergadering van het nationaal congres, bij stemming een 2/3 meerderheid van de congresdeelnemers vereist.’
VU
Wie de residuaire bevoegdheid heeft, staat bij de VU niet expliciet vermeld. Men voorziet wel in een procedure "wanneer wegens bijzondere omstandigheden de statuten niet kunnen worden toegepast" (artikel 12.1.2). Voor die situatie heeft men in de statuten wel een bepaling voorzien die van toepassing kàn zijn, maar die op dat moment per uitzondering tòch niet van toepassing is. Deze bepaling behelst dus niet de residuaire bevoegdheid zoals we ze gedefinieerd hadden. De residuaire bevoegdheid wordt net toegewezen aan een partijorgaan om in geval van lacunes in de statuten toch niet voor een bevoegdheidsprobleem te komen staan. Er is dan een probleem dat zich stelt waarvoor men in de statuten geen enkele bepaling vindt die de duidelijkheid kan scheppen. De interpretatie van artikel 12.1.2 gaat gepaard met een wikken en wegen van woorden. In de VU-statuten vinden we nergens een bepaling die klaar en duidelijk de residuaire bevoegdheid aan een bepaalde instantie van de partij toewijst. Het enige artikel dat in die zin geïnterpreteerd kan worden is artikel 3.0.1.2. over de algemene werking van de VU-structuren. Men stelt dat elk bestuur zijn werking mag aanpassen aan de plaatselijke omstandigheden, zij het wel onder toezicht van de hogere besturen en partijraad. Dit kan heel ruim geïnterpreteerd worden. Als er in de statuten bijvoorbeeld niet is bepaald hoelang een mandaat in het gemeentebestuur mag duren, en het plaatselijk bestuur wil hier en regeling voor treffen, dan mag het bestuur dat doen onder toezicht. Dit getuigt enerzijds een beetje van een laissez-faire mentaliteit naar de lokale afdelingen toe, maar anderzijds houdt men toch de mogelijkheid open van bovenuit in te kunnen grijpen wanneer nodig. Artikel 3.0.1.2 staat dus wel open voor interpretatie, maar nergens in de VU-statuten vinden we een bepaling die zwart op wit aantoont wie over de residuaire bevoegdheid beschikt.
Artikel 3.0.1.2
'Elke raad en elk bestuur bepaalt zijn werking aangepast aan de plaatselijke omstandigheden maar steeds binnen het raam van de richtlijnen van de partij en onder toezicht van de hogere besturen en de partijraad.'
Artikel 12.1.2
'Wanneer wegens bijzondere omstandigheden de statuten niet kunnen worden toegepast, kan de partijraad een bijzondere statutaire beslissing nemen, dit volgens de procedure voor de wijziging van de statuten.'
In de statuten wordt niet letterlijk gesproken over residuaire bevoegdheden. Indien we, op aanwijzen van de VU zelf[16], de artikels 2.C.1.1 en 12.1.1 samen lezen, zou duidelijk moeten worden dat de residuaire bevoegdheden de partijraad toebehoren. Desalniettemin blijven de bepalingen erg vaag.
Artikel 2.C.1.1
'De partijraad is, na het congres, het hoogste orgaan van de partij.'
Artikel 12.1.1
'In geval van betwisting omtrent de juiste betekenis van een statutaire bepaling kan alleen de partijraad, na advies van de statutencommissie, een bindende interpretatie geven.'
Artikel 12.1.2
'Wanneer wegens bijzondere omstandigheden de statuten niet kunnen worden toegepast, kan de partijraad een bijzondere statutaire beslissing nemen, dit volgens de procedure voor de wijziging van de statuten.'
Artikel 12.1.3
'De partijraad kan ten allen tijde de statuten wijzigen en aanvul-len, op voorstel van ten minste vijftien van zijn leden. De inhoud en de bedoeling van de voorgestelde wijzigingen worden vooraf aan alle leden van de partijraad ter kennis gebracht. Voor de wijziging van de statuten is een bijzondere 2/3-meerderheid vereist.
Er wordt dus niet in iedere partij duidelijk een partijorgaan aangeduid dat de residuaire bevoegdheid toegewezen krijgt. We overlopen nog eens kort hoe het gesteld staat bij de verschillende partijen. Bij Agalev wordt de residuaire bevoegdheid uitgesplitst naargelang de materie waarover een beslissing moet genomen worden. De politieke raad of het partijbestuur treden op indien het respectievelijk een politiek-inhoudelijke of een organisatorische lacune betreft. De CVP heeft de residuaire bevoegdheid uitgesplitst naargelang het partijniveau waarop de beslissing betrekking heeft. Telkens staat het bestuur in voor de beslissing. Op nationaal niveau is dat het partijbestuur, op gemeentelijk of arrondissementeel niveau gaat het om het gemeentelijk of arrondissementeel bestuur. Dit vinden we ook bij Agalev terug. Bij de groenen komt de organisatorische residuaire bevoegdheid de partijbestuur toe enkel als het aangelegenheden betreft die het lokale niveau overstijgen. Bij Agalev en de CVP merken we dus sporen van het subsidiariteitsprincipe: problemen die enkel betrekking hebben op een laag niveau in de partij, worden best ook opgelost door een instantie van datzelfde partijniveau en niet door een hogere instantie. Agalev en de CVP staan zo een zekere lokale autonomie toe aan de lokale afdelingen. De SP, het Vlaams Blok en de VLD maken bij de residuaire bevoegdheid geen onderscheid tussen lokaal of nationaal niveau. Bij de VLD komt de bevoegdheid toe aan het congres, waar alle leden op uitgenodigd zijn en over stemrecht beschikken. Bij de VU behoort de residuaire bevoegdheid de partijraad toe. De leden van de partijraad vormen een breder democratisch draagvlak dan de leden van het partijbestuur. De SP wijst de residuaire bevoegdheid toe aan het partijbureau, de evenknie van het partijbestuur bij de andere partijen. In vergelijking met Agalev en de CVP zetelt in dit partijbureau een relatief groot aantal verkozenen door het congres. Ook bij het Vlaams Blok komt het partijbestuur de residuaire bevoegdheid toe. Er is echter een verschil qua samenstelling van het partijbestuur bij de verschillende partijen. Zowel bij Agalev als bij de CVP en de SP zetelen er o.a. personen in het partijbestuur die rechtstreeks verkozen zijn door het algemeen partijcongres. Dit is bij het Vlaams Blok niet het geval. De leden van het partijbestuur van het Vlaams Blok worden aangesteld door de partijraad. Zoals we eerder stelden is dit een partijorgaan dat zichzelf coöpteert.
Na deze uitgebreide bespreking is het moment aangebroken om dit item in te passen in het onderzoek naar de interne partijdemocratie in de Vlaamse politieke partijen. Het is wel degelijk van belang te weten wie er beschikt over de residuaire bevoegdheid. Zeker als de statuten eerder kort zijn en er dus minder regelgeving voorhanden is. Vermits de residuaire bevoegdheid een rechtstreekse inbreng van alle leden kan betekenen op nationaal niveau krijgt dit item een weging 2. We opteren niet voor een wegingscoëfficiënt 3 omdat de residuaire bevoegdheid minder belangrijk is dan bijvoorbeeld de verkiezing van de algemene voorzitter of de statutenwijziging (zie 5.2.3, 5.2.6). Toch gaat het om meer dan partijparticipatie op lokaal niveau (zie 5.2.11, 5.2.12). Bij de beoordeling kijken we (1) naar welk partijorgaan de residuaire bevoegdheid krijgt, (2) of er een geografische opdeling gemaakt wordt, en (3) naar de lengte van de partijstatuten. Deze indicatoren zijn gerangschikt naargelang het belang dat we eraan hechten bij de toekenning van de score. Als bij twee partijen het partijbestuur de residuaire bevoegdheid krijgt toegewezen, kijken we vervolgens of er een geografische opdeling wordt gemaakt. Zo trachten we te weten te komen welke partij het meest intern democratisch functioneert op dit punt. Als beide partijen nu ook een geografische opdeling maken in de residuaire bevoegdheid, moeten we nog een stapje verder gaan. Dan beschouwen we de partij met de langste statuten als meest intern democratisch van de twee. Er is immers meer regelgeving, dus zullen er minder aangelegenheden zijn die vallen onder de residuaire bevoegdheid. Als de residuaire bevoegdheid toegewezen wordt aan het congres waarin alle leden zitting hebben, zoals bij de VLD, wordt een score 5 toegekend. De VLD-statuten zijn wel erg kort, en de residuaire bevoegdheid wordt niet opgedeeld, maar alle leden kunnen in de beslissing participeren. De CVP-statuten zijn omvangrijk, wat de kans klein maakt dat men de residuaire bevoegdheid moet inroepen. Het gemeentelijk bestuur van de partij krijgt de residuaire bevoegdheid toegewezen op lokaal niveau, het nationaal partijbestuur op nationaal niveau. We geven de CVP een score 4. Agalev splitst de residuaire bevoegdheid en wijst ze toe aan de politieke raad en het partijbestuur. Dit zijn twee organen op nationaal niveau. Qua interne partijdemocratie speelt deze splitsing geen rol, want ze zorgt niet voor een toekenning van bevoegdheid aan het lokaal partijbestuur. Dit is, net als bij de CVP, wel voorzien verderop in de statutaire bepaling. We kennen Agalev en de CVP niet dezelfde score toe omdat de lengte van de partijstatuten danig verschilt. De statuten van Agalev zijn beduidend korter dan de CVP-statuten. Daarom krijgt Agalev een score 3. Bij de VU ligt de residuaire bevoegdheid bij de partijraad, een orgaan dat over de partijgrenzen heen meer intern democratisch is samengesteld dan het partijbestuur. We wijzen de VU een lagere score (2) toe dan Agalev of de CVP. De VU deelt de residuaire bevoegdheid immers niet geografisch op. Dit weegt o.i. zwaarder door dan het feit dat de partijraad een breder partijorgaan is dan het partijbestuur. De SP maakt ook geen geografische opsplitsing, en wijst de residuaire bevoegdheid toe aan het partijbestuur. Hierbij verschilt de SP van Agalev en de CVP. Er wordt geen mogelijkheid geboden aan de lokale afdelingen hun eigen zaken te behartigen als hier geen statutaire bepalingen over bestaan. We geven de SP eenzelfde score 2 als de VU omdat het partijbureau relatief gezien democratisch is samengesteld. Het Vlaams Blok houdt er dezelfde regeling op na als de SP, op het eerste gezicht althans. Als we naar de lengte van de partijstatuten kijken, moeten we overwegen beide partijen toch niet op eenzelfde manier te beoordelen. De statuten van het Vlaams Blok zijn half zo lang als de statuten van de SP. Dit laat meer ruimte voor de residuaire bevoegdheid. Als we hierbij in rekening brengen dat in het partijbestuur van de SP 16 leden zetelen die verkozen zijn door het algemeen congres, moeten we besluiten dat de SP op dit punt intern democratischer functioneert dan het Vlaams Blok. Bij het Vlaams Blok is het partijbestuur samengesteld uit personen die hiertoe werden aangesteld door de partijraad. De partijraad is, zoals eerder vermeld, een orgaan dat zichzelf coöpteert. Er zetelen dus geen personen in het partijbestuur van het Vlaams Blok die hiertoe door het partijcongres werden aangesteld. We kennen het Vlaams Blok dan ook een score 0 toe.
TABEL 11: Residuaire bevoegdheid
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Residuaire bevoegdheid |
partijbestuur / politieke raad |
partij-bestuur |
partij-bestuur |
partij-bestuur |
congres |
partijraad |
Opsplitsing lokaal / nationaal |
ja |
ja |
nee |
nee |
nee |
nee |
Aantal pagina's statuten |
12 |
90 |
30 |
16 |
8 |
35 |
Score (2) |
6 |
8 |
4 |
0 |
10 |
4 |
5.2.8 Hoogste instantie van de partij
Waarom is het belangrijk voor de interne partijdemocratie welk partijorgaan aangeduid wordt als de hoogste instantie van de partij? Het kan ons leren hoe de partijorganisatie is opgevat, welk partijorgaan de hoogste plaats inneemt in de hiërarchie van de partij. In politieke partijen vinden we immers verschillende instanties terug, met elk hun specifieke bevoegdheden. Alle Vlaamse politieke partijen vullen de partijorganisatie op hun eigen, afzonderlijke manier in. Wat partijorganisatie betreft is geen enkele partij dezelfde. Er zijn soms sterke gelijkenissen, maar steeds genoeg verschillen die een vergelijking van het functioneren van de partijen tot een ingewikkelde bezigheid maken. We zien echter dat alle partijen (met uitzondering van de VLD) in hun statuten vermelden welk partijorgaan de belangrijkste positie inneemt in de partij. Op dit punt is het dus eenvoudig de verschillende partijen met elkaar te vergelijken. We komen te weten wie het laatste woord heeft in de partij als het fundamentele kwesties betreft, wie er beslist als het er echt op aan komt. Bovendien kunnen we naar de intern democratische intenties van de partijen peilen door na te gaan wie er zitting heeft in het hoogste partijorgaan. Wie heeft de toestemming om op deze vergaderingen aanwezig te zijn en wie heeft er stemrecht? Als blijkt dat alle leden mèt stemrecht mogen zetelen in de hoogste instantie van de partij, dan kunnen we die partij op dit punt intern democratisch noemen. We merken op dat de hoogste instantie van de partij in de meeste gevallen niet beschikt over de residuaire bevoegdheid. Er is dus geen overlapping met het vorige onderzoeksitem.
