August De Block (1893-1979): socialistisch politicus. Een biografie. (Joris De Coninck)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL II:

INTERBELLUM TE SINT-NIKLAAS (1918-1934)

 

HOOFDSTUK 4 : DE CONSOLIDATIE VAN DE DOORBRAAK . AUGUST DE BLOCK : PROVINCIE- EN GEMEENTERAADSLID, PARTIJFUNCTIONARIS (1921-1934)

 

4. 1. “Eenen nieuwen gemeenteraad” (1921-1926)[247]

 

4. 1. 1. 14 juni 1921

 

De gemeenteraadsverkiezingen van 1921 bevestigden de electorale doorbraak van de BWP bij de wetgevende verkiezingen van november 1919. Daardoor slaagde de partij erin om acht gemeenteraadszetels te veroveren. De katholieke meerderheid werd niet doorbroken zodat de Sint-Niklase socialisten, ondanks de geruchten als zou één van hen in het schepencollege worden opgenomen, naar de oppositiebanken werden verwezen. [248]

 

Op 14 juni 1921 werd de nieuwe Sint-Niklase gemeenteraad geïnstalleerd. Na de eedaflegging nam De Block, die voortaan als feitelijk fractieleider zou optreden, het woord. Zijn eerste tussenkomst in de Sint-Niklase gemeenteraad werd een scherpe reprimande aan het adres van de katholieke meerderheid. Vooreerst tikte hij burgemeester De Smedt op de vingers, die dadelijk na de verkiezingen al het volledige schepencollege en het ambt van burgemeester voor de katholiek meerderheid opeiste.[249]

 

Daardoor was (dixit De Block) elke mogelijke samenwerking met de BWP, nog voor er onderhandelingen hadden plaatsgevonden, volledig uitgesloten.

 

August De Block was in zijn kritiek op de homogeen katholieke meerderheid mogelijk gesterkt door het Antwerpse voorbeeld. Daar was na de gemeenteraadsverkiezingen van 1921 een coalitie ontstaan tussen Vlaamsgezinde christendemocraten geleid door Frans Van Cauwelaert en de BWP onder leiding van Camille Huysmans, een goede kennis van August De Block. Het is niet uitgesloten dat De Block, tegen beter weten in, hoopte te Sint-Niklaas een soortgelijke coalitie te kunnen vormen.[250]

 

Vervolgens voer De Block in zijn rede uit tegen de ondervertegenwoordiging van christen-democratische afgevaardigden in het katholieke schepencollege. Uit protest tegen die gang van zaken (en in overeenstemmming met de afspraken die de BWP intern had gemaakt)[251] stemden de socialistische gemeenteraadsleden bij de verkiezing van de schepenen blanco.

 

Naar het einde van zijn redevoering werd De Block wat milder. Hij beloofde weliswaar krachtdadig oppositie te voeren, maar elk voorstel van de meerderheid zou apart worden beoordeeld: Daar waar gij goede werken tot stand brengt, zullen wij u steunen, daar waar gij de belangen der arbeidende klasse verwaarloost, zult gij in ons krachtige, hoewel geen fanatieke tegenstanders vinden”.[252]

 

De Block sprak zich dus uit voor een manier van oppositie voeren die werd gekenmerkt door gematigdheid en opbouwende kritiek.

 

De socialistische fractie had daar echter graag een blijk van katholieke welwillendheid tegenover geplaatst gezien onder de vorm van de intrekking van een vooroorlogs politiereglement. In juni 1907 was door de stedelijke overheid immers een verordening uitgevaardigd op openbare manifestaties. Voortaan moest, voorafgaandelijk aan elke betoging of optocht, een schriftelijke toelating worden aangevraagd, waren alle andere samenscholingen uit den boze en was het verboden om in het openbaar de rode vlag, het symbool bij uitstek van de socialistische arbeidersbeweging, te ontvouwen.

 

Het reglement was in 1921 nog steeds van kracht, al was de toepassing van het artikel met betrekking tot de rode vlag reeds voor de Eerste Wereldoorlog in onbruik geraakt. Het feit dat het artikel nog steeds niet uit het reglement was geschrapt werd door vele socialisten als een vernedering opgevat. Enkele maanden na de installatie van de nieuwe gemeenteraad vroeg August De Block, met instemming van het BWP-partijbestuur, de opheffing van de omstreden passage in het reglement. De katholieke meerderheid had geen enkele moeite om met het socialistische voorstel in te stemmen.[253]

 

Belangrijker was echter de benoeming van BWP-gemeenteraadslid Jozef Willockx tot één van de drie stedelijke afgevaardigden in de beheerraad van de “Sint-Nikolaassche Bouwmaatschappij”. De maatschappij die in datzelfde jaar was opgericht, stelde zich tot doel goedkope arbeiderswoningen op te trekken en op die manier een oplossing te bieden voor het nijpende tekort aan woningen te Sint-Niklaas.[254]

 

Bovendien werd Rachel Hamel in het voorjaar van 1922, op verzoek van de burgemeester, opgenomen in de stedelijke “Commissie voor kinderwelzijn” en werd haar echtgenoot enkele jaren later verkozen tot lid van de Commissie voor Openbare Onderstand. Het stadsbestuur was krachtens de wet van 10 maart 1925 wel verplicht om in de beheerraad van de C.O.O. ook een afvaardiging van de oppositie op te nemen waardoor het zeker niet als een blijk van katholieke welgezindheid tegenover de socialistische oppositie moet worden opgevat.[255]

 

De benoemingen stelden de BWP’ers echter wel in staat om hun belangrijkste strijdpunten ook in andere organen dan de gemeenteraad onder de aandacht te brengen.

 

4. 1. 2. “De gekomen verbeteringen”[256]

 

De Sint-Niklase socialisten hadden het in hun gemeentelijk kiesprogramma al duidelijk laten blijken : zij zouden “voor de arbeiders een beter leven brengen”[257]. Concreet betekende het dat de socialistische fractie geleid door haar partijsecretaris, dadelijk concrete eisen, voorstellen of opmerkingen formuleerde, die gericht waren op de verbetering van de levensomstandigheden van wezen, ouderlingen en armen. Om werkende moeders de kans te geven ook na de geboorte van hun kind buitenshuis te werken, stelde De Block voor om de stedelijke kinderkribbe wat meer te promoten. De crèche was onder de Sint-Niklase bevolking duidelijk nog niet ingeburgerd, al zou dat snel veranderen. In december 1924 bleek immers dat de kribbe overbevolkt was.[258] De reeds aangehaalde precaire materiële levensomstandigheden in het ouderlingentehuis bleken De Block nauw aan het hart te liggen. De verantwoordelijke schepen, Hendrik Heyman[259], had echter ook lucht gekregen van de wanpraktijken in het ouderlingentehuis.

 

Hij beloofde door middel van onaangekondigde bezoeken de toestand in het tehuis op de voet te volgen. Heymans controles misten hun effect niet : de kwaliteit van het uitgereikte voedsel steeg (er werd voortaan dagelijks vlees gegeten) en de bejaarden mochten voortaan zowat elke dag het tehuis verlaten.[260]

 

Traditioneel wierp de socialistische fractie in de gemeenteraad zich ook op als de verdedigster van werklozen, lagere stadsbedienden en als pleitbezorgster van een, in sociaal opzicht, rechtvaardig fiscaal stelsel. De fractie ijverde daarom, gezien de stijgende levensduurte in de eerste jaren na de oorlog[261], regelmatig voor “duurtetoeslagen” voor het gemeentepersoneel en stemde ze vaak tegen nieuwe stedelijke belastingen “omdat [ze] meer [drukten] op de werklieden er geen evenredigheid [bestond] op hoge en lage [inkomens]categoriën”[262].

 

De kritiek van de socialisten leverde hen van katholieke zijde het verwijt op dat zij wel steeds meer uitgaven voorstelden, maar zich tegen elke nieuwe belasting verzetten, wat dan volgens August De Block weer ingegeven was door de systematische,

katholieke afwijzing van elk socialistisch voorstel.[263]

 

August De Block vergiste zich echter. De socialistische voorstellen en opmerkingen werden inderdaad door de katholieke meerderheid niet bepaald op gejuich onthaald, maar anderzijds allerminst genegeerd.

 

De oppositie, die haar taak naar behoren vervulde, drukte de meerderheid meer dan eens op bepaalde wantoestanden. Het stadsbestuur werd daar als vanzelfsprekend niet graag mee geconfronteerd en minimaliseerde daarom, tot ergernis van de socialisten, de toestanden die door hen aan de kaak werden gesteld. Het stadsbestuur sloeg de opmerkingen van de oppositie toch ook niet helemaal in de wind. De christendemocratische schepen Heyman beloofde na De Blocks opmerkingen betreffende het ouderlingentehuis het nodige te doen om de voedselkwaliteit te verbeteren en nodigde de socialistische fractieleider zelfs uit om hem te vergezellen op zijn onaangekondigde inspecties in het rusthuis. De Block ging daar echter niet op in.[264]

 

De katholieke meerderheid had dus wel oren naar de voorstellen van de oppositie, al werden vele oorspronkelijk socialistische voorstellen slechts in afgezwakte vorm gerealiseerd. Zo kregen de werklozen, op aandringen van de BWP-fractie, een extra premie toegekend van 1 frank per dag, die na aftrek van de verplichte bijdrage aan het crisisfonds gehalveerd werd tot 0,50 frank per dag. Daarnaast vroeg De Block in de gemeenteraad om, bij de vaststelling van bijzondere gemeentelijke opcentiemen op de grondbelasting, rekening te houden met die mensen die voor de bouw van hun huis verplicht waren te lenen. Hij stelde voor om die kleine eigenaars, naast een belastingvermindering ook nog een bijkomende premie toe te kennen. De premie werd door de katholieke meerderheid aanvaard, de belastingvermindering niet.[265]

 

De inwoners van Sint-Niklaas werden de verbeteringen op gemeentelijk vlak onmiddellijk gewaar in hun dagdagelijks bestaan: straten werden aangelegd, stedelijke bouwpremies vormden, in tijden van economische malaise, een welgekomen aanvulling, op het gezinsinkomen en de ouderlingen werden in het rusthuis beter gevoed. De BWP probeerde tijdens de campagne in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 1926 die verwezenlijkingen dan ook voor te stellen als een gevolg van haar oppositiebeleid :

 

“Die verbeteringen, klein of groot zijn voor een belangrijk gedeelte het werk der socialisten. Waren zij niet gekomen, zij zouden er nog niet zijn, want gedurende al de jaren dat de katholieken geene 8 socialisten voor zich hadden, werden zij vergeten.”[266]

 

Niettegenstaande vele socialistische wensen onvervuld en opmerkingen onbeantwoord bleven, wilde de BWP-Sint-Niklaas zich graag electoraal beloond zien voor vijf jaar constructief oppositie voeren.

 

4. 1. 3. De campagne van 1926

 

De Sint-Niklase socialisten hadden voor de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1926 weinig problemen ondervonden bij de vorming van hun lijst, die quasi identiek was aan de lijst uit 1921. Bij de polls die op 1 november 1924 en 26 april 1925, ter voorbereiding van de wetgevende en  provinciale verkiezingen van 5 april en 8 november 1925, had De Block bewezen nog steeds de populairste BWP’er te zijn.[267]

 

Er was echter wel een belangrijke nieuweling op de socialistische lijst. Partijvoorzitter Alfons De Vos, die in 1921 via apparentering een kamerzetel te beurt was gevallen, werd bij de wetgevende verkiezingen van 1925 echter niet herkozen. Daarom kreeg hij bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1926 een verkiesbare plaats toegewezen. De BWP had bij de wetgevende verkiezingen van 1925 nationaal bijna 40% van de stemmen behaald, won tien zetels in de Kamer en werd daarmee de sterkste partij van het land. De verkiezingsuitslag betekende een ondubbelzinnige afkeuring van de katholiek-liberale regering-Theunis.

 

Het zette daarbij de deur open voor de vorming van de rooms-rode regering Poullet-Vandervelde. Ook in het Waasland boekte de BWP een electorale winst. In het arondissement steeg de partij met iets minder dan 3% naar 26,84%.

 

In het kanton Sint-Niklaas behaalde de BWP 38,67% van de stemmen. Ondanks de socialistische stemmenwinst bleef de kloof met de katholieke partij, die in het arrondissement 60% van de stemmen haalde, bestaan.[268]

 

De resultaten van de wetgevende verkiezingen van 1925 in het kanton Sint-Niklaas waren voor de BWP zeer bemoedigend. Men koesterde in socialistische rangen de hoop bij de gemeenteraadsverkiezingen de katholieke meerderheid te doorbreken. De socialisten zetten daarom een goed onderbouwde verkiezingscampagne in elkaar met progandastukjes in “De Volksstem van ‘t Waasland” en tal van kiespamfletten die onder de Sint-Niklase bevolking werden verspreid. Het meest opmerkelijk waren echter wel de wijkmeetings. Vanaf midden september tot begin oktober probeerde de BWP kiezers te ronselen door, in verschillende stadswijken, meetings te geven waarop de belangrijkste Sint-Niklase BWP’ers het woord voerden.

 

Niettegenstaande aan katholieke zijde werd beweerd dat de socialistische meetings mislukten zouden toch “honderden vrouwen en mannen [naar] de wijkmeetingen zijn komen luisteren”.[269] Ook in deze campagne werden felle polemieken uitgevochten in de pamfletten die de verschillende partijen verspreidden en waarbij ook deze keer de aandacht die de socialisten en katholieken in hun pamfletten aan elkaar besteedden, frappant was. Liberalen en fronters speelden ook in deze campagne, althans in de ogen van de twee grootste partijen, een verwaarloosbare rol. De BWP besteedde in de door haar verspreidde pamfletten helemaal geen aandacht aan de Frontpartij. De liberalen werden bestempeld als “babbelaars en kletskousen” die het in hun pamfletten, waar De Block smalend “den ajusteur zonder hamer” werd genoemd, wel tegen de socialisten durfden op te nemen, maar elk openbaar debat uit de weg gingen.[270]

 

De BWP’ers stelden in hun pamfletten vooral zichzelf voor als onmisbaar om de nodige verbeteringen door te voeren en om dat te bewijzen werden zelfs “katholieke bekentenissen”[271] aangevoerd. De socialisten probeerden enerzijds de uitgevoerde werken zoveel mogelijk voor te stellen als hun eigen verdienste, terwijl de resterende problemen of tekortkomingen op het vlak van de stedelijke infrastructuur, gezondheidszorg of openbare onderstand werden voorgesteld als het gevolg van de “meestendeels kwaden wil der katholieken”.[272]

 

De socialisten voeren ook zeer scherp uit tegen wat zij “het stelsel van de lieve vriendjes”[273] noemden. Het “stelsel” omvatte tal van wanpraktijken die medestanders of geestesgenoten van het katholieke stadsbestuur tal van voordelen op zou leveren en de stad handenvol geld zou kosten. De katholieke meerderheid weigerde immers kleine werkzaamheden in aanbesteding te geven. Die werken werden dan uitgevoerd door bevriende aannemers. Op die manier werden de schilderwerken in stadsgebouwen zonder meer toegewezen aan de firma van het katholieke gemeenteraadslid De Meulenaere.[274]

 

Een ander socialistisch stokpaardje in dit opzicht betrof de verkoop van de gesaneerde gronden van het voormalige kerkhof aan de Minderbroeders, die ook in de gemeenteraad reeds voor felle discussies had gezorgd.[275]

 

De socialistische pamfletten deden de verkoop af als een cadeau en meenden op die manier aan te kunnen tonen dat het katholieke verwijt van geldverspilling aan de socialisten, ook op het Sint-Niklase stadsbestuur van toepassing was.[276]

 

De katholieke partij liet de aanvallen van de BWP op haar beleid en de socialistische pogingen tot recuperatie van de veranderingen, die uiteindelijk zijzelf had doorgevoerd, niet zonder meer over haar kant gaan. Net zoals de socialisten dat deden, somden de katholieken in hun strooibriefjes de verdiensten van hun beleid op en beweerden zij dat vele andere (onder meer door de socialisten voorgestelde) maatregelen ter verhoging van de levensstandaard der arbeiders werden bestudeerd.

