De buitenlandse betrekkingen van Belgisch Congo aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog (1939-1940) (Benoît Van Maele)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

6 Voorbereidingen en Voorzorgsmaatregelen

Afgaand op de verdediging van de kolonie en het hectische voorjaar 1939, zou men kunnen denken dat de kolonie zich onvoorbereid de oorlog instortte.

Vooreerst dient gezegd te worden dat de dreiging ten aanzien van de kolonie minder groot was dan voor België. De voorbereiding die het ministerie van Koloniën wou treffen waren meer gericht op behoud van contacten tussen metropool bestuur, al dan niet op verplaatsing, en het lokaal bestuur. Boven alles moest de kolonie in kunnen blijven functioneren, opdat de productie niet stil zou vallen en de bedrijven vrij konden handelen. Door de economische blokkade van de Britten (september 1939) kreeg men in de metropool een proefperiode die zowel het bestuur als de bedrijven moest voorbereiden. De meeste bedrijven hadden reeds hun voorzorgen genomen eind ’38 en in de loop van het voorjaar ’39. Op het ministerie was men maar al te goed op de hoogte door de constante visum aanvragen voor bijzondere missieposten van de koloniale bedrijven. Koloniën zelf had reeds maatregelen getroffen om bij een invasie het departement (en zijn archief) te evacueren. De echte en kostelijke voorbereidingen werden daarentegen uitgesteld of gereduceerd.

 

 

6.1  Legislatieve maatregelen

 

Na de Duitse inval in Polen was het duidelijk dat de internationale situatie zich in een doodlopend straatje bevond. België probeerde zijn neutraliteit te herbevestigen in een verklaring die ook betrekking had op de kolonie.

In het eerste artikel van de neutraliteitsverklaring van de 3de september 1939 werden de overzeese gebieden uitdrukkelijk vermeld om geen verwarring te brengen:

Dans les limites de la juridiction de l’Etat, comprenant le territoire du Royaume en Europe et les Colonies et Possessions sous mandat…”[412]

De garanties die de Europese mogendheden gegeven hadden in 1937 steunden op teksten waar de kolonies niet uitdrukkelijk vermeld waren, hetgeen enige speculatieruimte gaf voor koloniale aanspraken en andere dubieuze onderhandelingen. In de kolonie werden de straffen op daden tegen de neutraliteit verstrengd, men kon er tot tien jaar celstraf voor krijgen[413]. De dag van de publicatie in de Moniteur Belge stuurde Koloniën een telegram naar Ryckmans om hem te vragen alles in het werk te stellen om de soevereiniteit van het grondgebied te verzekeren. Ryckmans laat het publiceren maar beklemtoonde nogmaals dat er geen dreiging bestond voor de kolonie en dat een mobilisatie overbodig was.

De invulling van het begrip strikte neutraliteit kon variëren tussen de verschillende instanties, of het nu de koning of Buitenlandse Zaken was of noch Buitenlandse Zaken en Koloniën die beide verantwoordelijk waren voor het buitenlandse beleid van de kolonie. Maar zelfs in de kolonie hield men er verschillende standpunten op na. Zo was er een polariserend meningsverschil tussen de Gouverneur-generaal en de topofficiers van het koloniaal leger. De koloniale bedrijven hadden op hun beurt een andere visie op de neutraliteit die ze haast hanteerden als een excuus om met beide partijen te handelen.[414]

Bij het lokale bestuur treffen we ook een eigen interpretatie van wat neutraliteit is. Bij zijn bezoek aan zijn Franse collega, verklaarde Ryckmans dat België omwille van de internationale situatie enig voorbehoud waarnam in haar relaties met Frankrijk. Deze zou in andere omstandigheden een broederlijke relatie zijn tussen twee state die zowel in Europa als Afrika elkaar begrensden.