Agalev
Agalev stelt in de statuten dat het congres de hoogste instantie is van de partij. Tot het congres hebben alle leden toegang, iedereen heeft stemrecht (artikel 12.2) (zie 5.2.6).
Artikel 12.1
‘Het Congres is de verzameling van alle leden van Agalev. Het is de hoogste instantie van Agalev.’
CVP
Het algemeen partijcongres is het hoogste partijorgaan van de CVP (artikel 40.2). In principe is het congres toegankelijk voor alle leden (artikel 40.3 e). Echter niet alle leden hebben stemrecht. Dit is voorbehouden aan de partijleden die in artikel 40.1 worden opgesomd (zie 5.2.6). Het CVP-congres functioneert niet volgens de regels van de directe democratie, waar elk lid van de partij een stem heeft. Het eigenlijke congres is samengesteld uit afgevaardigden, die verkozen zijn door de gemeentelijke afdelingen. Het congres beschikt dus indirect over democratische legitimiteit. Ieder lid van de partij is vertegenwoordigd in het congres, maar niet iedereen heeft er persoonlijk zitting met stemrecht.
Artikel 40.2
‘Het algemeen partijcongres is het hoogste partijorgaan. Zijn beslissingen zijn bindend voor alle organen op elk niveau.’
SP
Ook bij de SP is het congres de hoogste instantie van de partij (artikel 16). Het SP-congres staat in principe open voor alle leden, maar niet alle leden hebben stemrecht. In het congres zetelen afgevaardigden van de gemeentelijke afdelingen. Iedere SP-afdeling die minstens vijftig leden telt, heeft recht op één stem in het congres (artikel 17) (zie 5.2.6).
Artikel 16
‘Het congres is het hoogste orgaan van de partij (…)’
Vlaams Blok
Het Vlaams Blok duidt de partijraad aan als hoogste instantie van de partij (artikel 1.1.1). Zoals we eerder gezien hebben kan er in de partijraad niemand zitting hebben zonder hiertoe eerst door de partijraad zelf te zijn aangesteld (zie 5.2.3).
Artikel 1.1.1
‘De partijraad is het hoogste beleidsorgaan van de partij.’
Artikel 1.1.2
'De partijraad bestaat uit: - de leden van het partijbestuur
- één afgevaardigde per arrondissement
- de provinciale voorzitters
- de volksvertegenwoordigers en senatoren
- één afgevaardigde per provincie van de provincieraadsleden
- één bijzonder vertegenwoordiger voor Brussel
- één afgevaardigde van V.B.J.
Niemand kan zitting hebben in de partijraad zonder vooraf, in een andere vergadering van de partijraad, te zijn aangesteld.'
VLD
Bij de VLD wordt niet expliciet vermeld welk orgaan de hoogste instantie is van de partij. Op basis van artikel 5 en artikel 6 kunnen we aannemen dat ook bij de VLD het congres deze rol op zich neemt. Ten eerste kan het congres beslissen over het partijprogramma en mag het de gedragslijn van de VLD bepalen, ten tweede heeft het congres het laatste woord over al dan niet deelname aan de regering en ten derde beschikt het congres over de residuaire bevoegdheid. Vermits het hier gaat om fundamentele bevoegdheden die worden toegewezen aan het congres mogen we ervan uitgaan dat het congres waarschijnlijk het hoogste partijorgaan is binnen de VLD. Immers, net als bij de VLD heeft het congres ook bij de VU (artikel 2.D.3 / 3.D.3.2) en de CVP (artikel 40.2 f) het laatste woord over de regeringsdeelname van de partijen. En net als bij de VLD heeft het congres bij Agalev (artikel 12.3) en de CVP (artikel 40.2 b) de bevoegdheid te beslissen over het partijprogramma. Bij de VU (artikel 2.D.1) mag het congres beslissen over "fundamentele zaken" en over de "oriëntering van de partij". Bij het Vlaams Blok is het de partijraad, het hoogste partijorgaan van het Vlaams Blok, die "beslissingen treft van fundamentele aard inzake strategie en politieke koers" (artikel 1.1.6.1). De bevoegdheden die worden toegekend aan het hoogste partijorgaan, hetzij de partijraad bij het Vlaams Blok, hetzij het congres bij Agalev, de CVP, de SP, en de VU, lopen dus ongeveer gelijk. De bevoegdheden van het congres van de VLD sluiten aan bij de bevoegdheden van de congressen bij andere partijen waarbij het congres wèl als hoogste instantie wordt aangeduid. Aldus menen we te mogen zeggen dat ook bij de VLD het congres de hoogste instantie is van de partij.
Artikel 5
'Het congres is samengesteld uit de leden (...)'
Artikel 6
'Het congres bepaalt het programma en de gedragslijn van de VLD-Partij van de Burger.
Het nationaal congres bekrachtigt met meerderheid van stemmen van de congresdeelnemers de deelname aan en het ontslag uit de regeringen van de VLD-Partij van de Burger.
(…) Het congres heeft alle bevoegdheden die niet aan een ander orgaan zijn toebedeeld.'
VU
Het partijcongres is het hoogste orgaan van de partij (artikel 2.D.1). In het congres hebben alle leden zitting (artikel 3.D.1.4) die in principe ook over stemrecht beschikken. Enkel de leden die minder dan één jaar lid zijn van de partij hebben geen stemrecht (artikel 3.D.1.5 / 1.2.1).
Artikel 2.D.1 Tweejaarlijks ledencongres
'Het partijcongres is het hoogste orgaan van de partij. Het spreekt zich uit over alle fundamentele zaken en over de oriëntering van de partij.'
Artikel 3.D.1.4
'Tot de sectievergaderingen en de slotzitting hebben enkel toegang: de leden van de partij op vertoon van hun lidkaart en de genodigden op vertoon van hun uitnodiging.
Op het congres moet elke afdeling vertegenwoordigd zijn.'
Artikel 3.D.1.5
'Alle VU-leden conform art. 1.2.1 zijn stemgerechtigd.'
Artikel 1.2.1
'(…) Kiesgerechtigd en ten volle leden van de partij zijn alleen degenen die 16 jaar oud zijn en lid sedert ten minste één jaar, behalve in afdelingen die nog geen jaar bestaan.
Deze termijn wordt bewezen door het bezit van een lidkaart van het vorige jaar of via vermelding op de ledenlijsten bezorgd door het Algemeen Secretariaat (...).'
We weten nu welk orgaan bij welke partij als hoogste instantie wordt bestempeld. Tijd dus om de verschillende partijen met elkaar te vergelijken. Zowel Agalev als de CVP, de SP en de VU duiden het algemeen partijcongres als hoogste instantie aan. Bij deze vier partijen hebben alle partijleden toegang tot het congres, ze beschikken echter niet altijd over stemrecht. Dit is wel het geval bij Agalev en de VU[17], maar niet bij de CVP en de SP. De christen-democraten en de socialisten laten niet alle leden meestemmen in het congres. De VLD vermeld niet expliciet welk orgaan de hoogste instantie is van de partij, maar we mogen aannemen dat het ook hier om het congres gaat. Het Vlaams Blok tenslotte duidt de partijraad aan als belangrijkste partijorgaan. In deze partijraad heeft niemand van de leden zitting zonder hiertoe eerst te zijn aangesteld door de partijraad zelf.
We kennen nu de positie die de partijen op dit item ten opzichte van elkaar innemen, maar moeten nog bepalen hoe zwaar we deze onderzoeksvraag zullen laten doorwegen. Hoe sterk wijst de aanwijzing van het congres als hoogste instantie op interne partijdemocratie? Er zijn twee argumenten die haaks op elkaar staan. Het congres bepaalt wel de ideologie en de algemene partijlijn, maar heeft weinig vat op hoe die partijlijn in de dagelijkse praktijk wordt omgezet. Concreter gezegd heeft het congres bijvoorbeeld een zeg over het personeel dat het dagelijks bestuur behartigt, maar wordt de algemene ledenvergadering daarbij zelden een echte keuze gelaten (Deschouwer, 1993: 145). Het lijkt of het congres niet echt een partijorgaan is zoals alle andere, omdat het enkel bijeenkomt op belangrijke momenten. De algemene ledenvergadering komt hoogstens enkele malen per jaar samen en is dus in die zin toch minder werkzaam dan de andere partijorganen. Anderzijds komen aan de hoogste instantie van een partij, het congres, of de partijraad in het geval van het Vlaams Blok, toch fundamentele bevoegdheden toe zoals het bepalen van het partijprogramma en de beslissing over een eventuele regeringsdeelname. Omdat deze beslissingen van kapitaal belang zijn binnen een politieke partij kennen we dit item een weging 2 toe. Zo krijgt Agalev, waarbij alle leden mèt stemrecht zitting hebben in het hoogste partijorgaan, een score 5, net als de VLD. Het is immers zo goed als zeker dat de situatie bij de VLD net dezelfde is als bij Agalev. Als we de bevoegdheden van het VLD-congres vergelijken met de bevoegdheden van de hoogste instanties van de andere partijen, stellen we een grote gelijkenis vast. Tussen de regels lezen we dat het VLD-congres het belangrijkste orgaan is van de partij. De aanwijzingen wegen zwaar genoeg om af te stappen van de score 2, die we oorspronkelijk vooropstelden als we het antwoord op een onderzoeksvraag niet letterlijk terug zouden vinden in de partijstatuten. Ook de VU wijzen we een score 5 toe aangezien (bijna) alle partijleden zitting en stemrecht hebben in het hoogste partijorgaan. Het feit dat de leden ten minste één jaar lid moeten zijn van de partij is te verwaarlozen in verhouding met de situatie in het congres van CVP en de SP, partijen die het congres ook aanduiden als de hoogste instantie. De CVP en de SP krijgen een score 4 omdat niet alle leden over stemrecht beschikken (zie 2.2.1, 5.2.6). Zij hebben echter wel de mogelijkheid hun congresafgevaardigden te verkiezen. Het Vlaams Blok duidt de partijraad, een besloten groep belangrijke partijleden, aan als hoogste instantie van de partij. Het Blok krijgt een score 1.
TABEL 12: Hoogste instantie van de partij
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Hoogste partijorgaan |
congres (alle leden stemrecht) |
congres (niet alle leden stemrecht) |
congres (niet alle leden stemrecht) |
partijraad |
congres (alle leden stemrecht) |
congres (alle leden stemrecht) |
Score (2) |
10 |
8 |
8 |
2 |
10 |
10 |
5.2.9 Bevoegdheid om vergaderingen bijeen te roepen
Voor de interne partijdemocratie is het van belang dat de leden initiatief kunnen nemen als hen iets niet zint. Indien een meerderheid aan de basis van de partij vindt dat de partijleiding haar functie niet naar behoren opneemt, zou het niet erg democratisch zijn wanneer de leden hun stem op dat moment niet kunnen laten horen. Er moet hen een mogelijkheid geboden worden om vergaderingen bijeen te roepen, zodat de problemen op tafel komen te liggen en men samen een bevredigende oplossing kan uitwerken.
We kijken in de statuten van de verschillende Vlaamse politieke partijen of de basis van de partij de mogelijkheid heeft vergaderingen bijeen te roepen. We maken bij de beoordeling geen onderscheid tussen vergaderingen op lokaal of nationaal niveau. Ook het aantal leden, afdelingen, of arrondissementen dat zich achter het verzoek moet scharen laten we buiten beschouwing. Enkel de mogelijkheid vergaderingen bijeen te roepen leent zich hier tot vergelijking.
Agalev
Er zijn vier regionale groepen, Agalev-jargon voor arrondissementen, nodig om een congres bijeen te roepen (artikel 12.7).
Artikel 12.7
‘Als het Partijbestuur of de Politieke Raad of vier Regionale Groepen hierom vragen, wordt binnen een redelijke termijn een Congres georganiseerd.’
CVP
Als 1/3 van de erkende plaatselijke afdelingen of ten minste zes afdelingen hierom verzoeken komt het congres bijeen (artikel 40.3).
Artikel 40.3
‘Verder komt het congres bijeen, wanneer het partijbestuur daartoe besluit en/of wanneer ten minste 1/3 van de erkende plaatselijke afdelingen en/of ten minste zes arrondissementele afdelingen, met opgave van redenen, hierom verzoeken…’
SP
In de statuten van de SP staat dat ten minste vijfentwintig afdelingen uit vier provincies een congres bijeen kunnen roepen (artikel 16).
Artikel 16
‘…Anderzijds kan men een buitengewoon congres bijeenroepen bij beslissing van het partijbureau of op gelijkluidend verzoek van tenminste vijfentwintig afdelingen, uit tenminste vier provincies…’
Vlaams Blok
In de statuten van het Vlaams Blok staat niet vermeld wie de bevoegdheid heeft een congres te organiseren. Evemin geeft men aan hoe dikwijls de algemene vergadering bijeenkomt. Wel is bepaald hoe de voorbereiding van een congres moet geschieden (artikel 2.1, 2.2).