 

De aanspraken van socialistische zijde als zouden de betere stedelijke infrastructuur en de verbeteringen in de openbare onderstand hun verdienste zijn werden aanzien als “de schoonste en onverwachtste hulde welke de socialisten aan de katholieke meerderheid brengen konden”.[277]

 

De voorbeelden die de socialisten aanhaalden ter staving van hun beschuldiging van geldverspilling door de katholieke overheid, werden door de katholieken weerlegd.

 

De verkoop van het voormalige kerkhof werd weliswaar een “opoffering”genoemd, maar kon worden verantwoord als een “daad van openbaar nut”. Ook andere door de BWP aangeklaagde voorbeelden van “geldverbrasserij” werden voorgesteld als verantwoorde bestuursdaden.[278] Eén wantoestand werd door de katholieken niet aangehaald noch verdedigd : de bevoordeliging van de firma van de katholieke gebroeders De Meulenaere bij de toewijzing van schilderwerken in opdracht van het stadsbestuur. Een stille schuldbekentenis?

 

De campagne in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 1926 onthield zich, net zoals dat in 1926 het geval was geweest, van persoonlijke aanvallen. In katholieke, noch socialistische pamfletten werd er met elkaars kandidaten gespot of kwaad gesproken. Men redetwistte enkel over een programma of het gevoerde beleid op gemeentelijk vlak. Bij de wetgevende verkiezingen kwamen “persoonlijkheden” wel meer voor. De socialisten spuwden graag hun gal spuwen de Sint-Niklase katholieke minister Heyman en in de katholieke pamfletten kwamen flauwe allusies voorkwamen op de familienaam van de Sint-Niklase BWP-secretaris.[279]

 

In de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen waren dergelijke zaken uit den boze, althans langs socialistische en katholieke zijde. De liberale partij leek zich echter niet aan die ongeschreven, doch blijkbaar bestaande, regel te houden. Kenden socialisten en katholieken elkaar te goed of wenste men om politieke motieven elkaar te sparen?

 

Bij elke verkiezing hoopten de socialisten en vreesden de katholieken dat de meerderheid zou worden doorbroken zodat men wel verplicht zou worden met een coalitie de stad te besturen. Met die mogelijkheid voor ogen was het beter elkaar tijdens de campagne niet te hard of te persoonlijk te raken.

 

De gemeenteraadsverkiezingen van 10 oktober 1926 betekenden vooral verlies voor de Frontpartij. De Vlaams-nationalisten verloren 2% en hielden nog iets meer dan 4% van de stemmen te Sint-Niklaas over. De liberalen en de BWP konden van dat verlies het meest genieten. Zij wonnen elk ongeveer 1%, terwijl de katholieken status-quo bleven. De quasi onveranderde verkiezingsresultaten brachten geen wijzigingen in de te verdelen zetels met zich mee. De socialisten bleven met acht zetels de enige oppositiegroep tegenover de katholieke meerderheid.[280]

 

De twee kampen in de gemeenteraad, de BWP en de katholieke partij, bleken beiden zeer tevreden met het verkiezingsresultaat, al was men aan socialistische zijde minder uitbundig dan vijf jaar voordien.

 

Katholieken en socialisten legden elkaar uitspraken in de mond waarbij de ene partij de andere een verlies van twee zetels zou hebben voorspeld. Het feitelijke status-quo kon dus door beide partijen als een overwinning worden voorgesteld.

 

De vrij sobere toon in de verschillende partijbladen sprak echter boekdelen : de verkiezingen van 1926 hadden te Sint-Niklaas geen soelaas kunnen bieden voor de politieke patstelling die sinds 1921 was ontstaan.[281]

 

De tactiek van de gematigde oppositie had voor de BWP-Sint-Niklaas niet de verhoopte electorale doorbraak met zich mee gebracht. In de socialistische rangen heerste dan ook enige ontgoocheling, al groeide tegelijk het besef dat een harde oppositie, op lokaal vlak, geen zoden aan de dijk bracht. August De Block verwoordde het bij de installatie van de nieuwe gemeenteraad zo :

 

“Tijdens de 6 jaren die verlopen zijn hebben wij altijd matige oppositie gemaakt. Die houding zullen wij blijven behouden. Niettegenstaande dit, zijn de socialistische [gemeenteraads]leden stelselmatig uit alle ondergeschikte besturen uitgesloten geweest.[282] Het bestuur der stad zal in de zelfde handen blijven, alhoewel eigenlijk geen werkman in den Schepenraad zetelt, niettegenstaande de meerderheid van den Raad bestaat uit 8 socialistische werklieden en 3 democraten. De toestand zal onveranderd blijven”.[283]

 

4. 1. 4. “De schone ziel van het kind”

 

De nieuwe gemeenteraad, die werd geïnstalleerd op 17 januari 1927, was in vele opzichten de perfecte weerspiegeling van de vorige : de twee fracties die in de raad waren vertegenwoordigd hadden hun positie behouden, het politiek personeel was quasi

ongewijzigd gebleven en zelfs de redevoering van oppositieleider De Block vertoonde, inhoudelijk een aantal parallellen met wat hij op 14 juni 1921 had gezegd. De BWP-fractie sloot ook vrij snel terug aan bij het kernpunt van de socialistische oppositie tijdens de vorige legislatuur : de meerderheid wijzen op de tekortkomingen in het functioneren van stedelijke diensten en op een constructieve manier proberen zo veel mogelijk materiële voordelen voor de arbeiders in de wacht te slepen. De socialistische oppositie spuide als vanouds haar opmerkingen en kritiek op het katholieke beleid, om op die manier het stadsbestuur er toe aan te zetten de belangen van de kleine lieden niet uit het oog te verliezen.

 

De katholieke meerderheid stelde zich niet altijd even constructief op. Zo was de BWP-fractie elk jaar ontstemd over het laattijdig overleggen van de stedelijke begroting zodat met geen enkele opmerking nog rekening kon (of moest) worden gehouden.[284]

 

Bij de toewijzing van openbare werken waren de socialisten weliswaar principiële voorstanders van de openbare aanbesteding, maar ze eisten dan wel dat de aannemers op zijn minst het door de vakbonden vooropgestelde minimumloon zouden betalen aan hun werknemers. Dit was immers niet steeds het geval.[285] Op dat punt bleven socialisten en katholieken elkaar vrij goed vinden, want al was de meerderheid niet steeds opgezet met de socialistische kritiek, toch werden voorstellen van de oppositie op geregelde tijdstippen in concrete realisaties omgezet. Desondanks waren katholiek en socialisten allesbehalve goede vrienden. Vooral op het vlak van het onderwijs leek de kloof tussen de beide fracties haast onoverbrugbaar en vielen er niet zelden harde woorden. Bij de aanvang van haar eerste mandaat stelde de BWP-fractie zich vrij gematigd op. Ze eiste van het Sint-Niklase stadsbestuur nog geen directe en concrete realisaties, maar vroeg wel inspraak in de aanstelling van het onderwijzend personeel op de gemeentescholen, om op die manier een eenzijdige, katholieke benoemingspolitiek het hoofd te kunnen bieden.

 

De partij verzette zich ook tegen de goedkeuring van de begrotingen van vrije scholen die, volgens de BWP-fractie, niet volgens de regels van de kunst waren opgesteld. De fractie en haar leiders bleken zeer begaan met de onderwijsproblematiek in Sint-Niklaas. De Block stelde in de gemeenteraad dat het evenwicht tussen vrije en officiële scholen in de stad verstoord was. Gezien het beperkte aanbod aan officiële scholen, was de vrijheid van schoolkeuze niet gegarandeerd.[286]

 

De BWP was dan ook vragende partij voor de uitbreiding van het officieel onderwijs en verweet de

katholieke meerderheid het officiële net te dwarsbomen. Om het stadsbestuur toch tot toegevingen op onderwijsvlak te dwingen, besloot de BWP om voortaan tegen elke stedelijke aanvaarding van katholieke schoolklassen te stemmen. De BWP deed die belofte ook gestand.

 

Telkens er in de gemeenteraad een begroting of een aanvaarding van een katholieke school respectievelijk klas moest worden goedgekeurd, onthielden de socialisten zich of stemden ze tegen en lieten ze bij monde van partijsecretaris De Block een protest tegen de stedelijke onderwijspolitiek horen.[287]

 

De Blocks opmerkingen en suggesties konden aanvankelijk rekenen op de welwillendheid van schepen Hendrik Heyman, die op voorstel van de socialistische fractieleider schoolreizen voor de leerlingen van de hoogste klassen van het gemeentelijk onderwijs inrichtte. Ook klachten van De Block over “partijdigheid” van het onderwijzend personeel van de “Vrije Beroepschool voor Weefkunde” beloofde Heyman te onderzoeken, al was hij pas tot die toegeving bereid nadat de socialistische oppositie twee keer tegen de goedkeuring van de schoolbegroting had gestemd.[288]

 

De constructieve houding van de socialistische fractie en van schepen Heyman leidde gaandeweg tot tal van verbeteringen in het officiële onderwijsnet te Sint-Niklaas, dat moesten zelfs de socialisten toegeven. Het stadsbestuur trof maatregelen tegen de overbevolkte klassen, liet nieuwe machines installeren in de stedelijke Nijverheidsschool en vanaf 1925 werden de eerste meisjes toegelaten op de banken van de Rijksmiddelbare school.[289]

 

De discussies tussen socialisten en katholieken over het onderwijs waren meestal veel bitser. Vooral tijdens de periode 1927-1932 besteedden de socialisten op een haast fanatieke manier aandacht aan het onderwijs in de stad. Daar waar tijdens de vorige legislatuur de toon van de kritiek vrij constructief was stelden de Sint-Niklase socialisten zich steeds onverzoenlijker op tegenover de katholieke meerderheid, wiens aarzelende houding inzake uitbreiding van officiële scholen en inspraak in het vrije onderwijsnet niet langer nog door de socialisten werd geduld.

 

Het socialistische ongenoegen bleek reeds op het einde van het mandaat van de gemeenteraad die in 1921 was geïnstalleerd, met enkele opmerkelijke tussenkomsten van De Block.

 

Begin oktober 1925 vroeg De Block bij de aanvaarding vaan een katholieke meisjesklas dat, om het overwicht aan religieuze onderwijzeressen te doorbreken, er bij de katholieke “schoolcomités” op aan te dringen ook leken in het personeelsbestand op te nemen.[290]

 

Ongeveer twee maanden later kloeg De Block zijn nood over de discriminatie van de socialisten in het stedelijk onderwijs :

 

“Zoo gebeurt het, dat kinderen die op 1 Mei regelmatig afwezig zijn, geene kaart van goed gedrag ontvangen, opdat de kaarten regelmatig den eersten van iedere maand afgeleverd worden. In den loop der maand October, is er door de onderwijzeres aan de kinderen gevraagd wie er socialist of katholiek is.[...] ‘t Is een rechtstreekse politieke propaganda! De kinderen hebben schrik van de onderwijzeres en worden tengevolge van hunne denkwijze vervolgd en komen hierdoor in opstand tegen hunne ouders [...] Die onderwijzeres gaat hare plicht te buiten”.[291]

 

De Block eiste dat Hendrik Heyman de nodige maatregelen zou nemen opdat de “politiek” van de schoolbanken zou worden gebannen. Heyman reageerde koeltjes op De Blocks aanklacht. Hij stelde dat de socialisten diegenen waren die de “politiek op school hadden binnengebracht, door hun kinderen op 1 mei thuis te houden.

 

Voorts hechtte hij niet te veel geloof aan de verklaringen van De Block die waren gebaseerd op getuigenissen van kinderen. Hendrik Heyman was bovendien “zeer gelukkig te mogen verklaren dat al onze scholen confessioneele scholen zijn en dat tot hier toe geen enkel kind is ontslagen aan het godsdienstonderwijs”.[292]

 

Hij leek zich ook niet te willen inzetten voor een grotere controle op de scholen die door het stadsbestuur werden betoelaagd, immers dat “zou buiten onze rechten gaan”.[293] Schepen Heyman bleef ook bijzonder weigerachtig staan tegenover en door de oppositie geëiste officiële kleuterschool.[294]

 

De socialistische agitatie op het vlak van onderwijs werd na de verkiezingen van 1926 echter sterk opgedreven. De Block eiste andermaal stedelijk controlerecht op in de vrije scholen die toelagen van de stad ontvingen.

 

Opnieuw ging het stadsbestuur daar niet op in. August De Block en Aloïs Symoens werden echter wel verkozen tot lid van de beheerraad van de Staatsmiddelbare school waardoor vooral De Block zich zowel in de gemeenteraad als daarbuiten nog meer zou opwerpen als de pleitbezorger van het officiële net en bekamper van de klerikale invloed in het gemeentelijk en vrije onderwijs.[295]

 

Zo wou hij de lonen van het geestelijk onderwijzend personeel herleiden tot de helft van de lonen van het lekenpersoneel. Geestelijken hadden, door hun leven in een kloostergemeenschap veel minder nood aan geld dan hun wereldlijke collega’s die een gezin ten laste hadden. De Blocks voorstel werd, zonder dat de katholieken het hadden besproken, meerderheid tegen oppositie verworpen.[296]

 

De Block bleef echter herhaaldelijk pleiten voor inspraak in de benoemingen van onderwijzers, wat door het stadsbestuur echter steevast werd verworpen. Hij ijverde voor een vorm van sociale bescherming voor het onderwijzend personeel tegen wat hij “de willekeur van de schoolcomiteiten”[297] noemde. Hij pleitte voor een correcte omschrijving van de rechten en plichten van onderwijzer en directie zodat beiden wisten waar zich aan te houden. Hij vroeg ook vrije toegang tot de scholen voor de gemeenteraadsleden opdat ze naar goeddunken inspecties uit konden voeren. De Blocks inspanningen bleven echter vergeefse moeite. Zelfs bijkomende druk van de publieke opinie kon het stadsbestuur niet vermurwen.

 

De socialisten eisten al sinds de verkiezingscampagne van 1921 meer officiële scholen in de stad. In het najaar van 1930 was de BWP er in geslaagd om via een petitieactie er in geslaagd de handtekeningen van zo’n honderd huisvaders te verzamelen, die allen in dezelfde, pas aangelegde wijk woonden en de oprichting van een officiële lagere school in hun wijk vroegen.

 

Het verzoekschrift werd door het stadsbestuur echter verworpen waarop De Block furieus reageerde. Hij beschuldigde het stadsbestuur van machtsmisbruik en intolerantie tegenover andersdenkenden. Bovendien, zo stelde hij, miskende de katholieke meerderheid op die manier niet de letter, maar wel de geest van de schoolwet.[298]  

 

Het militante optreden van de BWP-fractie op het vlak van het onderwijs ressorteerde toch enig effect. Vanaf einde jaren ‘20 mochten scholieren uit het stedelijk onderwijsnet, mits schriftelijke aanvraag van hun ouders, op 1 mei afwezig blijven, al bleken alle leerkrachten daar niet altijd mee opgezet.[299] Bovendien liet de katholieke meerderheid haar jarenlange verzet tegen de inrichting van een voorbereidende afdeling van de rijksmiddelbare school varen.

