August De Block (1893-1979): socialistisch politicus. Een biografie. (Joris De Coninck) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
DEEL II:
INTERBELLUM TE SINT-NIKLAAS (1918-1934)
HOOFDSTUK 3 : EEN NIEUWE START (1918-1921)
België was in het najaar van 1918 een gehavend land, getekend door vier jaar Duitse bezetting : wegen waren vernield, bruggen opgeblazen, akkers vergeven van de obussen, stations, kerken, scholen, bibliotheken en huizen tot puin herleid. In de streek rond het voormalige Yzerfront was een gebied van zestig kilometer lang en twintig kilometer breed van de kaart geveegd. België telde vijftigduizend oorlogsslachtoffers. Net zo veel soldaten kwamen na jaren oorlogsellende aan het front verminkt thuis. Er was een schrijnend tekort aan huizen en het economische leven kwam slechts zeer moeizaam terug op gang.
De Eerste Wereldoorlog had de Belgische politieke huishouding duchtig overhoopgehaald. De socialisten van de BWP hadden in augustus 1914 afstand gedaan van hun internationalistisch ideaal. Zij hadden de Belgische oorlogskredieten gestemd tijdens dezelfde parlementszitting waarop ook partijvoorzitter Emile Vandervelde tot minister van Staat en lid van de regering was benoemd. De oorlog zou het hoogtepunt vormen van het integratieproces van de arbeidersbeweging in de Belgische natie en haar burgerlijk-kapitalistische samenleving.
Dat proces voltrok zich niet enkel in de kringen van de Belgische regering in ballingschap te Le Hâvre, maar kreeg door de socialistische aanwezigheid in het Nationaal Hulp- en Voedingscomité, dat verantwoordelijk was voor de ravitaillering van de bevolking, ook in het bezette landsgedeelte zijn beslag.
Het overleg, dat op 11 november te Loppem plaatsvond tussen koning Albert, de liberaal Janson, de socialist Anseele en de Spaanse consul in België Saura, luidde het einde in van het vooroorlogse, Belgische politieke bestel. Het belangrijkste gevolg van het beraad in Alberts hoofdkwartier was de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht (AES) voor mannen in 1919. De eerste verkiezingen na de invoering van het AES betekenden een grote overwinning voor de BWP : zij werd, op één na, de grootste partij van het land. De katholieken bleven weliswaar de grootste partij, maar zij waren hun dertig jaar oude, absolute meerderheid kwijt zodat er voortaan met coalitieregeringen moest worden bestuurd.[144]
De Sint-Niklase socialisten slaagden er eveneens in om gedurende de Eerste Wereldoorlog hun invloed te vergroten, vooral door de werking van de coöperatieve bakkerij “De Toekomst”. De voedselhulp van het Nationaal Hulp- en Voedingscomité bestond hoofdzakelijk uit basisproducten zoals meel. Daarmee had men natuurlijk nog geen brood. De particuliere bakkers vroegen echter een vrij hoge vergoeding om het brood te bakken en bovendien waren zij niet geheel vrij te pleiten van de hen ten laste gelegde beschuldigingen van fraude en diefstal.
Bij de coöperatieve was men zekerder van zijn zaak : er werd eerlijk gewerkt en tegen een lage vergoeding. Bovendien werd te Sint-Niklaas een deel van het meel rechtstreeks aan de Toekomst geleverd.[145] De hoeveelheid meel die aan de coöperatieve werd bezorgd, stond echter niet in verhouding tot haar ledental. Daarom werd het katholieke stadsbestuur, dat instond voor de verdeling van de hulpgoederen er van beschuldigd de socialistische, coöperatieve werking te saboteren.[146]
Doordat de coöperatieve bleef verderwerken kon de socialistische beweging ook overleven. De politieke en syndicale werking mocht dan wel zijn opgeschort, de culturele groepen, zoals de toneelkring “Hand in Hand” en de fanfare, bleven voortwerken en hielden op die manier de infrastructuur in stand. Na de wapenstilstand van 1918 zou het maar enkele weken duren om de werking van de ganse socialistische beweging opnieuw op te starten[147].
3. 2. Secretaris van de BWP-afdeling Sint-Niklaas
3. 2. 1. “Vlug herstelt hij zich” [148]
Na zijn terugkeer naar Sint-Niklaas bleef August De Block tewerkgesteld bij de ontmijningsdienst van het leger. Pas op 30 september 1919 werd hij definitief gedemobiliseerd.[149]
De Block bleef ondertussen ook als socialist niet bij de pakken zitten. Vrij snel na de aankomst in zijn geboortestad sloot hij zich terug aan bij de BWP en werkte hij mee aan tal van meetings en andere propagandaactiviteiten ten bate van de snel groeiende socialistische beweging te Sint-Niklaas.[150]
De lokale partijafdeling had, na vier jaar onderbreking, haar werking in november 1918 immers vrij snel hervat. De naoorlogse periode betekende voor de socialistische beweging te Sint-Niklaas een nieuwe start. Tussen 1919 en 1921 steeg het ledental van de socialistische mutualiteit van 729 tot 2720. Het ledental van de Socialistische Sigarenmakersbond steeg van ca. 1100 leden in 1919 tot 1800 in 1921; bij de textielarbeidersbond steeg het van 121 leden in 1918 tot 1835 een jaar later. In 1921 telde de bond 2887 en in 1932, 4835 leden. Het ledental van de Algemene Centrale steeg van 556 in 1919 tot 1.653 in 1934. De Metaalbewerkersbond telde voor Wereldoorlog I ca. 100 leden, in 1921 waren er dat ca. 400. Begin 1919 had “De Volksstem van ‘t Waasland” zo’n 700 abonnees. In december van dat jaar waren dat er al 1160, terwijl in het voorjaar van 1928 de tweeduizendste abonnee werd gevierd.[151]
De naoorlogse ontplooiing van de socialistische beweging ging dus in hoofdzaak uit van de organisaties die ook voor de oorlog de dienst hadden uitgemaakt : de coöperatieve “De Toekomst”, enkele sterke vakbonden en de mutualiteit Bond Moyson. Het geheel werd gecoördineerd door het overkoepelende middencomiteit dat bevoegd was voor algemene aangelegenheden, zoals de organisatie van
de eigen dienst van krantenbezorgers en van de poll ter aanwijzing van kandidaten bij verkiezingen. Het middencomiteit werd beschouwd als het hoogste orgaan in de socialistische beweging te Sint-Niklaas. De leden van het bestuur werden echter niet verkozen, maar elke groep die elke week een bijdrage in de partijkas stortte mocht, in verhouding tot de belangrijkheid van de groep, éen of twee personen in het comiteit afvaardigen. De eigenlijke politieke werking was in handen van de “propagandaclub”.
Vanaf 1919 werd de politieke werking ondergebracht in de “Werkersbond”, die op haar beurt ook een vertegenwoordiger in het middencomiteit had zetelen.[152] De enorme stijging van de ledentallen van de socialistische organisaties en de consequenties daarvan, lag August De Block nauw aan het hart. Bovendien waren de socialistische leiders te Sint-Niklaas zijn vooroorlogs engagement niet vergeten en was ook De Blocks rol in de BBAN niet onopgemerkt gebleven. Tenslotte hadden zijn activiteiten als propagandist De Block een zeker aanzien gegeven bij de socialistische leiding te Sint-Niklaas.
Op 18 februari 1919 werd hij dan ook uitgenodigd om op de wekelijkse vergadering van het middencomiteit “eens zijn gedacht te komen zeggen”.[153] Op de vergadering pleitte De Block voor een hervorming van de bestaande organisatiestructuur van de Sint-Niklase afdeling van de BWP. Hij stelde dat het kleine aantal mensen die op dat ogenblik beroepshalve verbonden waren aan de partij, gebukt gingen onder een te grote werkdruk. Het bestaande partijkader kon de grote toevloed van nieuwe leden niet langer meer aan waardoor een modernisering van de partijorganisatie en een professionalisering van het partijkader vereist was. Daarnaast ijverde De Block voor de oprichting van studiekringen teneinde jonge militanten te vormen en drong hij aan op de inrichting van een socialistische vrouwenbond.
August De Block achtte het laatste noodzakelijk “daar de vrouwen binnen enkele jaren zullen worden geroepen deel te nemen aan de kiezingen”.[154] Wat de invoering van het vrouwenstemrecht betrof, kreeg De Block slechts gedeeltelijk gelijk. Door de grondwetsherziening van 7 februari 1921 werd vrouwen slechts een partieel kiesrecht verleend omdat de liberalen en de socialisten vreesden dat het vrouwenstemrecht de katholieken stemmenwinst zou opleveren. Zowel katholieke als socialistische en liberale politici waren er van overtuigd dat vrouwen een meer conservatief-katholiek, electoraal gedrag vertoonden dan mannen.
Het gevolg daarvan was dan ook dat zelfs verstokte antifeministen zoals de katholiek Charles Woeste[155] zich gingen opwerpen als verdedigers van het vrouwenstemrecht terwijl liberalen en socialisten intern verdeeld waren tussen voor- en tegenstanders. De grondwetsherziening van 1921 kon dan ook doorgaan als een van de eerste voorbeelden van de naoorlogse, Belgische pacificatiepolitiek : om tegemoet te komen aan een oude eis van de linkerzijde werd het algemeen enkelvoudig mannenstemrecht doorgevoerd, terwijl, om de linkerzijde niet te ontgrieven, de katholieken zich tevreden stelden met het gemeentelijk stemrecht voor vrouwen.[156]
3. 2. 2. Zonder concurrentie
Het BWP-partijbestuur sloeg De Blocks raadgevingen niet in de wind, al beschouwde een enkeling Augusts optreden als pedant en beledigend voor het middencomiteit. Op de bestuurszitting van 25 maart 1919 werd besloten tot de inrichting van een bestendig en professioneel partijsecretariaat.