Artikel 2.1 Beraadslaging
'Het partijbestuur beraadslaagt over het onderwerp van het congres'
Artikel 2.2 Voorlegging en beslissing
'2.2.1 Voorlegging
Het partijbestuur legt een voorstel van onderwerp aan de partijraad voor.
2.2.2 Beslissing
De partijraad bespreekt het voorgelegde voorstel en treft hierover een beslissing.'
VLD
Op vraag van 1/5 van de leden of van duizend leden kan een congres bijeen worden geroepen (artikel 5).
Artikel 5
‘(…) Het congres komt minstens eenmaal per jaar samen op een vooraf bepaalde dag. Het kan verder bijeengeroepen worden op initiatief van de voorzitter, het bestuur of op vraag van 1/5 van de leden of van duizend leden (…)’
VU
Indien ten minste vijf arrondissementen uit meer dan één provincie hierom vragen wordt er een congres samengeroepen (artikel 2.D.2).
Artikel 2.D.2
‘Op gemotiveerd verzoek van ten minste vijf arrondissementen uit meer dan één provincie, gericht aan de voorzitter van de partijraad, moet door de partijraad een buitengewoon ledencongres worden samengeroepen.’
We vergelijken de mogelijkheid om vergaderingen bijeen te roepen voor de verschillende partijen. Bij Agalev, de CVP, de SP, de VLD, en de VU kunnen de leden een congres bijeenroepen. Er is een mogelijkheid om in hoogdringende gevallen op verzoek van de leden een extra vergadering te organiseren. Bij het Vlaams Blok is dit niet het geval. De statuten van het Vlaams Blok vermelden niet wie een congres bijeen kan roepen, of hoe dikwijls een congres plaatsvindt.
In een intern democratische partij zouden leden de bevoegdheid moeten hebben vergaderingen bijeen te roepen. Ofschoon deze mogelijkheid niet garandeert dat de vergadering een oplossing zal bieden voor het probleem dat zich op dat ogenblik stelt. Hoe zal de vergadering verlopen? Wie neemt de uiteindelijke beslissing? Kan een buitengewoon congres effectief een verandering teweegbrengen? Deze vragen worden hier niet beantwoord, omdat we enkel onderzoeken of de leden al dan niet de mogelijkheid hebben een vergadering bijeen te roepen. Hoe zwaar de leden zullen wegen op het eindresultaat is hiermee niet gezegd. We kennen dit item slechts een weging 1 om die reden. Als blijkt dat het bij twee verschillende partijen mogelijk is dat de leden een vergadering bijeenroepen, wil dit nog niet zeggen dat de organisatie van de vergaderingen in kwestie gelijk zal lopen. Het is niet ondenkbaar dat de leden in de ene partij, gegeven de procedures, meer kans maken om hun stem door te zetten dan in de andere partij. Aangezien we de respectievelijke procedures bij dit item niet betrekken, worden de beide partijen in ons voorbeeld gelijk beoordeeld. Zo krijgen Agalev, de CVP, de SP, de VLD en de VU een score 5. We kennen het Vlaams Blok een score 2 toe omdat niet wordt vermeld wie een congres bijeen kan roepen.
TABEL 13: Bevoegdheid vergaderingen bijeen te roepen
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Kunnen de leden een vergadering bijeenroepen? |
ja |
ja |
ja |
niet vermeld |
ja |
ja |
Score (1) |
5 |
5 |
5 |
2 |
5 |
5 |
5.2.10 Rechten van de partijleden
Indien de rechten van de leden vermeld zijn in een afzonderlijk statutaire bepaling wijst dit op het belang dat de partij aan deze ledenrechten hecht. Het getuigt van het feit dat de partij haar leden wil beschermen tegen de gevaren die schuilen in het opzetten van een organisatie. De organisatie wordt na verloop van tijd soms een doel op zich, waarbij de top een status quo probeert te handhaven (zie 2.2.3). De afzonderlijke vermelding van de ledenrechten betekent niet per definitie dat de leden in die partij meer rechten hebben dan de leden in partijen waar de rechten niet afzonderlijk vermeld worden. Het zou kunnen dat de ledenrechten niet apart worden gebundeld, maar dat ze doorheen heel de tekst terug te vinden zijn. Dan hebben de leden in beide partijen dezelfde rechten, maar bij de ene partij worden ze meer in de verf gezet dan bij de andere. Aldus is de vermelding van de rechten van de partijleden in een afzonderlijk artikel een teken van een bezorgdheid voor het intern democratisch functioneren van de partij.
Zoals steeds gaan we in de statuten van de verschillende Vlaamse politieke partijen op zoek naar bepalingen die een antwoord kunnen bieden op de onderzoeksvraag. Bij de beoordeling wordt er in eerste instantie gekeken of de ledenrechten afzonderlijk vermeld zijn. In tweede instantie zijn ook de rechten op zichzelf, de inhoud van de statutaire bepaling, van belang.
Agalev
Agalev vermeldt de rechten van de leden in een afzonderlijk artikel. Men benadrukt dat de leden in principe op elk niveau in de partij actief kunnen zijn indien zij dat wensen (artikel 2.3). De bepaling blijft echter vaag.
Artikel 2.3
‘Leden kunnen zich inzetten in de Plaatselijke Groep en/of de Regionale Groep, de werkgroepen van de partij, de acties die op de verschillende niveaus worden georganiseerd, en de organen waarnaar ze worden afgevaardigd.’
Artikel 2.4
'Alle leden, en alleen zij, hebben na drie maand geregistreerd lidmaatschapstemrecht in de Plaatselijke Groep, de Regionale Groep en het Congres.'
Artikel 2.7
'Elk lid ontvangt het ledenblad.'
CVP
De CVP-statuten sommen de ledenrechten één voor één op in een afzonderlijk artikel. Zo stelt men bijvoorbeeld dat de leden kunnen deelnemen aan de partijcongressen, dat ze de voorzitter van de gemeentelijke besturen kunnen kiezen, … (artikel 3.2).
Artikel 3.2
‘De leden van de Christelijke Volkspartij:
-moeten maximale kansen krijgen om mee te bouwen aan onze christen-democratische beweging;
-kiezen de voorzitter en leden van de gemeentelijke besturen en de afgevaardigden voor de arrondissementele en de algemene congressen van de CVP;
-spreken zich uit over de kandidatenlijsten die bij de verkiezingen door de partijbesturen worden voorgesteld;
-ontvangen raad en hulp van de CVP‑mandatarissen en van de partijsecretariaten en diensten;
-ontvangen regelmatig informatie;
-kunnen deelnemen aan de partijcongressen, de vormingsprogramma's en andere partijactiviteiten;
-kunnen een bijkomend engagement bij de CVP‑Jongeren en/of de CVP‑Werkgroep Vrouw en Maatschappij onderschrijven;’
SP
De SP vermeldt de rechten van de partijleden in een afzonderlijk artikel. De leden hebben het recht om actief mee te beslissen in de SP. Ook hebben zij recht op regelmatig contact met de SP-mandatarissen (artikel 5).
Artikel 5
‘Wie aansluit bij de SP verkrijgt door dit lidmaatschap de volgende rechten:
het recht op maximale informatie bijvoorbeeld via een ledenblad;
het recht om deel te nemen aan de verkiezing van de partijvoorzitter;
het recht op regelmatig contact met de SP-mandatarissen (…). Op lokaal niveau worden zij regelmatig en minstens eenmaal per jaar op een algemene vergadering uitgenodigd, om de SP-vertegenwoordigers in de gemeentelijke bestuursorganen ten ontmoeten (…).
het recht om actief mee te beslissen in de SP.’
Vlaams Blok
Nergens in de statuten van het Vlaams Blok wordt duidelijk omschreven wat een lid is. De rechten van de partijleden worden ook niet afzonderlijk vermeld. Men stelt dat de leden toegang hebben tot het congres, net zoals bij de andere partijen het geval is, maar het Blok-congres heeft geen enkele macht. Er vindt niet eens een stemming plaats in het congres, dat omschreven wordt als een "confrontatie van partijleden" (artikel 2.3) (Bernolet, 2000: 85). De statuten vermelden ook dat de leden recht hebben op een politieke vorming (artikel 4.1.2).
Artikel 2.3 Het congres
'Het congres is een middel om het nationalistische gedachtengoed en de praktische problematiek uit te diepen. Het congres moet opgevat worden als een confrontatie van partijleden, die in gezamenlijke vergadering zoeken naar overeestemming in de benadering van de maatschappelijke problemen. De materie waarover overeenstemmig werd bekomen, geldt als verworvenheid.'
Artikel 5.1.2 over de toegang tot het algemeen congres
'Alleen partijleden hebben toegang tot de sectievergaderingen.'
Artikel 4.1.2
'(…) de nationalistische vorming van afdelingsbesturen en partijleden. Met het oog hierop moeten regelmatig arrondissements- of afdelingsvergaderingen voor de leden belegd worden (…).'
Artikel 5.2
'De afdeling of kern is verantwoordelijk voor: (…) het houden van ledenvergaderingen (…).'
VLD
De rechten van de leden worden niet opgesomd in een apart artikel. Wel reserveert men aan het begin van de statutaire uiteenzetting over de VLD-organen telkens de eerste bepaling voor de rechten van de leden (artikel 5.1, 7.1, 10.1). We brengen hier in herinnering dat de VLD-statuten anders zijn opgebouwd dan de statuten van de andere partijen (zie 5.2.2). .
Artikel 3
‘(…) Een burger kan zich als lid aanmelden bij de VLD organen op het gemeentelijke, het arrondissementele of het nationale niveau, Hij/zij wordt door de bevoegde secretaris onmiddellijk ingeschreven. Hij/zij kan door de gemeentelijke afdeling niet geweigerd worden. Hij/zij verwerft zijn/haar rechten vanaf 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober, namelijk de eerstvolgende datum nadat zijn/haar lidmaatschap door de secretaris van het betrokken niveau vastgelegd is (…)’
Artikel 5.1 over het congres (op elk niveau, lokaal en nationaal)
'Het congres is samengesteld uit de leden.'
Artikel 7.1 over het bestuur (op elk niveau, lokaal en nationaal)
'Het bestuur is samengesteld uit en door onder de leden verkozen leden (…)'
Artikel 10.1 over de voorzitter (op elk niveau, lokaal en nationaal)
'De voorzitter wordt (…) rechtstreeks verkozen door en onder de leden (…).'
VU
Er wordt melding gemaakt van het lidmaatschap (artikel 1.2.1). De rechten van de leden komen echter niet afzonderlijk, of systematisch zoals bij de VLD, aan bod.
Artikel 1.2.1
‘Iedereen kan lid worden van de Volksunie ‑ Vlaamse Vrije Democraten, mits hij/zij de art. 1.1.1, 1.1.2 en 1.1.3 aanvaardt (…). Kiesgerechtigd en ten volle leden van de partij zijn alleen diegenen die 16 jaar oud zijn en lid sedert ten minste 1 jaar, behalve in de afdelingen die nog geen jaar bestaan (…)’
Wanneer we deze onderzoeksvraag beantwoorden voor de verschillende partijen zien we dat enkel de CVP en de SP duidelijk alle rechten van de leden in een afzonderlijk artikel hebben opgesomd. Agalev vermeldt wel afzonderlijk dat leden het recht hebben deel te nemen aan activiteiten op elk niveau in de partij, maar deze bepaling blijft eerder vaag. De VLD zet de ledenrechten niet afzonderlijk op een rij, maar deze komen wel systematisch aan bod naarmate de verschillende VLD-organen worden overlopen. Bij de VU vernemen we op uiteenlopende momenten in de statuten welke de rechten zijn waarop de leden zich kunnen beroepen. Bij de uiteenzetting over het lidmaatschap wordt enkel afzonderlijk vermeld wanneer de leden kiesgerechtigd zijn. De VU heeft wel duidelijke bepalingen omtrent het lidmaatschap. Zulke bepalingen vinden we niet terug in de statuten van het Vlaams Blok, dat ook de rechten van de partijleden niet afzonderlijk vermeldt.
Dit item leert ons niet rechtstreeks iets over interne partijdemocratie. Het geeft enkel aan hoeveel belang men hecht aan de ledenrechten, hoe sterk men deze in de statuten wenst te benadrukken. De ledenrechten op zich worden hier niet met elkaar vergeleken. Omdat dit item slechts informatie oplevert over de houding van de partijen tegenover hun leden, kennen we dit item een weging 1 toe. De CVP en de SP krijgen een score 5 omdat zij de ledenrechten duidelijk opsommen in een afzonderlijk artikel. Agalev blijft eerder vaag, dus kennen we een score 4 toe. De VLD, de VU en het Vlaams Blok besteden geen afzonderlijke statutaire bepaling aan de ledenrechten. Bij de VLD worden de ledenrechten echter wel systematisch uiteengezet. De VLD krijgt ook een score 4. De VU maakt wel melding van het lidmaatschap, maar we vinden de ledenrechten niet op een systematische manier terug in de statuten. Toch krijgt de VU (score 3) een hogere score dan het Vlaams Blok (score 1). Het Vlaams Blok wijdt immers niet eens een afzonderlijke bepaling aan het lidmaatschap.