 

Nadat hij de meerderheid met het initiatief had gefeliciteerd vroeg August De Block om in één moeite door een afzonderlijke officiële middelbare school voor meisjes in te richten omdat “vele ouders hun kinderen niet naar de [rijks]middelbare school laten gaan, omdat het onderricht gemengd wordt gegeven”.[300]

 

Dat was echter te veel gevraagd. Het collegegeld van de voorbereidende afdeling werd vastgesteld op 100 frank per jaar. Daarenboven moesten de leerlingen zelf hun schoolboeken en schrijfgerei kopen, wat vooral voor de minderbegoeden een zware financiële dobber betekende. Teneinde op die manier geen scholieren aan het vrije onderwijs te verliezen, richtte de BWP-afdeling te Sint-Niklaas onder impuls van August De Block de vereniging “De Vrienden van het Boek” op. Kinderen van BWP-leden konden gratis de nodige boeken in bruikleen krijgen en de vereniging zou haar werkingsmiddelen vooral putten uit de bijdragen van haar leden. “De Vrienden van het Boek” bleek al snel zeer succesvol. Nauwelijks twee weken na haar stichting op 9 september 1930 waren al 161 van de 240 leerlingen, die de voorbereidende afdeling telde, lid van de socialistische vereniging.[301]

 

De voorbereidende afdeling van de rijksmiddelbare school werd eigenlijk het slachtoffer van haar eigen succes. Er waren zoveel leerlingen ingeschreven dat er enkele klassen op de zolder en in de privévertrekken van de beheerder moesten worden ondergebracht. Dit “schandaal der middelbare school” werd in de gemeenteraad meer dan eens door de socialistische fractie op de korrel genomen.[302]

 

De grootste bron van socialistische ergernis kwam echter uit een andere hoek. In de voorbereidende afdeling van de rijksmiddelbare school werden in het schooljaar 1930-1931 vier lagere onderwijzers benoemd, waarvan slechts één met het diploma van een rijksnormaalschool. De twee anderen hadden hun diploma behaald in de katholieke normaalschool te Sint-Niklaas, terwijl de vierde, teneinde zijn diploma te behalen, “langs de centrale jury passeerde, maar steeds heeft bewezen een uitstekende klerikaal te zijn”.[303] Eén van de drie “klerikale” onderwijzers bleek bovendien het petekind te zijn van Hendrik Heyman, voormalig katholiek schepen te Sint-Niklaas en op het ogenblik van de feiten minister van Nijverheid, Arbeid en Sociale Voorzorg in de regering-Jaspar-II. Voor de socialisten was daardoor alles plots zeer duidelijk : onder invloed van zijn collega Heyman zou de liberale minister van Kunsten en Wetenschappen, Vauthier[304], er voor zorgen om te Sint-Niklaas de invloed van de katholieken zo intact mogelijk te bewaren. De Sint-Niklase BWP zag daarin een liberaal-katholiek complot om het officiële onderwijs in de stad te saboteren.[305]

 

Partijsecretaris De Block startte daarop een artikelenreeks in “De Volksstem van ‘t Waasland” waarbij hij zijn ongenoegen over de nationale onderwijspolitiek duidelijk liet blijken. Vooral de liberalen werden door hem scherp veroordeeld.

 

Zij werden bestempeld als onechte vrijdenkers die het eerlijker zouden spelen indien ze

 

“hunne vrijzinnige maskers moesten laten vallen en publiek verklaarden dat zij naast de klerikalen stonden om alle officieel onderwijs te verklerikaliseren. [...] De liefde der liberalen voor het officiële onderwijs is eene leugen”.[306]

 

De Block schrok er zelfs niet voor terug zich rechtstreeks tot minister Vauthier te wenden en hem zodoende“van naaldeken tot draadje den erbarmelijken toestand van het officieel onderwijs [te Sint-Niklaas] deed kennen.”[307] De Blocks bezoek bij Vauthier leverde echter niet dadelijk resultaat op; de door hem gevoerde perscampagne daarentegen wel. Om de socialisten te sussen werd Armand De Vos, zoon van plaatselijk BWP-voorzitter en gemeenteraadslid Alfons De Vos, als onderwijzer in de voorbereidende afdeling benoemd in plaats van één van de drie “klerikale” leerkrachten. De aanstelling van De Vos stemde zijn partijgenoten blijkbaar gunstig. De Blocks campagne in “De Volksstem van ‘t Waasland” werd dan ook gestaakt.[308]

 

Het Sint-Niklase stadsbestuur had bij de bespreking van bepaalde socialistische opmerkingen inzake het onderwijs, niet bijster veel respect laten blijken voor de vrijzinnige levensbeschouwing.

 

De meerderheid nam ook een gelijkaardige houding aan bij tal van andere aangelegenheden. De katholieke meerderheid weigerde pertinent om subsidies toe te kennen aan verenigingen die verbonden waren met de BWP zoals “Vrienden voor de Arbeidersopvoeding”. Het argument waar de katholieke meerderheid zich steeds van bediende was dat er geen geld voor subsidies beschikbaar was. Het geldgebrek belette de meerderheid echter niet om tal van katholieke verenigingen wel een stadstoelage toe te kennen.[309]

 

De socialisten zagen zich dan ook gediscrimineerd door het stadsbestuur. Hun onbehagen werd nog versterkt door het monument dat te Sint-Niklaas werd opgericht ter nagedachtenis van de slachtoffers van Wereldoorlog I.

 

Het plan voor het monument omvatte een groot beeld van het Heilig Hart. De Block was, als vrijdenker en oorlogsveteraan, niet opgetogen over het ontwerp. De Block pleitte voor een “democratisch monument waarbij ieders denkwijze zou worden geëerbiedigd”.[310] Hij stelde daarom voor om een “openbare prijskamp” in te richten waarbij verschillende kunstenaars hun ontwerp konden indienen en waaruit de bevolking dan een keuze zou kunnen maken. De katholieken legden De Blocks bezwaren naast zich neer en keurden het plan, inclusief het Heilig Hartbeeld goed. Tot vandaag torent het beeld uit over het oorlogsmonument aan de Sint-Niklase Houtbriel.

 

De BWP-Sint-Niklaas weigerde voortaan nog deel te nemen aan de officiële herdenkingsplechtigheden op 11 november. In plaats daarvan richtte zij voor haar oorlogsveteranen, verenigd in de Socialistische Oudstrijdersbond, een eigen feest in.[311]

 

4. 2. De BWP-Sint-Niklaas en de Vlaamse kwestie

 

4. 2. 1. Inleiding

 

Terwijl het optreden op nationaal vlak van de Vlaamse socialisten tijdens het Interbellum niet kon worden beschouwd als bijzonder vlaamsgezind, was dat op lokaal vlak wel eens anders. Vooral de Antwerpse en Leuvense socialisten stelden zich, ook in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, bijwijlen zeer radicaal Vlaams op.

 

Zowel te Leuven als te Antwerpen was tijdens de Eerste Wereldoorlog in extreem-linkse en antimilitaristische milieus een sterk socialistisch activisme ontstaan dat geleidelijk aan in vlaamsgezind vaarwater was terechtgekomen. In de naoorlogse periode zouden in beide steden de voormalige, socialistische activisten in de BWP worden opgenomen en gingen de partijafdelingen, onder impuls van hun respectievelijke partijleiders Edmond Doms en Camille Huysmans de opkomende amnestiebeweging steunen. Op die manier ontstond er in de beide afdelingen een sterk socialistisch flamingantisme. Een dergelijke vlaamsgezindheid leefde er ook in andere socialistische partijafdelingen, vooral in de provincies Antwerpen en Brabant. In de Gentse invloedszone was dit veel minder het geval.[312]

 

In de Sint-Niklase partijafdeling was er ook een socialistisch-flamingantische reflex gegroeid. Partijsecretaris August De Block was binnen de afdeling Sint-Niklaas de belangrijkste bezieler van de Vlaamse zaak. De Blocks Vlaamse engagement was geleidelijk aan gevormd in de kringen van de Vrijdenkersbond, die consequent het Nederlands als voertaal hanteerde en in het milieu van de Bond van Belgische Arbeiders in Nederland, tijdens Wereldoorlog I.

 

De Bond was een aanhangster van het Vlaamse minimumprogramma en vond in haar leider Camille Huysmans een vooraanstaand socialist en flamingant terug. De vlaamsgezindheid binnen de Sint-Niklase BWP toonde ook aan dat de partij stilaan haar Gentse wortels was ontgroeid en sterker aanleunde bij het Antwerpse socialisme.[313]

 

4. 2. 2. “Het Vlaamsch is de taal van de arbeidende klasse”[314]

 

Zonder daarom anti-Vlaams te zijn, was het Sint-Niklase partijbestuur nooit echt te vinden voor deelname aan flamingantische manifestaties. Zij bleek afkerig te staan tegenover de symboliek die aan plechtigheden zoals de Guldensporenviering was verbonden.

 

Vooral de traditioneel sterke verwevenheid tussen flamingantisme en katholicisme maakte dat de partij weigerachtig stond tegenover deelname aan dergelijke feestelijkheden. Partijsecretaris De Block zag het evenwel anders. Hij kende aan de Guldensporenslag dezelfde betekenis toe dan aan de Parijse Commune, een gebeurtenis die in de socialistische beweging te Sint-Niklaas, jaarlijks herdacht werd.[315]

 

De ware betekenis van 11 juli 1302 lag volgens August De Block niet in het anti-Franse, maar wel in het “democratische” karakter van de veldslag. Het was volgens hem een strijd van de kleine, Vlaamse stedeling tegen de Franse en Vlaamse aristocratie. De Block bestempelde de Guldensporenslag als een middeleeuwse klassenstrijd, die de Vlaamse arbeider uit het begin van de twintigste eeuw tot voorbeeld moest strekken.

 

“Op 11 juli moeten alle Vlaamsche arbeiders, getrouw aan het gegeven voorbeeld, besluiten alles te offeren, alles te doen om heden nogmaals een schitterende overwinning te behalen, ditmaal niet op de verwaande adel, maar op het hoogmoedige en hartvochtige [sic] kapitaal”.[316] 

 

De Blocks marxistische interpretatie van de Guldensporenslag ten spijt, besliste de BWP-leiding niet aan een dergelijke herdenking, georganiseerd door de Vlaamse Oudstrijdersbond (VOS), deel te nemen, immers “het strookt niet met de waardigheid der Partij om te handelen volgens de zin eener kleine vereniging”.[317]

 

August De Block beschouwde, net als zijn goede kennis Camille Huysmans, de Vlaamse kwestie als een sociale kwestie. In een artikel in “De Volksstem van ‘t Waasland” gaf hij daarover zijn visie waarbij hij niet naliet partijgenoten, voor wie de Vlaamse ontvoogding ondergeschikt was aan de algemene emancipatie van de arbeidersklasse terecht te wijzen. Voor De Block gingen beiden echter hand in hand.“Hoe meer den stoffelijke toestand verbetert, des te sterker blijkt dat een mensch zich ook geestelijk moet kunnen voeden”.[318] Om de intellectuele ontplooiing van de arbeidersklasse ten volle te kunnen bewerkstelligen was het noodzakelijk “hunne taal recht te geven”.[319] Op dit punt volgde het Sint-Niklase partijbestuur wel haar secretaris en steunde ze de eis tot volledige vervlaamsing van de Gentse universiteit.

 

Amper één maand later legde schepen Hendrik Heyman de Sint-Niklase gemeenteraad een motie ter goedkeuring voor waarin werd geijverd voor de integrale vernederlandsing van de Gentse universiteit en voor de volledige inwilliging van het Vlaamse minimumprogramma. August De Block schaarde zich enthousiast achter Heymans initiatief, zodat de motie met 20 stemmen tegen één onthouding werd goedgekeurd.[320]

 

Uiteindelijk zou het nog twee jaar duren vooraleer er een gedeeltelijke vernederlandsing van de Gentse universiteit werd doorgevoerd. Enkele jaren later sprak de Sint-Niklase BWP zich uit voor amnestie voor politieke veroordeelden, waarbij zij zich op die manier aansloot bij een beweging die vanaf 1923 in Vlaanderen op gang was gekomen en op de steun kon rekenen van Vlaams-gezinden uit alle partijen. De beweging zou uiteindelijk uitmonden in een amnestiewet, die op 19 januari 1929, iets meer dan een maand na de beruchte Bormsverkiezing te Antwerpen, werd uitgevaardigd.[321]

 

Na de opname van Heyman als minister van Arbeid, Nijverheid en Sociale Voorzorg in de regering Jaspar-II, werd de christendemocratische strekking in het schepencollege van Sint-Niklaas enkel nog vertegenwoordigd door Alfons Hebbinckhuys.[322] Hij zou zich veel minder dan dat bij Heyman het geval was, als Vlaamsgezind opstellen.[323]

 

Daar waar voorheen verzoeken tot het stemmen van moties uitgaande van flamingantische verenigingen door Heyman met welwillendheid werden behandeld, reageerde Hebbinckhuys nu steevast afwijzend. In oktober 1928 ontving de Sint-Niklase gemeenteraad het verzoek van de VOS om een motie te stemmen waarin de raad zich zou uitspreken voor de instelling van de zesmaandendienst en de splitsing van het Belgische leger in Vlaamse en Waalse eenheden.

 

Schepen Hebbinckhuys weigerde het verzoek van de VOS echter te behandelen, wat niet naar de zin was van August De Block die, in naam van de socialistische fractie, wel zijn steun verleende aan de VOS-motie.[324]

 

Een paar maanden later verzochten enkele flamigantische verenigingen, zoals de Vlaamse Toeristenbond en het Davidsfonds, het stadsbestuur om in Sint-Niklaas de tweetalige straatnaamborden te vervangen door eentalige. Andermaal weigerde Hebbinckhuys op de eis tot vernederlandsing in te gaan en stelde dat de tweetalige naamborden moesten blijven omdat op die manier “de denkwijze van andersdenkenden [werd] gerespecteerd”.[325] BWP-secretaris De Block was het met Hebbinckhuys’ visie niet eens en stelde dat net zoals in Franstalig België, in Vlaanderen de straatnaamborden eentalig moesten zijn. Schepen Hebbinckhuys antwoordde echter laconiek : “‘t Is niet omdat de Walen hun plicht niet doen dat wij daarom onze plicht ook niet moeten doen”.[326]

 

De Block had het niet zo begrepen op de Belgische onafhankelijkheid, die voor hem het begin van de achterstelling van de Vlamingen inluidde. Als gevolg daarvan kon hij zich moeilijk verzoenen met het feestprogramma dat de stedelijk overheid naar aanleiding van de honderste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid voorstelde. De Block zou zich bij de stemming onthouden “omdat de werkman geen reden heeft tot feestvieren en te jubelen en omdat hij [= De Block] als Vlaming [vond dat] de taalkwestie ver was van voldoening te geven”.[327]

 

De kwestie van de eentalige straatnaamborden raakte na verloop van tijd wel opgelost. De geesten in de katholieke meerderheid waren onder druk van de nationale politieke omstandigheden, rijp voor toegevingen aan de Vlaamsgezinden. Eind jaren ‘20-begin jaren ‘30 was met enkele electorale overwinningen van de Frontpartij en de daaropvolgende versnelde goedkeuring van enkele taalwetten, een cruciale periode in de strijd voor een gelijkberechtiging der beide landstalen. Een nieuw verzoekschrift van het Davidsfonds in juli 1932 had dan ook meer kans op slagen. Schepen Hebbinckhuys, aangespoord door de tussenkomsten van August De Block en het katholieke gemeenteraadslid Romain De Vidts,[328] toonde zich nu wel bereid om de tweetalige straatnaamborden uit het Sint-Niklase straatbeeld te laten verwijderen.[329]

 

4. 3. Afdelings- en arrondissementssecretaris

 

4. 3. 1. “A little Ghent” in het Waasland[330]

 

De Sint-Niklase afdeling van de BWP had zich in de eerste jaren na de “Groote Oorlog” mogen verheugen op een flinke toename van haar aanhangers.

 

Die forse groei van de rode achterban uitte zich in een aantal electorale overwinningen (1919 en 1921), een stijgend aantal leden van de socialistische vakbonden en mutualiteit, een stijgende oplage van de partijkrant “De Volksstem van ‘t Waasland” en de bouw van een nieuw en ruim Volkshuis. Sint-Niklaas was op die manier niet enkel uitgegroeid tot het economische middelpunt van het Waasland[331], maar had het zich ook ontwikkeld tot socialistische metropool in het Waasland.

 

De socialistische arbeidersbeweging kon in de stad rekenen op een ruime aanhang. Daarnaast waren zowel het arrondissementssecretariaat als de redactie van het weekblad “De Volksstem” in het Sint-Niklase Volkshuis gevestigd. De Sint-Niklase BWP zou vooral naar de omliggende plattelandsgemeenten een intense propaganda-activiteit ontplooien om er de bestaande socialistische verenigingen te ondersteunen of er eventueel nieuwe te stichten. Dergelijke “missioneringsactiviteiten” waren in de richting van Temse en Lokeren overbodig. Beide steden kenden een goed georganiseerde socialistische beweging op hun grondgebied.[332]

 

De Sint-Niklase BWP-afdeling richtte haar propaganda-activiteiten vooral op de gemeenten Stekene, De Klinge, Kieldrecht en Beveren, die zich ten noorden ten oosten van het Sint-Niklase grondgebied bevonden.

 

De gemeenten die meer in het zuiden en het westen waren gelegen, verkeerden blijkbaar onder de voogdij van de twee andere kernen van het Wase socialisme.