Nadat zeer vaag de taken van het nog in te richten secretariaat werden geschetst (organisatie van propaganda en controle van de financiële toestand van de partij) verklaarde de verslaggever van de vergadering :
“Wij [zijn] gelukkig [...] hier onder ons midden een persoon [te] hebben die dit ambt zou kunnen bekleden en dat is August De Block, maar deze is voor den ogenblik nog onder het leger, maar er is door Balthazar[157] beloofd het mogelijke te doen om hem naar huis te doen komen”.[158]
Het aanzien en vertrouwen in August De Block was zo groot dat hij voor enkelen dè geknipte persoon was om de verantwoordelijkheid over nieuwe partijorganisatie toe te vertrouwen. Anderen, die beweerden De Block goed te kennen, stelden dat hun kameraad liever een geëigende procedure doorliep opdat de benoeming officiëel zou kunnen gebeuren. Men besloot daarop De Block een brief te sturen met het verzoek de functie van partijsecretaris op zich te nemen.[159]
Meer dan twee weken later werd op een vergadering van het middencomiteit het antwoord van De Block behandeld. Hij vroeg daarin hem de voorwaarden mee te delen waaraan de kandidaten voor de functie van partijsecretaris moesten voldoen. Het plaatselijke socialistische bestuur had die vraag blijkbaar niet verwacht want het ging, als het ware op verzoek van een kandidaat, over tot de oprichting van een commissie die moest bepalen aan welke voorwaarden de kandidaten voor het ambt van partijsecretaris moesten beantwoorden.[160]
Na rijp beraad kwam de commissie tot de conclusie dat de taak van partijsecretaris diverse aspecten behelsde : politiek organisator, beheerder van de socialistische drukkerij “De Dageraad”, regionaal correspondent van de krant “Vooruit” en redacteur van het plaatselijke, socialistische weekblad “De Volksstem van ‘t Waasland”. De toekomstige partijsecretaris zou worden verloond aan 3.500 frank per jaar. Als belangrijkste voorwaarde gold de beheersing van de Franse taal. Het middencomiteit stelde, na de goedkeuring van de aanbevelingen van de eerste commissie een nieuwe aan die de kandidaatsecretarissen moest beoordelen en selecteren.[161]
Begin mei bleken drie personen zich kandidaat te hebben gesteld : Louis Robbens, gemeenteraadslid en afgevaardigde van de coöperatieve “De Toekomst”, Jozef Willockx, kandidaat voor de socialistische Textielbond en August De Block, die de vertegenwoordiger was van de Werkersbond. Zowel Robbens als Willockx trokken hun kandidatuur echter zeer snel weer in. Enkele aankondigingen in “De Volksstem” en “Vooruit” leverden geen bijkomende kandidaten op zodat August De Block als enige kandidaat overbleef.[162]
August De Block was echter nog steeds gebonden aan zijn legerdienst waardoor hij slechts af en toe verlof kon krijgen om naar Sint-Niklaas te komen. Daarom werd er aan minister Edward Anseele gevraagd het nodige te doen opdat De Block vrijstelling van legerdienst zou kunnen bekomen.[163]
De Block was immers, wegens zijn militaire verplichtingen, op de meeste zittingen van het middencomiteit afwezig. Op 9 juni 1919 aanvaardde het middencomiteit met algemeenheid van stemmen August De Block als secretaris van de BWP-afdeling Sint-Niklaas.[164] Van dan af nam De Block ook steeds meer deel aan propaganda-activiteiten van de BWP-Sint-Niklaas. Hij werd regelmatig verzocht om op de ene of andere meeting een redevoering te houden.
Op 1 juli 1919 zetelde De Block voor het eerst als voorzitter op een vergadering van het middencomiteit, maar desalniettemin was hij tot einde augustus zeer frequent afwezig. Op 1 september 1919, werd het partijsecretariaat geopend. Voortaan behoorde de uitbouw en de organisatie van de socialistische partij te Sint-Niklaas tot zijn verantwoordelijkheid.[165]
Ondanks het feit dat August De Block reeds in het najaar van 1918 naar zijn geboortestad terugkeerde, zou zijn verloofde nog enkele maanden bij haar ouders te Watergraafsmeer blijven. Pas op 19 juni 1919, precies op haar zesentwintigste verjaardag, verliet Rachel Hamel definitief Nederland om zich dezelfde dag nog officieel te vestigen in Sint-Niklaas.
Twee maanden later huwde het koppel, in de aanwezigheid van moeder en vader Hamel. Het jonge paar woonde aanvankelijk nog in bij Augusts ouders aan de Gazemeterstraat, maar nadien vestigden ze zich aan de Mercatorstraat nr. 180. Later verhuisden Rachel en August naar een huisje aan de Tabakstraat, midden in een Sint-Niklase arbeiderswijk. Begin jaren ‘30 vestigden zij zich uiteindelijk aan de recent aangelegde Koningin Elizabethlaan.[166]
Rachel, die net als haar man niet gelovig was, heeft op Augusts leven een immense invloed uitgeoefend. Als dochter van Hollandse, joodse burgers, leerde zij haar echtgenoot hoe hij zich in het Algemeen Nederlands moest uitdrukken. Zij bracht hem ook “goede manieren” bij. Niettegenstaande De Blocks bescheiden afkomst werd hij door zijn schoonouders, die ook socialistische sympathieën koesterden, niet geminacht. Zijn artikels in “Vooruit” en “De Volksstem”, zijn contacten met Camille Huysmans en zijn positie in de Bond van Belgische arbeiders in Nederland maakten dat August De Block het met Rachels ouders zeer goed kon vinden.[167]
3. 4. “De goede organisatie der partij” [168]
Zodra het partijsecretariaat, op 1 september 1919 geopend werd en August De Block als lokaal partijsecretaris werd geïnstalleerd, wierp hij zich dadelijk op als één van de belangrijkste Sint-Niklase socialisten. Voortaan berustte het wel en wee van de plaatselijke afdeling onder zijn verantwoordelijkheid.
3. 4. 1. “Vóór alles de partij in het oog houden”[169] : tucht in de BWP-Sint-Niklaas.
Reeds op de eerste vergaderingen van het middencomiteit na de aanstelling van De Block, bleek dat de kersverse partijsecretaris zijn nieuwe taak ter harte nam. Hij hamerde dadelijk zeer sterk op de door hem hoog geachte partijtucht. Op de zitting van het middencomiteit van 2 september 1919, amper één dag na de opening van het partijsecretariaat, stelde de Block maatregelen voor om de afwezigen op de vergaderingen van het middencomiteit te straffen. Hun namen zouden openbaar worden gemaakt zodat de leden en militanten op de hoogte zouden blijven van de eventuele tekortkomingen van hun leiders.[170]
De lokale BWP-leiders werden door August De Block regelmatig op de vingers getikt wanneer zij één of andere steek lieten vallen. Zo heerste er in december 1919 onvrede in het Sint-Niklase Volkshuis omdat volksvertegenwoordiger Karel Van Hoeylandt niet op de speciaal voor hem ingerichte spreekuren verscheen. Ook diens parlementaire werkzaamheden werden te Sint-Niklaas aandachtig gevolgd en wanneer hij, naar de mening van de basis, in de Kamer niet genoeg de stijgende Wase werkloosheid onder de aandacht bracht, zorgde dat in het Sint-Niklase middencomiteit voor de nodige wrevel.[171]
De Sint-Niklase partijtop bleef zelf ook niet van kritiek gespaard. Vooral hun afwezigheid op uitstapjes en meetings werd door August De Block op de korrel genomen. Daardoor ontstond echter een klimaat waarin tal van roddels en geruchten een eigen leven gingen leiden en hun invloed deden gelden tot op het hoogste Sint-Niklase partijniveau. Zo diende in november 1919 met klem te worden ontkend dat het latere socialistische gemeenteraadslid, Edmond Wymeersch, voor de Frontpartij pamfletten zou hebben verspreid.[172]
Het streven naar tucht bevorderde niet bepaald de verstandhouding tussen de socialistische voormannen zelf. Soms ging men op zoek naar elkaars misstappen om de betrapte dan op een vergadering van het middencomiteit publiekelijk in opspraak te brengen.
Zo sprak de voorzitter van de Sint-Niklase BWP, Alfons De Vos[173], zijn afkeer uit over de aanstelling van een vrouwelijke bediende door Jozef Willockx, secretaris bij de socialistische Textielbond en lid van het middencomiteit. Partijsecretaris De Block vond dergelijke, absurditeiten al te gortig en diende De Vos dan ook duchtig van antwoord :
“Hij vindt het slecht dat De Vos als vooraanstaand partijgenoot het aanstellen van een vrouwelijke bediende [wenst] te gebruiken om verdachtmakingen te verspreiden of kwade gevoelens te opperen.”[174]
De door August De Block beoogde verstrenging van de partijtucht was niet enkel gericht op de socialistische vooraanstaanden, die te allen tijde het goede voorbeeld dienden te geven, maar ook tegen de verschillende bonden, verenigingen en organisaties die op geregelde tijdstippen bijdragen aan de Belgische Werkliedenpartij betaalden. Het kwam echter frequent voor dat de regelmaat in dergelijke betalingen verstoord raakte. August De Block, die het gestorte geld broodnodig had om de werking van het partijsecretariaat te garanderen, zag zich dan ook genoodzaakt om de groepen die zich aan wanbetaling schuldig maakten, terecht te wijzen.[175]
De Block hield zich als partijsecretaris ook bezig met het oplossen van conflicten of problemen binnen bepaalde groepen en organisaties die aan de lokale BWP-afdeling verbonden waren. Meestal was het zo dat wanneer er zich een bepaald probleem stelde, een direct betrokkene zijn beklag deed in het middencomiteit. Daarop werd het probleem besproken en kreeg de partijsecretaris de opdracht om, vaak samen met een ander lid van het middencomiteit, de kwestie op te lossen. Zo moest August De Block eind november 1919, samen met Jozef Willockx, gaan praten met de leiding van de Socialistische Jonge Wacht. De socialistische jeugdwerking kende in het najaar vana 1919 tal van organisatorische moeilijkheden zodat het middencomiteit ingrijpen noodzakelijk achtte.[176]
In september 1920 werd er in het middencomiteit geklaagd over de socialistische fanfare. Enkele leden van “het muziek” hadden zich tijdens enkele uitstappen bezondigd aan niet nader beschreven baldadigheden en overmatig drinken. De Block was ziedend van woede : vooral het alcoholmisbruik kon voor hem absoluut niet door de beugel. Dadelijk werd door het middencomiteit dan ook een delegatie aangesteld die de muzikanten die zich hadden misdragen, een flinke bolwassing moest geven.[177]
De sfeer van onderlinge verdachtmakingen die De Block ongewild had gecreëerd en waar hij zich ook tegen afzette, keerde zich echter tegen hem : zijn persoon en het partijsecretariaat waren meer dan eens het voorwerp van, bijwijlen, scherpe kritiek. De concrete inhoud van de geuite opmerkingen werd in de verslagen van het middencomiteit niet opgenomen, maar De Block reageerde niet altijd even gepast op de aangevoerde opmerkingen en suggesties. Naderhand moest hij zich dan ook excuseren voor “die handelswijze [die] niet gerechtvaardigd [was]”.[178]
Het al te ijverig nastreven van de partijtucht door De Block leek de sfeer binnen de Sint-Niklase BWP danig te verzieken. Daarom werd op 18 mei 1920 een aparte commissie opgericht die als taak had de “persoonlijke zaken” te onderzoeken die de partij zouden kunnen schaden : in casu klachten en roddels over de socialistische partijleiding.