TABEL 14: Rechten van de partijleden
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Ledenrechten afzonderlijk vermeld? |
ja |
ja (+) |
ja (+) |
nee (--) |
nee |
nee (-) |
Score (1) |
4 |
5 |
5 |
1 |
3 |
2 |
5.2.11 Verkiezing van de lokale voorzitter
In de theoretische beschouwingen stelden we dat men een zekere lokale autonomie toestaat in intern democratisch georganiseerde partijen. De lokale afdelingen willen zelf initiatieven kunnen nemen, zonder zich steeds te moeten afvragen wat de partijtop ervan denkt (zie 2.2.4). De gemeentelijke afdeling zou dus zelf haar werking moeten kunnen bepalen, zonder zich voor elk detail van toestemming te verzekeren van de hogere echelons. De vraag wie de bevoegdheid heeft de lokale voorzitter te verkiezen leert ons of de partij van onderuit dan wel van bovenuit georganiseerd is. De antwoorden bevatten informatie over de lokale autonomie van de afdelingen in de verschillende partijen. Hebben alle leden het recht hùn lokale voorzitter te verkiezen? Zo zouden zij alvast onrechtstreeks een inhoudelijke inbreng hebben (zie 5.2.3). De lokale voorzitter treedt immers dikwijls op als vertegenwoordiger van de lokale afdeling in hogere partijorganen. We gaan voor de verschillende partijen na wie de bevoegdheid heeft om de lokale voorzitter te verkiezen. Hebben de leden hierin een bepalende stem of spelen zij slechts indirect het spel mee?
Agalev
Het hoogste bestuurlijk orgaan op lokaal niveau is het 'plaatselijk bestuur', en wordt verkozen door de algemene ledenvergadering op lokaal niveau (alle leden uit die gemeente) (Bernolet, 2000: 62-64). Het plaatselijk bestuur regelt het bestuur op lokaal niveau (artikel 4.5).
Artikel 4.1
'(…) de vergadering van al die leden vormt het hoogste orgaan van de plaatselijke groep.'
Artikel 4.5
‘De plaatselijke groep regelt haar bestuur en bepaalt de mandaatstermijn van de bestuursleden. Binnen dit bestuur wordt minstens één secretaris aangeduid voor de coördinatie van de taken voor het realiseren van bovenvermelde politieke en partij-organisatorische opdrachten.’
CVP
De voorzitter van de gemeentelijke afdeling wordt verkozen door het gemeentelijk congres, samengesteld uit alle CVP-leden in die gemeente (artikel 13.2).
Artikel 13.3
'Het bestuur van de gemeentelijke afdeling roept minstens éénmaal per jaar het congres bijeen in een gewone vergadering. Voor zo'n bijeenkomst worden alle leden van de CVP woonachting in de gemeente minstens 10 dagen op voorhand uitgenodigd. (…)'
Artikel 13.2 Bevoegdheid gemeentelijk congres:
'De verkiezing van (1) de gemeentelijke voorzit(s)ter; (2) de leden van het partijbestuur indien de gemeentelijke afdeling een verkozen bestuur heeft; (3) de congresafgevaardigden (…).'
Artikel 14.1.4
‘(…) Het verkozen gemeentelijk partijbestuur omvat: a) de leden, die rechtstreeks verkozen werden door het gemeentelijk congres. Dit zijn: de voorzit(s)ter; (…)’
SP
Er wordt niet expliciet vermeld hoe de lokale voorzitter wordt verkozen. Men spreekt enkel over de verkiezing van het bestuur op lokaal niveau. Dit bestuur wordt verkozen door de algemene ledenvergadering op lokaal niveau, samengesteld uit alle leden van de SP in die gemeente. De organisatie en het functioneren van de lokale afdeling is niet gedetailleerd beschreven in de nationale statuten. De lokale afdelingen zouden over eigen statuten beschikken (Bernolet, 2000: 49).
Artikel 5
'(…) leden kunnen slechts stemrecht uitoefenen (op afdelings- of federaal vlak) binnen de federatie waar zij hun lidgeld betalen (…)'
Artikel 10
‘De algemene ledenvergadering is het hoogste orgaan van de afdeling. Ze verkiest het bestuur van de afdeling, volgens de regels bepaald in de statuten van de federatie.’
Vlaams Blok
De arrondissementsvoorzitter heeft de bevoegdheid de afdelingvoorzitters aan te stellen. Hij moet er wel voor zorgen dat hierover overeenstemming bereikt wordt op de vergadering die hij in dit verband heeft samengeroepen. Het onmiddellijk hogere bestuursvlak en de organisatieverantwoordelijke (lid van het partijbestuur) moeten op de hoogte gebracht worden van de nieuwe aanstellingen. De aanstelling van de afdelingsvoorzitter gebeurt bij het Vlaams Blok dus van bovenuit.
Bijlage I 1.1
'Aanstellingen geschieden steeds door de partijraad. (…)'
Bijlage I 1.5
‘Voor aanstellingen lager dan het arrondissementele vlak wordt een soepele regeling aanvaard. De arrondissementsvoorzitter krijgt, bij delegatie, voor zijn arrondissement de bevoegdheid tot het aanstellen van bestuursleden. Voor de aanstelling van kernverantwoordelijken of afdelingsvoorzitters, dient hij er zich van te vergewissen, dat er overeenstemming is op de vergadering die hij in dit verband samengeroepen heeft (…) Aanstellingen dienen steeds aan het onmiddellijk hogere bestuursvlak gemeld te worden alsook aan de organisatieverantwoordelijke.’
VLD
De bevoegdheid de lokale voorzitter en het lokaal bestuur te verkiezen ligt bij de leden. Alle partijleden uit de gemeente in kwestie hebben stemrecht. Geregistreerde kiezers, die het programma van de partij hebben onderschreven en ten minste 16 jaar zijn, mogen aanwezig zijn bij de verkiezing (Bernolet, 2000: 37).
Artikel 7.3
'(…) Het bestuur van een gemeentelijke afdeling bestaat, naast de voorzitter en de fractieleiders, uit ten minste 10 verkozen leden.'
Artikel 14
‘Het bestuur en de voorzitter van alle niveaus worden door de leden op één en dezelfde dag bij geheime stemming verkozen (…)’
VU
De afdelingsleden verkiezen om de drie jaar een afdelingsbestuur (artikel 3.A.2.1). De verkozen bestuursleden verkiezen op hun beurt uit hun midden een voorzitter (artikel 3.A.2.3).
Artikel 1.2.1
'(…) kiesgerechtigd en ten volle lid van de partij zijn alleen diegenen die 16 jaar oud zijn en lid sedert ten minste één jaar, behalve in afdelingen die nog geen jaar bestaan (…)'
Artikel 3.A.2.1
‘Om de drie jaar verkiezen de kiesgerechtigde afdelingsleden een afdelingsbestuur uit de leden van de afdeling die de volle leeftijd van 16 jaar hebben bereikt.’
Artikel 3.A.2.3
‘De verkozen bestuursleden verkiezen uit hun midden een voorzitter en een secretaris.’
We zetten nog eens kort op een rijtje wie bij de verschillende partijen over de bevoegdheid beschikt om de lokale voorzitter te verkiezen. Agalev-afdelingen hebben strikt genomen geen lokale voorzitter, net zoals die op nationaal niveau ontbreekt (zie 5.2.3). Het lokale partijbestuur wordt verkozen door de leden. Bij de CVP en de VLD wordt de lokale voorzitter verkozen door de afdelingsleden. De SP vermeldt in de nationale statuten niet hoe de verkiezing van de lokale voorzitter in zijn werk gaat. Dit zou uiteengezet worden in de eigen, lokale partijstatuten. We weten wel dat de leden instaan voor de verkiezing van het bestuur op lokaal niveau, net als bij de VU, maar over de voorzitterverkiezing schept de SP geen klaarheid. Bij de VU is het zo dat dit verkozen bestuur op haar beurt een voorzitter uit haar midden verkiest. De afdelingvoorzitters van het Vlaams Blok worden aangesteld door de arrondissementsvoorzitter. Hierover moet wel overeenstemming bereikt worden op de vergadering in kwestie.
We kunnen de verschillende procedures nu met elkaar vergelijken op het vlak van hun intern democratisch gehalte. We geven dit item een gewicht 1 omdat het een lokale aangelegenheid betreft. De inbreng van de leden bij de verkiezing van de lokale voorzitter reikt immers minder ver dan wanneer zij bijvoorbeeld de nationale voorzitter mogen verkiezen (zie 5.2.3). Agalev legt de macht ook op lokaal niveau in handen van een collegiaal orgaan, en heeft dus geen lokale voorzitter. Agalev krijgt een score 5 omdat het lokaal bestuur door de leden wordt verkozen. De CVP en de VLD hebben wel een lokale voorzitter. Aangezien deze ook door de leden wordt verkozen krijgen de christen-democraten en de liberalen een score 5, net zoals de groenen. Bij de VU kunnen de afdelingsleden slechts indirect hun een stem laten gelden. We kennen de VU een score 4 toe omdat de leden niet rechtstreeks hun afdelingsvoorzitter kunnen kiezen. De SP kunnen we moeilijk beoordelen omdat we enkel over de nationale partijstatuten beschikken. Het lokaal bestuur wordt door de leden verkozen, maar over de verkiezing van de lokale voorzitter tasten we in het duister. De SP krijgt een score 2 omdat we over te weinig informatie beschikken. Het Vlaams Blok tenslotte is de enige partij waarbij de leden niet mee kunnen bepalen wie aan het hoofd van hun afdeling komt te staan. Het Vlaams Blok krijgt een score 0 omdat de afdelingsvoorzitter door een hoger partijniveau wordt aangeduid.
TABEL 15: Verkiezing van de lokale voorzitter
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Wie verkiest lokale voorzitter? |
leden (kiezen bestuur) |
leden |
niet vermeld |
arrondissements-voorzitter |
leden |
afdelings-bestuur |
Score (1) |
5 |
5 |
2 |
0 |
5 |
4 |
5.2.12 Coalitie of oppositie?
Wie bepaalt of de partij al dan niet in een coalitie treedt op lokaal vlak? Het antwoord op deze vraag geeft enigszins aan in hoeverre de lokale partijafdelingen over autonomie beschikken. In welke mate zijn partijen intern in staat de nationale en de lokale politiek gescheiden te houden? Een intern democratisch georganiseerde partij geeft de lokale afdelingen enige vrijheid om zelf initiatieven en beslissingen te nemen. Dit zou de vitaliteit en het dynamisch karakter van de afdelingen ten goede komen en een positief beeld ophangen van de partij naar potentiële kiezers toe (zie 2.2.4). We gaan voor de verschillende partijen na wie de beslissingsbevoegdheid heeft over een coalitie op lokaal vlak. Komt deze beslissing de leden of het bestuur van de lokale afdeling toe? Of is het de partijtop die uiteindelijk het laatste woord heeft?
Agalev
De eindbeslissing over beleidsdeelname op lokaal vlak wordt genomen door het gemeentelijk congres (artikel 19.3).
Artikel 19.3
'De eindbeslissing over beleidsdeelname wordt genomen door de algemene ledenvergadering van de Plaatselijke Groep voor de gemeente, door de algemene ledenvergadering van de verzamelde regio's voor de provincie, en door het Congres voor de andere instellingen.'
CVP
Het gemeentelijk partijbestuur neemt de beslissing over een coalitie op lokaal niveau (artikel 14.2). In het gemeentelijk partijbestuur zetelen o.a. een aantal leden die rechtstreeks verkozen worden door het gemeentelijk congres (artikel 14.1.4).
Artikel 14.2 Bevoegdheden van het gemeentelijk partijbestuur
'Het gemeentelijk partijbestuur vertegenwoordigt de CVP op het niveau van de gemeente en heeft de leiding van alle gemeentelijke en lokale CVP‑activiteiten. Specifieke opdrachten van het gemeentelijk partijbestuur zijn o.m.:
(…) d) de beslissing over een eventueel bestuursakkoord en de keuze van de partner(s) op gemeentelijk vlak. Dit besluit moet zo spoedig mogelijk worden voorgelegd aan het arrondissementeel partijbestuur (…)'
Artikel 14.1.4
'Het verkozen gemeentelijk partijbestuur omvat:
a) de leden, die rechtstreeks verkozen werden door het gemeentelijk congres. Dit zijn:
- de voorzit(s)ter;
- een aantal leden dat gelijk is aan het aantal gemeenteraadsleden. Hierbij wordt voorzien in een gewaarborgde spreiding van het aantal bestuursleden per deelgemeente of sectie, dit in verhouding tot het aantal CVP-leden.
b) de leden die ambtshalve toetreden: (…)
c) de leden, die door de leden onder a en b worden gecoöpteerd (...)'
SP
Er wordt niet expliciet vermeld wie bevoegd is om een eventuele coalitie op lokaal niveau goed te keuren. Men vermeldt wel dat de gemeentelijke afdelingen bevoegd zijn voor de politieke lijn van de partij inzake het beleid en het beheer in de gemeente (artikel 8). Of men ook de beslissing over een coalitie rekent tot het 'beleid en het beheer in de gemeente', is hiermee niet letterlijk gezegd. Toch is dit zeer waarschijnlijk. Als we artikel 8 ruim interpreteren heeft de gemeentelijke afdeling kennelijk wel het recht zelf te beslissen over een eventuele deelname aan het beleid. Het gemeentelijk congres is de hoogste instantie op lokaal niveau (artikel 9).
