Het Vlaams Blok: democratie in eigen huis? Een comparatief onderzoek naar de interne werking van de Vlaamse politieke partijen. (Jan Jagers)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL III: Algemeen Besluit

 

7. Conclusie: het Vlaams Blok minst intern democratische partij

 

In feite vindt het cordon sanitaire, het politiek akkoord dat het Vlaams Blok uitsluit van een deelname aan de macht, zijn oorsprong in het Vlaams Blok zelf.  Eerst en vooral staat extreem-rechts garant voor standpunten die lijnrecht ingaan tegen fundamentele, democratische principes. Dit argument, dat door de democratische partijen aangedragen wordt als verantwoording van het cordon, wordt ook wetenschappelijk onderbouwd.  Ten tweede stellen de democratische partijen dat het Vlaams Blok er een autoritaire structuur op na houdt, een bewering die echter niet empirisch wordt hardgemaakt (hoofdstuk 1, hoofdstuk 3).  Aan de interne organisatie van politieke partijen worden verschillende eisen gesteld, die naargelang de ideologische overtuiging van de partij kunnen verschillen.  In een intern democratisch functionerende partij moeten leden actief kunnen participeren.  Daarbij poogt de partij zoveel als mogelijk een ledenbeweging te blijven, ondanks de onontkoombare professionalisering die zich allengs doorzet in de politiek.  Ledenparticipatie staat haaks op een andere eis die wordt gesteld aan de partijorganisatie: het garanderen van voldoende politieke slagkracht.  Indien men elk individueel lid dezelfde macht toebedeelt, is het onmogelijk om iedereen op dezelfde lijn te krijgen, zeker wanneer de partij binnen de kortste keren een standpunt moet innemen inzake een actueel, politiek hangijzer (hoofdstuk 2).

 

Met deze eindverhandeling ambiëren we aan de hand van empirisch materiaal uitspraak te doen over een al dan niet autoritair georganiseerd Vlaams Blok.  Ons onderzoek omvat een comparatieve studie van de statuten van de Vlaamse politieke partijen (hoofdstuk 5), en enkele aanvullende gegevens over de feitelijke werking van de lokale afdelingen (hoofdstuk 6).  Uit onze centrale onderzoeksvragen (Waar kunnen we de feitelijke macht in de partijen lokaliseren?  Wie bepaalt de politieke koers van de partij?  Welke rol spelen de partijleden en hebben zij enige reële inspraak in het reilen en zeilen van de partij?) hebben we concrete onderzoeksvragen vragen afgeleid, die ons een beeld schetsen van het intern democratisch karakter van de verschillende Vlaamse politieke partijen.  De resultaten van de partijen werden per onderzoeksvraag met elkaar vergeleken.  Elke partij kreeg een score die in verhouding staat met het intern democratisch gehalte van het antwoord op de onderzoeksvraag in kwestie.  In tabel 30 voegen we de resultaten van het statutenonderzoek en de VUB-enquête bij elkaar.   De eindscore weerspiegelt de positie die de partij inneemt op het continuüm van de interne partijdemocratie.    

 

TABEL 31: Eindresultaat empirisch onderzoek naar interne partijdemocratie bij de Vlaamse politieke partijen

 

Omschrijving item

AGALEV

CVP

SP

VB

VLD

VU

Statutenonderzoek

Lengte partijstatuten

2

5

3

2

1

3

 

Aandacht voor lokale werking

3

5

2

1

3

5

 

Verkiezing algemene voorzitter

15

15

15

3

15

15

 

Partijleiding onaantastbaar?

15

6

6

3

15

3

 

Samenstelling partijbestuur

10

8

8

0

10

6

 

Statutenwijziging

15

12

12

0

15

6

 

Residuaire bevoegdheid

6

8

4

0

10

4

 

Hoogste partijorgaan

10

8

8

2

10

10

 

Kunnen de leden een vergadering bijeenroepen?

5

5

5

2

5

5

 

Ledenrechten afzonderlijk vermeld?

4

5

5

1

3

2

 

Verkiezing lokale voorzitter

5

5

2

0

5

4

 

Coalitie of oppositie?