De commmissie was opgericht op voorstel van Jozef Aelbrecht, vanaf 1921 socialistisch gemeenteraadslid. August De Block was het met de grondidee van Aelbrechts voorstel weliswaar eens, maar stelde dat dergelijke“commissie van toezicht” slechts een beperkt bevoegdhedenpakket kon worden toegewezen. Vooral bij “delicate kwesties” was het volgens De Block aangewezen de commissie geen repressieve bevoegdheden toe te kennen. Uiteindelijk werd er een compromis bereikt : de commissie mocht enkel iemand straffen of berispen nadat het middencomiteit daartoe zijn fiat had gegeven.[179]
Het nut van de geschillencommissie werd door enkelen echter gauw in twijfel getrokken. Aelbrecht, de man die voor de oprichting van dergelijke commissie had gepleit, twijfelde nu openlijk aan de eerlijkheid en onpartijdigheid van sommige leden en was uit onvrede zelfs uit de commissie gestapt. Na overleg in de schoot van het middencommiteit werd besloten de commissie dan toch in haar oorspronkelijke vom en bezetting te behouden.[180]
3. 4. 2. Noodzakelijke hervormingen
Amper twee maanden na zijn terugkeer uit de Nederlandse interneringskampen, toen hij nog in militair dienstverband gerecupereerde, Duitse oorlogsmunitie onschadelijk maakte, had August De Block het reeds gesteld : de Sint-Niklase afdeling van de Belgische Werkliedenpartij diende dringend hervormd. Het bestaande, vooroorlogse partijkader kon de toevloed van honderden nieuwe leden niet aan en was volgens De Block dan ook toe aan modernisering en professionalisering.
Door de oprichting van een bestendig partijsecretariaat was aan De Blocks bekommernis reeds voor een groot stuk tegemoetgekomen. Bovendien werd De Block zelf als secretaris aangesteld zodat hij de door hem noodzakelijk geachte hervorming zelf kon doorvoeren. Toch kon hij als partijsecretaris niet alles zo maar naar zijn hand zetten en diende hij rekening te houden met de bekommernissen en wensen van de andere leden van het middencomiteit.
Onder impuls van De Block werd op 30 september 1919 beslist om het middencomiteit twee keer per maand te laten vergaderen. Tevens werd er besloten om in de schoot van het middencomiteit een “Uitvoerend Bestuur” op te richten, bestaande uit vijf personen waaronder ook August De Block. Het “Uitvoerend Bestuur” moest samen met het partijsecretariaat het dagelijkse bestuur van de BWP-Sint-Niklaas beredderen en holde op die manier de bevoegdheden van het middencomiteit uit : het gebeurde niet zelden dat netelige kwesties die in het middencomiteit werden aangekaart alsnog in het “Uitvoerend Bestuur” werden opgelost.[181]
Begin december 1919 zette de partijsecretaris in het middencomiteit de door hem noodzakelijk geachte hervormingen uiteen. Vooreerst een scheiding van syndicale en politiek actie. De plaatselijke BWP-afdeling diende zich niet langer met stakingen in te laten en moest de arbeidersbelangen louter op het politieke vlak verdedigen.
Vervolgens moest er een “een reglement op de Volksstem” worden opgesteld. Tot dan toe was, volgens De Block, de redactie van het socialistische weekblad te veel ontsnapt aan de controle van de plaatselijke BWP-leiding. Er bestond dus geen garantie dat dissidente invloeden uit “De Volksstem” zouden worden geweerd. August De Block zou, als nieuw “Volksstem”-hoofdredacteur, door het reglement natuurlijk wel zijn greep op het weekblad kunnen versterken. Tenslotte ijverde August De Block voor de afschaffing van de naam “middencomiteit”.[182]
De verdere bespreking en de concrete uitwerking van de voorgestelde hervormingen kregen hun beslag in een speciale commmissie die op 9 december 1919 werd opgericht. De commissie kwam aanvankelijk pas moeilijk toe aan vergaderen en de concrete resultaten werden in de verslagen van het middencomiteit niet meer opgenomen. Toch is het zeer waarschijnlijk dat August De Block in zijn functie als partijsecretaris zijn voorstellen en visies, in het dagelijks beheer der partij, ook daadwerkelijk in de praktijk bracht. Het derde voorstel van August De Block werd duidelijk wel gerealiseerd : de term “middencomiteit” ruimde baan voor “partijbestuuur”, “wat eigenlijk hetzelfde beteekent, doch duidelijker is”.[183]
De veranderde benaming hield dus geen gelijktijdige wijziging in de aan het partijbestuur/middencomiteit toegekende bevoegdheden. Het is anderzijds wel zo dat het “Uitvoerend Bestuur” en het partijsecretariaat gaandeweg meer taken van het middencomiteit zouden overnemen. Desondanks bleef het een belangrijke steunpilaar in de socialistische beweging te Sint-Niklaas. Vanderborght omschreef het partij bestuur in 1922 nog als “de steun, de raadgever en tevens ‘oppervoogd’ van al wat in de Werkliedenpartij bestaat en ‘t is onder zijne tucht dat de partijgenooten steeds vastberaden vooruit marcheeren, met de wilskracht en de kloekmoedigheid die wij [...] leerden kennen”.[184]
3. 4. 3. Meetings, reizen en 1 mei-vieringen : Het dagelijks bestuur van de BWP-afdeling Sint-Niklaas
Naast de reorganisaties die August De Block als pas aangestelde partijsecretaris doorvoerde, omvatte zijn functie ook tal van meer alledaagse opdrachten. Langzamerhand groeide De Block uit tot de vertegenwoordiger, op tal van niveau’s, van de Sint-Niklase BWP. Hij werd aangeduid om op arrondissementele en landelijke BWP-congressen de Sint-Niklase afdeling te vertegenwoordigen.[185]
Dat was voor het Sint-Niklase partijbestuur zowel een goedkope als een gemakkelijke regeling : een talrijke Sint-Niklase afvaardiging op BWP-congressen zou hoge vervoers- en verblijfkosten met zich hebben meegebracht. Bovendien waren de leden van het bestuur niet altijd even geïnteresseerd in wat er op de congressen waar De Block aan deeelnam uit de bus was gekomen. Alleen van het nationale BWP-congres dat op 3, 4 en 5 april 1920 te Brussel werd gehouden deed August De Block verslag op een vergadering van het partijbestuur.[186]
Ook tegenover de andere BWP-afdelingen trad De Block op als Sint-Niklase afgevaardigde. Regelmatig kreeg het secretariaat brieven van diverse, plaatselijke afdelingen waarin de Sint-Niklase BWP’ers werden verzocht om ter gelegenheid van de inhuldiging van een nieuw Volkshuis of de plechtige overhandiging van een rode vlag aan een nieuwe, socialistische organisatie, een delegatie te zenden.
Dergelijke afvaardiging bestond vaak slechts uit de fanfare die dan werd vergezeld van enkele leden van het partijbestuur en militanten. Slechts bij uitzonderlijke gelegenheden werd een groot deel van de socialistische achterban gemobiliseerd om op het feest van één of andere partijafdeling een sterke Sint-Niklase vertegenwoordiging te laten aanwezig zijn.[187]
Wanneer zo’n aanvraag bij het partijsecretariaat arriveerde legde August De Block het zo vlug mogelijk voor aan het partijbestuur waar werd beslist al dan niet een afvaardiging te zenden. Bij goedkeuring werd De Block met de verdere organisatie van de “uitstap” belast : hij moest zorgen voor de nodige treinbiljetten, de stationschef verwittigen en de BWP-afdeling die de brief had verzonden de komst der Sint-Niklase socialisten melden.[188]
Niet zelden werden er door het partijsecretariaat zelf optochten en uitstapjes georganiseerd naar de buitenwijken van de stad of naar de nabijgelegen plattelandsgemeenten, waar aldus socialistische propaganda werd verspreid.
“Eén van de doelmatigste en tevens aangenaamste propagandamiddelen zijn voorzeker onze uitstappen met muziek, die wij
verscheiden malen per jaar deden naar de buitenwijken der stad waar dan telkens in een open hof, een muzikaal concert werd gegeven een ook ene toespraak werd gehouden tot het publiek.”[189]
Als partijsecretaris stond August De Block eveneens mee in voor de organisatie van de jaarlijkse 1 mei-vieringen. Hij was lid van de commissie die elk jaar in februari of maart werd opgericht en een hele reeks festiviteiten op het getouw zette. Hij deed in de vergaderingen van het partijbestuur ook regelmatig verslag van de werkzaamheden van de
commissie, hij zorgde voor het nogige geld en ondernam bij het Sint-Niklase stadsbestuur en de patroons de nodige stappen opdat de socialistische
militanten op het Feest van de Arbeid vrijaf zouden krijgen en de scholen zouden worden gesloten. Vooral die laatste eis was voor het katholieke stadsbestuur een onoverkomelijke zaak, zodat De Block steevast nul op het rekest kreeg.[190]
Daarnaast was De Block de organisator van meetings, waarop hijzelf ook meer dan eens als spreker optrad en beheerde hij de financiën van de
plaatselijke BWP-afdeling. Met betrekking tot het laatste werd De Block door het partijbestuur vrij streng gecontroleerd : regelmatig diende hij in het partijbestuur verantwoording af te leggen over de toestand van de “partijkas”.[191]
De Blocks takenpakket omvatte dus een zeer ruime waaier aan opdrachten. Desondanks trachtte hij zijn invloed nog te versterken en op een ruimer vlak te laten gelden.