Artikel 8
'Per gemeente wordt één partijafdeling gevormd. Dit is de basiseenheid voor het voeren van de politieke actie en besluitvorming. Ze is tevens bevoegd voor de politieke lijn van de partij inzake het beleid en het beheer in de gemeente (…)'
Artikel 9
'De algemene ledenvergadering is het hoogste orgaan van de afdeling (…)'
Vlaams Blok
In de statuten van het Vlaams Blok vinden we niet uitdrukkelijk terug wie de bevoegdheid heeft zich uit te spreken over een coalitie op lokaal niveau. Wel kunnen we uit artikel 1.1.6 en artikel 1.2.1 afleiden dat deze bevoegdheid toekomt aan de hoogste instanties in het Vlaams Blok, de partijraad en het partijbestuur. De partijraad treft immers beslissingen van fundamentele aard inzake strategie en koers, en verstrekt algemene richtlijnen voor de ondergeschikte besturen (artikel 1.1.6., 1.2.1). Het algemeen partijbestuur maakt integraal deel uit van de partijraad. Bovendien beschikt partijbestuur over de residuaire bevoegdheid (zie 5.2.7).
Artikel 1.1.6 Bevoegdheden van de partijraad:
'de partijraad bespreekt alle politieke materies en treft beslissingen van fundamentele aard inzake strategie en politieke koers
hij verstrekt algemene richtlijnen voor de ondergeschikte besturen of organen en beoordeelt hun algemene werking en koers (…)'
Artikel 1.2.1 Opdracht van het partijbestuur
'(…) Het partijbestuur brengt verslag uit over zijn werking aan de partijraad. Het bepaalt de te volgen tactieken, werkt in overleg met de partijraad de partijstrategie uit en geeft richtlijnen aan de ondergeschikte besturen.'
VLD
De bevoegdheid een beslissing te nemen over een coalitie op lokaal niveau ligt bij het gemeentelijk congres (artikel 6).
Artikel 6 Bevoegdheden van het congres
'(…) Het congres van een gemeentelijke afdeling bekrachtigt met meerderheid van stemmen van de congresdeelnemers de deelname aan en het ontslag uit een gemeentelijke bestuursmeerderheid van de VLD - Partij van de Burger (...)'
VU
Bij de VU mag de politieke raad beslissen over een eventuele coalitie op lokaal niveau (artikel 3.A.3.B.1.7). De politieke raad is een orgaan dat werkt op gemeentelijk niveau, en waar o.a. de bestuursleden van de verschillende partijafdelingen in die gemeente worden samengebracht (artikel 3.A.3.B.1.1).
Artikel 3.A.3.B.1.7
'De politieke raad spreekt zich tevens uit over een eventuele coalitie op gemeentelijk vlak en het bestuursakkoord. Dit betreft zowel de inhoud van het akkoord als de toekenning van de mandaten van burgemeester, schepenen en OCMW‑voorzitter. Ook de VU‑vertegenwoordigers in het OCMW worden door de politieke raad aangewezen.'
Artikel 3.A.3.B.1.1
'Lid van de politieke raad zijn:
A. de bestuursleden van al de afdelingen van de gemeente
B. de nationale en provinciale mandatarissen die in de gemeente wonen
C. twee afgevaardigden per kern
D. twee VUJO‑afgevaardigden, aan te duiden door VUJO, uit het geheel der betrokken kernen of afdelingen.'
Laten we netjes op een rij zetten wie in welke partij de bevoegdheid heeft een coalitie op lokaal vlak te bestendigen. Bij Agalev en de VLD komt deze bevoegdheid het gemeentelijk congres toe. Ook bij de SP is dit zeer waarschijnlijk het geval. Bij de CVP wordt de beslissing over een eventuele coalitie genomen door het gemeentelijk partijbestuur. Bij de VU wordt deze knoop doorgehakt door de politieke raad, een orgaan dat we kunnen begrijpen als een uitgebreid gemeentelijk partijbestuur. Het Vlaams Blok tenslotte laat ten zeerste uitschijnen dat de beslissingsbevoegdheid over een lokale partijcoalitie toekomt aan de partijraad, al wordt dit niet expliciet vermeld.
Zoals we eerder stelden geeft het antwoord op deze onderzoeksvraag aan of de lokale partijafdelingen over enige autonomie beschikken. Eén indicator is evenwel niet voldoende om hier zonder meer uitspraken over te doen. Ook omdat het hier niet om participatie op nationaal niveau gaat, krijgt dit item een weging 1. We kennen Agalev en de VLD een score 5 toe aangezien alle leden van de gemeentelijke afdeling inspraak hebben in de beslissing over een eventuele coalitie op lokaal vlak. Ook de SP krijgt een score 5 omdat we menen er vanuit te mogen gaan dat ook de socialisten in het gemeentelijk congres kunnen beslissen over een coalitie. We kennen de CVP en de VU vervolgens een score 4 toe. Niet alle leden hebben inspraak, wel heeft het gemeentelijk partijbestuur de beslissingsbevoegdheid over een lokaal bestuursakkoord. Het Vlaams Blok krijgt een score 1 omdat we mogen aannemen dat de nationale partijraad beslist over de deelname aan een lokale coalitie. De partijraad van het Vlaams Blok stelt zichzelf samen en beslissingen worden bij overeenstemming genomen.
TABEL 16: Coalitie of oppositie?
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Wie beslist over lokale coalitie? |
congres |
partij-bestuur |
congres |
partijraad |
congres |
uitgebreid partijbestuur |
Partijniveau |
lokaal |
lokaal |
lokaal |
nationaal |
lokaal |
lokaal |
Score (1) |
5 |
4 |
5 |
1 |
5 |
4 |
5.2.13 Blikvangers in de Blokstatuten
Bij de analyse van de partijstatuten werden de partijen telkens met elkaar vergeleken. Nu zijn er enkele bepalingen in de Blokstatuten waarvoor geen vergelijking met de andere partijen mogelijk is, aangezien er geen soortgelijke bepalingen bestaan in de statuten van de andere partijen. De artikels die we hier hebben opgenomen zullen bijgevolg niet wegen op het eindresultaat. De onderhavige bepalingen worden vermeld omdat we er gewoonweg niet om heen kunnen. Reeds in de inleiding van de partijstatuten vermeldt het Vlaams Blok het volgende: "Als politieke partij onderschrijft het Vlaams Blok alle principes en regels van de democratie en streeft naar een democratischer politiek bestel, onder meer op gebied van de vrijheid van meningsuiting, de gewetensvrijheid, het beginsel van de gelijkheid van alle burgers voor de wet, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van vergaderen". Een dergelijk expliciet onderschrijven van de basisprincipes van de liberale democratie is alleen in de statuten van het Vlaams Blok te vinden. Dat is begrijpelijk. Andere partijen krijgen natuurlijk niet voortdurend het verwijt ondemocratisch te zijn en voelen dan ook niet meteen de nood om plechtig te proclameren dat zij dat wèl zijn.
Verder hebben we een aantal artikels opgenomen die wijzen op een strakke partijorganisatie (artikel 1.1.6.6, 2.1, 9.1, 9.2, bijlage I: artikel 1.1, 1.2). Zo bestaan er bijvoorbeeld een aantal domeinen waarover eventueel een stemming kan gevraagd worden indien men in de partijraad geen overeenstemming kan bereiken. De punten waarover men niet kan stemmen zijn aangegeven in artikel 2.2. Bij geen enkele andere Vlaamse politieke partij wordt in de statuten uitdrukkelijk opgenomen over welke punten geen stemming mag gehouden worden.
Artikel 1.1.6.6 bevoegdheden van de partijraad
‘Hij heeft controlerecht op alle publicaties, ook die van lagere organen; hij kan de publicatie van een tekst verbieden of inhoud en opmaak wijzigen.’
Artikel 2.1 Overleg
‘…Overleg op praktisch-organisatorisch gebied wordt geleid door de voorzitter van de bestuurlijke geleding of zijn aangestelde. Bij gebrek aan overeenstemming treft de voorzitter de beslissing.’
Artikel 2.2 Punten waarover niet kan gestemd worden
'(…)
- grondbeginselen, principes, inhoud, gedachten, programma van de partij
- enig principieel onderwerp
- aanstelling van personen
(…)'
Artikel 9.1 Loyauteit
9.1.1 Inwendig
'Alle leden, maar in het bijzonder alle bestuursleden, moeten zich ten allen tijde loyaal ten opzichte van de partij en haar geledingen gedragen.'
9.1.2 Uitwendig
'(…) Partijraadsleden en mandatarissen moeten bij activiteiten in andere verenigingen er nauwgezet op waken de partijactiviteit de voorrang te geven en niets te ondernemen wat het partijbelang zou kunnen schaden.'
Bijlage I: Aanstelling en ontslag van bestuursleden
Artikel 1.1
‘Aanstellingen geschieden steeds door de partijraad. Steeds is omstandige verantwoording vereist.’
Artikel 1.2
‘Nieuwe bestuursleden op provinciaal of arrondissementeel vlak worden voorgedragen door hetzij hun voorzitter, hetzij de voorzitter van het onmiddellijk hogere bestuursvlak.’
5.3 Besluit
Door middel van een statutenonderzoek hebben we de formele structuur van Vlaamse politieke partijen vergeleken. We hebben onderzoeksvragen geformuleerd die informatie opleveren over het intern democratisch gehalte van de partijen. Alle items werden reeds afzonderlijk behandeld. Daarbij werd aan het eind van de bespreking telkens een score toegekend aan de verschillende partijen. De scores weerspiegelen hoe de partijen zich ten opzichte van elkaar positioneren op vlak van interne partijdemocratie. Partijen die hoog (laag) scoren zijn intern (on)democratisch in vergelijking met de andere partijen. Op die manier hebben we kwalitatieve gegevens (statutaire bepalingen) met een redelijk eenvoudige methode proberen te vertalen in cijfermatige gegevens om een vergelijking tussen de verschillende partijen mogelijk te maken. De exacte cijfers hebben geen belang. Ze geven enkel de algemene tendensen weer. Dit moeten we in het achterhoofd houden als we de waarde van onze conclusies juist willen inschatten. In onderstaande tabel (tabel 17) zijn de resultaten van de verschillende partijen per item weergegeven. Onderaan staat de totaalscore, die weergeeft hoe intern democratisch we de Vlaamse politieke partijen percipiëren op basis van hun statuten.
TABEL 17: Eindscores van het vergelijkend statutenonderzoek van de Vlaamse politieke partijen.
Omschrijving item |
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Lengte partijstatuten |
2 |
5 |
3 |
2 |
1 |
3 |
Aandacht voor lokale werking |
3 |
5 |
2 |
1 |
3 |
5 |
Verkiezing algemene voorzitter |
15 |
15 |
15 |
3 |
15 |
15 |
Partijleiding onaantastbaar? |
15 |
6 |
6 |
3 |
15 |
3 |
Samenstelling partijbestuur |
10 |
8 |
8 |
0 |
10 |
6 |
Statutenwijziging |
15 |
12 |
12 |
0 |
15 |
6 |
Residuaire bevoegdheid |
6 |
8 |
4 |
0 |
10 |
4 |
Hoogste partijorgaan |
10 |
8 |
8 |
2 |
10 |
10 |
Kunnen de leden een vergadering bijeenroepen? |
5 |
5 |
5 |
2 |
5 |
5 |
Ledenrechten afzonderlijk vermeld? |
4 |
5 |
5 |
1 |
3 |
2 |
Verkiezing lokale voorzitter |
5 |
5 |
2 |
0 |
5 |
4 |
Coalitie of oppositie? |
5 |
4 |
5 |
1 |
5 |
4 |
TOTAALSCORE |
95 |
86 |
75 |
15 |
97 |
67 |
Op basis van deze concrete resultaten kunnen we opmaken dat het statutenonderzoek de gestelde hypothese bevestigt. Het Vlaams Blok (score 15) blijkt met een extreem lage score de minst intern democratische partij te zijn. De Volksunie (score 67) en de SP (score 75) kunnen we, gezien de score van het Vlaams Blok, niet intern ondemocratisch noemen. De VU en de SP zoeken aasluiting bij de CVP, de VLD en Agalev. De gemiddelde score van de VU verwondert enigszins aangezien de VU bekendstaat als een democratische partij. Dit kan misschien verklaard worden door het feit dat de partijraad bij de VU een centrale rol vervult. De partijraad zou fungeren als een soort mini-congres. Deze nuance zien we evenwel niet weerspiegeld in de eindscores. De CVP (score 86) profileert zich als een eerder democratisch functionerende partij. Het beste resultaat wordt geboekt door Agalev (score 95) en de VLD (score 97). In tabel 18 (zie volgende pagina) worden de resultaten van het vergelijkend onderzoek van de partijstatuten nog eens omschreven in tabelvorm. De schematische voorstelling van de interne structuur van de partijen is in bijlage opgenomen (zie bijlage I).
