Municipale curatores in Italie en de westelijke provincies tijdens het principaat. (Véronique Bonkoffsky)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK  VI: PROFIEL PER CATEGORIE VAN DE MUNICIPALE CURATORES

 

6.7. SPELEN

 

In Italië oefent 17,52 % (24 personen) van het totaal aantal geattesteerde curatores een cura muneris of een cura ludorum uit.

 

6.7.1. Chronologische spreiding

 

Van de 24  curatores konden er 8  niet worden gedateerd en werden er 2 gedateerd op de grens tussen twee eeuwen, waarvan één aan het einde van de 1e en het begin van de 2e eeuw en één aan het einde van de 2e en het begin van de 3e eeuw.

Onderstaande tabel geeft de spreiding weer van dit soort curatores over de drie eeuwen van de Keizertijd in verhouding tot de algemene chronologische spreiding:

 

 

Curatores

Italië

Spelen

Totaal

 

Aantal

%

Aantal

%

 1e eeuw

4

28.57

27

31.03

 2e eeuw

6

42.86

46

52.87

 3e eeuw

4

28.57

14

16.09

 

14

100.00

87

100.00

 

 

Wat de 1e eeuw betreft, blijft het percentage van curatores met betrekking tot de spelen vrij dicht in de buurt van de referentiestandaard.  Opvallend is dat het percentage in de 2e eeuw onder de referentiestandaard blijft, hoewel het percentage curatores ten opzichte van de 1e eeuw wel is gestegen.  In de 3e eeuw daalt het percentage ten opzichte van de 2e eeuw, maar het blijft het toch heel wat hoger liggen dan de referentiestandaard.  Dit betekent dat de crisis in de 3e eeuw weinig invloed heeft gehad op de frequentie met dewelke spelen werden georganiseerd in de gemeenten.  We herinneren ons immers dat door de overheid aan de gemeenten beperkingen werden opgelegd omtrent de uitgaven voor de organisatie van spelen en de aankoop van gladiatoren.   (het Senatus consultum de sumptibus ludorum gladiatoriorum minuendis uit 176-178 n.Chr.).

 

6.7.2. Geografische spreiding

 

De resultaten van de geografische spreiding van de curatores van deze categorie zien er als volgt uit:

 

 

 

Curatores voor openbare werken

Totaal aantal curatores

 

 

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Zuid-

 Campanië

4

16.67

 

 

18

13.14

 

 

Italië

 Regio II

5

20.83

11

45.83

10

7.30

31

22.63

 

 Regio III

2

8.33

 

 

3

2.19

 

 

 

 Latium Vetus

5

20.83

 

 

32

23.36

 

 

 

 Latium Adiectum

3

12.50

 

 

11

8.03

 

 

Midden-

 Regio IV

2

8.33

12

50.00

24

17.52

93

67.88

Italië

 Regio V

1

4.17

 

 

3

2.19

 

 

 

 Regio VI

1

4.17

 

 

9

6.57

 

 

 

 Regio VII

0

0.00

 

 

14

10.22

 

 

 

 Regio VIII

0

0.00

 

 

1

0.73

 

 

Noord-

 Regio IX

0

0.00

1

4.17

0

0.00

13

9.49

Italië

 Regio X

0

0.00

 

 

5

3.65

 

 

 

 Regio XI

1

4.17

 

 

7

5.11

 

 

 

 

24

100

24

 

137

100

137

 

 

 

Een eerste bijzonderheid is dat in Midden-Italië het percentage curatores lager ligt dan de referentiestandaard.  Dit ligt niet helemaal in de lijn van de verwachtingen.  Midden-Italië was het dichtst bevolkte gebied en telde de meeste autonome gemeenschappen op zijn grondgebied.[881]  Dit zou laten veronderstellen dat precies hier de meeste spelen werden georganiseerd.  Daartegenover staat dat in Midden-Italië, voornamelijk in regio IV, toch ook een enorme som uit de gemeentelijke schatkist moest worden besteed aan de voedselzorg zoals blijkt uit het grote aantal curatores met betrekking tot het voedsel. De tabel toont dat in regio IV slechts twee curatores werden belast met de organisatie van spelen, terwijl het aantal in Latium Vetus toch nog vijf bedroeg.  In verhouding met de referentiestandaard ligt ook in Noord-Italië het percentage curatores voor de spelen laag.

Opvallend is het groot percentage curatores voor spelen in Zuid-Italië. Het evenaart bij benadering het percentage van Midden-Italië en overstijgt ruim de referentiestandaard.  Het betreft de regio’s van Campanië, Apulië en Lucanië, één voor één landbouwgebieden waar de grootgrondbezitters talrijk aanwezig waren.  Hier waren de gemeentelijke financiën mogelijk minder getroffen door de crisis en wanneer de gemeentelijke schatkist het niet toeliet, kon men steeds de grootgrondbezitters of andere welgestelden belasten met een munus mixtum.