In december 1920-januari 1921 hield hij zich bezig met een publiciteitscampagne, die was bedoeld om het ledenbestand van de coöperatieve De Toekomst op te drijven, terwijl de coöperatieve zelf verschillende bedienden tewerkstelde.[192] Enkele maanden later vond hij het nodig kritiek te geven op de inhoud van de stukken die de toneelvereniging “Hand in Hand” moest opvoeren, wat strikt genomen ook niet tot zijn bevoegdheden behoorde. De Block was niet gelukkig met de stukken die de toneelvereniging korte tijd voordien, hadden gespeeld. Hij tilde daar zwaar aan en pleitte er in het partijbestuur voor dat “Hand in Hand” “meer moderne stukken, meer stukken met sociale strekking” zou spelen.[193]
3. 4. 4. “De loonkwestie” [194]
August De Block was beroepshalve verbonden aan het Sint-Niklase partijsecretariaat en werd daar dus ook voor betaald. Het loon van de partijsecretaris bleek echter een gevoelig punt en het was pas na verloop van tijd dat de socialistische bestuursleden De Block vlotjes de door hem aangevraagde loonsverhogingen toestonden.
De commissie die sinds 8 april 1919 was belast met de selectieprocedure voor de nieuwe functie van partijsecretaris had het salaris vastgelegd op 3.500 frank per jaar. August De Block, die eind mei 1919 de enige kandidaat bleek te zijn, maakte wel voorbehoud bij het voorgestelde loon, maar nam
desalniettemin de nieuwe functie toch op zich. Op één van de eerste vergaderingen van het partijbestuur na de opening van het partijsecretariaat op 1 september 1919 werd een definitieve regeling getroffen met betrekking tot De Blocks loon. Het zou net zoals De Blocks functie uit diverse onderdelen bestaan : voor zijn werk als redacteur van de Volksstem ontving hij 5 frank per week, als beheerder van de socialistische drukkerij “De Dageraad”, 10 frank en als secretaris van de BWP-afdeling Sint-Niklaas verdiende hij 60 frank per week. Het geheel maakte een weekloon van 75 frank of een jaarsalaris van 3.900 frank. Het betekende zonder meer een flinke verbetering ten opzichte van het oorspronkelijke commissievoorstel.[195]
De nieuwe loonregeling voor de partijsecretaris kon niet op ieders goedkeuring rekenen. Eén lid van het middencomiteit, Modest Van de Wiele, stapte uit onvrede met de “loonkwestie” zelfs uit het hoge, socialistische orgaan.[196]
De Block zou Van de Wiele’s optreden echter niet licht vergeten. In 1921 weigerde hij om samen met hem op de lijst voor de wetgevende verkiezingen op te komen. De netelige en persoonlijke kwestie werd echter in het dagelijks bestuur van de partij geregeld. De Block kon zijn veto tegen Van de Wiele echter niet lang volhouden : Van de Wiele kwam nadien toch nog voor de BWP op.[197] De uitbetaling van De Blocks loon bleek ook een probleem : tijdens de zitting van het partijbestuur van 20 november 1919 kwam aan het licht dat de partijsecretaris nog steeds geen salaris had ontvangen. Het partijbestuur besloot zo vlug mogelijk De Blocks loon uit te betalen en hem, als het ware als een vorm van schadevergoeding, een niet nader bepaalde loonsverhoging toe te kennen.[198]
Naast het louter financiële aspect was er ook discussie over De Blocks statuut. Als partijsecretaris gold voor hem aanvankelijk een ander sociaal en fiscaal regime dan voor de bedienden die in dienst waren in andere takken van de socialistische beweging zoals de vakbond, de mutualiteit of de coöperatieve. Dat andere regime waar De Block aan onderhevig was, kwam voor hem blijkbaar minder gunstig uit, want hij ijverde meermaals voor een uniforme loon-, verlof- en fiscale regeling voor alle bedienden in dienst van socialistische organisaties.[199]
Blijkbaar werd er op De Blocks verzoek ingegaan want hij staakte zijn verzoeken tot loonsverhoging. Er werd hem zelfs een belangrijk fiscaal voordeel toegekend : de belastingen die op de eerste schijf van 6.000 frank van zijn jaarinkomen werden geheven werden betaald door de BWP.[200]
De Sint-Niklase socialisten bleken in het algemeen tevreden over de diensten van hun secretaris en toonden hun waardering voor De Block ondermeer in financiële tegemoetkomingen.
3. 4. 5. En Rachel?
Rachel Hamel, sinds augustus 1919 mevrouw Hamel-De Block, was zich na haar vestiging in Sint-Niklaas en haar huwelijk langzaam gaan integreren in het socialistische leven te Sint-Niklaas. Als echtgenote van de nieuwe partijsecretaris beperkte zij zich niet tot die rol, maar nam zij ook eigen verantwoordelijkheden op zich. Rachel Hamel ontpopte zich in haar nieuwe woonplaats al gauw tot een volwaardige, socialistische militante die zowat de enige vrouwelijke afgevaardigde in het partijbestuur was. Toen August De Block reeds in februari 1919 op een vergadering van het middencomiteit de oprichting van een vrouwenorganisatie bepleitte, was hij daardoor misschien geïnspireerd door zijn toenmalige verloofde.[201]
In ieder geval, Rachel Hamel zou al gauw de leiding van de recentelijk gestichte vrouwenorganisatie op zich nemen.
De Vrouwenbond van Sint-Niklaas werd begin december 1919 gesticht op initiatief van enkele vrouwelijke socialisten. Aanvankelijk hield de bond zich vooral met propaganda en ledenwerving bezig, wat de socialistische vrouwen geen windeieren legde : in februari 1920 telde de Bond 200 leden, waardoor een stevig uitgebouwde organisatie noodzakelijk werd. Men besloot tot de inrichting van een zevenkoppig bestuur dat twee keer per maand vergaderde. Het bestuur stond in voor de organisatie van de activiteiten zoals “vergaderingen met spreeksters van Antwerpen en Gent”.[202]
Twee keer per jaar richtte de socialistische Vrouwenbond, samen met de Werkersbond, een gemeenschappelijk bal in. Rachel Hamel die sinds het voorjaar van 1920 de correspondentie verzorgde tussen de Vrouwenbond en het stadsbestuur was waarschijnlijk van bij het ontstaan bij de Bond betrokken en werd in het bestuur opgenomen als secretaresse van de bond. In die functie hield zij zich bezig met de praktische organisatie van de activiteiten die door de Vrouwenbond werden georganiseerd.[203]
Op 1 maart 1921 werd Rachel opgenomen in het bestuur van de BWP-afdeling Sint-Niklaas als afgevaardigde van de Vrouwenbond. Haar echtgenoot vroeg bij die gelegenheid nadrukkelijk om de goedkeuring van de bestuursleden. Hij stelde vóór alles belangenvermenging te willen vermijden.[204]
Rachel zou zich in de eerste bestuursvergaderingen waar ze aan deelnam nog op de vlakte houden, maar geleidelijk aan begon ze zich in de discussies te mengen en werden enkele van haar voorstellen ook in de praktijk verwezenlijkt. Zo was het onder haar impuls dat het partijbestuur op 24 april 1921 besloot om het beheer over en de controle op de socialistische jeugdwerking voor meisjes toe te vertrouwen aan de Vrouwenbond.[205]
Op het ogenblik dat ze in het partijbestuur was opgenomen had Rachel reeds ervaring op het vlak van organisatorische verantwoordelijkheden in de Sint-Niklase, socialistische beweging. Begin december 1919 was ze aangesteld als secretarsse van het pas opgerichte “reisgezelschap”. August De Block, drijvende kracht achter de ganse opzet, zag in de reisclub een uitstekend middel tegen het drankmisbruik. In plaats van hun gespaarde geld in herbergen op te consumeren, zouden de aangesloten militanten “er een paar dagen voor naar buiten gaan”[206] De Block had bij de oprichting van de club reeds een eerste reisdoel voor ogen : een bezoek aan de frontstreek van ‘14-’18 in de Westhoek.
Rachels taak, als secretaresse, bestond er in om elke zaterdag, van 18u.30 tot 19u.30, in het Volkshuis de wekelijkse bijdragen van de clubleden in ontvangst te nemen.
Tenslotte had Rachel ook één enkele keer dienst gedaan als secretaressebij pollverkiezingen in het Volkshuis.[207]
Op die manier trad Rachel uit de schaduw van haar man en was ze van een Nederlandse migrante geëvolueerd tot een volwaardige militante in de Sint-Niklase BWP-afdeling, die als één van de weinige, vrouwelijke leden van het partijbestuur er een krachtige vrouwelijke stem liet horen.
3. 5. “De stad behoort aan de arbeiders”: de gemeenteraadsverkiezingen van 1921[208]
3. 5. 1. Inleiding
Reeds op 11 november 1918, onmiddelijk na de ondertekening van de wapenstilstand, kwamen in de voorlopige verblijfplaats van de koning, te Loppem, enkele vooraanstaanden uit de politieke en de economische wereld samen. Koning Albert had begrepen dat, wilde men het voortbestaan van de burgerlijke democratie, het land en de monarchie veilig stellen, België ingrijpende veranderingen moest ondergaan. Zo dit niet gebeurde, dreigde men de ideale voedingsbodem te creëren voor ongecontroleerde, revolutionaire volksopstanden. Die koninklijke visie werd gedeeld door leden van de financieel machtige kringen die tijdens de oorlog, door hun aanwezigheid in het Nationaal Hulp- en Voedingscomité, de bevoorrading van de Belgische bevolking hadden georganiseerd.
Naast een Vlaamse universiteit en de afschaffing van art. 310 van het Strafwetboek (dat zware straffen voorzag voor daden en gedragingen bij stakingen), werd te Loppem ook besloten tot de invoering van het algemeen, enkelvoudig stemrecht voor mannen.
Tevens werd in het koninklijk hoofdkwartier, op 21 december de eerste regering Delacroix gevormd, met katholieke, socialistische en liberale ministers. Een tweede regering-Delacroix werd gevormd na de wetgevende verkiezingen van 16 november 1919 ; de eerste stembusslag in België volgens het algemeen enkelvoudig stemrecht. De nieuwe kieswet was echter op dat ogenblik nog niet opgenomen in de grondwet. De noodzakelijke grondwetsherziening kwam er in 1920 en zou pas op 7 februari 1921 worden voltooid. De nieuwe grondwet, die een einde zou stellen aan het vooroorlogse systeem van éénpartijregeringen, bevatte een nieuwe regeling voor de Senaat en de invoering van het algemeen, enkelvoudig stemrecht voor mannen. Vrouwen kregen enkel gemeentelijk stemrecht. In april 1921 konden zij voor het eerst van dit recht gebruik maken.[209]
3. 5. 2. Hoge verwachtingen
De wetgevende verkiezingen van 16 november 1919 betekenden voor de Belgische Werkliedenpartij een enorme sprong voorwaarts. In 1914 bezetten de socialisten 40 zetels in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Vijf jaar later was het aantal socialistische zetels al toegenomen tot 70.