5

4

5

1

5

4

Subtotaal

 

95

86

75

15

97

67

VUB-enquête

Frequentie bestuursvergaderingen

5

3

2

4

4

2

 

Frequentie lokale algemene vergadering

10

4

6

8

4

2

 

Lokale activiteiten

3

5

5

2

4

3

 

Goedkeuring van de lijst

15

12

9

3

15

9

Subtotaal

 

33

24

22

17

27

16

TOTAALSCORE  EMPIRISCH ONDERZOEK

 

128

110

97

32

124

83

 

Nu zetten we de krachtlijnen uiteen van de resultaten van ons empirisch onderzoek naar interne partijdemocratie bij de Vlaamse politieke partijen.  We focussen daarbij voornamelijk op de onderzoeksvragen waarbij het Vlaams Blok een extreme positie inneemt ten aanzien van de andere partijen[21].  We merken nog op dat de eindscores van het empirisch onderzoek enkel de algemene tendensen kunnen weergeven.  We mogen ons niet blindstaren op de exacte waarde van de eindscores.  Het scoresysteem is immers slechts een poging om kwalitatieve gegevens om te zetten in kwantitatieve resultaten. 

 

Ondanks het feit dat ook de democratische partijen meer of minder macht toebedelen aan de gewone partijleden, steekt het Vlaams Blok er met een uitzonderlijk lage eindscore (32) met kop en schouders bovenuit als meest intern ondemocratische partij.  Agalev (128) en de VLD (124) boeken de meest intern democratische resultaten.  Het algemeen congres, de bijeenkomst van alle leden waarbij ieder lid over stemrecht beschikt, heeft in beide partijen verregaande bevoegdheden.  Enkel bij Agalev en de VLD komt het de leden als groep toe de partijstatuten te wijzigen en de partijleiding ter verantwoording te roepen.  De CVP (110), en in iets mindere mate de SP (97), kunnen we ook als intern democratisch bestempelen.  Beide partijen beschikken, net als Agalev en de VLD, over democratische structuren, maar belangrijke beslissingen worden in hoofdzaak genomen door afgevaardigden van de leden, en niet door de leden zelf.  Lokale vertegenwoordigers hebben - als gezant - zitting in de algemene vergadering.  We willen ons hier niet uitspreken over het democratisch gehalte van dit systeem van afvaardiging in vergelijking met de directe ledeninspraak.  Beide concepten hebben immers hun voor- en nadelen.  De perceptie die we in ons onderzoek voorstonden, vindt haar oorsprong in voornamelijk praktische overwegingen.  Overigens dienen we in het bijzonder artikel 8.1 (de uitbouw van de partij moet gericht zijn op de maximale betrokkenheid van de leden) en artikel 7 (over de onderlinge afstemming van de verschillende partijniveaus) van de CVP-statuten te vermelden.  Enkel in de CVP-statuten vinden we zulke statutaire bepalingen terug.  De VU (83), die zich profileert als partij van de Vlaamse Vrije Demokraten, blijkt tegen de verwachtingen in minder intern democratisch te functioneren dan de andere democratische partijen.  Een greep uit de onderzoeksresultaten toont bijvoorbeeld aan dat de bevoegdheid de statuten te wijzigen wordt toegewezen aan het partijbestuur, terwijl Agalev, de CVP, de SP, en de VLD het congres hierover laten beslissen.  Verder stellen we vast dat de leden van de lokale VU-afdelingen hun lokale voorzitter niet rechtstreeks kunnen verkiezen.  De intensiteit van de plaatselijke werking staat bij de VU overigens op een relatief laag pitje.  De lokale besturen vergaderen iets minder frequent dan bij de andere partijen, en bijeenkomsten van de lokale algemene vergadering worden beduidend minder vaak georganiseerd.  Een mogelijke verklaring voor de relatief lage score van de VU zou kunnen liggen in de positie die de partijraad inneemt binnen de partij.  De partijraad bij de VU kunnen we opvatten als een soort mini-congres.  Het gaat niet om een besloten, zichzelf coöpterend partijorgaan, zoals bij het Vlaams Blok.  Dit verschil wordt onvoldoende weerspiegeld in de het eindresultaat van het onderzoek.   