TABEL 18: Omschrijving van het eindresultaat van het vergelijkend statutenonderzoek van de Vlaamse politieke partijen
Omschrijving |
AGALEV |
CVP |
SP |
VB |
VLD |
VU |
Gestandardiseerde lengte partijstatuten |
12 |
90 |
30 |
16 |
8 |
35 |
Aantal pagina's lokale werking / totaal |
0,074 |
0,144 |
0,032 |
0,017 |
0,071 |
0,132 |
Wie verkiest de algemene voorzitter? |
leden |
leden |
leden |
partijraad |
leden |
leden |
Wie heeft bevoegdheid de partijleiding ter verantwoording te roepen? |
leden |
niet vermeld |
niet vermeld |
partijraad |
leden |
partijraad |
Ledenparticipatie in samenstelling partijbestuur? |
ja (++) |
ja (+) |
ja (+) |
nee |
ja (++) |
ja |
Wie kan de statuten wijzigen? |
congres (alle leden stemrecht) |
congres (niet alle leden stemrecht) |
congres (niet alle leden stemrecht) |
partij-bestuur |
congres (alle leden stemrecht) |
partijraad |
Residuaire bevoegdheid (organisatie) |
partij-bestuur |
partij-bestuur |
partij-bestuur |
partij-bestuur |
congres |
partijraad |
Opsplitsing lokaal / nationaal |
ja |
ja |
nee |
nee |
nee |
nee |
hoogste partijorgaan |
congres (alle leden stemrecht) |
congres (niet alle leden stemrecht) |
congres (niet alle leden stemrecht) |
partijraad |
congres (alle leden stemrecht) |
congres (alle leden stemrecht) |
Kunnen de leden een vergadering bijeenroepen? |
ja |
ja |
ja |
niet vermeld |
ja |
ja |
Ledenrechten afzonderlijk vermeld? |
Ja |
ja (+) |
ja (+) |
nee (--) |
nee |
nee (-) |
Wie verkiest lokale voorzitter? |
leden (kiezen bestuur) |
leden |
niet vermeld |
arrondisse-ments-voorzitter |
leden |
afdelings-bestuur |
Coalitie of oppositie? |
congres |
partij-bestuur |
congres |
partijraad |
congres |
partij-bestuur |
partijniveau |
lokaal |
lokaal |
lokaal |
nationaal |
lokaal |
lokaal |
6. VUB enquête: de feitelijke werking van de lokale partijafdelingen
De resultaten van het eerste luik van ons onderzoek, een comparatieve studie van de partijstatuten, wijzen kennelijk op een intern ondemocratisch georganiseerd Vlaams Blok. Zoals we eerder stelden kunnen we uit de partijstatuten enkel leren hoe politieke partijen op papier georganiseerd zijn. Dit stemt niet noodzakelijk overeen met de wijze waarop de partijen in werkelijkheid functioneren. De statuten vormen de basistekst waarop de werking van een partij gestoeld is. Het loutere bestaan van een dergelijke tekst garandeert echter nog geen strikte naleving van de organisatorische richtlijnen in alle geledingen van de partij. Als we ondubbelzinnige uitspraken willen doen over de interne partijdemocratie binnen politieke partijen, moeten de papieren gegevens aangevuld worden met feitelijke gegevens. Op die manier krijgen we een totaalbeeld van de wijze waarop een partij georganiseerd is: de statuten geven de democratische intenties weer van de partij, terwijl de feitelijke gegevens leren hoe deze intenties vertaald worden in de praktijk.
In dit hoofdstuk zullen we de feitelijke werking van de lokale partijafdelingen onderzoeken aan de hand van gegevens die verzameld werden door onderzoekers aan de VUB. We bekijken hoe de partijen aan de basis functioneren. Een aantal politieke wetenschappers, Ackaert, Buelens, Deschouwer, Heyndels en Vuchelen stelden vast dat de lokale politiek in de politieke analyse in het algemeen niet bijster veel aandacht krijgt, dit in tegenstelling tot de nationale politiek. Slechts zelden probeert men het over de gemeentepolitiek in het algemeen te hebben omdat - zo zegt men - de gemeentepolitiek toch erg verschilt van de ene gemeente tot de andere. De enquête die werd afgenomen was bedoeld om te zien of het mogelijk is om uitspraken te doen over de gemeentelijke politiek in het algemeen, over de gemeentegrenzen heen. Kan men iets vertellen over de strategie van bijvoorbeeld de CVP in de samenstelling van de lijsten, of over de visie van de SP op pre-electorale coalities, of over het fiscaal beleid van de VLD? De gegevens uit de afgenomen enquête zouden hier uitsluitsel over moeten geven. We kunnen in ons empirisch onderzoek een beroep doen op de resultaten van een schriftelijke enquête bij plaatselijke partijverantwoordelijken, lokale voorzitters en woordvoerders. Met dank aan Kris Deschouwer en Jo Buelens overigens, die de gegevens ter beschikking stelden zonder dat ze er zelf al over gepubliceerd hadden. De enquête werd begin juni 2000 verstuurd; de laatste antwoorden kwamen binnen midden juli, net voor de gemeenteraadsverkiezingen van oktober. In totaal werden 1604 enquêtes verstuurd. Het aantal lokale afdelingen dat effectief heeft deelgenomen aan het onderzoek bedraagt 728, wat een totale respons van 45,4% betekent. De globale respons varieert een beetje over de partijen. Dit kunnen we zien aan de lichtjes uiteenlopende responspercentages, weergegeven in tabel 19.
TABEL 19: Respons VUB-enquête
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Verstuurd |
242 |
320 |
305 |
177 |
335 |
225 |
Respons |
144 |
158 |
133 |
60 |
144 |
89 |
Respons % |
59,50% |
49,40% |
43,60% |
33,90% |
49,90% |
39,60% |
Voorzitters of woordvoerders van alle plaatselijke afdelingen van de Vlaamse en Franstalige partijen - er werd geen steekproef getrokken, wat de representativiteit ten goede zou moeten komen - werden tot medewerking aangemaand. De aangeschreven personen werden met diverse vragen over diverse thema's geconfronteerd. Doel van het onderzoek is het plaatselijke partijleven bloot te leggen en de programma's van de partijen te achterhalen. Men bekijkt de coalitievorming en de wijze waarop de coalitie-akkoorden tot stand kwamen. Ook wordt er gepeild naar de perceptie van de belastingen en van de belastingsdruk. Tenslotte worden enkele praktische aspecten van de verkiezingen onderzocht: de lijstvorming, de interpretatie van lokale lijsten en de machtsambities van de plaatselijke afdelingen (Deschouwer & Buelens, 1996: 7-11)[18].
Uit de doelstellingen van de VUB-onderzoekers mag duidelijk zijn dat de enquête niet werd ontworpen om uitspraken te doen over de interne partijdemocratie binnen politieke partijen. Het onderzoek is gefocust op de gemeentelijke politiek in het algemeen, en niet zozeer op de interne partijwerking. Bovendien ontbreken er data van het Vlaams Blok, die interessant zouden zijn voor ons empirisch onderzoek naar de interne partijdemocratie. We leggen dit even uit. Er wordt in de enquête veel aandacht besteed aan de coalitievorming na de gemeenteraadsverkiezingen van 1994. Voor ons onderzoek zou het interessant zijn te weten wie er namens het Vlaams Blok aan de coalitiegesprekken zou deelnemen, wie zich binnen de partij zou uitspreken over de aanwijzingen van schepenen van de partij, en door welke partijinstanties het bereikte akkoord achteraf bevestigd zou worden. Het antwoord op die vragen zou ons iets kunnen bijbrengen over de interne werking van het Vlaams Blok. Aangezien de vragen in de enquête echter enkel betrekking hebben op het feitelijke verloop van de gang van zaken, blijven we op onze honger zitten. Het cordon sanitaire heeft immers tot gevolg dat het Vlaams Blok niet wordt geconsulteerd bij de vorming van de bestuursmeerderheid. Het Vlaams Blok heeft nog nooit deelgenomen aan coalitiebesprekingen, zodat de lokale partijverantwoordelijken die enquêtevragen ook niet kunnen beantwoorden.
Toch levert de enquête belangrijke informatie op over het democratisch gehalte van de Vlaamse politieke partijen. Zo wordt er bijvoorbeeld gevraagd naar de werking van de lokale afdeling in kwestie. Heeft de partij een lokaal bestuur? Een algemene vergadering? En hoe frequent vinden de vergaderingen van deze lokale partijorganen plaats? Naast de antwoorden op deze vragen komen we ook te weten welk partijorgaan instaat voor de goedkeuring van de lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen. Vooraleer we bondig de onderzoeksmethode uiteenzetten, merken we nog op dat bij het afnemen van de enquête sociaal wenselijke antwoorden niet uitgesloten kunnen worden. Hiermee moet rekening gehouden worden bij de formulering van de conclusies van dit luik van het onderzoek. Ook moet nog gezegd dat voor ons onderzoek enkel de gegevens over de lokale werking van de Vlaamse partijen van belang zijn. We laten de Franstalige partijen hier buiten beschouwing.
6.1 Methode
De onderzoeksmethode die we in het feitelijke luik van ons onderzoek zullen hanteren, is vrijwel analoog aan de lijn die we bij het statutenonderzoek volgden (zie 5.1). Bij de analyse van de vragenlijst van de VUB-enquête werden enkele onderzoeksvragen betekenisvol bevonden voor de studie naar interne partijdemocratie. Nadat we telkens kort de relevantie van het item in kwestie hebben aangetoond, worden de antwoorden van de verschillende lokale partijverantwoordelijken in een tabel samengevat. We krijgen voor elk mogelijk antwoord op de enquêtevraag te zien hoeveel procent van de lokale afdelingen van de verschillende partijen zich hierin kon vinden. Net als bij het statutenonderzoek kennen we aan iedere onderzoeksvraag een gewicht toe naargelang de belangrijkheid van de vraag voor het onderzoek naar het intern democratisch functioneren van de Vlaamse politieke partijen. Vervolgens vergelijken we per onderzoeksvraag de antwoorden van de lokale partijverantwoordelijken. De partij die, gegeven de antwoorden op de enquêtevraag in kwestie, het meest intern democratisch georganiseerd blijkt te zijn, krijgt de hoogste score. Omgekeerd kennen we de minst intern democratische partij de laagste score toe. We wegen daarbij zorgvuldig af hoe de partijen zich ten aanzien van elkaar opstellen. Wanneer we alle bruikbare enquêtevragen hebben behandeld, worden de scores per partij opgeteld zodat we op een overzichtelijke manier te zien krijgen hoe de partijen zich in de dagelijkse praktijk verhouden op het punt van hun democratisch gehalte. In de algemene conclusie van deze eindverhandeling zullen beide luiken van het onderzoek, het statutenonderzoek en de VUB-enquête, samengevoegd worden zodat we een globale voorstelling bekomen van de mate van interne partijdemocratie in de Vlaamse politieke partijen.
6.2 Empirie
Per item verantwoorden we in de eerste plaats waarom die vraag ons, vertrekkende van de theoretische invulling van interne partijdemocratie (zie hoofdstuk 2), iets kan leren over het intern democratisch gehalte van een politieke partij (operationalisering). Vervolgens bekijken we voor de Vlaamse politieke partijen Agalev, CVP, SP, Vlaams Blok, VLD en VU welk antwoord het meest gegeven werd door de lokale verantwoordelijken. De antwoorden voor de verschillende partijen worden dan met elkaar vergeleken en aan elke partij wordt er voor dat item een score toegekend, al naargelang de positie die de partij inneemt ten opzichte van de andere partijen. Zoals eerder vermeld zullen de antwoorden gewogen worden, waarbij de weging afhankelijk is van de mate waarin het antwoord op de desbetreffende onderzoeksvraag ons rechtstreeks iets leert over het intern democratisch gehalte van de partij.
Vooraleer we de geselecteerde enquêtevragen één voor één bespreken, staan we inleidend even stil bij de evolutie van de ledenaantallen van de lokale afdelingen van de verschillende partijen (zie tabel 20). Het is opmerkelijk hoe sterk het gemiddelde ledenaantal van de lokale afdelingen van het Vlaams Blok is gestegen: op zes jaar tijd van 71 naar gemiddeld 162 leden per afdeling. Ook Agalev krijgt relatief veel leden bij. De SP daarentegen heeft een flinke klap gekregen: een daling van 301 naar 203 leden per afdeling. Een lichte stijging van het gemiddelde ledenaantal per afdeling stellen we vast bij de VLD, terwijl de gemiddelde ledenaantallen van de CVP en de VU een beetje zijn gedaald.
TABEL 20: Hoeveel leden telt de gemiddelde partijafdeling in 2000 t.o.v. 1994?
|
Agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Gemiddeld # leden per afdeling in 1994 |
23 (N=129) |
389 (N=143) |
301 (N=124) |
71 (N=53) |
418 (N=132) |
119 (N=65) |
Gemiddeld # leden per afdeling in 2000 |
35 (N=139) |
374 (N=145) |
203 (N=126) |
162 (N=55) |
431 (N=136) |
108 (N=70) |
6.2.1 Frequentie lokale bestuursvergaderingen
Interne partijdemocratie heeft te maken met de verticale doorstroming van ideeën binnen een politieke partij (zie 2.2.2). We stellen ons de vraag in hoeverre de lokale afdelingen erin slagen hun ideeën ingang te doen vinden bij de hogere geledingen in de partij. Dit hangt onder meer af van de prestaties van de lokale vertegenwoordiging in hogere partijorganen en van de intellectuele openheid aan de top van de partij. Onrechtstreeks kan ook de frequentie van de lokale bestuursvergaderingen een aanduiding zijn van de mate van interne partijdemocratie. Op een bestuursvergadering komen naast organisatorische issues (bv planning activiteiten) immers ook inhoudelijke kwesties aan bod. Bestuursvergaderingen staan garant voor een kanalisering van de ideeën die leven aan de basis van de partij. Men kan eventueel concrete voorstellen uitgewerken, die dan worden voorgelegd aan de hogere partijregionen. De frequentie van lokale bestuursvergaderingen kunnen we dus beschouwen als een indicator van de inhoudelijke activiteit aan partijbasis. Overleg binnen structuren op lokaal niveau is een vereiste als men inhoudelijke partijparticipatie ambieert.