Bovendien was, op nationaal vlak, de meer dan dertig jaar oude, katholieke meerderheid definitief doorbroken. Het betekende een vrij radicale ommekeer in het parlementaire leven : voortaan moest er met coalitieregeringen worden bestuurd.[210]
In het arrondissement Sint-Niklaas, deed zich een gelijkaardige evolutie voor, doch de BWP-doorbraak was er minder uitgesproken. Bij de wetgevende verkiezingen van 24 mei 1914, onder het algemeen meervoudig stemrecht, behaalde het kartel van liberalen en socialisten, in het arrondissement Sint-Niklaas, 14.294 (zo’n 25%) stemmen. De katholieken bleken in 1914 heer en meester met meer dan 70% van het aantal uitgebrachte stemmen. Desondanks had het arrondissement al sinds 1904 een socialistisch volksvertegenwoordiger : de Temsenaar Karel Van Hoeylandt.[211]
Zoals reeds werd gesteld kwam de BWP, qua aanhang, versterkt uit Wereldoorlog I. Bij de wetgevende verkiezingen van 16 november 1919 kwam de BWP in het arrondissement dan ook op met een eigen lijst. Karel Van Hoeylandt moest zich wegens zijn vooroorlogse, parlementaire verdiensten niet meer onderwerpen aan de poll en werd aangeduid als lijsttrekker. Partijsecretaris De Block werd aangeduid als eerste plaatsvervanger.[212]
De verkiezingsresultaten stelden de Wase socialisten zeer tevreden. Ze behaalden, in het arrondissement 9.131 stemmen of 22% van het stemmenaantal en dat zonder de steun van de liberalen die slechts 8,5% van de kiezers wisten te overtuigen. Van Hoeylandt behield dus zijn zetel. De katholieken hadden fors verloren, maar behielden met 57% van de stemmen nog wel hun vooroorlogse machtspositie : van de vier te verdelen zetels in het arrondissement, kwamen er drie toe aan de socialist Van Hoeylandt.
De socialistische aanhang was vooral geconcentreerd in Van Hoeylandts geboorteplaats Temse en te Sint-Niklaas, waar de BWP 33,61% van de stemmen in de wacht wist te slepen. In de vele plattelandsgemeenten van het arrondissement stonden de katholieken als vanouds zeer sterk, al werden zij af en toe geteisterd door scheurlijsten. Pas met de wetgevende verkiezingen van 1936 zou de katholieke meerderheid in het arrondissemnt Sint-Niklaas, door de opkomst van Rex, worden doorbroken. Een einde stellen aan die lange, katholieke hegemonie op het stadhuis was één van de belangrijkste, politieke objectieven van de Sint-Niklase socialisten. Op het einde van het Interbellum zouden zij daar ook werkelijk in slagen.
De resultaten van de wetgevende verkiezingen van 1919 had de Sint-Niklase socialisten hoop gegeven. Sinds 1911 hadden zij al één vertegenwoordiger in de Sint-Niklase gemeenteraad. Met de gemeenteraadsverkiezingen van april 1921 moest het mogelijk zijn een veelvoud aan zetels te behalen.
De grote, electorale doorbraak van de BWP te Sint-Niklaas lag in het verschiet.[213]
3. 5. 3. Programma, vorming en propaganda
De Sint-Niklase socialisten waren zich heel goed bewust van het belang van de gemeenteraadsverkiezingen van 1921, de eerste waar ook vrouwen aan mochten deelnemen. Van zodra er in het voorjaar van 1920 in het Parlement overeenstemming over de noodzakelijke grondwetsherziening was bereikt, startte de Sint-Niklase BWP met de voorbereiding van de verkiezingen die gepland waren voor 24 april 1921.[214]
Begin mei 1920 besloot de plaatselijke partijleiding om alle kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen voor de gemeenteraad aan een voorafgaandelijke poll te onderwerpen, die uiteindelijk pas in november van dat jaar werd gehouden.[215]
Bij dergelijke poll kregen de socialistische militanten de mogelijkheid om door middel van een geheime stemming hun oordeel over de kandidaten uit te spreken. Het Sint-Niklase partijbestuur hield ook echt rekening met de resultaten van die raadpleging van de eigen achterban : op basis van de uitslag werden de plaatsen van de kandidaten bepaald.[216]
Diegene die op de poll het hoogst aantal stemmen haalde, werd de socialistische lijsttrekker.[217] Door de poll wisten de kandidaten zich niet enkel gesteund door de eigen achterban, maar het was eveneens een vorm van preelectorale barometer : die kandidaten die het in de poll goed deden, zouden bij de verkiezingen wellicht ook een hoog stemmenaantal in de wacht slepen. August De Block had zich ook kandidaat gesteld voor de gemeenteraadsverkiezingen en had de poll zeer goed doorstaan : hij werd als lijsttrekker aangeduid. Hij kreeg daarbij de voorkeur op de oudere, meer ervaren Désiré De Bosschere en Louis Robbens, die
tot dan toe het enige socialistische gemeenteraadslid te Sint-Niklaas was.[218]
August De Block had op dat ogenblik, als partijsecretaris, reeds een programma opgesteld met de belangrijkste socialistische strijdpunten op gemeentelijk vlak. Het programma werd weliswaar niet opgenomen in de verslagboeken van het partijbestuur, maar de belangrijkste bekommernissen van de BWP-afdeling Sint-Niklaas kunnen wel worden teruggevonden in de pamfletten en de diverse propagandablaadjes die ter gelegenheid van de verkiezingen werden verspreid.
De BWP kloeg daarin vooral bestaande misstanden te Sint-Niklaas aan die, naar verluidt, steevast het gevolg waren van het jarenlange wanbeleid van het katholieke stadsbestuur.
De stedelijke overheid werd ervan beschuldigd vooral de zaakjes van de rijke Sint-Niklazenaren te hebben behartigd en “niets of nagenoeg niets” ten behoeve van de arbeidersbevolking te hebben gedaan.[219]
De Sint-Niklase socialisten probeerden de kiezer te overtuigen door tegenover de bestaande wantoestanden concrete verbeteringen voor te stellen. Zo ijverden zij voor een verbetering van de erbarmelijke voedselkwaliteit in het stedelijk ouderlingentehuis en voor de afschaffing van de verplichte scheiding van de bejaarde echtparen die in het tehuis werden opgenomen. Voor de BWP-Sint-Niklaas was dat een “aanslag op de zedelijkheid en het familieleven”.[220]
De socialistische kandidaten hadden ook oog voor de enorme, naoorlogse woningnood : er moesten dringend achthonderd arbeiderswoningen worden opgetrokken met drinkwatervoorzieningen, die aan een billijke prijs werden verhuurd. De misstanden in het stedelijke onderwijs moesten eveneens dringend worden beëindigd : de overbevolke klassen (soms tot 90 kinderen in één klasgroep) moesten dringend worden gesplitst want de scholieren leerden in dergelijke, gigantische groepen bitter weinig. Bovendien moest er op school, aan de behoeftige kinderen, gratis soep en kledij worden verstrekt, een voortzetting van de voedselbedelingen van het NHVC tijdens de Eerste Wereldoorlog.[221]
De zeer concrete eisen die de Sint-Niklase BWP op haar programma plaatste, sloten naadloos aan bij de meer algemene, programma-accenten van de BWP op het vlak van de gemeentepolitiek. De lokale socialistische programma’s concentreerden zich vooral op thema’s zoals huisvestingsbeleid, onderwijs, nutsvoorzieningen en een sociale interventiepolitiek op het vlak van werkloosheid, armenzorg en openbare werken.[222]
In de voorbereiding op de gemeenteraadsverkiezingen speelde August De Block een vooraanstaande rol. Als partijsecretaris organiseerde hij de diverse propagandaactiviteiten, stelde hij de pamfletten op en was hij belast met het beheer over het kiesfonds, dat de kosten die tijdens de kiesstrijd werden gemaakt dekte. Het fonds werd gespijsd door de bijdragen van de diverse groepen, zoals de coöperatieve en de vakbonden, en door de opbrengsten van collectebussen die in bevriende cafés werden opgesteld.
Na afloop van de verkiezingen werden de boeken van het verkiezingsfonds afgesloten, al dan niet met winst. In geval van winst werd de resterende geldsom verdeeld onder de verschillende, aan de BWP verbonden groepen, meestal onder de socialistische verenigingen die het best een financieel extraatje konden gebruiken zoals de bibliotheek of de fanfare.
Bij hoge uitzondering werd een deel van de winst van het kiesfonds geschonken aan een andere BWP-afdeling. Zo was er na afloop van de gemeenteraadsverkiezingen van 1921 1.000 frank winst waarvan 100 frank als subsidie werd toegekend aan de BWP-afdeling van Temse.[223]
August De Block regelde, weliswaar in overleg met het partijbestuur de diverse propagandainitiatieven : hij stond in voor de organisatie van de BWP-wijkmeetings, die in het heetst van de verkiezingsstrijd, tot drie per week werden opgedreven. Daarnaast zorgde hij ervoor dat de kiespamfletten werden opgesteld, gedrukt en verspreid.[224]
De partijsecretaris was er zich echter ten zeerste van bewust dat de socialistische kandidaten verder moesten kijken dan het eerder beperkte vooruitzicht van de reultaten der nakende verkiezingen. Zij moesten in staat zijn om op een degelijke wijze deel te nemen aan het stadsbestuur of op een constructieve manier oppositie te voeren. Vorming was dus hoogst noodzakelijk. August De Block werd dan ook belast met de inrichting van een cursus “gemeentepolitiek”, die echter op niet bijster veel belangstelling van de BWPkandidaten kon rekenen. Ondanks de gebrekkige belangstelling bleef De Block toch overtuigd van zijn visie : de socialistische kandidaten moesten een bijkomende opleiding krijgen. Regelmatig riep hij de kandidaten in een vergadering bijeen om hen de nieuwe gemeentelijke kieswet te verduidelijken of met hen afspraken te maken over de verschillende propagandaactiviteiten en hen op die manier actief bij de BWP-kiescampagne te betrekken.[225]
De Block was als socialistisch partijsecretaris ook de auteur van tal van verkiezingspamfletten die te Sint-Niklaas werden verspreid. De Block behandelde daarin vooral de BWP-programmapunten, die in hoofdzaak verbeteringen in de openbare nutsvoorzieningen en in het stedelijk onderwijs nastreefden. Voorts beschuldigde hij het katholieke stadsbestuur ervan de arbeiders te minachten omdat zij geen aandacht aan hen zouden besteden, wat in de katholieke pamfletten vanzelfsprekend werd ontkend.[226]
De hevigste polemieken tijdens de kiescampagne werden echter gevoerd over de BWP-houding inzake godsdienst. De katholieken beschuldigden in hun pamfletten en strijdbladen de BWP van antigodsdienstigheid en “zedenbederf” en meende hun aantijgingen te kunnen bewijzen aan de hand van uitspraken van BWP-voorzitter Emile Vandervelde. De BWP’ers pareerden in hun pamfletten echter de aanval en poogden door andere uitspraken van dezelfde partijvoorzitter de gelovige kiezer te overhalen zijn stem op de BWP uit te brengen.[227]
Klaarblijkelijk was de levensbeschouwlijke houding van de BWP voor de katholieken een sterk argument om de kiezers te overtuigen niet op de socialisten te stemmen. Misschien waren de Sint-Niklase katholieken er van overtuigd dat er een grote groep kiezers bestond die enkel met dergelijke, argumenten tot een katholieke stem worden gebracht. Ook voor de Sint-Niklase BWP was dat religieuze aspect een zeer belangrijk argument in de verkiezingsstrijd. In hun pamfletten probeerden zij, aan te tonen dat de BWP het christendom en meer bepaald het katholicisme niet vijandig gezind was en dat zodoende gelovige kiezers in eer en geweten hun stem op de BWP konden uitbrengen.