 

August De Block was als partijsecretaris bevoegd voor het bestuur van de plaatselijke afdeling en als dusdanig ook verantwoordelijk voor de organisatie van het “bewerken” van de “buitengemeenten”. Het kwam er volgens hem op aan om in de Wase plattelandsgemeenten een stelsel van socialistische dienstverlening op te bouwen om op die manier een zekere aanhang te verwerven en als dusdanig ook op het Wase platteland een politieke rol van betekenis te kunnen te spelen. Aanvankelijk was De Blocks aandacht vooral gevestigd op Beveren, een gemeente op zo’n tiental kilometer van Sint-Niklaas. De gemeente telde onder haar arbeidersbevolking, gezien de nabijheid van de vruchtbare Scheldepolders, een zeer hoog aantal loonarbeiders, al bekleedde de industrie er tijdens het Interbellum een steeds grotere rol.[333]

 

Het is echter goed mogelijk dat De Block was geprikkeld door de enorme macht die de katholieken in de gemeente in handen hadden. “De Volksstem van ‘t Waasland” bestempelde Beveren ooit als “het meest reactionaire nest van ons gewest”.[334] Door herhaaldelijk propaganda te voeren, onder meer met

meetings waarop De Block zelf het woord voerde en circulaires, slaagde de BWP er in om te Beveren een Volkshuis uit de grond te stampen.

 

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1926 behaalden de socialisten er 19% van de stemmen wat hen twee gemeenteraadszetels opleverde. Zes jaar later kwam daar nog een zetel bij.[335]

 

Het Sint-Niklase partijbestuur achtte dergelijk resultaat blijkbaar voldoende, want De Block besteedde gaandeweg meer aandacht aan het “bewerken” van Stekene en de polderdorpen De Klinge en Kieldrecht. Vooral in het eerste dorp bleek de afkeer en haat van de plaatselijke bevolking tegenover het socialisme groot. Voor Wereld- oorlog I werden socialistische propagandisten er nog “onthaald op een hagel van stenen”.[336] Ook nadien bleef de haat tegenover de socialisten bestaan zodat August De Block door het SintNiklase partijbestuur werd aangemaand om de Stekense bevolking extra te “bewerken”. Het was in ieder geval moeilijk opboksen tegen de overweldigende katholieke meerderheid.

 

De Block greep dan ook iedere gelegenheid te baat om het socialisme in de hem toegewezen gemeenten te verspreiden. Zo werd er te Stekene in mei 1931 een debat georganiseerd tussen Victor Leemans,[337] van wie het niet duidelijk was of hij nu tot de katholieke dan wel tot de Frontpartij behoorde, en August De Block.[338]

 

De propagandainitiatieven waren echter niet het voorrecht van de partij alleen. Ook de vakbonden zetten zich actief in om het socialisme “op den buiten” te verspreiden. Vooral de Algemene Centrale, die zich richtte tot de arbeiders die waren tewerkgesteld in de landelijke nijverheden zoals klompenmakerijen, was op dit vlak zeer actief. Het resultaat van die gemeenschappelijke inspanningen was echter niet bepaald indrukwekkend.[339]

 

Niettegenstaande August De Block bij interne verslagen steeds meldde dat de meetings, die in de

polderdorpen werden georganiseerd, druk werden bijgewoond, brachten de verkiezingsresultaten een andere realiteit aan het licht. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1932 kwam in elk van de drie dorpen, waar August De Block sinds midden jaren twintig intens propaganda had gevoerd, voor het eerst een BWP-lijst op. Nergens sleepte de partij een zetel in de wacht.[340]

 

4. 3. 2. Het rode verenigingsleven

 

De socialistische beweging had te Sint-Niklaas een uitgebreid socio-cultureel netwerk uitgebouwd bestaande uit tal van verenigingen die ofwel rechtstreeks bij de partij waren aangesloten ofwel ontstaan waren uit andere groepen. De verenigingen organiseerden een heel gamma van activiteiten die zowat aan ieders noden op cultureel vlak kon tegemoetkomen.

 

Jongeren konden terecht bij de Arbeidersjeugd, de turnkring en de Socialistische Jonge Wacht. Er was een Vrouwenbond, een toneelvereniging en een eigen voetbalploeg, F.C. De Toekomst. De waarde en het belang van het socialistische verenigingsleven moet niet worden onderschat. Het feit dat August De Block zich regelmatig inliet met de conflicten die er in bepaalde groepen waren ontstaan, duidde aan welk belang de Sint-Niklase partijleiding hechtte aan de verenigingen.[341]

 

Zoals reeds werd vermeld mengde August De Block zich ook met de keuze van stukken die de toneelverenigig “Hand in Hand” opvoerde. Zij diende volgens de partijsecretaris meer “sociale stukken” te brengen. De uitspraak van De Block wees op een onderliggende doelstelling die men met het socialistische verenigingsleven voor ogen had. Enerzijds had het een vormende en propagandistische waarde. Culturele activiteiten zoals een zangavond georganiseerd door het socialistische mannenkoor “Jean Jaurès” of een concert door de fanfare “De Toekomst” waren vaak gehanteerde middelen om in de Sint-Niklase stadswijken of in de “buitengemeenten” de bevolking voor het socialisme te winnen.[342]

 

Anderzijds versterkte het verenigingsleven het onderlinge samenhorigheidsgevoel, het gevoel deel uit te maken van van een grote familie.

 

Een goede onderlinge verstandhouding tussen de militanten kwam als vanzelfsprekend de socialistische beweging zelf ook ten goede.[343]

 

Partijsecretaris August De Block was in het socialistische verenigingsleven zeer nadrukkelijk aanwezig. Hij loste niet enkel de persoonlijke conflicten in de diverse groepen op, maar zorgde er ook voor dat de wantoestanden en slecht beheer werden beteugeld. Hij eiste van de verschillende groeperingen discipline (in hoofzaak beperken van het alcoholgebruik) en gehoorzaamheid aan het partijbestuur. Dat laatste bleek vooral een probleem bij het begin van de jaren ‘30.

 

In 1928 was de BWP-afdeling van Sint-Niklaas overgegaan tot de inrichting van een partijmilitie die “Verweerkorps” of “Arbeidersverweer” werd genoemd. De taak van het “Verweerkorps” bestond  er in om socialistische Eén Mei-optochten tegen fascistische opstootjes te beschermen. De militieleden hadden daartoe een wapen, een lange knuppel waardoor ze in de volksmond al gauw “de knuppelkeswacht” werden genoemd. Het “Verweerkorps”   werd ook ingezet om op partijvergaderingen jonge, storende elementen uit de zaal te verwijderen en er de orde te bewaren.[344]

 

Die oproerige elementen waren verenigd in de Anti-Oorlogsliga, een anti-militaristische beweging die in 1931 werd opgericht.

 

De Liga evolueerde van een pacifistische beweging tot een politieke organisatie met een revolutionaire inslag die zich inzette voor de strijd tegen het fascisme. De oorspronkelijke geweldloosheid van de beweging raakte daardoor op de achtergrond ten voordele van militievorming waarbij men zich baseerde op de structuur van tal van fascistische organisaties. De Liga nam onder meer de uniformen (blauw hemd met insigne) van de fascisten over. De leden van de Liga gingen via straatgevechten ook letterlijk de strijd aan met de fascisten. Daarbij braken ook te Sint-Niklaas straatgevechten uit.[345]

 

Het BWP-partijbestuur had echter al gauw kritiek op de gewelddaden van de jongeren, die tijdens algemene partijvergaderingen flink van leer trok tegen het plaatselijke partijkader. Door hun protest kwamen de jongeren bovendien in conflict met de “knuppelkenswacht” die de orde moest handhaven. Bovendien was de Liga van plan om op eigen houtje, wijkmeetings in openlucht te houden. 

 

August De Block toonde zich in de bestuursvergadering hevig ontstemd over de kritiek die de Liga op het partijbestuur in het algemeen en het secretariaat in het bijzonder had geuit. Hij noemde de Ligaplannen om los van de partij de anti-fascistische strijd aan te gaan zinloos. Het partijbestuur besloot daarop dat de Liga geen kritiek moest leveren op het partijbestuur en ze kreeg het verbod opgelegd om eigen openluchtmeetings te organiseren.

 

Bovendien was de Liga verplicht om voortaan voor elke activteit die zij wilde organiseren de voorafgaandelijke goedkeuring van het partijbestuur te vragen. August De Block en Jozef Vercauteren[346] werden aangeduid om na te gaan of de Liga zich ook echt aan de gemaakte afspraken zou houden. Begin september 1933 bleek echter dat de Anti-Oorlogsliga toch eigen openluchtmeetings had gehouden. Nadat De Block nogmaals  met het Liga-bestuur overleg had gepleegd en hen op hun plichten had gewezen, legde de Anti-Oorlogsliga zich uiteindelijk neer bij de supervisie van het partijbestuur. Het conflict werd helemaal beëindigd toen Frans Dobbelaere, Liga-afgevaardigde in het BWP-partijbestuur en hevig voorstander van het onafhankelijkheidsstreven van de Liga, uit protest tegen de blijvende controle van de partijleiding opstapte uit het partijbestuur.[347]

 

De Block was ook op een andere manier alomtegenwoordig in het socialistische verenigingsleven. Op tal van feesten, bals, vlaginhuldigingen en tombola’s was hij present om een korte toespraak te houden. Het meest hield hij zich echter bezig met het meer vormende aspect van het rode verenigingsleven. Hij was te Sint-Niklaas de drijvende kracht achter het plaatselijk arbeidersopvoedingscomiteit dat tal van vormingsactiviteiten op het getouw zette en waartoe De Block ook zelf de taak van lesgever op zich nam.

 

Na zijn terugkeer uit Nederland had hij zijn vooroorlogse taak van bibliothecaris terug op zich genomen. De Block bouwde de bibliotheek, die in 1921 de naam “De Toekomst” had gekregen uit tot een openbare bibliotheek, gevestigd in het Volkshuis die zelfs een eigen catalogus uitgaf.[348]

 

Het doel van De Block was om op die manier een antwoord te bieden op de stadsbibliotheek, die door het katholieke stadsbestuur werd beheerd. De Block verzocht in de gemeenteraad herhaaldelijk om, in overeenstemming met de wettelijke bepalingen, het beheer van de stadsbibliotheek aan een onafhankelijke bibliotheekcommissie over te laten. Het stadsbestuur beloofde steeds de zaak te onderzoeken, zonder evenwel tot een concrete oprichting van een dergelijke commissie over te gaan.[349]

 

Op voorstel van De Block werd vanaf augustus 1923 een algemeen comité opgericht dat bevoegd was voor het bestuur van de bibliotheek en de organisatie van alle socialistische vormingsactiviteiten. Zowel August De Block als zijn vrouw Rachel Hamel, werden dadelijk aangesteld als lid van het comité.

Van daar ook dat ze beiden op zondagvoormiddag de permanentie in de leeszaal van de bibliotheek verzekerden.

 

De Block zorgde ook voor de samenstelling van readers waaruit de socialistische jongerenorganisaties  bij hun vormingswerk uit putten.

 

Het leverde De Block binnen de partij erkenning op : hij werd gevraagd lid te worden van de bibliotheekcommissie die uitging van de Algemene Raad van de BWP. Daarnaast was hij ook lid van de Vereniging van Vlaamse bibliothecarissen.[350]

 

In het voorjaar van 1928 nam het echtpaar De Block-Hamel, als leden het opvoedingscomiteit, het initiatief om in de nieuwe “schouwspeelzaal” van het Volkshuis bioscoopvoorstellingen te houden. De nieuwe zaal vormde het eindpunt in de bouw van het nieuw Sint-Niklase Volkshuis. De socialistische beweging was in 1925 met de bouw van een nieuw Volkshuis begonnen omdat de bestaande gebouwen het stijgende aantal militanten en sympathisanten niet meer kon bolwerken. Het nieuwe Volkshuis was gelegen aan de Vermorgenstraat te Sint-Niklaas en huisvestte naast een café ook de bureaus van de socialistische vakbonden, de mutualiteit, het partij en het arrondissementssecretariaat.

 

De nieuwe uitvalsbasis van de socialistische arbeidersbeweging te Sint-Niklaas werd op zaterdag 30 en zondag 31 juli 1927 luisterrijk ingehuldigd.[351] Op een algemene partijvergadering in februari 1928 werden in“Cinema Volkshuis” voor het eerst speelfilms vertoond.

 

De socialistische bioscopen waren steevast geënt op het voorbeeld van “de kleine cinemazaal” van het Feestpaleis “Voorui” te Gent. De “rode” cinema’s  waren meestal ondergebracht in coöperatieve gebouwen. Sint-Niklaas vormde geen uitzondering op die regel. De impact van de bioscopen was zeer groot : niet zelden waren ze de enige spektakelzalen in een bepaalde gemeente. De socialistische bioscopen draaiden over het algemeen een gelijkaardig programma : eerst een inleidende film wat meestal een weekjournaal was, vervolgens een hoofdfilm en de voorstelling werd afgesloten met een komedie. De socialistische beweging beschikte met de Socialistische Cinema Centrale (gesticht in 1930) ook over een eigen orgaan voor de distributie van films en de organisatie van voorstellingen in zalen die niet over een eigen installatie beschikten.

 

De Centrale trad niet enkel op als verdeler van films aan voor de in de volkshuizen bestaande bioscopen. Ook socialistische commercie (filmvertoningen vormden voor de socialistische coöperatieven niet zelden gemakkelijk financieel gewin) en dito propaganda behoorden tot de doelstellingen van de Centrale.[352]

 

Het was mede om die reden dat het echtpaar De Block-Hamel de enorme taak van bioscoopuitbaters op zich nam. Hun voornaamste doel was kwaliteitsvolle films te vertonen tegen een gerechtvaardigde prijs. De Block riep bij die eerste filmvertoning de aanwezigen ook op om de nieuwe bioscoop regelmatig te bezoeken opdat “we de toekomst onzer cinema gerust mogen inblikken”.[353]

 

De bioscoop kende vooral de eerste maanden na de openinig een vrij groot succes, maar moest tijdens de zomermaanden, als gevolg van het mooiere weer, steevast het hoofd bieden aan een dalende belangstelling, wat De Block allerminst zinde.[354]

 

4. 3. 3. Arrondissementssecretaris

 

Binnen de plaatselijke BWP-afdeling deed zich in 1929 een belangrijke mutatie voor. Op vraag van de arrondissementsfederatie werd De Block immers aangesteld als arrondissementssecretaris en was hij voortaan ondermeer rechtstreeks bevoegd voor de organisatie van de propaganda voor de wetgevende verkiezingen.

 

Als partijsecretaris werd hij opgevolgd door Jozef Vercauteren die al sinds enkele jaren als bediende was verbonden aan de socialistische textielvakbond

en vanaf midden jaren twintig De Blocks vaste medewerker was op het Sint-Niklase partijsecretariaat.[355] Jozef Vercauteren nam echter niet alle taken van De Block over.

 

De nieuwe arrondissementssecretaris bleef verantwoordelijk voor het beheer van bibliotheek “De Toekomst”.[356] De verstandhouding tussen August De Block en Jozef Vercauteren bleek echter niet bepaald opperbest.

 

Nog maanden zou er in het Sint-Niklase partijbestuur worden gepalaverd over wie er verantwoordelijk was over de stukjes die in “Vooruit” moesten verschijnen. De Block had als partijsecretaris immers jarenlang bijdragen naar “Vooruit” gezonden waarin kort werd bericht over de Sint-Niklase gemeentepolitiek of de werking van de plaatselijk partijafdeling. De Block wou echter geen afstand doen van zijn functie als “Vooruit”-correspondent omdat de vergoeding die daarvoor ontving een welgekomen aanvulling vormde op zijn karige loon als arrondissementssecretaris.[357]

 

Als arrondissementssecretaris was De Block zeer vaak afwezig te Sint-Niklaas zodat er al gauw klachten opdoken over de kwaliteit van de artikels in “Vooruit”. Onder druk van het partijbestuur moest De Block wel inbinden en stemde hij toe dat bij zijn afwezigheid de “partijberichten” door partijsecretaris Jozef Vercauteren zouden worden opgesteld.[358]

 

Enkele maanden later verklaarde De Block dat hij zelf opnieuw zou instaan voor de redactie van de “Vooruit”-artikels. Het is echter zeer merkwaardig dat De Block, zonder dat hij van één of andere taak werd ontlast, plots wel weer de tijd vond om de rubriek Sint-Niklaas van de nodige tekst te voorzien. Wellicht zadelde hij zijn vrouw voortaan met deze taak op want het was ontegensprekelijk zo dat het arrondissementssecretariaat een zware belasting voor De Block betekende.[359]

 

Hij bleef op de bestuursvergaderingen van de Sint-Niklase partijafdeling echter steeds vaker afwezig en zo hij al aanwezig was, kwam hij steeds minder tussenbeide. Toch bleef De Block één van de meest toonaangevende BWP’ers te Sint-Niklaas wat vooral bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1932 duidelijk bleek.