 

6.7.3. Spreiding over de standen

 

Bij 10 van de 137 geattesteerde municipale curatores konden we geen sociale status bepalen,  terwijl in de categorie spelen elke curator kon worden geplaatst.  Onderstaande tabel geeft de spreiding over de verschillende sociale standen en hun subcategorieën weer:

 

 

Dit diagram toont nogmaals het hoge percentage curatores voor de spelen dat behoort tot de municipale elite (status 4.2[882] en 4.1[883]) en ook de ere-equites (status 3.2[884] en 3.1[885]) die we bijna in elke categorie vertegenwoordigd zien.  Het meest opmerkelijke is echter het hoge percentage vrijgelatenen in vergelijking met hun aanwezigheid in de andere categorieën.  In vergelijking met hun percentage in de categorie ‘Voedsel’ waar hun aanwezigheid ook boven de referentiestandaard uitkwam, is hier het verschil met die referentiestandaard nog groter.

 

6.7.4. Politiek profiel

 

Wanneer oefenden de curatores met betrekking tot de spelen hun curatele functie uit?

Van de 24 curatores die in de categorie spelen kunnen worden ondergebracht, kunnen we van 1 persoon (4,17 %) geen tijdstip achterhalen waarop hij zijn curatele functie uitoefende.[886] 

 

 

Het is duidelijk dat de meeste curatores die werden belast met de organisatie van spelen deze taak kregen toevertrouwd aan het einde van hun municipale carrière (C).[887]  Het waren dus voornamelijk ex-magistraten die tot curator voor de spelen werden aangesteld.[888]  Dit kan mogelijk worden verklaard doordat aan de curatores uit deze categorie steeds enorme bedragen in beheer werden gegeven.  Iemand die bijvoorbeeld II vir was geweest, had veel ervaring met financiële aangelegenheden en beschikte over organisatorische en administratieve vaardigheden.  Slechts een klein percentage oefende deze cura aan het begin van zijn carrière uit (A)[889] en ook weinigen hadden geen municipale ambten uitgeoefend (G)[890].  In deze laatste groep hebben wij ook de curatores geplaatst die de ornamenta decurionalia hebben ontvangen, maar in praktijk geen municipale ambten hebben bekleed.[891]

Hoewel een persoon slechts curator was voor de duur van enkele dagen, op basis van het onderzoeksmateriaal maximum vier dagen[892], mogen we besluiten dat aan deze cura een groot prestige was verbonden daar de curator voor deze korte periode zijn titel vereeuwigd zag op monumenten aan zijn persoon.[893]

 

Welke municipale ambten uit de municipale cursus honorum vervulden de curatores het meest?

De helft van deze curatores (50, 00 %) is II vir geweest, terwijl ook 29,17 %   quinquennales is geweest.  Van deze curatores was 37,50 % aedilis en slechts 25,00 % quaestor.  Eén curator vermeldde zijn functie als decurio[894] en een andere droeg de titel praetor II vir[895].  We weten dat twee van de vijf vrijgelaten waren geëerd met de ornamenta decurionalia.[896] 

 

Uitoefening van dezelfde cura en combinatie van curae.

Vier curatores oefenden hun cura muneris meerdere malen uit.[897]  Dit is slechts een zeer klein aantal.  Ook het aantal curatores dat nog een andere cura uitoefende, was klein.  Het gaat om drie personen, allen uit Latium Vetus, waarvan twee een cura annonae en de derde een cura pecuniae vervulden.[898] 

 

6.7.5. Evergetisme

 

Van de 24 curatores die instonden voor een cura aangaande spelen, waren er 7 die aan evergetisme deden.[899]  Dit is 29,17 %.  Wanneer we even nagaan uit welke regio’s deze curatores afkomstig waren, stellen we vast dat vijf van deze curatores afkomstig waren uit Zuid-Italië (Campania[900], regio II[901] en III[902]) en de overige twee uit Latium Vetus[903] en uit Latium Adiectum[904].

 

6.7.6. Provincies

 

In de provincies werden 9 curatores met betrekking tot de organisatie van spelen teruggevonden.  Dit is 31,03 %, ongeveer een derde van het totale aantal geattesteerde curatores (29), wat niet gering is. 

We zullen in dit onderdeel onze vaststellingen beschrijven voor alle provincies samen zodat een beeld kan worden gevormd van de curator van de spelen in de provincies. 

Wij hebben vier van de 9 curatores kunnen dateren.  De dateringen gaan van het einde van de 1e of het begin van de 2e eeuw, over de 2e tot in de 3e eeuw.[905] 

Wat de spreiding over de provincies betreft, werden vier curatores geattesteerd in Africa[906], drie in Gallia (Narbonensis)[907], één in Hispania[908] en één in Lilybaeum (Sicilië)[909].

In verband met de spreiding over de standen kunnen we het kort houden.  Het gaat om een zeer homogene groep.  Op één curator na waarvan we niet konden achterhalen tot welke sociale groep hij behoorde, ressorteerden de overige  acht curatores onder de municipale elite (status 4).  Zeven van de resterende acht curatores waren leden van de municipale elite die nooit het municipaal niveau hebben verlaten (status 4.2)[910], terwijl de achtste geen municipale ambten vermeldde (status 4.0), enkel zijn curatele functie[911].