De katholieken schuwden in hun druksels geen vergezochte vergelijkingen noch overdrijvingen. De BWP werd vaak afgedaan als een partij die stond voor oproer en revolutie die België in dezelfde chaos wilde storten zoals die toentertijd in bolsjevistisch Rusland heerste. De propagandaaanvallen op de BWP waren echter niet altijd eensluidend : enerzijds werd zij geassocieerd met communistisch Rusland, anderzijds hekelde men de partij als een kapitalistische instelling die, steunend op de aan haar verbonden coöperatieven grote sommen geld verspilde aan de rode “paleizen te Gent en Brussel”.[228]
De Sint-Niklase BWP’ers lieten de aanklachten van de katholieken niet zomaar over zich heen gaan. In hun pamfletten wezen ze elke band met het bolsjevisme radicaal van de hand :
“De socialisten zijn [...] de ergste vijanden van de Bolchevisten. Wij zijn het die protesteerden tegen de gewelddaden in Rusland en ze afkeurden”. [229]
De Sint-Niklase socialisten begingen niet dezelfde fout als hun electorale tegenstanders, die in hun pamfletten ieder die in politiek opzicht een enigszins rood kleurtje droeg, over dezelfde kam hadden geschoren. Door een gelijkaardige vergelijking te maken, maar dan toegepast op wandaden van gelovigen, werd de door de katholieken toegepaste techniek compleet geridiculiseerd :
“In Finland werden door den geloovigen generaal Mannerheim duizenden socialisten vermoord. In Hogarije werden neven ontelbare socialisten vele geleerde mannen opgehangen, doodgeschoten, gemarteld en verminkt. Wie deed dit? Wel de benden van den katholieken admiraal Horthy. Moeten wij daaruit afleiden dat alle katholieken moordenaars zijn? Dit ware dom en belachelijk.”[230]
De kiesstrijd woedde voornamelijk tussen de twee grootste partijen te Sint-Niklaas : de katholieke partij en de BWP. De twee andere politieke partijen die te Sint-Niklaas met een lijst opkwamen,
de Fronters en de liberalen (door de BWP bestempeld als “Oude Tante”), speelden daarin slechts een beperkte rol.
3. 5. 4. “De overwinning is behaald” [231]
De beperkte rol van liberalen en Fronters kwam ook tot uiting in de gemeentelijke verkiezingsresultaten van 1921. Op 24 april zouden zij respectievelijk 4,2% en 6,1% van de stemmen te Sint-Niklaas veroveren. Geen van beide partijen kon hierdoor aanspraak maken op één van de eenentwintig Sint-Niklase gemeenteraadszetels, die allen werden ingenomen door katholieke en socialistische verkozenen.
De stembusslag van 24 april 1921 bevestigde de voor de BWP gunstige verkiezingsresultaten van november 1919. Toen sleepte zij te Sint-Niklaas zowat een derde van de stemmen in de wacht.
Anderhalf jaar later wist de BWP bijna 35% van de Sint-Niklase kiezers te overtuigen, waardoor de partij acht verkozenen in de gemeenteraad mocht afvaardigen. Anderzijds bevestigden de verkiezingen van 1921 de blijvende hegemonie van de katholiek partij te Sint-Niklaas. Met 54,7% van de stemmen behaalde zij 13 gemeenteraadszetels op een totaal van 21. De katholieke partij hield met die meerderheid het stadsbestuur natuurlijk stevig in handen tegenover een volledig socialistische oppositie.[232]
De Sint-Niklase socialisten waren zeer opgetogen over het resultaat van hun partij. Een artikel (van De Blocks hand ?)[233] in “De Volksstem” sprak van “een prachtige Overwinning”, beschouwde 24 april als “een schitterende triomfdag voor de socialistische democratie”. In de hele Wase regio zou de BWP 22 gemeenteraadszetels veroveren, terwijl voor de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht het Waasland slechts één socialistisch gemeenteraadslid had geteld. De BWP-afdeling van Sint-Niklaas was bijzonder verheugd over het vrouwelijke stemgedrag. Zowel zij als hun katholieke tegenstrevers waren ervan uitgegaan dat de vrouwen over het algemeen katholiek zouden stemmen.
De opluchting onder de socialisten te Sint-Niklaas was dan ook groot toen bleek dat, “ondanks” de deelname van vrouwen aan de verkiezingen, hun verkiezingsresultaat, in vergelijking met november 1919 (toen enkel mannen mochten gaan kiezen), nog was verbeterd. “De Volksstem” juichte :
“Zondagnacht stelden zij [ = de katholieken] met schrik vast dat al de socialistische vrouwen ROOD hadden gestemd als hunne mannen en dat 8 zetels binnengehaald waren. De socialistische vrouwen hebben hunne klasse niet verraden, zij hebben hunnen plicht gedaan en daarvoor brengen wij haar hulde. Vrouwen gaat voort op den ingeslagen weg en de volgende maal zal de uitslag nog prachtiger zijn”.[234]
Het vrouwenstemrecht op gemeentelijk vlak had als rem op de socialistische, electorale doorbraak een veel geringere rol gespeeld dan dat de katholieken hadden gehoopt en de BWP’ers gevreesd : er bleek geen wezenlijk onderscheid tussen het stemgedrag van mannen en vrouwen.[235] De verovering van acht gemeenteraadszetels werd door de Sint-Niklase socialisten op maandagmiddag, 25 april gevierd met een feestelijke betoging door de straten van de stad. Immers, “de socialisten wilden met licht de straat op om [zich] goed te toonen. De tijd dat een socialist ‘t licht moet vreezen is immers lang voorbij”.[236]
Bovendien gaf de verkiezingsoverwinning van 24 april een extra feestelijk accent aan de Eén Mei-viering van een week later. Het Feest van de Arbeid werd door de plaatselijke partijtop in een aparte commissie en in samenspraak met het partijsecretariaat georganiseerd : het programma werd opgesteld en de praktische realisatie ervan werd toevertrouwd aan partijsecretaris De Block. Hij zorgde ervoor dat 1 mei 1921 een socialistisch volksfeest werd dat drie dagen duurde.[237]
Het begon al op 30 april met een concert van de socialistische harmonie “De Toekomst” dat werd gevolgd door een fakkeltocht door de stad. Zondag 1 mei ging al van start om 8 u. 30 met een vergadering van het partijbestuur en een toespraak van August De Block. Een uurtje later werd plechtig een gedenksteen aan het nieuwe gebouw van de coöperatieve onthuld, gevolgd door een feestzitting met een optreden van de turners en nogmaals een rede van August De Block. In de namiddag ging een socialistische praalstoet waarin verschillende groepen tal van thema’s uitbeeldden, de stad rond en waren er optredens van de toneelgroep en de turnvereniging. ‘s Avonds sloot de harmonie het feest af met een concert. Op maandag werd met koffiekoeken en warme chocolade definitief een punt gezet achter het Eén Meifeest.
Niettegenstaande 1 mei als een volksfeest was opgevat, was de politiek nooit veraf. Het feest diende dan ook waardig en sober te worden gevierd. Het BWP-partijbestuur wilde met het feest een goede indruk maken op de inwoners van Sint-Niklaas en vooral diegenen terechtwijzen die de socialisten beschouwden als uitschot. Daarom werd alcoholmisbruik niet getolereerd en zij die zich toch lieten gaan, moesten daar nadien ook verantwoording over afleggen. Op die manier werd de door De Block nagestreefde partijdiscipline daadwerkelijk in de praktijk gebracht.[238]
3. 6. De provincieraadsverkiezingen
3. 6. 1. Inleiding
De grondwetsherziening van 1921, die ingrijpende veranderingen met zich meebracht voor het politieke leven op nationaal en gemeentelijk vlak, had ook de nodige wijzigingen op provinciaal niveau voor gevolg. Enkele belangrijke hervormingen werden reeds voor de Eerste Wereldoorlog doorgevoerd met de grondwetsherziening van 1893 die het algemeen meervoudig stemrecht invoerde. Voortaan heerste er in België stemplicht en mocht elke provincieraad, naar gelang het bevolkingsaantal, enkele provinciale senatoren aanduiden. In 1893 kreeg Oost-Vlaanderen vier senatoren toegewezen. Sinds de grondwetswijziging van 1921 mocht de raad zeven senatoren aanwijzen.
In 1921 werd naast het algemeen enkelvoudig stemrecht, het systeem van de “evenredige vertegenwoordiging” ingevoerd in plaats van het meerderheidssysteem. In november van dat jaar werd de wet goedgekeurd op de verkiesbaarheid van vrouwen voor provincie en Senaat. Daardoor konden vrouwen verkozen worden zonder zelf kiesgerechtigd te zijn. Na de provincieraadsverkiezingen van 27 november 1921 deed dan ook de eerste vrouw haar intrede in de Oost Vlaamse provincieraad. Een ander gevolg van de grondwetsherziening was dat provinciale verkiezingen voortaan zouden plaatsvinden per kiesdistrict, in plaats van per kieskanton. Door de verhoging van het totale aantal raadsleden tot 90 zouden in het arrondissement Sint Niklaas voortaan 14 raadsleden worden verkozen (tegenover 10 voorheen).