 

Wanneer we het verwijt aan het adres van het Vlaams Blok, dat het een intern ondemocratische partij is, toetsen aan de politieke realiteit blijkt deze aantijging gegrond te zijn.  In tegenstelling tot het functioneren van de andere Vlaamse politieke partijen, zijn bij het Blok geen mechanismen ingebouwd die het intern democratisch karakter van de partij moeten veiligstellen.  Allereerst valt het op dat alle democratische partijen de rechtstreekse verkiezing van de algemene voorzitter hebben ingevoerd, terwijl de leden van het Vlaams Blok geen enkele inspraak hebben bij de aanstelling van de partijvoorzitter.  De algemene voorzitter wordt aangesteld door de partijraad, het centrale en hoogste partijorgaan van het Vlaams Blok.  We zijn ook nagegaan of er in het partijbestuur democratisch verkozenen zetelen.  Dit bleek enkel bij het Vlaams Blok niet het geval te zijn.  Als we verder de onderzoekresultaten overlopen zien we dat de andere partijen, met uitzondering van de VLD, expliciet het partijcongres aanduiden als hoogste instantie van de partij.  Dit congres is toegankelijk voor alle leden, in tegenstelling tot het hoogste partijorgaan van het Vlaams Blok: de partijraad.  Deze partijraad coöpteert zichzelf: partijleden hebben geen inspraak tenzij ze hiertoe uitdrukkelijk gemachtigd werden door de partijraad zelf.  In het Blok kunnen we de feitelijke macht bijgevolg lokaliseren bij een hermetisch afgesloten partijorgaan, dat bovendien bij consensus beslist.  Wanneer binnen de partijraad toch onenigheid rijst, komt de voorzitter het laatste, doorslaggevende woord toe.  De gewone partijleden hebben dus geen inspraak in het reilen en zeilen van de partij, want het hoogste partijorgaan, de partijraad, blijkt geen emanatie te zijn van de lagere partijechelons.  Kennelijk wordt de politieke koers uitgestippeld aan de Blok-top, en hebben de leden niet meer dan een recruterende functie.  Partijleden hebben inhoudelijk niets in de pap te brokken.  Ze blijken voornamelijk het ronselen van kiezers op zich te nemen, en worden 'gebruikt' om posten binnen de partij te bekleden.  Zo kunnen de Vlaams Blok-leden bijvoorbeeld geen vergaderingen bijeenroepen, noch op nationaal, noch op lokaal niveau.  Bij het afsluiten van het partijcongres, een vergadering waarop alle Blok-leden zijn uitgenodigd, gaat men niet eens over tot een stemming.  "Het congres moet opgevat worden als een confrontatie van partijleden, die in een gezamenlijke vergadering zoeken naar overeenstemming in de benadering van de maatschappelijke problemen.  De materie waarover overeenstemming werd bekomen, geldt als verworvenheid" (zie 5.2.10).  Het eindresultaat van een congres reikt niet verder dan enkele "verworvenheden".  Geen bindende besluiten, geen beslissingen tout court. Verder blijkt uit het statutenonderzoek dat enkel het Vlaams Blok niet expliciet vermeldt wie de bevoegdheid heeft om de statuten te wijzigen.  Ook is het Vlaams Blok de enige partij die de lokale voorzitters laat aanstellen door de arrondissementsvoorzitter, dus niet door lokale afdeling zelf - hetzij door het afdelingsbestuur, hetzij door de afdelingsleden.  Nog opmerkelijker is dat de nationale partijraad beslist over een eventuele deelname aan een lokale coalitie, terwijl deze beslissing bij de andere partijen steevast op lokaal niveau wordt genomen. 

 

De onderzoeksresultaten uit de VUB-enquête vertonen een enigszins alternatieve positionering van de Vlaamse politieke partijen op de as van de interne partijdemocratie.  Op basis van vier onderzoeksvragen blijkt dat het Vlaams Blok er op het politieke terrein een minder ondemocratische werking op nahoudt dan we zouden verwachten op grond van het statutenonderzoek.  We moeten echter voorzichtig zijn bij de interpretatie van de resultaten van de VUB-enquête.  De vier onderzoeksvragen, die we hebben opgenomen in het onderzoek, genereren niet meer dan een handvol aanwijzingen.  De reikwijdte van het feitelijke deel van ons onderzoek (hoofdstuk 6) is te beperkt om sterke conclusies te kunnen trekken.  Bovendien zijn bij de verzameling van de gegevens sociaal wenselijke antwoorden niet uit te sluiten.  Desondanks blijkt uit de VUB-enquête dat het Vlaams Blok ook in de dagelijkse politieke realiteit minder intern democratisch functioneert dan de andere Vlaamse politieke partijen, de VU niet te na gesproken.  De afdelingen van het Blok organiseren minder debatten (inhoudelijke activiteit) dan de afdelingen van de andere partijen, wat een indicator kan zijn van het belang dat de partij hecht aan het kritisch aanscherpen van de geest van de partijleden.  Bovendien wordt in drie kwart van de Blokafdelingen de lijst voor de verkiezingen goedgekeurd door een nationaal partijorgaan, terwijl dit bij de andere partijen bij maximaal één op tien afdelingen het geval is.  Wel blijkt dat het Vlaams Blok op lokaal niveau regelmatig vergadert, al is hiermee niet gezegd hoe en over welke aangelegenheden men op lokaal niveau bijeenkomt, laat staan beslist.