 

4. 4. “Onze Gust is de morele burgervader”: de gemeenteraadsverkiezingen van 1932[360]

 

4. 4. 1. Intense campagne

 

De gemeenteraadsverkiezingen van 1932 dienden zich voor de Sint-Niklase BWP niet bepaald in optimale omstandigheden aan. Bij de wetgevende verkiezingen van 1929 had de BWP iets meer dan 0,5% verloren. De grote overwinnaar van 1929 was de Frontpartij die met 10,3% haar stemmenaantal had verdubbeld ten nadele van de katholieken. De partij zou ook bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1932 te Sint-Niklaas een cruciale rol gaan spelen. Naast dit kleine electorale verlies hadden de socialistische vakbonden ten gevolge van de wilde staking in 1932 zo’n honderdtal leden verloren aan de liberale organisaties. De partij kende ook intern tal van moeilijkheden. Er waren de vele persoonlijke conflicten en misverstanden die dat jaar vooral bij de lijstvorming aan het licht kwamen. De poll werd ook nu gewonnen door August De Block, die daarmee automatisch lijsttrekker werd. Na hem volgden Jozef Willockx, Jozef Vercauteren en Alfons De Vos.

 

Het kwam echter tot een flinke ruzie toen een verkozen kandidaat zijn plaats wou afstaan aan Alfons Pincé, secretaris van de socialistische mutualiteit.[361] Het partijbestuur stelde Pincé de laatste plaats voor, wat deze echter verontwaardigd weigerde. Pincé was zo woedend dat hij er mee dreigde ontslag te nemen als C.O.O.-lid. Uiteindelijk werd de ruzie in het partijbestuur bijgelegd en kwam Pincé niet op als kandidaat.[362]

 

Ondanks de interne problemen werden de gemeenteraadsverkiezingen toch intens voorbereid door de secretarissen De Block en Vercauteren. Plaatselijk partijsecretaris Jozef Vercauteren schreef een brochure over zes jaar socialistische oppositie en katholieke meerderheid in de gemeenteraad ter documentatie van de socialistische propagandisten.[363]

 

August De Block had intussen een gemeentelijk kiesprogramma opgesteld waarin dezelfde thema’s aan bod kwamen als degenen die de BWP tijdens de voorbije elf jaar oppositie had voorgestaan : een rechtvaardig stedelijk fiscaal stelsel, uitbreiding van het officieel onderwijs, sociale woningbouw, gezondheidszorg en sociale bescherming voor het stadspersoneel.[364]

 

De BWP zette de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1932 al in juni en juli van dat jaar in. Met enkele artikels in “De Volksstem van ‘t Waasland” zette August De Block de toon. De gemeenteraadsverkiezingen waren niet enkel van lokaal belang, zo stelde hij, maar zouden, in geval van een socialistische verkiezingsoverwinning ook een afkeuring inhouden van de politiek van de liberaal-katholieke regering- Renkin. Anderzijds dook opnieuw de aloude socialistische vrees voor de “goedgelovigheid der vrouwen” op, waar de katholieken dan handig gebruik van zouden maken. Overtuigd van de grotere kerkelijkheid bij vrouwen stelde August De Block de BWP andermaal voor als een partij die zich niet tegen de godsdienst kantte.[365] De eigenlijke verkiezingsstrijd zou vooral in september en de eerste week van oktober, traditioneel met meetings en pamfletten worden gevoerd.[366]

 

De verkiezingscampagne verliep voor de katholieke partij, die kampte met moeilijkheden in de samenstelling van haar verkiezingslijst, in mineur. De partij organiseerde nauwelijks meetings en bood met “van tijd tot tijd een manifest dat dan nog neven de zaak handelt”[367] ook weinig weerwerk tegen de polemieken die de socialisten met hun pamfletten trachtten uit te lokken.[368]

 

Naast de strijdpunten die door De Block in zijn programma waren uitgewerkt en door de BWP bij iedere gemeentelijke kiescampagne hoog in het vaandel werden gevoerd, probeerde de partij vooral de vermeende persoonlijke belangen en vriendendiensten waaraan de meerderheid zich zou hebben schuldig gemaakt, electoraal uit te buiten. De BWP was verbolgen over het feit dat de schilderwerken in opdracht van het stadsbestuur, nog steeds zonder voorafgaandelijke openbare aanbesteding, door de firma van de katholiek De Meulenaere werden uitgevoerd. De Sint-Niklase socialisten schreven daarover een klachtenbrief de Oost-Vlaamse provinciegouverneur Weyler.[369] In hun schrijven beschuldigden ze de burgemeester ervan “onrechtstreeks [te hebben deelgenomen] aan eenige dienst [...] voor de gemeente” wat hem krachtens de wet was verboden.[370]

 

De provinciegouverneur verklaarde, na onderzoek van de feiten, geen tekortkomingen of fouten vanwege het stadsbestuur te kunnen vaststellen wat de socialisten dan weer deed besluiten dat alle “burgerpartijen” verenigd waren tegen de BWP.[371] Naast de kwestie van het schilderbedrijf van schepen De Meulenaere zouden andere leden van de katholieke meerderheid nog op andere punten hun persoonlijke belangen hebben veilig gesteld.

 

In de periode 1926-1932 werden te Sint-Niklaas immers twee nieuwe wijken aangelegd : de Paddeschootwijk en de Spoorweglaan. Volgens de Sint-Niklase BWP kwam dit vooral de persoonlijke rijkdom ten goede van de burgemeester, “die daar grond liggen had”, en schepen Auguste Back,[372] wiens zoon als notaris de verkoop van de verkavelde gronden leidde.[373]

 

De katholieken bleken nauwelijks op de socialistische aantijgingen te reageren. Boden zij in hun pamfletten nog enig weerwerk door te stellen dat de socialistische schepenen te Gent (ook?) het geld van de belastingbetaler zonder aanbesteding verteerden, dan bleven zij op publieke meetings volledig afwezig.

 

“Nergens heeft [...] een katholiek het puntje van zijn neus getoond om te komen tegenspreken. [...] De heeren hadden de moed niet omdat de waarheid nu eenmaal niet te weerleggen is”.[374]

 

De Fronters waren wel actief aanwezig in de kiesstrijd en werden in de socialistische pamfletten ook stevig aangepakt.

 

Omwille van de aanstelling van de Vlaams-nationalist Gerard De Paep[375] tot lid van de Oost-Vlaamse Bestendige Deputatie, werden de Fronters in de ogen van de BWP “de verwoedste reactionairen”.

 

De Fronters van hun kant stelden vooral het gebrek aan vlaamsgezindheid en het “het lawaaiierige anti-militarisme” van de socialisten aan de kaak.[376] “De Volksstem van ‘t Waasland” was echter niet onder de indruk en noemde, vol zelfvertrouwen de Fronters “even zwak als al de anderen”.[377]

 

4. 4. 2. De meerderheid doorbroken

 

De gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1932 betekenden een ware triomf voor de BWP. In Sint-Niklaas boekte de partij een winst van meer dan 5% waardoor ze 41,16% van het totale aantal uitgebrachte stemmen behaalde. De Fronters wonnen eveneens zo’n vijf procent, kwamen op 9,59% en verwierven hiermee één gemeenteraadszetel.

 

De katholieke lijst, aangevoerd door voormalig minister Hendrik Heyman, verloor meer dan 10% en was met 43% van de stemmen haar meerderheid definitief kwijt. De partij behaalde daarmee 11 zetels, evenveel als de BWP.

 

De socialisten waren zeer opgetogen over het resultaat.  Al werd reeds lang winst voor de BWP voorspeld, toch hadden “hadden zelfs de grootste optimisten niet durven hopen dat de roode vloed zoo sterk zou geweest zijn”.[378]

 

De katholieke meerderheid bestond niet meer zodat de socialistische kansen op deelname aan het stadsbestuur reëel waren. Een coalitie tussen Fronters en katholieken, zonder de BWP, bleef echter ook nog steeds tot de mogelijkheden behoren. Lijsttrekker August De Block wilde dit laatste echter te allen prijze vermijden en verklaarde dat de socialisten bereid waren bestuursverantwoordelijkheid op zich te nemen. De twee andere partijen dienden er wel rekening mee te houden dat “het socialistisch verkiezingsprogramma [moest] dienen als basis voor mogelijke besprekingen”.[379] 

 

August De Block, die door de BWP was aangesteld als onderhandelaar, was zich van “het delicate van

de zaak”[380] bewust en was maar wat blij dat de onderhandelingen werden uitgesteld tot na de wetgevende verkiezingen die op 27 november en 4 december 1932 plaatsvonden. De kiesstrijd in de aanloop naar de parlementsverkiezingen werd onder impuls van de katholieken op een terrein gebracht waarop alle katholieke krachten konden worden gemobiliseerd : de schoolstrijd.[381]

 

De socialistische propaganda in het arrondissement Sint-Niklaas richtte haar pijlen vooral op de persoon van Hendrik Heyman en het anti-militarisme. De verkiezingsresultaten wezen uiteindelijk op een stabilisatie van de katholieke partij en een lichte vooruitgang van de BWP.[382]

 

Na de verkiezingen gingen de onderhandelingen voor de meerderheid in de gemeenteraad vrij snel van start. August De Block kreeg bij de onderhandelingen de steun van partijvoorzitter Alfons De Vos en partijsecretaris Jozef Vercauteren. Aanvankelijk kregen de onderhandelaars de opdracht om samen met de Fronters een bestuursmeerderheid te vormen, zonder de katholieken.

 

Na een onderhoud met de Fronters bleek echter dat de Vlaams-nationalistische achterban daar niet voor te vinden waren. Bovendien waren de relaties tussen socialisten en fronters niet opperbest.[383] De socialisten steunden daarom, op aandringen van August De Block, het voorstel van de Frontpartij om een drieledige coalitie te vormen. De socialisten wilden echter slechts voorwaardelijk in een drieledig schepencollege stappen.

 

De Block wenste bij een eventuele deelname aan het schepencollege dat de partij ten volle haar politieke vrijheid te behouden, een voorafgaandelijk akkoord over de benoemingen van het onderwijzend personeel in de officiële scholen en een gegarandeerde drieledigheid in alle ondergeschikte besturen zoals het stedelijk werklozenfonds en de Commissie voor Openbare Onderstand. Ondanks de tegenstand die er bij enkele bestuursleden bestond tegenover een mogelijk coalitie met de katholieken, schaarde de partijleiding zich uiteindelijk toch achter De Blocks voorwaardelijke steun aan een drieledig schepencollege.[384]

 

Eind december moest De Block echter melden dat de katholieken tegen een drieledig college gekant waren en dat een meerderheid in de Frontpartij weigerde om alleen met de socialisten een meerderheid te vormen. Een bestuursakkoord tussen Fronters en katholieken achtte De Block zeer reëel. Hij bleef desondanks principieel voorstander van een drieledig college, al leken de kansen daarop steeds kleiner te worden. De BWP diende volgens De Block haar eerder ingenomen stellingname voor een drieledig college echter niet laten varen.[385]

 

De Blocks principiële standvastigheid bleek echter al snel zinloos. Tot groot ongenoegen van een belangrijk deel van het Vlaams-nationalistisch partijbestuur had de Frontverkozene immers een bestuursakkoord met de katholieken gesloten. De Frontpartij kreeg één mandaat in het schepencollege toegewezen en voormalig minister Hendrik Heyman werd de nieuwe burgemeester van Sint-Niklaas. Ondanks de mooie verkiezingsoverwinning bleef de BWP dus in de oppositie.[386]

 

Bij de eerste zitting van de nieuwe gemeenteraad gaf De Block lucht aan zijn ongenoegen. Hij keurde de nieuwe meerderheid af als een anti-socialistische coalitie, waarvan de Vlaams-nationalistische schepen Verniers bovendien niet op de unanieme steun van zijn achterban kon rekenen. De Block, niet gespeend van enige zin voor retoriek, noemde Verniers“een persoon die zijn partij verloochend” had.[387]

 

Heimelijk koesterde August De Block de ambitie om burgemeester van Sint-Niklaas te worden. Die droom was voorlopig nog niet verwezenlijkt, maar de verkiezingsresultaten hadden wel aangetoond dat een verdere socialistische opmars mogelijk was. Een belangrijke hindernis, het doorbreken van de katholieke meerderheid, was al genomen. Onder impuls van De Block werd er in februari 1933 een bestuursvergadering belegd om te onderzoeken hoe men de socialistische aanhang nog kon vergroten. Vooral de werklozen en de leden van liberale en christelijke syndicaten werden beschouwd als potentiële BWP-aanhangers. Door nog meer propaganda te voeren en “De Volksstem van het Waasland” 

gratis aan de beoogde doelgroepen te verstrekken, hoopte De Block om in 1938 alsnog de burgemeesterssjerp in handen te krijgen.

 

De partijhervormingen die Hendrik De Man, na het befaamde kerstcongres van 1933 aangesteld als ondervoorzitter van de BWP, voor ogen had beslisten daar echter anders over. Begin 1934 werd August De Block aangesteld als nationaal partijsecretaris van de BWP.[388]

 

4 . 5. De provincieraad (1921-1934)

 

4. 5. 1. Campagnes en resultaten

 

In 1921 werden de provincieraadsverkiezingen nog in grote mate overschaduwd door de verkiezingen voor de Kamer, die een week voordien werden gehouden en de socialisten het verlies van twee zetels kostten. In 1925 werden de wetgevende verkiezingen in april gehouden, terwijl de provincieraadsverkiezingen pas op 8 november plaatsvonden. De provincieraadsverkiezingen konden daardoor wel aanleiding geven tot “eigen” campagnes. Dit was ook het geval. Nadat de poll die op 26 april in het Sint-Niklase Volkshuis was gehouden, August De Block als lijsttrekker had aangewezen, kwam de eigenlijke campagne pas eind oktober 1925 op gang.[389] Zoals dat bij de verkiezingsstrijd op gemeentelijk vlak het geval was trachtten de verschillende partijen ook nu met meetings en pamfletten stemmen te ronselen, al gebruikte de BWP vooral hun weekblad “De Volksstem van ‘t Waasland”

als middel om met haar kiezers te communiceren.

 

August De Block sprak daarin zijn verbazing uit over de afwezigheid van liberalen en katholieken in de verkiezingsstrijd. De belangrijkste politieke tegenstrevers van de BWP hielden enkel gesloten vergaderingen en meetings terwijl “de socialisten overal met open vizier strijden” en dus openbare politieke meetings gaven.[390]

 

De standpunten die de socialisten in de verkiezingscampagne voor de provincieraad, verdedigden vertoonden een merkwaardige overeenkomst met de socialistische stokpaardjes op gemeentelijk vlak. Ook nu pleitte de BWP voor een sociale interventiepolitiek inzake gezondheidszorg (voornamelijk maatregelen tegen tering en geslachtsziekten), opvang van oorlogsinvalieden en werklozen en hulp aan de kleine landbouwers, waartoe ondermeer een vaste pachttermijn behoorde. De BWP stelde zich ook vlaamsgezind op en hekelde “de nobiljons en groote heeren der klerikale banken [...] die niet eens Vlaamsch kunnen spreken maar het met de grootste moeite broemelen”.[391] Dit was een persoonlijke aanval op de Nederlands onkundige, katholieke graaf Georges Vilain XIIII[392], die in het kiesdistrict Temse voor de katholieke partij opkwam en dus een rechtstreekse politieke tegenstander was.

 

Door te wijzen op de taalproblemen van de graaf haalde de BWP tevens de katholieke propaganda, waarin zij zich graag voorstelden als vlaamsgezind, onderuit. Voor de BWP betekenden de provincieraadsverkiezingen van november 1925 een forse overwinning.