Het kiesdistrict Sint-Niklaas, dat bestond uit de vredegerechtkantons Sint-Niklaas en Lokeren, mocht daarvan zes raadsleden aanduiden. Net zoals dat op gemeentelijk en nationaal vlak het geval was, zouden de verkiezingen van 1921 ook in de provincieraad een electorale aardverschuiving teweegbrengen. Vóór 1921 werden alle tien zetels die het arrondissement Sint-Niklaas toekwamen, bezet door katholieken. Aan dat katholieke monopolie zouden de nieuwe verkiezingen voorgoed een einde stellen.[239]
3. 6. 2. Naar Gent
De provinciale verkiezingen van 27 november 1921 werden volledig overschaduwd door de wetgevende verkiezingen die exact een week voordien werden gehouden. Op die manier werd er aan de verkiezingen zelf, noch aan de kandidaten veel aandacht besteed.
Veel meer dan een kandidatenlijst en een stukje over de bevoegdheden van de provincieraad en de Bestendige Deputatie verscheen er met betrekking tot de provincieraadsverkiezingen niet. Er werden geen specifieke pamfletten gedrukt, noch bijzondere meetings gehouden.[240] Met uitzondering van de regelingen die met de Lokerse afdeling werden getroffen over de verdeling van de plaatsen op een gemeenschappelijke lijst, werd er ook intern door de BWP-leiding weinig over de provinciale verkiezingen gepraat.
Alle oneven plaatsen zouden worden bezet door Sint-Niklazenaars, terwijl de Lokerse socialisten de even plaatsen kregen toegewezen.[241]
Op 4 september werd er in het Volkshuis van Sint-Niklaas gepolld om de kandidaten voor de nakende Kamer- en provincieraadsverkiezingen aan te duiden. In eerste instantie werd er gepolld voor de Kamer. Op een totaal van 3979 stemmen kreeg De Block er 2952 achter zijn naam. Dat was beduidend minder dan de 3567 stemmen die volksvertegenwoordiger Karel Van Hoeylandt wist te vergaren, maar het resultaat leverde De Block toch een tweede plaats in de polluitslag op. Voor de BWP-lijst betekende dat Van Hoeylandt, net als in 1919 de lijst trok en dat De Block als eerste plaatsvervanger werd aangewezen. Alfons De Vos, plaatselijk BWP-voorzitter en vakbondssecretaris kreeg omwille van zijn derde plaats in de poll, de tweede plaats als effectief toegewezen. De BWP-arrondissementsorganisatie opteerde klaarblijkelijk voor kandidaten op een verkiesbare plaats die zich via hun pollresultaten zich gesteund wisten door de eigen achterban. Vervolgens werd er gepolld om de Sint-Niklase kandidaten aan te duiden voor de gemeenschappelijke provinciale verkiezingslijst met Lokeren. Van de 2076 geldige stemmen[242] kreeg De Block er 1821 achter zijn naam.
Hij liet daarbij twee andere boegbeelden van het Sint-Niklase socialisme, Aloïs Symoens, gemeenteraadslid, en Alfons De Vos met respectievelijk 1537 en 1510 stemmen, ver achter zich.[243] August De Block werd dan ook aangesteld als lijsttrekker, terwijl Edgard Rogiers[244] uit Lokeren op de tweede plaats stond.
De resultaten van de wetgevende verkiezingen van 20 november 1921 kwamen voor de BWP neer op een psychologische nederlaag : de partij verloor twee zetels in de Kamer. De hoop op een socialistische, absolute meerderheid dankzij het algemeen stemrecht moest men voortaan laten varen. De electorale achteruitgang van de BWP deed zich vooral voor in Wallonië. In Vlaanderen consolideerden de socialisten meestal hun doorbraak van 1919 en gingen er in de provincie Antwerpen en in enkele kleine steden zelfs nog op vooruit.[245]
Dit was ondermeer te Sint-Niklaas het geval. De partij behaalde er 34,58% van de stemmen, een winst van bijna 1% tegenover 1919. Karel Van Hoeylandt was rechtstreeks herkozen en via apparentering sleepte Alfons De Vos nog een tweede socialistische zetel voor het arrondissement in de wacht. Een week later, bij de provincieraadsverkiezingen behaalde de BWP ook een mooi resultaat.
De lijst die werd aangevoerd door August De Block sleepte zo’n 33% van de stemmen in de wacht wat hem en Rogiers een zetel opleverde.
De overige vier zetels die in het kiesdistrict Sint-Niklaas werden toegewezen kwamen in handen van drie katholieken en één liberaal.[246]
De eerste jaren na de “Groote Oorlog” wendde August De Block aan om zijn vroegere, veeleer beperkte verantwoordelijkheden in de socialistische beweging, zowel in zijn geboortestad als in exil, in concrete mandaten en functies om te zetten. Zijn taak als partijsecretaris maakte hem, al vóór zijn verkiezing tot gemeenteraadslid, tot één der belangrijkste BWP’ers te Sint-Niklaas. Feit is dat hij in de socialistische rangen een groot aanzien genoot en over organisatorische talenten beschikte.
De fikse groei die de beweging in de eerste jaren na de Eerste Wereldoorlog kende, was voor een deel ook de verdienste van De Block, die van het plaatselijk partijbestuur “carte blanche” had gekregen om de verouderde partijstructuren naar zijn inzicht te hervormen en het partijkader te professionaliseren. Het legde De Block noch de Sint-Niklase BWP-afdeling windeieren. De partij behaalde bij de gemeenteraadsverkiezingen acht zetels. August De Block zelf kwam als eerste uit de poll, die werd gehouden ter voorbereiding op de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 1921.
Ook bij de poll die op arrondissementeel niveau werd gehouden in de aanloop naar de wetgevende verkiezingen, behaalde De Block een mooi resultaat. Na vijf jaar gedwongen afwezigheid had De Block zich, vanaf 1918 zeer snel opgewerkt van propagandist tot partijsecretaris en verkiezingskandidaat, die bij raadpleging van de eigen, socialistische achterban op een grote steun kon rekenen. De Blocks werk als secretaris werd door de gewone militant duidelijk op prijs gesteld.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[144] H. BALTHAZAR, Het maatschappelijk-politieke leven in Belgïe 1918-1940, in : BLOK, D.P. e.a. ed., Algemene Geschiedenis der Nederlanden 14 : MANNING, A.F. e.a. ed., Nederland en België 1914-1940, Haarlem, 1979, blz. 153-157.
S. DE SCHAEPDRIJVER, o.c., blz. 293-300.
T. LUYKX, o.c., blz. 275-276.
E. WITTE, J. CRAEYBECKX en A. MEYNEN, Politieke geschiedenis van België van 1830 tot heden, Antwerpen, 1997, blz. 149-150 en blz. 154-158.
[145] G. VAN GOETHEM, art. cit, blz. 112.
[146] F. VANDERBORGHT, o.c., blz. 23.
[147] G. VAN GOETHEM, art. cit, blz. 112.
[148] August De Block (Onze galerij van beroemde en beruchte mannen), in : Koekoek. Humoristisch Weekblad van Vooruit, 16 maart 1933.
[149] CHDK, Persoonlijk Dossier, August De Block.
[150] August De Block (Onze galerij van beroemde en beruchte mannen), in : Koekoek. Humoristisch Weekblad van Vooruit, 16 maart 1933.
[151] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 9 december 1919;1928-1935, 13 maart 1928.
B WILDE, Een kleine weversbond wordt groot in arm Vlaanderen ( 1895-1940), in : G. VAN GOETHEM (red.), o.c., blz. 42.
L. PEIREN, De Algemene Centrale te te Sint-Niklaas (1900-1940), in : G. VAN GOETHEM (red.), o.c., blz. 57.
P. VAN BOUCHAUTE, Dertig jaar Socialistische Sigarenmakersbond te Sint-Niklaas (1893-1923), in : G. VAN GOETHEM (red.), o.c., blz. 34.
G. VANSCHOENBEEK, Klein maar ijzersterk. Ontstaan en ontwikkeling van de CMB-afdeling Sint-Niklaas (1906-1940), in : G. VAN GOETHEM (red.), o.c., blz. 72.
P. VERBRUGGEN, De socialistische mutualiteiten : van facultatieve naar structurele solidariteit (1899-1940), in : G. VAN GOETHEM (red. DE.), o.c., blz. 95.
[152] G. VAN GOETHEM, art. cit, blz. 113-114.
[153] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, Verslagboek 1913-1919, notulen 18 februari 1919.
[154] Ibidem.
[155] Woeste, Charles (1837-1922), advocaat, graaf, katholiek volksvertegenwoordiger, minister.
[156] E. WITTE, Tussen experiment en correctief. De Belgische gemeentelijke kieswetgeving in relatie tot het nationale kiesstelsel, in : Les élections communales et leur impact sur la politique belge ( 1890-1970). De Gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek (1890-1970) Actes. Handelingen, Brussel, 1994, blz.56-61.
IDEM, J. CRAEYBECKX en A. MEYNEN, o.c., blz. 156.
[157] Balthazar, August (1893-1952), directeur “Vooruit”, gemeenteraadslid en schepen te Gent,provincieraadslid van Oost-Vlaanderen, volksvertegenwoordiger, minister.
[158] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1913-1919, notulen 25 maart 1919.
[159] Ibidem.
[160] Ibidem, notulen 8 april 1919.
[161] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1913-1919, notulen 15 april 1919.
[162] Ibidem, notulen 7 en 22 mei 1919.
[163] Ibidem, notulen 7 mei 1919.
[164] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1913-1919, notulen 9 juni 1919.
[165] Ibidem, notulen 1 juli 1919.
F. VANDERBORGHT, o.c., blz. 7-8.
[166] MSASN, Bevolking, Intredingen 1919, nr. 1539, Registers van Burgerlijke Stand, Huwelijken 1919, nr. 882, akte nr. 309; Bevolking, Volkstelling 1910, nr. 1300; Bevolking, Registers van uittreding 1934, nr. 1637.