 

Op grond van ons onderzoek naar interne partijdemocratie bij de Vlaamse politieke partijen, kunnen we ondubbelzinnig besluiten dat het Vlaams Blok zich allerminst zorgen maakt om de intern democratische werking van de partij.  De zienswijze van voorzitter Frank Vanhecke krijgt concreet vorm in de interne partijstructuren van het Vlaams Blok: "Democratie is een staatsvorm, geen partij- of verenigingsvorm" ('t Pallieterke, 03/07/1996).

 

 

8. Naar een verklaring

 

Het empirisch onderzoek leert ons dat het Vlaams Blok wel degelijk de minst intern democratisch georganiseerde partij van Vlaanderen is.  We willen hier enkele denkpistes aansnijden die het autoritaire karakter van het Vlaams Blok mogelijk kunnen verklaren.  Hierbij focussen we achtereenvolgens op vier aspecten.  Vooreerst zou de achterban van het Vlaams Blok niet echt graten zien in een autoritaire partijstructuur, waardoor intern protest uitblijft.  Een tweede verklaring is mogelijk te vinden in de aard van de ideologie van het Vlaams Blok.  De autoritaire partijwerking komt kennelijk logisch voort uit het extreem-rechste gedachtengoed.  Als derde verklaring kunnen we aandragen dat het Vlaams Blok met strakke hand geleid wordt om de partij te vrijwaren van ideologische toegevingen.  De partijorganisatie zou een instrumentele functie hebben: de radicaliteit van de ideologie trachten te behouden.  Ten vierde zou de partijtop zich genoodzaakt zien om de touwtjes strak in handen te houden vanwege de externe druk die op het Blok wordt uitgeoefend door media en politiek.  Met de juridische veldslag die momenteel wordt gevoerd, hangt het zwaard van Damocles het Vlaams Blok boven het hoofd.  In wat ons rest in deze scriptie, gaan we iets dieper op de vier mogelijke verklaringspistes.  

 

Politiek participeren lijkt niet weggelegd voor iedereen.  De doorsnee burger voelt kennelijk niet de nood dicht betrokken te zijn bij de politieke besluitvorming.  Het zoeken naar oplossingen is eerder iets voor specialisten, voor mensen die in staat zijn complexe dossiers te beheersen en wijs te raken uit ingewikkelde procedures.  Dit gaat het petje van de gewone man misschien te boven.  Het is niet ondenkbaar dat hij gewoonweg resultaten wil zien, en dat de manier waarop die verbeteringen aan de samenleving totstandkomen, minder belangrijk zijn.  Als we dit in het achterhoofd houden, blijkt de interne partijstructuur van Agalev en het Vlaams Blok precies aan te sluiten bij het profiel van hun respectievelijke achterban.  Agalev trekt voornamelijk hoogopgeleiden aan (Swyngedouw & Billiet, 1995).  Zij worden aangetrokken door de mogelijkheden tot inhoudelijke partijparticipatie die de partij hen biedt.  De aanhang van het Vlaams Blok daarentegen bestaat voornamelijk uit laaggeschoolden (Swyngedouw & Billiet, 1995), die waarschijnlijk minder aspiraties hebben om deel te nemen aan de politieke besluitvorming.  Er is kennelijk een verband tussen de opleidingsgraad van de achterban en het intern democratisch georganiseerd zijn van de partij.  Of anders gezegd: hoe hoger geschoold de aanhang, hoe méér democratisch de partijstructuur.  Als we de resultaten van de VLD en de SP in ons empirisch onderzoek bekijken, zien we ook daar het verband met het opleidingsniveau van de achterban.  De VLD, die traditioneel een sterke aantrekkingskracht uitoefent op hoger geschoolden, blijkt net zoals Agalev intern democratisch georganiseerd te zijn.  De SP trekt traditioneel meer laaggeschoolden aan en is volgens ons onderzoek iets minder democratisch georganiseerd. 