 

De partij ging vier zetels vooruit en behaalde daarmee 28 zetels. De electorale winst van de partij werd vooral gerealiseerd in de districten Ronse, Geeraardsbergen en Aalst, waar de partij telkens één zetel meer in de wacht sleepte dan in 1921. De verkiezingsoverwinning van de BWP kon de katholieke meerderheid (48 op 90 zetels) echter niet in gevaar brengen.

 

In het kiesdistrict Sint-Niklaas behaalde de BWP 35,54%, een winst van zo’n 2,5%.[393] August De Block en Edgard Rogiers werden herkozen en zagen hun aantal voorkeurstemmen flink toenemen, als was dat voor hen, om ideologische redenen minder belangrijk. Immers “een socialist [kiest] nooit voor personen. Bij hem tellen enkel de princiepen”.[394]

 

In 1929 volgden Kamer- en provincieraadsverkiezingen binnen de twee weken op elkaar. Ook “De Volksstem” stelde dat vast :

 

“Al de aandacht wordt ingenomen door de algemene verkiezingen die op 26 mei plaatsvinden. Van nu af aan dient er de aandacht op gevestigd dat 14 dagen later de provinciale verkiezingen plaats hebben”.[395]

 

De snelle opeenvolging van de verkiezingen was voor “De Volksstem” allerminst problematisch :

 

“Nu is de toestand veel beter, alleen daarom al, omdat de provinciale verkiezingen onmiddelijk volgen op de algemene verkiezingen. De klerikalen zullen nu geene periode van enkel maanden voor zich hebben,

om nationale moeilijkheden uit te buiten in hun voordeel”.[396]

 

De Sint-Niklase socialisten koesterden de ambitie om enkele zetels meer in de wacht te slepen om op die manier de katholieke meerderheid in gevaar te brengen, zo mogelijk zelfs te doorbreken.

 

“De katholieke meerderheid beschikt over 47 mandaten, de minderheid heeft er 43. Er is dus slechts eene verplaatsing van drie zetels noodig om die allenheerschappij te breken [...] Onmogelijk is die stap allerminst”.[397]

 

Anderzijds waren de katholieken zich er ter dege van bewust dat een verlies van drie zetels het einde zou betekenen van hun meer dan zestig jaar oude meerderheid.[398]

 

De resultaten van de provinciale stembusslag waren voor de socialisten echter een enorme tegenvaller. In de provincieraad verloren de socialisten drie zetels en kwamen op 25. De katholieken verloren zes zetels zodat ze hun meerderheid kwijt waren. De grote electorale overwinnaars waren de liberalen, die vier zetels winst boekten en de vlaams-nationalisten die vijf zetels wonnen en voortaan, in Oost-Vlaanderen, acht provincieraadsleden hadden zetelen.

 

Ook in het kiesdistrict Sint-Niklaas moest de BWP terrein prijsgeven. De partij verloor 3% en kwam daarmee op 32% van het totale aantal uitgebrachte stemmen. Toch waren zowel De Block als Rogiers herkozen. De socialistische achteruitgang was nog sterker in het kiesdistrict Temse, dat samen met het district Sint-Niklaas, het bestuurlijk arrondissement Sint-Niklaas vormde. De BWP verloor er 4,35% en moest op die manier een zetel afstaan aan fronter Gerard De Paep. “De Volksstem van ‘t Waasland” wou weinig commentaar kwijt over de verkiezingsnederlaag en stipte vooral aan dat de katholieke meerderheid was doorbroken. De katholieken zouden uiteindelijk een coalitie vormen met de vlaams-nationalisten en De Paep zou als Bestendig Afgevaardigde worden aangesteld.[399]

 

In het najaar van 1932 volgden de verkiezingen elkaar snel op. Op 9 oktober kregen de gemeenteraadsverkiezingen hun beslag die de Sint-Niklase BWP evenveel zetels opleverde als de katholieken.

 

De laatsten zouden naderhand een gemeentelijke coalitie aangaan met de Frontpartij. Op 27 november werden er nieuwe volksvertegenwoordigers en senatoren verkozen. De BWP ging er in het kanton Sint-Niklaas ongeveer 2% op vooruit. Op 4 december trokken de stemgerechtigde (dus mannelijke) Belgen opnieuw naar de stembus. Voor de Sint-Niklase socialisten liep “de spinnende en afmattende kiesstrijd” weliswaar op zijn laatste benen, maar toch “moest er nog een laatste stormloop gedaan worden”.[400]  

 

De aanhoudende verkiezingsstrijd had de gemoederen van de militanten daarenboven danig verhit. Over en weer werden beschuldigingen van gewelddaden en intimidatie geuit. De katholieken beschuldigden de socialisten ervan een Christusbeeld van zijn kruis te hebben gehaald, de voeten ervan te hebben afgehakt en het verminkte beeld vervolgens met een rode strik te hebben getooid. De BWP daarentegen wees enkele katholieke propagandisten aan als de daders van intimidatiepraktijken waarbij zij voor het Lokerse Volkshuis hun revolvers zouden hebben leeggeschoten. Daarnaast zouden enkele vlaams-nationalistische militanten, te Kieldrecht, een socialist hebben afgetuigd.

 

Ook in Sint-Niklaas waren er uitbarstingen van politiek geweld, zodat de burgemeester besliste om tijdelijk een samenscholingsverbod en een verbod op het uithangen van “kiesplakkaten” op te leggen.[401]

 

De socialisten besteedden in hun campagne vooral aandacht aan de politiek die de katholiek-frontische coalitie in het provinciebestuur had gevoerd. Teneinde de financiële situatie van de provincie aan te zuiveren had de Bestendige Deputatie, bestaande uit vijf katholieken en één fronter, een politiek van nieuwe belastingen en besparingen opgelegd.

 

De socialisten, die de noodzakelijkheid van de nieuwe belastingen niet bestreden, pleitten wel voor een verminderde belasting voor kleine eigenaars en dito landbouwers. Daarnaast kloeg men de besparingspolitiek van het provinciebestuur aan waardoor tal van toelagen en subsidies aan dispensaria, werkloosheidsfondsen, mutualiteiten en opvangcentra voor kinderen werden geschrapt. Tevens ijverden de socialisten, net zoals ze dat in de Sint-Niklase meerderheid hadden gedaan, voor beschermende maatregelen ten voordele van de seculiere leerkrachten in vrije scholen. De stembusslag van 4 december 1932 moest het verlies van 1929 herstellen :

 

“Gebeurt dat dan hebben wij in minder dan twee maanden een driedubbele triomf behaald. Vooruit voor de laatste socialistische overwinning”.[402]

 

De Sint-Niklase socialisten maakten hun verlies van 1929 ruimschoots goed. In hun kiesdistrict wonnen ze 4% en bereikten daarmee opnieuw het peil van 1925. De BWP heroverde bovendien de zetel die ze in 1929 aan de vlaams-nationalist De Paep had moeten afstaan.

 

“De Volksstem” toonde zich dan ook tevreden, al zette het herstel van de katholieke meerderheid in de provincieraad wel een domper op de socialistische vreugde.[403]

 

4. 5. 2. In de Raad

 

August De Block hechtte aanvankelijk vrij veel belang aan zijn verkiezing als provincieraadslid en hij voelde zich geroepen om onder de socialistische aanhang de bevoegdheden van de Raad, de Bestendige Deputatie en de Gouverneur enige bekendheid te geven. Om de druk op de meerderheid zo veel mogelijk op te voeren besloot “De Volksstem” een beroep te doen op de publieke opinie. Tijdens de zittingsperiode van de provincieraad werd elke week in een “Bijvoegsel” de “Beknopte Verslagen” van de belangrijkste debatten in de Oost-Vlaamse provincieraad opgenomen.

 

“Het publiek moet weten wat er gebeurt in het provinciaal hotel van Gent. Het moet weten en oordeelen. En als het op de hoogte zal zijn gebracht, zal bij alle eerlijke lieden, katholieken en anderen, den walg ontstaan tegenover eene meerderheid die meer bekommerd is om de belangen van hare kleine kapelletjespolitiek, dan om het algemeen welzijn”.[404]

 

De vrij volledige verslagen die “De Volksstem” bracht konden haar lezers blijkbaar niet erg boeien. Twee jaar na de start werd het initiatief stopgezet en werden de geïnteresseerden doorverwezen naar de verslagen die  “Vooruit” bracht. August De Block kwam in de raad evenwel niet bijster veel aan het woord. De meeste socialistische tussenkomsten stonden op naam van Gust Balthazar die optrad als feitelijk socialistisch fractieleider. Enkel in debatten die rechtstreeks het Waasland aanbelangden mengde De Block zich wel. Eén van de meest opgemerkte tussenkomsten in die zin betrof het verzet dat de Oost-Vlaamse Bestendige Deputatie aantekende tegen een wetsvoorstel betreffende de grondafstand van een gedeelte van de linker Scheldeoever (gemeenten Sint-Anna, Zwijndrecht en Burcht) aan de provincie Antwerpen. De Block was wel voorstander van de grondafstand omdat op die manier de stad en provincie Antwerpen veel sneller zouden overgaan tot de bouw van een tunnel om beide Scheldeoevers met elkaar te verbinden. Ondanks reeds gemaakte afspraken was dat nog niet gebeurd. Het uitstel der werken was volgens De Block dan ook de schuld van de Oost-Vlaamse Bestendige Deputatie die vooral op basis van gevoelsargumenten de afstand van Oost-Vlaamse grond blokkerde. Hij stelde daarenboven dat de provincie de grondafstand moest gebruiken als pasmunt bij de eis voor een kanaal dat, dwars door het Waasland, de Antwerpse en Gentse havens met elkaar moest verbinden.

 

Uiteindelijk werd De Blocks voorstel in de provincieraad, katholieken tegen socialisten (de liberalen waren intern verdeeld) verworpen.

 

Op 19 maart 1923 werd echter een wet goedgekeurd waardoor een gedeelte van de linker Scheldeoever bij de provincie Antwerpen werd aangehecht. Het gevraagde kanaal zou er echter nooit komen.[405]

 

Verder beperkten de tussenkomsten van De Block zich tot het beamen en aanvullen van opmerkingen en voorstellen van Balthazar en tot het leveren van kritiek op de politiek van de Bestendige Deputatie. Daarbij besteedde hij, net als in de Sint-Niklase gemeenteraad aandacht aan onderwerpen zoals sociale woningbouw, openbare gezondheidszorg, een rechtvaardige fiscaliteit en controle op de door de provincie betoelaagde vrije scholen, waartoe hij samen met socialistische raadslid Van Sweden tal van moties indiende.[406]

 

Het feit dat “De Volksstem van ‘t Waasland” ophield met de debatten integraal weer te geven hoefde trouwens geenszins te betekenen dat er in het weekblad helemaal geen aandacht meer werd besteed aan de provincieraad. Via artikels berichtte De Block over het verloop der bebatten in de raad of over de beslissingen die de Bestendige Deputatie had getroffen.

 

Dat De Block met de verslaggeving vooral politieke doeleinden voor ogen had, bleek duidelijk. De artikels die hij in het weekblad publiceerde betroffen stukjes waarbij de leden van de katholieke

 

Deputatie steevast werden afgeschilderd als brutale geldwolven die zich op de lagere klassen wierpen. De socialisten waren steeds de nobele beschermers van de zwakkeren.[407]

 

De gebeurtenissen in de provincieraad waren voor De Block ook uitgelezen gelegenheden waarnaar, bij de propaganda voor de gemeenteraadsverkiezingen, graag werd teruggegrepen. Om te kunnen aantonen wat de gevolgen van een mogelijke overwinning van de Frontpartij op gemeentelijk vlak zouden zijn, werd gewezen op wat de Vlaams-nationalisten in het Oost-Vlaamse provinciebestuur hadden uitgevoerd. Daarbij hekelde men vooral hun steun aan de asociale bezuinigingspolitiek van de Deputatie. De Block stelde in “De Volksstem” zelfs dat de fronters in de provincieraad een anti-Vlaamse houding aannamen omdat zij socialistische voorstellen ter promotie van de volkscultuur, om budgettaire redenen, verwierpen.[408]

 

Na het vertrek van Gust Balthazar, wegens zijn verkiezing als volksvertegenwoordiger, kon De Block meer op de voorgrond treden.

 

“De Block vervangt hem [=Balthazar] als leider van onze provinciale groep. De ene Gust komt in de plaats van den andere en de

tegenstrevers weten dadelijk tegen welken prijs”.[409]

 

De Block liet zich opmerken als heftig debater, die zelfs scheldwoorden niet schuwde. In 1934 ontstond er een hevige ruzie tussen De Block en de katholiek Van Brabandt.[410]

 

Nadat De Block een aantal keer had voorgesteld dat de provincie subsidies zou verlenen aan instellingen van openbaar nut, had Van Brabandt opgemerkt dat dat een verspilling van belastinggeld was. De Block voelde zich diep beledigd en repliceerde dat de socialisten hoegenaamd geen geldverspillers waren daar ze de zittingen in de provincieraad zo snel mogelijk wilden afhandelen. Toen enkele uren later bleek dat Van Brabandt de zitting voortijdig had verlaten, was voor De Block de maat vol. Hij noemde de katholiek “de dictator van Eekloo”.[411] Twee dagen later kwam De Block terug op het incident, wat opnieuw in een ruzie ontaardde. Scheldwoorden als “demagoog” en “ik veracht u” werden daarbij over en weer geslingerd. Om het conflict niet verder te laten escaleren besloot de voorzitter de zitting te schorsen.[412]

 

De Blocks rol als socialistisch fractieleider kwam ook naar voren tijdens de politieke crisis in de Deputatie rond 1930. Bij de verkiezingen van 1929 hadden de katholieken hun meerderheid verloren, waarna “Vooruit” beweerde dat er in de katholieke partij twee stromingen bestonden.

 

De ene ijverde voor een coalitie met de fronters, de andere voor een samengaan met de liberalen. Uiteindelijk werd er op 4 juli een homogeen katholieke minderheidsdeputatie gekozen dankzij de onthouding van de Vlaams-nationalisten.

 

August De Block, die had deelgenomen aan de verkiezingen van de Bestendige Deputatie, maar enkel door zijn eigen fractie werd gesteund, stelde als reactie op de verkiezing van de Deputatie de kwestie van wantrouwen. De motie werd, omdat de katholieken de zaal al hadden verlaten, weliswaar aangenomen, maar werd later toch vernietigd.

 

Ongeveer een jaar later nam de minderheidsdeputatie ontslag, nadat de raad de begrotingswijziging had weggestemd. Daarop werden twee mandaten in de Deputatie vernieuwd, waarvoor De Block zich opnieuw kandidaat stelde. Andermaal moest hij het echter afleggen tegen de katholieke kandidaten, waarop socialisten en liberalen, die De Block bij de stemming hadden gesteund, de zaal verlieten. Tot 1936 bleef De Block provincieraadslid zonder meer.[413]

 

4. 6. Echtgenote, moeder en kameraad

 

Rachel Hamel was sinds 1919 als secretaresse actief betrokken bij de stichting en uitbouw van de socialistische vrouwenorganisatie in Sint-Niklaas.

 

Als dusdanig had ze ook een stek in het socialistisch partijbestuur, waar haar man als partijsecretaris zorg droeg voor de redactie van de zittingsverslagen. Nadat De Block had geprobeerd om deze taak over te laten aan twee jongeren die echter weigerden wegens tijdsgebrek, belastte hij zijn vrouw met deze taak.[414]

 

Het verlichtte de Blocks taak als partijsecretaris aanzienlijk zodat hij zich meer kon mengen in de discussies die zich in het partijbestuur ontsponnen. Rachel vervulde haar opdracht naar behoren, maar kreeg af en toe, ook van haar eigen echtgenoot, kritiek te slikken over het feit dat haar verslagen te beknopt waren.[415]

 

Rachel kon door haar aanwezigheid in het partijbestuur de belangen van de Vrouwenbond beter verdedigen. Haar optreden werd door haar partijgenoten positief beoordeeld. Zo werd ze aangeduid als plaatsvervangster van haar man toen deze op 1 augustus 1925 werd verkozen tot lid van de Sint-Niklase C.O.O. Rachel Hamel moest een jaar later ook daadwerkelijk de plaats innemen van haar echtgenoot die op 15 december 1926 ontslag had genomen uit het Comité.