Van één curator konden we niet bepalen wanneer hij zijn curatele functie heeft uitgeoefend (H).[912]  Twee curatores hebben blijkbaar geen municipale ambten bekleed.  Ze vermeldden enkel hun curatele functie (G).[913]  Slechts één curator oefende zijn cura uit aan het begin van zijn municipale carrière, dus nog voor hij ambten uit de municipale cursus honorum had bekleed (A).[914]    Vier curatores werden belast met de cura muneris nadat ze hun municipale carrière hadden beëindigd (C).[915]  Net zoals in Italië waren het dus voornamelijk ex-magistraten die met deze cura werden belast.

In welke mate bekleedden deze curatores municipale magistraturen?

Ook in de provincies was het merendeel (6) van deze curatores (9) II vir (66,67 %).  Twee waren quinquennalis, twee aedilis en één was quaestor.  Eén persoon was adlectus in curiam Lugdunensis.[916]

Geen enkele van deze curatores in de provincies vervulde een andere cura.

Van de 9 curatores waren er vijf die belangrijke priesterfuncties bekleedden, waarvan drie flamines[917], één sacerdos[918] en één pontifex perpetualis[919].  Het is volgens D. Ladage moeilijk vast te stellen of de organisatie (en het bekostigen) van spelen voor hen was verplicht.  De Lex Ursonensis zegt nergens dat het de plicht van priesters was spelen te organiseren.  Toch is het volgens hem zo dat de gemeenschap en ook de priester zelf dit als één van zijn taken beschouwden.  In het Senatus consultum de sumptibus ludorum gladiatorum minuendis wordt de organisatie van gladiatorenspelen aan de priesters in de provincies opgelegd als een soort belasting.  Ook de flamines zowel in Italië als in de provincies droegen de titel ‘curator’ wanneer zij optraden als organisator van spelen.[920]  Een mooi voorbeeld hiervan vinden we terug in inscriptie CIL XII, 1585 (P.15.) waar we lezen ‘flamen divi Augusti, item flamen et curator muneris gladiatorii’.[921]

 

Tenslotte bekijken we nog even in welke mate deze curatores aan evergetisme deden.  Van de 6 curatores die aan evergetisme deden in de provincies (van een totaal van 29 curatores), waren er vier curatores muneris, wat dus veel is.[922]  In dit opzicht verschilden de curatores van de spelen in de provincies weinig van hun collega’s in Italië.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[881] Op basis van een lijst van autonome gemeenten in de elf Augusteïsche regio’s die ons door Prof.Dr. R. Duthoy in de lessen Praktische Oefeningen in de kandidaturen werd verschaft.

[882] (I.2.) (I.3.) (I.12.) (I.46.) (I.50.) (I.63.) (I.78.) (I.79.) (I.82.) (I.83.) (I.86.) (I.119.).

[883] (I.13.) (I.85.) (I.111.).

[884] (I.105.).

[885] (I.109.).

[886] (I.83.).

[887] (I.2.) (I.3.) (I.12.) (I.13.) (I.50.) (I.78.) (I.79.) (I.82.) (I.85.) (I.86.) (I.105.) (I.109.) (I.111.) (I.119.).

[888] FORA, M., I munera gladiatoria in Italia. Considerazioni sulla loro documentazione epigrafica, p.76.

[889] (I.46.) (I.63.: 2 personen) (I.68.).

[890] (I.15.) (I.74.) (I.147).

[891] (I.56.) (I.147.).

[892] (I.63.).

[893] FORA, M., I munera gladiatoria in Italia. Considerazioni sulla loro documentazione epigrafica, p.77.

[894] (I.111.).

[895] (I.85.).

[896] (I.56.) (I.147.).

[897] (I.12.) (I.78.) (I.85.) (I.111.).

[898] (I.3.) (I.12.) (I.13.).

[899] (I.3.) (I.49.) (I.56.) (I.78.) (I.79.) (I.83.) (I.86.).

[900] (I.56.).

[901] (I.78.) (I.79.) (I.83.).

[902] (I.86.).

[903] (I.3.).

[904] (I.49.).

[905] 1e-2e eeuw: (P.18.); 2e eeuw: (P.10.) (P.28.); 3e eeuw: (P.9.).

[906] (P.6.) (P.7.) (P.9.) (P.10.).

[907] (P.15.) (P.17.) (P.18.).

[908] (P.21.).

[909] (P.28.).

[910] (P.6.) (P.9.) (P.10.) (P.15.) (P.18.) (P.21.) (P.28.).

[911] (P.7.).

[912] (P.17.).

[913] (P.7.) (P.15.).

[914] (P.28.).

[915] (P.6.) (P.9.) (P.10.) (P.18.).

[916] (P.15).

[917] (P.10.) (P.15.) (P.18.).

[918] (P.6.).

[919] (P.21.).

[920] LADAGE, D., Städtische Priester-und Kultämter im Lateinischen Westen des Imperium Romanum zur Kaiserzeit, pp.63-64.

[921] Een soortgelijk voorbeeld is terug te vinden in (P.19.).

[922] (P.9.) (P.10.) (P.15.) (P.28.).