Tabel 20 geeft weer hoe vaak het lokaal bestuur van de afdelingen van de verschillende partijen vergadert. We stellen vast dat de meeste lokale besturen bij de verschillende partijen minstens om de twee maanden vergaderen. Het valt op dat de frequentie van de lokale bestuursvergaderingen beduidend hoger ligt bij Agalev: 21,6 % vergadert minstens om de drie weken. Verder lopen de resultaten van de verschillende partijen parallel op een kleine uitzondering na: bij het Vlaams Blok vergadert het afdelingsbestuur minstens om de twee maanden, terwijl bij de andere partijen een (beperkt) aantal afdelingsbesturen slechts om het jaar of bijna nooit bijeenkomt.
TABEL 21: Frequentie lokale bestuursvergaderingen
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Minstens om de drie weken |
21,6% |
3,9% |
9,2% |
7,0% |
7,1% |
6,7% |
Minstens om de twee maanden |
72,0% |
93,5% |
82,4% |
93,0% |
91,5% |
81,3% |
Minstens om het jaar |
4,0%% |
2,6% |
8,4% |
0,0% |
1,4% |
9,3% |
Bijna nooit |
2,4% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
2,7% |
|
N=125 |
N=154 |
N=131 |
N=57 |
N=141 |
N=75 |
In een volgende stap kennen we een gewicht toe aan dit item en maken we voor de verschillende partijen de score op. Enerzijds is de frequentie van lokale bestuurs-vergaderingen een aanduiding van de inhoudelijke activiteit in de lokale afdeling. Anderzijds garandeert sterke inhoudelijke bedrijvigheid niet noodzakelijk een effectieve doorstroming van de ideeën naar de hogere partijgelederen. We geven dit item bijgevolg een gewicht 1. Agalev krijgt een score 5 omdat de lokale besturen aanmerkelijk meer vergaderen dan de lokale besturen van de andere Vlaamse partijen. Het Vlaams Blok krijgt een score 4. Alle lokale besturen komen immers minstens om de twee maanden bijeen. We kennen ook de VLD een score 4 toe aangezien nagenoeg alle besturen (91,5% + 7,1% = 98,6%) minstens om de twee maanden vergaderen, waarbij 7,1% van de lokale besturen minstens om de drie weken samenkomt. De CVP krijgt een score 3. De lokale besturen van de CVP vergaderen immers frequenter dan deze van de SP en de VU, maar komen minder vaak bijeen dan de lokale VLD-, Agalev- of Vlaams Blok-besturen. Tenslotte kennen we de SP en de VU een score 2 toe omdat een relatief groot aantal afdelingsbesturen slechts minstens om het jaar vergaderen, m.n. 8,3% van de lokale SP-besturen en 9,3% van de VU-besturen.
TABEL 22: Score frequentie lokale bestuursvergaderingen
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Score (1) |
5 |
3 |
2 |
4 |
4 |
2 |
6.2.2 Frequentie lokale algemene vergadering
De algemene vergadering wordt bijgewoond door alle leden van de partijafdeling. Ieder lid kan zijn stem laten horen wanneer de lokale partijlijn wordt vastgelegd of wanneer belangrijke beslissingen, die een volledige democratische legitimiteit vereisen, genomen moeten worden. De frequentie waarmee vergaderd wordt, geeft een goed beeld van de intensiteit van de plaatselijke werking, en van de mate waarin de leden daarbij betrokken worden. Daarom nemen we de dit item op in ons onderzoek.
Bij de interpretatie van de cijfers moeten we in het achterhoofd houden dat de lokale afdelingen van jonge en kleine partijen, die al dan niet in opmars zijn, mogelijk een te beperkt aantal leden hebben om een zinvolle algemene vergadering te organiseren (zie tabel 23). Vooral Agalev, maar ook het Vlaams Blok en de VU genieten dus verzachtende omstandigheden bij de interpretatie van de cijfers in de categorie "niet of uitzonderlijk" (zie tabel 24). Bij partijen met grotere ledenaantallen mag het instellen van een algemene vergadering wèl beschouwd worden als een democratische noodzaak.
TABEL 23: Gemiddeld aantal leden per afdeling in 2000
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Gemiddeld # leden per afdeling in 2000 |
35 |
374 |
203 |
162 |
431 |
108 |
|
N=139 |
N=145 |
N=126 |
N=55 |
N=136 |
N=70 |
Wat de weging van dit onderzoeksitem betreft, komen we uit bij een weging 2. Immers, de algemene vergadering is tenslotte een verzameling van alle leden van de lokale afdeling. De frequentie van de lokale algemene vergadering toont aan in welke mate de leden bij het politieke gebeuren betrokken worden. Het spreekt voor zich dat de partijparticipatie hoger ligt bij een partij die minstens om de maand alle afdelingsleden samenroept dan bij een partij die dit zelden of nooit doet. Een weging 2 dus omdat we rechtstreeks iets over de mogelijkheid tot partijparticipatie te weten komen.
TABEL 24: frequentie lokale algemene vergadering
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
minstens maandelijks |
36,0% |
7,8% |
2,3% |
8,5% |
1,4% |
9,3% |
minstens jaarlijks |
33,8% |
66,9% |
84,0% |
74,6% |
75,5% |
52,0% |
niet of uitzonderlijk |
30,2% |
25,3% |
13,7% |
16,9% |
23,0% |
38,7% |
|
N=143 |
N=155 |
N=132 |
N=60 |
N=141 |
N=75 |
Uit tabel 24 blijkt in de eerste plaats dat een meerderheid van de Agalev-afdelingen minstens maandelijks met de leden vergadert. Voor de andere partijen geldt dit hoogstens voor één op de tien afdelingen. Agalev krijgt een score 5 omdat de algemene vergadering van de afdeling vaker samenkomt dan bij de andere partijen. Hoewel bijna één op drie Agalev-afdelingen zelden of nooit een algemene vergadering bijeenroept, rekenen we dit toch niet door in de score (supra). Bij het Vlaams Blok komt de algemene vergadering in de meeste afdelingen regelmatig bijeen, gemiddeld net iets vaker dan bij de SP. De algemene vergadering van de SP-afdeling wordt overwegend minstens een keer per jaar samengeroepen, terwijl de lokale algemene vergadering van het Vlaams Blok frequenter vergadert. We kennen het Vlaams Blok en de SP respectievelijk een score 4 en een score 3 toe. Ongeveer een vierde van de afdelingen van de CVP en de VLD roept slechts uitzonderlijk of nooit een algemene vergadering bijeen. De CVP en de VLD krijgen beide een score 2. De intensiteit van de VU tenslotte was eerder reeds - zo blijkt uit onderzoek - beduidend teruggevallen (Deschouwer & Buelens, 1996: 17). In meer dan een derde van de lokale afdelingen organiseert men nooit of slechts uitzonderlijk een vergadering van alle leden. In slechts de helft van de lokale afdelingen roept men minstens een keer per jaar een algemene vergadering bijeen. De VU krijgt een score 1.
TABEL 25: Score frequentie lokale algemene vergadering
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Score (2) |
10 |
4 |
6 |
8 |
4 |
2 |
6.2.3 Lokale activiteiten
Partijen kunnen allerlei activiteiten organiseren, die de sociale cohesie binnen de partij en haar afdeling ten goede komen. Zulke activiteiten stimuleren de groepsvoming binnen de partij, sociale cohesie die op haar beurt de politieke slagvaardigheid van de afdeling enkel kan aanzwengelen. Bovendien zijn alle leden present op zulke evenementen. Die bijeenkomsten zijn immers meer dan een gezellig samenzijn. Ze bieden namelijk een uitgelezen mogelijkheid tot informeel overleg. Kortom, het aantal en de aard van activiteiten die door de lokale afdelingen worden georganiseerd zijn indicatoren van de intensiteit van de lokale werking. We maken een onderscheid tussen 'inhoudelijke' en 'niet inhoudelijke' activiteiten. Tot de 'niet inhoudelijke' activiteiten behoren een uitstap, een eetfestijn, een bal en een filmvoorstelling. Een politiek debat beschouwen we als een inhoudelijke activiteit. Een debat is immers een forum waar men zijn standpunten openlijk kan verdedigen en waar men schijnbaar evidente stellingen in twijfel kan trekken. Eerder dan informeel contact of groepsvorming behoort actieve ledenparticipatie tot de primaire doelstellingen wanneer men een politiek debat organiseert. Een debat moet bijdragen tot de mondigheid van de leden. Er wordt van gedachten gewisseld over wat leeft aan de basis van de partij. Zo poogt men de interne democratie eer aan te doen.
TABEL 26: Lokale activiteiten
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
inhoudelijke activiteit |
50,3% |
58,1% |
56,1% |
38,3% |
48,9% |
46,7% |
niet inhoudelijke activiteiten |
16,1% |
26,9% |
33,5% |
20,4% |
31,4% |
25,7% |
|
N=143 |
N=155 |
N=132 |
N=60 |
N=141 |
N=75 |
Het aantal en de aard van de activiteiten die lokale afdelingen organiseren leren ons, zoals we eerder stelden, iets over de intensiteit van de plaatselijke werking. Daarbij beschouwen we bruisende activiteit als een ideaal klimaat voor interne partijdemocratie, ofschoon een intense lokale werking niet per se leidt tot een effectieve inbreng van leden aan de partijbasis. We kennen dit item dan ook een weging 1 toe. Bij de interpretatie van de percentages[19] (zie tabel 27) beoordelen we veel activiteit positief. Het zwaartepunt ligt echter op de inhoudelijke activiteit - een politiek debat - aangezien dit de grootste opening laat voor actieve partijparticipatie. Inhoudelijke activiteit zou dus zwaarder moeten doorwegen dan niet inhoudelijke activiteit. In onze beoordeling maken we daarom een tussenstapje. We kennen beide categorieën, inhoudelijke dan wel niet inhoudelijke activiteit, een verschillend gewicht toe, en beoordelen de partijen op beide categorieën afzonderlijk. Inhoudelijke activiteit weegt daarbij dubbel zo zwaar als niet inhoudelijke activiteit. Om de eindscores voor dit item te bekomen, delen we de som [score inhoudelijke activiteit (gewicht 2) + score niet inhoudelijke activiteit (gewicht 1)] door 3, teneinde de scores terug tot een weging 1 te herleiden. De eindscores worden daarbij afgerond tot gehele getallen.
De percentages in tabel 26 leren dat vooral bij de CVP- en de SP-afdelingen jaarlijks een politiek debat wordt georganiseerd. Bij Agalev, de VLD en vooral bij de VU is er iets minder inhoudelijke activiteit. Het Vlaams Blok bengelt achteraan, hoewel nog bijna vier op tien Blok-afdelingen jaarlijks een politiek debat organiseren. Dit resulteert in de volgende scores: de CVP en de SP krijgen een score 5, Agalev en de VLD een score 4, de VU een score 3, en het Vlaams Blok kennen we een score 2 toe. Wat de niet inhoudelijke activiteit betreft, scoren vooral de traditionele partijen goed: de SP en de VLD krijgen een score 5; de CVP geven we een score 4, net als de VU. Vooral het jaarlijkse bal lijkt minder ingeburgerd te zijn bij de jongere, kleinere partijen. Het Vlaams Blok en Agalev krijgen respectievelijk een score 3 en een score 2. Vervolgens tellen we de scores op en delen we de som door 3. De eindscores voor dit item vinden we onderaan tabel 27.
TABEL 27: Score lokale activiteiten
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Score inhoudelijke activiteit (2) |
8 |
10 |
10 |
4 |
8 |
6 |
Score niet inhoudelijke activiteit (1) |
2 |
4 |
5 |
3 |
5 |
4 |
subtotaal |
10 |
14 |
15 |
7 |
13 |
10 |
subtotaal / 3 |
3,33 |
4,66 |
5,00 |
2,33 |
4,33 |
3,33 |
Eindscore (1) |
3 |
5 |
5 |
2 |
4 |
3 |
6.2.4 Goedkeuring van de lijst
Een intern democratische partij poogt zoveel mogelijk leden te betrekken bij de lijstvorming. Als we de praktische beperkingen in rekening brengen, is het niet te verwonderen dat niet (steeds) alle leden inspraak hebben bij de samenstelling van de lijst. Belangrijker dan de lijstvorming is echter wie uiteindelijk een beslissend oordeel velt over de ontwerplijst. Volgens welke methode werd of zal de lijst goedgekeurd worden? Wordt de mening van alle lokale leden gerespecteerd, of hebben hogere partijgelederen uiteindelijk het laatste woord?