RABW, Fonds Provinciaal bestuur Oost-Vlaanderen, nr. 54, Provinciale verkiezingen. Processen-verbaal. District Sint-Niklaas. Kandidatenlijsten, nr. 2/8505/19.
[167] EVD, Interview met Paul De Block op 10 februari 1998.
[168] F. VANDERBORGHT, o.c., blz. 8.
[169] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 1 maart 1921.
[170] Ibidem, notulen 2 september 1919.
[171] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 13 juli 1920.
[172] Ibidem, notulen 20 november 1919.
Waarschijnlijk werd Edmond Wymeersch( vakbondssecretaris en socialistisch gemeenteraadslid verward met Frans Wymeersch die bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1921 lijstduwer was op de lijst van de Frontpartij (BW, Documentatiemap nr. 193, Gemeentelijke verkiezingen 1921).
[173] De Vos, Alfons (1882-1959), vakbondssecretaris, volksvertegenwoordiger, plaatselijk BWP-voorzitter, gemeenteraadslid en lid van de C.O.O. te Sint-Niklaas. (AMSAB, Los Archief, nr. 94/57, Alfons De Vos.)
[174] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen
5 januari 1920.
[175] Ibidem, notulen 4 november 1919 en 13 juli 1920.
[176] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 20 november 1919.
[177] Ibidem, 1913-1919, notulen 7 september 1920.
De Block lustte zelf echter ook graag een pint bier (AMVC, Block, August De, Dossier B 6318, brief August De Block aan Lode Baekelmans, 8 november 1930).
[178] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 23 september 1919.
[179] Ibidem, notulen 18 mei 1920.
[180] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 1 juni 1920.
[181] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 30 september 1919.
[182] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 9 december 1919.
[183] F. VANDERBORGHT, o.c., blz. 57.
[184] Ibidem.
[185] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 21 januari, 16 maart en 5 november 1920, 15 maart 1921.
[186] Ibidem, notulen 8 april 1920.
[187] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 23 september 1919, 25 augustus, 7 en 15 september 1920.
[188] Ibidem, notulen 23 september 1919.
[189] F. VANDERBORGHT, o.c., blz. 8.
[190] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 16 maart, 20 en 30 april 1920.
[191] Ibidem, notulen 30 september 1919, 21 januari en 16 maart 1920.
[192] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 7 december 1920 en 18 januari 1921.
[193] Ibidem, notulen 18 januari en 2 februari 1921.
[194] Ibidem, notulen 30 september 1919.
[195] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 9 september 1919. Op basis van het tijdstip van de regeling van De Blocks salaris kan een stelling van G. VAN GOETHEM, art. cit worden ontkracht.Van Goethem beweert immers op blz. 114 dat August De Block als partijsecretaris “vanaf juni 1919 aan het werk toog”. Dit was waarschijnlijk niet zo. De Block werd in juni 1919 weliswaar in het middencomiteit als partijsecretaris benoemd, maar voltijds die functie uit oefenen was, wegens zijn militaire verplichtingen, echter onmogelijk. In augustus 1919 verscheen hij daarom op geen enkele vergadering van het middencomiteit (AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 5, 12, 19 en 26 augustus 1919). Op 1 september werd het secretariaat officieel geopend (F. VANDERBORGHT, o.c., blz. 7-8.) en acht dagen later werd dan een definitief loonakkoord bereikt. Rond dat tijdstip werd De Block uit het leger ontslagen. (CHDK, Persoonlijk Dossier, August De Block.) August De Block kon dus pas ten vroegste vanaf begin septem-ber als partijsecretaris aan de slag.
[196] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 30 september 1919. Over Van de Wiele werd in de BWP-verslagboeken geen verder informatie teruggevonden. Het is ons dus onbekend door welke bond of groep hij was afgevaardigd.
[197] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 16 augustus 1921.
BW, Documentatiemap nr. 193 , Gemeentelijke verkiezingen 1926, stuk nr. 6.
[198] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 20 november 1919.
[199] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 5 oktober 1920 en 15 maart 1921.
[200] Ibidem, 7 december 1920.
[201] Ibidem, notulen 18 februari 1919.
[202] F. VANDERBORGHT, o.c., blz. 53.
[203] MSASN, Gerecht, Aanvragen tot toelating bals, 1919-1940, nr. 4411, A. De Vos en R. De Block-Hamel aan de burgemeester, 12 mei 1920 en 20 oktober 1920; Optochten en divers openbare feestelijk-heden : aanvragen tot toelating, 1919-1921, nr. 4410, brief 24 april 1922.
[204] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 1 maart 1921.
[205] Ibidem, notulen 24 april 1921.
[206] Ibidem, notulen 9 december 1919.
[207] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 5 november 1920.
[208] BW, Documentatiemap nr. 193 , Gemeentelijke verkiezingen 1921, stuk nr. 5.
[209] E. WITTE, art. cit., blz. 57-61.
IDEM, J. CRAEYBECKX en A. MEYNEN, o.c., blz. 154-156.
[210] M. CLAEYS-VAN HAEGENDOREN, o.c., blz.136-138.
E. WITTE, J. CRAEYBECKX en A. MEYNEN, o.c., blz. 159.
[211] F. VANDERBORGHT, o.c., blz. 61.
[212] G. VAN GOETHEM, art.cit., blz. 114.
[213] B. DE COCK, Welig en woelig Waasland, Zele, 1976, blz. 26-27.
F. VANDERBORGHT, o.c., blz. 61.
G. VAN GOETHEM, art.cit., blz. 114-116.
[214] E. WITTE, art.cit., blz. 61.
[215] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen
6 mei en 7 december 1920.
[216] In hoeverre dit in socialistische kring de normale gang van zaken was, is ons onbekend. Feit is dat bij wetgevende verkiezingen niet alle BWP-arrondissmentsorganisaties de resultaten van de lokale polls respecteerden. In Sint-Niklaas was dat dus wel het geval. Voor het arrondissement Kortrijk, zie : H. DEFOORT, o.c., blz. 316 en 336.
[217] De Volksstem van ‘t Waasland, 10 september 1921.
[218] BW, Documentatiemap nr. 193 , Gemeentelijke verkiezingen 1921, stuk nr. 5.
[219] BW, Documentatiemap nr. 193 , Gemeentelijke verkiezingen 1921, stuk nr. 11.
[220] Ibidem.
[221] Ibidem, stuk nr. 5.
[222] G. VANSCHOENBEEK, De oorsprong van de sociaal-democratische aanwezigheid in de Vlaamse gemeentepolitiek, in : Les élections communales et leur impact sur la politique belge ( 1890-1970). De Gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek (1890-1970) Actes. Handelingen, Brussel, 1994, blz. 108.
Het Sint-Niklase voorbeeld bevestigt ook de door Vanschoenbeek opgemerkte parallel tussen de gemeentelijk kiesprogramma’s van de BWP en de Nederlandse Sociaal-Democratische Arbeiderspartij.
[223] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 18 mei 1920 en 24 april 1921.
[224] Ibidem, notulen 29 maart 1921.
[225] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 15 september 1920.
[226] BW, Documentatiemap nr. 193 , Gemeentelijke verkiezingen 1921, De Ster van Sint-Niklaas. Katholiek strijdblad, 1 mei 1921.
[227] Ibidem, stuk nr. 11.
[228] BW, Documentatiemap nr. 193 , Gemeentelijke verkiezingen 1921, De Ster van Sint-Niklaas. Katholiek strijdblad, 1 mei 1921.
[229] BW, Documentatiemap nr. 193 , Gemeentelijke verkiezingen 1921, stuk nr. 5.
[230] Ibidem.
Mannerheim, Carl (1876-1951), Fins maarschalk, vocht in de Russische burgeroorlog aan de zijde van de Witte Legers, Fins staatsman.
Horthy, Miklòs (1868-1957), Hongaars admiraal, dictator van 1920 tot 1944.
(E. HOBSBAWM, o.c., blz. 138-139, 699 en 702.)
[231] De Volksstem van ‘t Waasland, 30 april 1921.
[232] F. VANDERBORGHT, o.c., blz. 62.
G. VAN GOETHEM, art.cit., blz. 116.
[233] August De Block was toentertijd inderdaad aangesteld als redacteur van het BWP weekblad, maar de artikels werden slechts zelden ondertekend zodat er geen zekerheid bestaat over het auteursschap van de in “De Volksstem” opgenomen artikels.
[234] De Volksstem van ‘t Waasland, 30 april 1921.
[235] E. WITTE, art.cit., blz. 69.
[236] De Volksstem van ‘t Waasland, 30 april 1921.
[237] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 1 en 29 maart, 24 en 27 april 1921.
MSASN, Gerecht, Optochten en diverse openbare feestelijkheden : aanvragen tot toelating, 1919-1921, nr. 4410, Brief A. De Block aan stadsbestuur, 27 februari 1921.
[238] G. VAN GOETHEM, art.cit., blz. 115.
[239] N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De fonteinen van de Oranjeberg : politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 1 : de instelling, de bevoegdheden en de ver-kiezingsresultaten, Gent, 1993, blz. 72-75, 120-122, 219, 271-281.
[240] De Volksstem van ‘t Waasland, 26 november 1921.
[241] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 7 juni 1921.
[242] In het Sint-Niklase Volkshuis werden die dag polls gehouden die uitgingen van twee verschillende BWP-organisaties. De poll voor de wetgevende verkiezingen was een aangelegenheid van de arron-dissementsfederatie terwijl de poll voor de provinciale verkiezingen uitging van de lokale BWP-afdeling, die slechts een onderdeel was van de federatie en dus minder stemgerechtigden telde. Vandaar het ver-schil in stemgerechtigden bij de twee polls.Het feit dat de “Kamer-poll” in Sint-Niklaas werd gehouden toont aan hoe nauw de Sint-Niklase afdeling en de arrondissementsfederatie met elkaar waren verweven en welke rol de Sint-Niklase afdeling in het Wase socialisme tijdens het Interbellum innam.
[243] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 4 september 1921.
[244] Rogiers, Edgard (1895-1971), vakbondsbediende, socialistisch gemeente- en provincieraadslid (N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionel geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 2 : Biografisch repertorium, Gent, 1997,
blz. 325.)
[245] M. CLAEYS-VAN HAEGENDOREN, o.c., blz. 191-194.
[246] G. VAN GOETHEM, art.cit., blz. 118.
RABW, Fonds Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, nr. 54, Provinciale verkiezingen 27 november 1921. Processenverbaal, nr. 2/8505/18-19.