 

Rachel was echter niet zonder enige ervaring aan de taak van C.O.O.-lid begonnen. Drie jaar voordien was ze al lid geweest van de stedelijke commissie voor kinderwelzijn.[416]

 

Het echtpaar De Block-Hamel vormde een hard werkend team dat de socialistische bibliotheek “De Toekomst” en de “Cinema Volkshuis” beheerde. Opmerkelijk is ook dat Rachel eigen financiële bijdragen voor allerlei socialistische steun- en verkiezingsfondsen stortte. Iets dergelijks werd voor geen enkele andere echtgenote van een Sint-Niklaas socialistisch kopstuk teruggevonden.[417]

 

Rachel trad op als de secretaresse van haar man, hield zijn correspondentie bij, schreef artikels onder zijn naam en stond haar man bij op tal van vergaderingen. Op die manier verlichtte zij de taak van haar man die tal van functies cumuleerde.[418]

 

Na enkele jaren moest Rachel, wegens haar zwangerschap, echter van haar taak als secretaresse van de Vrouwenbond afzien en schreef ze ook geen verslagen meer van de BWP-bestuursvergaderingen. Op 11 januari 1929 werd het eerste kind uit het huwelijk van August De Block en Rachel Hamel geboren. Het was een meisje dat de naam Norma kreeg. Rachel en August waren tien jaar lang zonder kinderen gebleven, wat echter niet bewust was gebeurd want Rachel had voordien reeds een miskraam gehad.[419]

 

Na de geboorte van Norma werd Rachel verkozen tot lid van de Sint-Niklase C.O.O.. Tijdens haar mandaat, dat inging op 1 januari 1931 en gold voor zes jaar baarde Rachel een tweede kind, een jongen die, naar zijn vader, Gust werd genoemd. De ambtenaar van Burgerlijke Stand weigerde echter om het jongetje als “Gust”in te schrijven. De Franse versie “Auguste” werd wel toegstaan, een situatie die wrevel wekte bij vader De Block.[420]

 

De geboorte van Gust maakte het er voor het echtpaar De Block-Hamel financieel niet gemakkelijker op. August de Block zag geen andere oplossing dan bij Gust Balthazar, directeur van “Vooruit” en voormalig collega in de Oost-Vlaamse provincieraad, een verhoging van de vergoeding die hij ontving als plaatselijk “Vooruit”-correspondent af te smeken.[421] 

 

Tot het voorjaar van 1934 zou Rachel blijven zetelen als lid van de C.O.O. De nakende geboorte van een derde kind en de nieuwe functie van haar echtgenoot, waardoor het gezin naar Brussel moest verhuizen, deden haar besluiten ontslag te nemen als lid van het Comité.[422]

 

Besluit

 

Tussen 1919 en 1934 was August De Block één van de meest vooraanstaande, socialistische politici te Sint-Niklaas. Als fractieleider in de gemeenteraad legde hij de katholieke meerderheid vaak het vuur aan de schenen en dwong hij, soms in samenwerking met de christen-democraten, tal van hervormingen in het stedelijk sociaal beleid af. Hij zette zich ook in voor de verdere uitbouw van het officieel onderwijs in de stad en was daarom zeer verheugd over de herinvoering van de voorbereidende afdeling aan de Rijksmiddelbare school. De Block slaagde er als lijsttrekker in om op gemeentelijk vlak een reeks mooie electorale overwinningen te boeken zodat rond 1932, de kloof tussen socialisten en katholieken, die in 1921 nog rond 20% schommelde, omzeggens was gedicht. Socialisten en katholieken behaalden bij de gemeenteraadsverkiezingen dat jaar even veel zetels in de gemeenteraad. De Blocks droom ooit burgemeester van Sint-Niklaas te worden, leek steeds meer werkelijkheid te worden.

 

August De Block was als partijsecretaris alomtegenwoordig in de socialistische zuil. Tal van facetten van het socialistische culturele leven stonden onder zijn verantwoordelijkheid of werden, mede door zijn inzet gerealiseerd. Samen met zijn vrouw bouwde hij de socialistische bibliotheek uit tot een volwaardig alternatief voor de stadsbibliotheek die werd beheerd door het katholieke stadsbestuur. In de grote zaal van het gloednieuwe Volkshuis richtte het echtpaar bioscoopvoorstellingen in.

 

Ondanks De Blocks zeer voorname rol in het Sint-Niklase socialisme bleef de beweging ook zonder hem een niet te verwaarlozen politieke factor. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1938, toen De Block Sint-Niklaas al vier jaar had verlaten, kwam de BWP er in het schepencollege. Het socialisme te Sint-Niklaas was dus geen beweging die werd geasssocieerd met één grote persoonlijkheid, zoals dat bijvoorbeeld te Menen met August Debunne het geval was.[423] Te Sint-Niklaas ontbrak zulk een dominante leider. De Block zag weliswaar vele van zijn voorstellen gerealiseerd, maar moest in het partijbestuur toch steeds rekening houden met de wensen van de andere vooraanstaande socialisten. Het ontbreken van een dergelijk leider was echter wel de oorzaak van vele persoonlijke conflicten die de partij tijdens De Blocks mandaat als secretaris teisterden. Anderzijds was het zo dat het ontbreken van een dominante persoonlijkheid het Sint-Niklase socialisme wel haar typisch democratisch en collectieve karakter opleverde.[424]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[247] BW, Documentatiemap nr. 193 , Gemeentelijke verkiezingen 1926, stuk nr. 6.

[248] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 24 april 1921.

[249] Het optreden van voormalig burgemeester De Smedt was zeker gerechtvaardigd gezien de ruime meerderheid die de katholieken bij de gemeenteraadsverkiezingen hadden behaald.

[250] M. CLAEYS-VAN HAEGENDOREN, o.c., blz. 187-191.

E. WITTE, J. CRAEYBECKX en A. MEYNEN, o.c., blz. 161.

[251] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 27 april 1921.

[252] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 40, 1921-1924, notulen 14 juni 1921.

[253] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 27 april 1921.

MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 40, 1921-1924, notulen 10 oktober 1921.

G. VAN GOETHEM, art.cit., blz. 117.

G. VANSCHOENBEEK, Klein maar ijzersterk. Ontstaan en ontwikkeling van de CMB-afdeling Sint-Niklaas (1906-1940), in : G. VAN GOETHEM, o.c., blz. 71.

[254] G. VAN GOETHEM, art.cit., blz. 117.

[255] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 18 februari 1921.

MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 40, 1921-1924, notulen 1 augustus 1921.

[256] BW, Documentatiemap nr. 193 , Gemeentelijke verkiezingen 1926, stuk nr. 9.

[257] Ibidem, stuk nr. 33.

[258] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 40, 1921-1924, notulen 16 juli en 29 december 1921.

[259] Heyman, Hendrik (1879-1958), onderwijzer, katholiek vakbondsecretaris, voorzitter Algemeen Christelijk Vakverbond, oprichter en voorzitter van het Algemeen Christelijk Werkersverbond, katholiek gemeenteraadslid, schepen en burgemeester te Sint-Niklaas, volksvertegewoordiger, minister van Arbeid, Nijverheid en Sociale Voorzorg, minister van State.

[260] BW, Documentatiemap nr. 193 , Gemeentelijke verkiezingen 1926, stuk nr. 32.

MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 40, 1921-1924, notulen 16 juli en 25 februari 1924.

[261] S. DE SCHAEPDRIJVER, o.c., blz. 295-296.

[262] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 40, 1921-1924, notulen 20 augustus 1921, 9 mei en 10 november 1922; nr. 41, 1924-1927, notulen 26 juni 1925.

[263] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 40, 1921-1924, notulen 7 mei 1923.

[264] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 40, 1921-1924, notulen 16 juli 1921.

[265]  Ibidem, notulen 4 augustus 1926.

[266] BW, Documentatiemap nr. 193 , Gemeentelijke verkiezingen 1926, stuk nr. 32.

[267] Op 1 november 1924 behaalde De Block 3073  op 3575 geldig uitgebrachte stemmen. Op basis van dat resultaat werd hij andermaal aangeduid als eerste plaatsvervanger op de BWP-lijst voor de wet-gevende verkiezingen die werd getrokken door Karel Van Hoeylandt. (De Volksstem van ‘t Waasland, 7 november 1924). Bij de poll op 26 april 1925 behaalde De Block 1845 stemmen op 2081 geldig uitgebrachte. Hij liet hiermee Jozef Willockx (1171 stemmen), die tweede werd, ver achter zich.

August De Block werd hierdoor, net als in 1921 aangeduid als lijsttrekker ( De Volksstem van ‘t Waasland, 2 mei 1925.)

[268] M. CLAEYS-VAN HAEGENDOREN, o.c., blz. 225-227.

B. DE COCK, o.c., blz. 27.

G. VAN GOETHEM, art.cit., blz. 119-120.

[269] BW, Documentatiemap nr. 193, Gemeentelijke Verkiezingen 1926, stuk nr. 9.

[270] BW, Documentatiemap nr. 193, Gemeentelijke Verkiezingen 1926, stuk nr. 32 en 33.

[271] Ibidem, stuk nr. 6.

[272] Ibidem, stuk nr. 23.

[273] Ibidem, stuk nr. 33.

[274] Ibidem, stuk nr. 9.

[275] Op 2 augustus 1924 besloot de gemeenteraad tot de verkoop van het voormalige oud-kerkhof, een perceel van 54 a 55 ca, tegen de prijs van 3.000 fr. aan de Minderbroeders. De Block vond de prijs te laag en de verkoop niet conform het verschuldigde respect voor de doden. Hij had er liever een speel-plein voor kinderen opgericht gezien. (MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 41, 1924-1927, notulen 2 augustus 1924.)

[276] BW, Documentatiemap nr. 193, Gemeentelijke Verkiezingen 1926, stuk nr. 6, 32, 33.

[277] Ibidem, stuk nr. 19.

[278] BW, Documentatiemap nr. 193, Gemeentelijke Verkiezingen 1926, stuk nr. 19.

[279] Ibidem, stuk nr. 7, 9 en 17.

“De Klaroen. Katholiek Strijdblad van het Land van Waas” (stuk nr. 17) had het over “BLOK vormen tegen het socialisme”.

[280] BW, Documentatiemap nr. 193, Gemeentelijke Verkiezingen 1926, De Nieuwe Tijd, 17 oktober 1926.

G. VAN GOETHEM, art. cit., blz. 120.

[281] BW, Documentatiemap nr. 193, Gemeentelijke Verkiezingen 1926, De Nieuwe Tijd, 17 en 21 oktober 1926.

De Volksstem van ‘t Waasland, 17 oktober 1926.

G. VANSCHOENBEEK, De oorsprong van de sociaal-democratische aanwezigheid in de Vlaamse gemeentepolitiek, in : Les élections communales et leur impact sur la politique belge ( 1890-1970).

De Gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek (1890-1970) Actes. Handelingen, Brussel, 1994, blz. 118.

[282] De Block ging hier voorbij aan het lidmaatschap van Jozef Willockx van de beheerraad van de

“Sint-Nikolaassche Bouwmaatschappij”, zijn eigen verkiezing als stedelijk afgevaardigde in het “tussengemeentelijk lazaret” op 18 september 1926 en de driekoppige BWP-vertegenwoordiging (waar hij zelf deel van uitmaakte) in de Sint-Niklase Commissie van Openbare Onderstand. ( MSASN, Comité van Openbare Onderstand (Algemeenheden), nr. 4068; Leden der Commissie : verkiezing (1925-1933), nr. 6033 en 6035, Benoemingen en ontslagen van werkende en plaatsvervangende leden van de C.O.O.

en benoemingen van afgevaardigden in de commissie van het tussengemeentelijk lazaret (1923-1951 en 1926-1929).

[283] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 41, 1924-1927, notulen 17 januari 1927.

[284] Ibidem, notulen 29 juli 1927; nr. 42/1, 1928-1931, notulen 19 juni 1928, 17 oktober 1929,  24 februari 1930 en 5 oktober 1931.

[285] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 41, 1924-1927, notulen 19 september 1927.

[286] Eind jaren ‘20 bestonden er te Sint-Niklaas 7 vrije lagere meisjesscholen tegen 1 officiële, 3 vrije lagere jongensscholen, tegen 3 officiële en 2 middelbare scholen tegen 1 officiële. Dit ongelijke onderwijsaanbod moest, volgens de socialisten gezien worden in het raam van de electorale ver-houdingen.Ongeveer 40% van de Sint-Niklase bevolking had op een “vrijzinnige” partij (socialisten of liberalen) gestemd. De BWP streefde een naar een verhouding tussen vrije en officiële scholen die was gelegen in dezelfde orde van grootte (BWP-AFDELING SINT-NIKLAAS, Socialistische en katholieke politiek 1926-1932, Sint-Niklaas, 1932, blz. 11-12.).

[287] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 40, 1921-1924, notulen 10 november 1922, 29 september en 12 november 1923; nr. 41, 1924-1927, notulen 6 oktober 1924, 6 november 1926, 14 februari 1927; nr. 42/1, 1928-1931, notulen 15 oktober 1930 en 5 mei 1931.

[288] De Block doelde met “partijdigheid” op de vernederingen en zelfs weigering tot inschrijving in de “Vrije Beroepsschool” van kinderen wier ouders openlijk socialistisch militant waren.(MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 40, 1921-1924, notulen 12 november 1923; nr. 41, 1924-1927, notulen 2 augustus en 6 oktober 1924.)

[289] BW, Documentatiemap nr. 193, Gemeentelijke Verkiezingen 1926, stuk nr. 32.

H. STRYPENS, o.c., blz. 134.

[290] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 40, 1921-1924, notulen 3 oktber 1925.

[291] Ibidem, nr. 41, 1924-1927, notulen 30 november 1925.

[292] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 41, 1924-1927, notulen 30 november 1925.

[293] Ibidem.

[294] Ibidem, nr. 41, 1924-1927, notulen 6 november 1926.

[295] Ibidem, notulen 14 februari 1927.

[296] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 42/1, 1928-1931, notulen 9 januari 1928.

[297] Ibidem, nr. 41, 1924-1927, notulen 29 december 1930.

[298] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1928-1935, notulen 19 augustus 1930.

MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 42/1, 1928-1931, notulen 19 november 1930.

[299] MSASN, Gerecht, Betogingen binnen en buiten de stad (1906-1940), nr. 4407, brief stadssecretaris aan de hoofden van de gemeentescholen, 20 april 1929; Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 42/1, 1928-1931, notulen 5 mei 1931.

[300] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 42/1, 1928-1931, notulen 5 mei 1931.

[301] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, nr. 42/2, 1928-1935, notulen 19 augustus 9 en 23 september 1930.

H. STRYPENS, o.c., blz. 134-135.

[302] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 42/1, 1928-1931, notulen 5 oktober 1931; nr. 42/2, 1931-1934, 9 juni 1933.

[303] H. STRYPENS, o.c., blz. 148.

[304] VAUTHIER, M. (1860-1931), hoogleraar, stadssecretaris van Brussel, senator, minister.

[305] H. STRYPENS, o.c., blz. 148-149.

[306] H. STRYPENS, o.c., blz. 148-149.

[307] IDEM, ibidem.

[308] IDEM, o.c., blz. 134-135.

[309] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 41, 1924-1927, notulen 14 februari 1927.

[310] Ibidem, nr. 40, 1921-1924, notulen 6 augustus 1923 en 4 februari 1924.

[311] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, nr. 42/2, 1928-1935, notulen 30 oktober 1928.

[312] M. CLAEYS-VAN HAEGENDOREN, o.c., blz. 186-191.

J. HUNIN, Leuven 1922-1932. De socialisten vooraan in de taalstrijd II, in : Wetenschappelijke Tijdingen, LI (1992),  nr. 3, blz. 147-148.

L. WILS, Bormsverkiezing en Compromis des Belges. Het aandeel van regerings- en oppositiepartijen tussen beide wereldoorlogen, in : Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, IV (1974), nr. 3-4, blz. 265-330.

[313] G. VANSCHOENBEEK, “Wakkere strijders uit Gent”. De Gentse “connectie” en het ontstaan

van het socialisme in Sint-Niklaas, in : G. VAN GOETHEM (red.), o.c., blz. 22.