In de enquête werd de lokale partijverantwoordelijken gevraagd volgens welke methode de lijst "werd of zal goedgekeurd worden". Er werden hen verschillende mogelijke antwoorden aangeboden, gaande van een algemene ledenpoll (zonder modellijst) tot de goedkeuring door een nationaal partijorgaan (zie tabel 28). Wanneer we de percentages in onderstaande tabel bekijken, stellen we vast dat de som van de percentages (per partij) groter is dan honderd, wat in principe onmogelijk is. Dit wordt verklaard door het feit dat de lokale partijverantwoordelijken meerdere antwoorden mochten aanstippen. Uiteraard maakt dit de interpretatie van de percentages er niet eenvoudiger op. Laten we dus even uitleggen hoe we de percentages zullen opvatten. Voor elke partij zullen we nagaan welk het meest gegeven antwoord (hoogste percentage) is dat de lokale partijverantwoordelijken hebben aangekruist. Bij Agalev zien we bijvoorbeeld dat 82,5 % van de lokale partijverantwoordelijken de algemene ledenpoll (met modellijst) heeft aangeduid. Slechts enkele lokale partijwoordvoerders gaven ander antwoord. Bij de CVP stellen we vast dat 81,9 % de ledenpoll (met modellijst) heeft aangekruist, maar valt meteen ook op dat 60 % van de lokale verantwoordelijken heeft geantwoord dat het afdelingsbestuur beslist over de goedkeuring van de lijst. De algemene ledenpoll (met modellijst) is dus ook bij de CVP het meest overheersende antwoord, maar niet het enige. Als we dit nu vertalen naar de scores, zullen we Agalev een hogere score toekennen dan de CVP. Bij Agalev is er immers maar één overheersend antwoord: de algemene ledenpoll (met modellijst). Op die manier zullen we de antwoorden bij de verschillende partijen vergelijken, en afwegen welke partij welke score krijgt.
TABEL 28: Goedkeuring van de lijst
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
algemene ledenpoll zonder voorstel rangorde kandidaten |
9,8% |
4,5% |
5,3% |
5,0% |
4,3% |
2,7% |
algemene ledenpoll met voorstel rangorde kandidaten |
82,5% |
81,9% |
38,6% |
10,0% |
81,6% |
29,3% |
afdelingsbestuur |
11,2% |
60,0% |
62,1% |
83,3% |
45,4% |
73,3% |
arrondissementeel partijorgaan |
6,3% |
32,3% |
12,1% |
80,0% |
0,7% |
21,3% |
nationaal partijorgaan |
2,1% |
7,7% |
2,3% |
75,0% |
1,4% |
4,0% |
|
N=143 |
N=155 |
N=132 |
N=60 |
N=141 |
N=75 |
We merken op dat de antwoordcategorieën in tabel 28 aflopend gerangschikt zijn. Een algemene ledenpoll waarbij de leden meer inspraak hebben dan het louter oordelen over een 'te nemen of te laten'-lijst, is de meest intern democratische methode om een lijst goed te keuren. Nog steeds intern democratisch is de algemene ledenpoll mét modellijst. Minder democratisch is de goedkeuring door het afdelingsbestuur of een arrondissementeel partijorgaan. De gewone leden hebben dan immers geen inspraak meer. De bekrachtiging van de lijst door een nationaal partijorgaan is de minst intern democratische optie.
De goedkeuring van de lijst is een belangrijke indicator in ons onderzoek naar de interne partijdemocratie. We komen te weten wie uiteindelijk beslist of de lijst aan de nodige vereisten voldoet of niet. In feite moet men beslissen wie mee 'het gezicht' van de lokale partijafdeling mag zijn. Men bepaalt wie in de eerste plaats de denkbeelden en ideeën van de partijleden zal verdedigen als de partij een mandaat mag opnemen. De goedkeuring van de lijst mag dus beschouwd worden als een belangrijke beslissing binnen de partij. Daarom geven we aan dit item een gewicht 3. We kunnen nu overgaan tot het toekennen van de scores.
De lijstgoedkeuring gebeurt in het merendeel van de lokale Agalev- en VLD-bastions door een algemene ledenpoll. Hogere partijgeledingen moeten zich schikken naar de beslissing van de lokale leden. We kennen Agalev en de VLD een score 5 toe. In de meeste afdelingen van de CVP zijn het ook de leden die de lijst moeten goedkeuren. Toch is bij een aantal afdelingen van de CVP de beslissingsbevoegdheid toegewezen aan het afdelingsbestuur of een arrondissementeel partijorgaan. De CVP krijgt een score 4. Als we kijken naar de SP en de VU, zien we dat heel wat minder lokale afdelingen de lijst goedkeuren door een algemene ledenpoll. Bij de VU en de SP mag het afdelingsbestuur in de meeste gevallen beslissen over de goed- of afkeuring van de lijst. We kennen de VU en de SP een score 3 toe. Bij het Vlaams Blok, tenslotte, wordt de uiteindelijke beslissing over de lijst genomen zonder dat de gewone leden hierbij betrokken worden. Drie op vier lijsten wordt goedgekeurd door een nationaal partijorgaan. Het Vlaams Blok krijgt daarom een score 1.
TABEL 29: Score goedkeuring van de lijst
|
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Score (3) |
15 |
12 |
9 |
3 |
15 |
9 |
6.3 Besluit
Omdat de partijorganisatie op papier niet noodzakelijk overeenstemt met de partijwerking in de daglijkse praktijk, hebben we in het feitelijke luik van ons onderzoek een beroep gedaan op gegevens uit de VUB-enquête. Deze enquête is echter niet ontworpen om informatie te vergaren over de interne werking van de partijen, maar wil de gemeentepolitiek in het algemeen bestuderen. Het hier gepresenteerde materiaal is dan ook onvolledig te noemen om verstrekkende conclusies te trekken m.b.t. de interne partijdemocratie in de politieke praktijk. Zo zouden we bijvoorbeeld nog willen weten hoe de lokale algemene vergaderingen verlopen, of in welke mate het lokale partijbestuur openstaat voor suggesties van de leden. Wordt er effectief naar hen geluisterd? Op deze en andere vragen hebben we in de VUB-enquête geen antwoord gekregen. M.b.t. de coalitievorming ontbreken bovendien de gegevens van het Vlaams Blok, ons onderzoeksonderwerp . Niettegenstaande deze lacunes zijn in de enquête enkele vragen opgenomen die wel degelijk waardevolle informatie bevatten over de interne werking van de Vlaamse politieke partijen. Zo stelden we bijvoorbeeld vast dat de frequentie van vergadering, van zowel het lokale partijbestuur als de lokale algemene vergadering, verschilt van partij tot partij. Dit leert ons hoe actief de lokale afdelingen zijn, hoe gedreven en ernstig men bezig is met de politiek op lokaal vlak. De intensiteit van de plaatselijke werking valt ook af te lezen uit de activiteiten die door de afdelingen georganiseerd worden. Een hoge intensiteit van de plaatselijke werking mag dan geen voldoende voorwaarde zijn voor interne partijdemocratie, het wijst toch duidelijk in de democratische richting. Lokale afdelingen die hun politieke activiteit tot het minimum trachten te beperken, kunnen immers onmogelijk op een geloofwaardige manier meer inspraak vragen binnen de partij. Afdelingen die daarentegen bruisen van de activiteit zullen waarschijnlijk wel met succes ijveren voor interne partijdemocratie, want zij willen hun inspanningen beloond zien. Wat ons nog iets kan bijbrengen over interne partijdemocratie in de praktijk, is de goedkeuring van de ontwerplijst bij verkiezingen. De goedkeuring van de lijst gebeurt bij Agalev bijvoorbeeld overwegend door een algemene ledenpoll, terwijl de beslissing bij het Vlaams Blok en de VU zelden wordt overgelaten aan de leden aan de basis van de partij. Ofschoon het feitelijk onderzoek niet volstaat om tot sterke, voldoende beargumenteerde conclusies te komen, hebben de resultaten toch een indicatieve kracht.
TABEL 30: Eindscores VUB-enquête
Omschrijving item |
agalev |
cvp |
sp |
vb |
vld |
vu |
Frequentie bestuursvergaderingen |
5 |
3 |
2 |
4 |
4 |
2 |
Frequentie lokale algemene vergadering |
10 |
4 |
6 |
8 |
4 |
2 |
Lokale activiteiten |
3 |
5 |
5 |
2 |
4 |
3 |
Goedkeuring van de lijst |
15 |
12 |
9 |
3 |
15 |
9 |
TOTAALSCORE |
33 |
24 |
22 |
17 |
27 |
16 |
In tabel 30 hebben we de eindscores berekend van het tweede deel van ons onderzoek naar de interne werking van de Vlaamse politieke partijen. De eindscores zijn minder uiteenlopend dan de eindscores van het statutenonderzoek. Dit komt doordat we ten eerste minder items hebben besproken, en ten tweede slechts één item een gewicht 3 hebben gegeven[20]. Het resultaat van de VUB-enquête steunt slechts op een viertal onderzoeksvragen. Hoewel we enkele verschuivingen opmerken in vergelijking met de resultaten van het statutenonderzoek, zien we toch dat de resultaten in dezelfde richting wijzen. Net als bij het statutenonderzoek merken we op dat de exacte cijfers niet van belang zijn. Aan de hand van de eindscores zijn we echter toch in staat de algemene tendensen te duiden. Eerder intern democratisch zijn de SP (score 22) en de CVP (score24). Agalev (score 33) en de VLD (score 27) blijken, net als in het statutenonderzoek, de meest democratische resultaten voor te leggen. Opmerkelijk is de positie die de VU en het Vlaams Blok innemen ten aanzien van de andere partijen. De VU (score 16) hecht kennelijk, zij het op basis van vier onderzoeksvragen over de feitelijke werking, het minst van alle partijen belang aan de positie van de partijleden. Het Vlaams Blok (score 17) blijkt zich ten aanzien van de andere partijen niet extreem ondemocratisch op te stellen. Dit was wel het geval volgens de studie van de partijstatuten.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[10] Deze informatie is mij per e-mail meegedeeld door Raf Suys, algemeen secretaris van de CVP.
[11] In tabel 4 zijn de partijen oplopend gerangschikt volgens stichtingsdatum om het verband duidelijk te maken tussen de stichtingsdatum en de lengte van de partijstatuten. In alle andere tabellen zijn de partijen evenwel alfabetisch gerangschikt.
[12] De statutaire bepalingen die hier zijn opgenomen hadden enkel tot nut de hypothese te bevestigen waarin we stellen dat uitgebreide (kwantitatieve) aandacht voor de lokale werking in de statuten wijst op intern democratisch functioneren.
[13] Uit een artikel door Peter Dejaegher in De Standaard van 21/12/1999 : 'Anciaux verscherpt verdeeldheid bij VU'
[14] Uit een artikel door Boudewijn Vanpeteghem in De Standaard van 17/01/2000 : 'VU-leden willen meer Vlaams-nationale klemtonen'
[15] We stelden in paragraaf 2.2.1 dat we partijen die zoveel mogelijk macht aan alle leden toebedelen als de meest democratische partijen zouden beschouwen.
[16]Deze informatie is mij per e-mail meegedeeld door Piet De Zaeger (VU), van de dienst organisatie en communicatie.
[17] De enige beperking die bij de VU wordt opgelegd is dat men minstens één jaar lid moet zijn van de partij vooraleer men kan beschikken over stemrecht in het partijcongres. Deze voorwaarde is te verwaarlozen als we het 'intern democratisch' karakter van de partijen onderzoeken.
[18]In 1994, net voor de verkiezingen, werd een enquête afgenomen die resulteerde in het boek 'De dorpsstraat is de wetstraat niet' In 2000 werd dezelfde enquête nogmaals afgenomen met het oog op een longitudinale aanvulling van het onderzoek. De doelstellingen en het onderzoeksopzet werden evenwel niet fundamenteel gewijzigd.
[19] De percentages m.b.t. de 'niet inhoudelijke' activiteiten in tabel 27 zijn samengestelde percentages. Er werd een gemiddelde genomen van het aantal afdelingen dat ofwel een eetfestijn, een uitstap, een filmvoorstelling, of een bal organiseert. De percentages werden opgeteld en vervolgens gedeeld door 4. We tonen dit even aan aan de hand van een voorbeeld. In tabel 27 lezen we dat 16,1% van de Agalev-afdelingen niet inhoudelijke activiteiten organiseert. Dit is een samengesteld percentage: 0,7% van de Agalev-afdelingen organiseert een filmvoorstelling; 4,2% organiseert een bal; 29,4% organiseert een uitstap en 30,1% houdt een eetfestijn (0,7 + 4,2 + 29,4 + 30,1 = 64,4 en 64,4 / 4 = 16,1). De percentages m.b.t. de 'inhoudelijke activiteiten' zijn geen samengestelde percentages: b.v. 50,3% van de lokale Agalev-afdelingen organiseert wel eens een politiek debat.
[20] Wanneer we in het algemeen besluit van deze eindverhandeling de resultaten van beide luiken van het onderzoek samenbrengen, wordt het gewicht van formele en het feitelijke deel van het onderzoek weerspiegeld in de grootte van de eindscores. Het statutenonderzoek zal zwaarder doorwegen bij het opmaken van de ultieme conclusie omdat de statuten meer en sterkere informatie opleverden over de interne partijdemocratie dan de VUB-enquête.