 

De autoritaire structuur van het Blok zou ten tweede verklaard kunnen worden door de aard van de extreem-rechtse ideologie.  Een gevoel van machteloosheid tegen de actuele ontwikkelingen in de maatschappij slaat bij een deel van de bevolking blijkbaar om in een angstreflex, die hen doet teruggrijpen naar datgene waarmee ze vertrouwd zijn. Het Blok werpt zich op als de verdediger van traditionele culturele waarden: discipline, gezag, plichtsgetrouwheid.  Het Vlaams Blok wil de samenleving met strakke hand opnieuw de goede richting insturen, en de maatschappij behoeden voor een verdere 'ontsporing' door meer nadruk te leggen op 'law and order'.  Zowel de ideologie als de interne partijstructuur hebben een autoritair karakter.  

 

Ten derde zien we in de autoritaire partijstructuur een middel om de extreem-rechtse ideologie daadwerkelijk extreem te houden.  Het Vlaams Blok is sinds 1991 zo sterk gegroeid dat men zich actief ging bezighouden met de vorming van nieuwe mandatarissen.  Indien het Vlaams Blok radicaal wil blijven, moet deze vorming strak van bovenuit gedirigeerd worden.  Enkel een gecentraliseerde aanpak garandeert dat het Vlaams Blok hetzelfde gezicht heeft op lokaal als op nationaal niveau.  Het Blok wil de radicaliteit van het partijprogramma veiligstellen, ook omdat het de partij zo herkenbaar maakt en scherp profileert.  Die herkenbaarheid wil men absoluut bewaren.  Daarin schuilt immers een groot deel van hun electoraal succes.  D.m.v. een autoritaire partijstructuur zorgt de partijleiding ervoor dat alle leden en mandatarissen netjes in het gelid lopen, dezelfde ideeën verdedigen en dezelfde standpunten innemen.

 

Een vierde verklaring voor de autoritaire structuur van het Blok wil voornamelijk de hachelijke positie van het Blok ten aanzien de andere politieke partijen in het licht stellen.  De radicale ideeën van het Vlaams Blok, gecombineerd met de kritische aandacht van de media en de huidige juridische druk, nopen hen tot een van boven uit georganiseerde structuur.  Enkel op die manier kunnen zij de volledige controle over het partijapparaat behouden en bijsturen waar nodig.  Sommige standpunten balanceren op de grens van het wettelijke, hiervan getuige het 'Blokproces', aangespannen wegens inbreuken op de wet tegen racisme.  Een 'slip of the tongue' is in deze benarde omstandigheden olie op het vuur. Dat zal ook Roeland Raes geweten hebben.  In overleg met de partijtop nam Raes eerst ontslag als ondervoorzitter van het Vlaams Blok, later ook als senator, en als secretaris van verscheidene partij-vzw's.  Dit was een poging van het Blok om een einde te stellen aan de negatieve persaandacht die ontstond nadat Raes de systematische uitroeiing van de joden door de nazi's en de echtheid van de boeken van Anne Frank in twijfel had getrokken.  "De manier waarop Raes werd afgezet (officieel 'aanvaardde' de partijtop zijn ontslag), en de manier waarop hij werd vervangen (de voorzitter zal 'een voorstel doen') bewijzen dat de top van het Vlaams Blok zichzelf voortdurend coöpteert", stelt Peter De Backer in De Standaard.  "De achterban heeft geen jota te zeggen over wie de partij mag leiden"[22].  Het Vlaams Blok kan zich geen uitschuivers veroorloven.  Lokale Blok-mandatarissen mogen zich niet ondoordacht laten gaan.  Indien zij spreken in naam van de partij wordt hier strikt op toegezien van bovenuit, aangezien het onzorgvuldig wikken en wegen van woorden verstrekkende gevolgen kan hebben.  Het Vlaams Blok wordt immers nauwgezet in het oog gehouden.  Een kleine verspreking van een Blok-mandataris wordt onmiddellijk breed uitgesmeerd in de pers.  "Onze situatie vereist discipline"[23], merkt Blokvoorzitter Frank Vanhecke in De Standaard op.  Hij heeft gelijk.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[21] Voor een gedetailleerde beschrijving van alle onderzoeksresultaten verwijzen we naar paragraaf 5.2 en 6.2.

[22] Artikel in De Standaard 1/03/2001 : 'Joods Forum daagt Blokker voor rechter', door Peter De Backer.

[23] Artikel in De Standaard 1/03/2001: 'Analyse. Wortels van Vlaams Blok schieten soms nog door', door Rolf Falter.