[314] BW, Documentatiemap nr. 193, Gemeentelijke Verkiezingen 1921, stuk nr. 5.

[315] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 21 juni 1921.

[316] De Volksstem van ‘t Waasland, 9 juli 1921 en 5 juli 1931.

[317] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 21 juni 1921.

[318] De Volksstem van ‘t Waasland, 28 juni 1921.

[319] Ibidem.

[320] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 21 juni 1921.

MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 40, 1921-1924, notulen 16 juli 1921.

[321] L. WILS, art.cit., blz. 265-286.

[322] Hebbinckhuys, Alfons (1870-1937), arbeider, katholiek gemeeteraadslid, schepen en senator ( De Stad Sint-Niklaas. Een doorbraak van historie naar toekomst, Brussel, Gent en Leuven, 1971, blz. 337-338.)

[323] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 42/1, 1928-1931, notulen 27 februari 1928.

[324] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 42/1, 1928-1931, notulen 1 oktober 1928.

[325] Ibidem, notulen 21 januari 1929.

[326] Ibidem.

[327] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 42/1, 1928-1931, notulen 11 juni 1930.

[328] De Vidts, Romain (1890-1962), katholiek gemeenteraadslid, schepen en burgemeester te Sint-Niklaas. (De Stad Sint-Niklaas. Een doorbraak van historie naar toekomst, Brussel, Gent en Leuven, 1971, blz. 328.)

[329] MSASN, Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 42/2, 1931-1934, notulen 18 juli 1932.

[330] G. VANSCHOENBEEK, “Wakkere strijders uit Gent”. De Gentse “connectie” en het ontstaan van het socialisme in Sint-Niklaas, in : G. VAN GOETHEM (red.), o.c., blz. 22.

[331] H. COPPEJANS-DE SMEDT, art.cit., blz. 68-69.

[332] Voor Lokeren zie : J. BAETENS, De socialistische arbeidersbeweging te Lokeren (1886-1929), Gent, 1974 (RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1976.

Voor Temse zie :  L. DE BACKER, S.P.-TEMSE : een eeuw rode strijd, Temse, 1994. 

[333] H. COPPEJANS-DE SMEDT, art.cit., blz. 65.

L. PEIREN, art.cit., blz. 62.

[334] De Volksstem van ‘t Waasland, 17 oktober 1926.

[335] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 13 juni 1922, 20 februari en 27 november 1923.

De Volksstem van ‘t Waasland, 17 oktober 1926 en 16 oktober 1932.

[336] Ibidem, 16 oktober 1932.

[337] Leemans, Victor (1901-1971), tijdens het Interbellum medewerker aan “Jong Dietschland” en “Volk en Staat”, tijdens Wereldoorlog II secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken, nadien CVP-senator en lid en voorzitter van het Europees Parlement.

[338] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1928-1935, notulen 7 augustus 1928.

De Volksstem van ‘t Waasland, 3 mei 1921, 12 april en 17 mei 1931.

[339] L. PEIREN, art.cit., blz. 63.

[340] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1928-1935, notulen 24 juli, 7 augustus en 1 september 1928; 23 september en 7 oktober 1930.

De Volksstem van ‘t Waasland, 16 oktober 1932.

[341] De Volksstem van ‘t Waasland, 7 februari, 3 en 24 april, 11 september 1928; 10 september 1929.

[342] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1928-1935, notulen 24 juli, 7 augustus en 9 oktober 1928; 23 april, 7 oktober 1930.

F. VANDERBORGHT, o.c., blz. 8.

[343] M. TERREUR, Voor 7 frank en 5 centiemen. Waas socialisme in beeld. Tentoonstelling over rode exploten in Sint-Niklaas, Temse, Beveren en Lokeren, Sint-Niklaas, 1986, blz. 12.

[344] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1928-1935, notulen 7 augustus 1928 en 14 november 1933.

M. DULLAERT, Recht uit het hart. Getuigenissen van socialisten uit het naoorlogse Sint-Niklaas; Rik Mertens, in : G. VAN GOETHEM (red.), o.c., blz. 138.

[345] M. CLAEYS-VAN HAEGENDOREN, o.c., blz. 292-296.

M. DULLAERT, art.cit., blz. 138.

[346] Vercauteren, Jozef (1902-1981), vakbondsbediende, partij- en arrondissementssecretaris, socialis-tisch provincieraadslid van Oost-Vlaanderen, gemeenteraadslid en schepen van Sint-Niklaas, volks-vertegenwoordiger (N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De Fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 2. Biografisch repertorium, Gent, 1997, blz. 391.)

[347] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1928-1935, notulen 12 september, 24 oktober en 14 november 1933.

[348] Ibidem, 1919-1923, notulen 13 september 1921 en 13 januari 1922.

AMVC, Block, August De, nr. B6318, brief  August De Block aan Lode Bakelmans, 24 november 1925.

[349] MSASN, Resolutieboek van de gemeenteraad, nr. 41, 1924-1927, notulen 29 december 1924, 28 december 1925 en 18 september 1926.

[350] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 7 augustus en 11 december 1923.

AMVC, Block, August De, nr. B6318, brief  August De Block aan Lode Baekelmans, 8 november 1930.

[351] P. VAN BOUCHAUTE, Van “Les milles colonnes” tot het “Volkshuis” van Soebert (1886-1927), in : G. VAN GOETHEM (red.), o.c., blz. 105-107.

[352] R. STALLAERTS, Rode glamour. Bioscoop, film en socialistische beweging, Gent, 1989, blz. 14-24.

[353] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1928-1935, notulen 3 en 7 februari 1928.

[354] De Volkstem van ‘t Waasland, 10 juni 1928.

[355] MSASN, Gerecht, Betogingen binnen en buiten de stad (1906-1940), nr. 4407, brief van Jozef Vercauteren aan de burgemeester, 23 april 1927.

[356] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1928-1935, notulen 28 oktober 1930.

[357] AMSAB, S.M. Het Licht, nr. 17, doos 79 bundel 2, brief  August De Block aan Gust Balthazar, 27 februari 1933.

[358] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1928-1935, notulen 15 september 1931.

[359] EVD, Interview met de heer Paul De Block op 10 februari 1998.

[360] August De Block (Onze galerij van beroemde en beruchte mannen), in : Koekoek. Humoristisch Weekblad van Vooruit, 16 maart 1933.

[361] Pincé, Alfons (1894-1966), mutualiteitssecretaris, socialistisch gemeenteraadslid en senator.

(G. VAN GOETHEM (red.), o.c., blz. 155.)

[362] G. VAN GOETHEM, art.cit., blz. 121.

[363] BWP-AFDELING SINT-NIKLAAS, Socialistische en Katholieke politiek. 1926-1932, Sint-Niklaas, 1932.

[364] AUGUST DE BLOCK, Ontwerp van gemeentelijk kiesprogramma, in : AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1928-1935.

[365] De Volksstem van ‘t Waasland, 12 juni, 21 augustus en 2 oktober 1932.

[366] BW, Documentatiemap nr. 193, Gemeentelijke Verkiezingen 1932, stuk nr. 24.

KOKLW, DR / S.N. 19 / 4.

[367] De Volksstem van ‘t Waasland, 2 oktober 1932.

[368] K. DE COCK, Het Algemeen Christelijk Werkersverbond in het arrondissement Sint-Niklaas, Gent, 1986 (RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling), blz. 165.

[369] Weyler, Karel (1870-1935), advocaat, liberaal gemeenteraadslid en schepen te Antwerpen, gouverneur van Oost-Vlaanderen (N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De Fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 2. Biografisch repertorium, Gent, 1997, blz. 424.)

[370] BW, Documentatiemap nr. 193 , Gemeentelijke verkiezingen 1932, stuk nr. 21.

[371] Ibidem, stuk nr. 19.

[372] Back, Auguste (1862-1938), notaris, katholiek provincieraadslid van Oost-Vlaanderen, gemeente-raadslid en schepen te Eksaarde, nadien gemeenteraadslid en schepen te Sint-Niklaas.

(N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De Fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 2. Biografisch repertorium, Gent, 1997, blz. 135.)

[373] BW, Documentatiemap nr. 193 , Gemeentelijke verkiezingen 1932, stuk nr. 22.

[374] De Volksstem van ‘t Waasland, 9 oktober 1932.

[375] De Paep, Gerard (1898-1985), geneesheer, provincieraadslid en gedeputeerde van Oost-Vlaan-deren, gemeeenteraadslid te Beveren. Tijdens Wereldoorlog II gouverneur ad-interim van Oost-Vlaanderen en celleider van DEVLAG waarvoor hij nadien twee keer tot een gevangenisstraf werd veroordeeld. Van 1965 tot 1974 VU-senator (N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De Fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu.

Deel 2. Biografisch repertorium, Gent, 1997, blz. 211.)

[376] BW, Documentatiemap nr. 193 , Gemeentelijke verkiezingen 1932, stuk nr. 21 en 23.

[377] De Volksstem van ‘t Waasland, 9 oktober 1932.

[378] De Volksstem van ‘t Waasland, 16 oktober 1932.

[379] Ibidem.

[380] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1928-1935, notulen 18 oktober 1932.

[381] M. CLAEYS-VAN HAEGENDOREN, o.c., blz. 302-304.

[382] B. DE COCK, o.c., blz. 27.

[383] Tussen BWP en Frontpartij werd er flink wat over en weer gescholden. Zo zou de vlaams-nationalistische voorman Verniers, publiekelijk August De Block hebben beschuldigd van poging tot omkoping om op die manier samen een schepencollege te vormen (De Volksstem van ‘t Waasland, 4 december 1932). 

[384] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1928-1935, notulen 20 en 25 december 1932.

[385] Ibidem, notulen 30 december 1932.

[386] G. VAN GOETHEM, art.cit., blz. 122.

[387] MSASN, Resolutieboek van de gemeenteraad, nr. 42/2, 1931-1935, notulen 14 januari 1933.

De Sint-Niklase Frontpartij bleek intern verdeeld tussen een katholieke meerderheid en een vrijzinnige minderheid.

[388] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1928-1935, notulen 8 februari 1933.

EVD, Interview met Paul De Block op 10 februari 1998.

[389] De Volksstem van ‘t Waasland, 2 mei 1925.

[390] De Volksstem van ‘t Waasland, 17 oktober 1925.

[391] Ibidem, 24 oktober 1925.

[392] Vilain XIIII, Georges Charles Philippe Marie Louis (1866-1931), graaf, eigenaar, katholiek gemeenteraadslid  en burgemeester te Bazel, provincieraadslid van Oost-Vlaanderen, senator (N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De Fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 2. Biografisch repertorium, Gent, 1997,

blz. 211.)

[393] De Volksstem van ‘t Waasland, 16 juni 1929.

[394] Ibidem, 2 oktober 1932.

Tot voor Wereldoorlog II behaalden socialistische kandidaten, in verhouding tot katholieke en liberale kandidaten veel minder voorkeurstemmen, ook bij wetgevende en gemeenteraadsverkiezingen.

Na de Tweede Wereldoorlog en vooral de laatste decennia nam de omvang van dit verschijnsel af en haalden de socialistische kandidaten hun “achterstand” in. (N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De fonteinen van de Oranjeberg : politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 1 : de instelling, de bevoegdheden en de verkiezingsresultaten, Gent, 1993, blz. 223.)

[395] De Volksstem van ‘t Waasland, 5 mei 1929.

[396] De Volksstem van ‘t Waasland, 5 mei 1929.

[397] Ibidem.

BW, Documentatiemap nr. 193 , Wetgevende verkiezingen 1929, stuk nr. 10.

[398] Ibidem.

De katholieken hadden in 1860 de meerderheid in de provincieraad bereikt en zouden die tot in 1929 behouden (N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De fonteinen van de Oranjeberg : politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 1 : de instelling, de bevoegd-

heden en de verkiezingsresultaten, Gent, 1993, blz. 217.)

[399] De Volksstem van ‘t Waasland, 16 juni 1929.

N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De fonteinen van de Oranjeberg : politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 1 : de instelling, de bevoegdheden en de ver-kiezingsresultaten, Gent, 1993, blz. 219.

[400] De Volksstem van ‘t Waasland, 4 december 1932.

[401] Ibidem, 11 december 1932.

MSASN, Gerecht, Betogingen binnen en buiten de stad (1906-1940), nr. 4407, verordening 8 oktober 1932.

[402] De Volksstem van ‘t Waasland, 4 december 1932.

[403] Ibidem, 11 december 1932.

N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De fonteinen van de Oranjeberg : politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 1 : de instelling, de bevoegdheden en de verkiezingsresultaten, Gent, 1993, blz. 219.

[404] De Volksstem van ‘t Waasland, 8 juli 1922.

[405] De Volksstem van ‘t Waasland, 22 juli 1922.

[406] Ibidem, 14 en 28 juli, 4 augustus 1923.

Vooruit, 17, 18, 27 en 30 juli 1924.

Van Sweden Emiel (1879-1949), bediende, journalist bij “Vooruit”, socialistisch gemeenteraadslid,schepen en burgemeester van Gentbrugge, provincieraadslid.

(N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De Fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 2. Biografisch repertorium, Gent, 1997, blz. 398.)

[407] De Volksstem van ‘t Waasland, 3 en 24 juli 1927; 4 en 18 november 1928; 14 juli en 29 september 1929.

[408] Ibidem, 15 maart 1931.

BW, Documentatiemap nr. 193 , Gemeentelijke verkiezingen 1932, stuk nr. 12, 20.

[409] August De Block (Onze galerij van beroemde en beruchte mannen), in : Koekoek. Humoristisch Weekblad van Vooruit, 16 maart 1933.

[410] Van Brabandt Remi ( 1877-1960) advocaat, katholiek gemeenteraadslid en schepen te Eeklo, provincieraadslid. (N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De Fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 2. Biografisch repertorium, Gent, 1997, blz. 351.)

[411] RABW, Fonds Provinciaal Bestuur Oost-Vlaanderen, nr. 54, G/188/1, Provincieraad verslagen der zittingen (1934), notulen 9 oktober 1934.

[412] Ibidem, 11 oktober 1934.

[413] N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De fonteinen van de Oranjeberg : politiek-institutionele ge-schiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 1 : de instelling, de bevoegdheden en de verkiezingsresultaten, Gent, 1993, blz. 150-153.

[414] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923,  notulen 7 juni 1921.

[415] Ibidem, notulen 14 november 1922.

[416] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1919-1923, notulen 18 februari 1922.

MSASN, Comité van Openbare Onderstand (Algemeenheden), Leden der commissie : verkiezing (1925-1933), nr. 4068, brief van A. De Block aan de burgemeester, 15 december 1926; Briefwisseling met het stadsbestuur (1925-1934), nr. 4076, Jaarlijksch verslag van de gemeentelijke C.O.O., jaar 1930 ; Resolutieboek van de Gemeenteraad, nr. 41, 1924-1927, notulen 1 augustus 1925.

[417] De Volksstem van ‘t Waasland, 1919-1934.

[418] EVD, Interview met Paul De Block op 10 februari 1998.

[419] AMSAB, BWP-afdeling Sint-Niklaas, verslagboek partijbestuur, 1928-1935, notulen 11 september 1928.

EVD, Interview met Paul De Block op 10 februari 1998.

MSASN, Bevolking, Registers van uittreding (1934), nr. 1637, akte nr. 226, 12 mei 1934.

[420] EVD, Interview met Paul De Block op 10 februari 1998.

MSASN, Bevolking, Registers van uittreding (1934), nr. 1637, akte nr. 226, 12 mei 1934.

Gust De Block werd geboren op 8 november 1932.

[421] AMSAB, S.M. Het Licht, nr. 17, doos 85, bundel 7, brief van August De Block aan Gust Balthazar, 27 februari 1933.

[422] MSASN, Comité van Openbare Onderstand (Algemeenheden), Benoemingen en ontslagen van werkende en plaatsvervangende leden van de C.O.O. en benoemingen van afgevaardigden van het tussengemeentelijk lazaret (1923-1951 en 1926-1939), nr. 6033, brief Rachel Hamel-De Block aan het Stadsbestuur, 9 februari 1934.

[423] H. DEFOORT, o.c., blz 1.

[424] G. VAN GOETHEM, Honderd jaar socialisme te Sint-Niklaas. Vragen en antwoorden, in : IDEM (red.), o.c., blz. 10.