De dertiende november 1939 sprak vice-gouverneur generaal Ermens zich als volgt uit over de interpretatie van de neutraliteit

“Etre neutre, a-t-il dit, ce n’est pas tenir la balance égale entre le bien et le mal, ce n’est pas étouffer sa conscience, mais c’est conserver la tête froide et oublier les antipathies, sans renier les amitiés”

 

Veel belangrijker was het wetsontwerp die de ministerraad de tweede september aan de Kamers stelde. Het schonk de Koning volmachten in oorlogstijd, deze zouden normaal van kracht blijven totdat het land weer op voet van vrede gesteld werd. In de oorlogstijd zouden de maatregelen van de Koning kracht van wet hebben en dit in ieder domein: veiligheid van het grondgebied, behoud van de orde, werking van de justitie, gezondheid, ravitaillering, economische belangen van het land en de bevolking verzekeren. De Koning kon ook correctionele straffen uitspreken als sanctie. Hij verkreeg ook het recht om belastingen te heffen voor de schatkist. Men had gelijkaardige maatregelen getroffen in de eerste wereldoorlog, maar sindsdien was één en ander gewijzigd.

Article 3.- Les dispositions de la présente loi sont applicables tant en Belgique que dans le gouvernement du Congo Belge et celui du Ruanda Urundi.[415]

De Koning en dus ook zijn vervanger in de kolonie kreeg de volmacht om de vele legislatieve procedures (koloniale raad, toestemming van de kamers) over te slaan en besluiten kracht van wet te geven tot deze ingetrokken werden.

Maar toen de Koning buiten staat van regeren werd gezet, verloor hij ook zijn prerogatieven over de kolonie en de mandaatgebieden. De minister van Koloniën, De Vleeschauwer, was de nieuwe begunstigde. Maar voor De Vleeschauwer was het al langer duidelijk dat de werkelijke macht reeds daarvoor in handen was van het ministerie en de Gouverneur Generaal, zoals hij aan deze laatste eind september ’39 schreef  “… c’est nous qui gouvernerons la colonie[416]

Voor de overige voorbereidingen was het ministerie onderworpen aan de algemene voorschriften van de overheid. Zo had men de secretarissen generaal van ieder departement in extremis (wet van 10/5/40) voorzien van vergaande administratieve bevoegdheden. Hierdoor konden ze de administratie op zich nemen, maar hadden daarbuiten geen bevoegdheden, zodat de gevluchte regering alle macht had over de kolonie. Dankzij deze wet konden ze tijdens de Duitse bezetting de koloniale activiteit en het budget camoufleren zodat de bezetter er geen vat op had.[417]

 

 

6.2  Maatregelen van het ministerie

 

Evenals de andere ministeries trof dat van Koloniën zijn voorbereidingen. Het nam echter ook zijn eigen initiatieven. Zo was het bezorgd om de voorziening van de kolonie in medicamenten in het geval van conflict. Reeds in ’36 consulteerde Koloniën de sectie mobilisatie van de natie van het ministerie van Defensie om te achterhalen welke voorraden op zijn minste aangelegd moesten worden in geval van mobilisatie. De aankoop van medicamenten gebeurde doorgaans door één instantie; de dienst approvisionering die dan verdeling over metropool en kolonie uitvoerde. Bij Defensie realiseerde men zich dat de noden van de kolonie ter zake sinds de eerste wereldoorlog geëvolueerd waren, en stelden daarom alternatieven voor

Il serait cependant entendu que le S.S. de la Colonie pourrait traiter directement avec les pays immédiatement voisins, tels que la Rhodesie au cas où il s’y trouverait des ressources disponibles en produits pharmaceutiques.”[418]

De kolonie zou inderdaad op Rhodesië en haar andere buren moeten rekenen voor de voorziening van bepaalde goederen des te meer omwille van de internationale blokkade die kort voor het losbarsten van de oorlog door de geallieerden geïnstalleerd werd. Maar de kolonie en haar bestuur had zelf zeggenschap binnen aantal organisaties die in de medicinale branche actief waren (cophaco, socophar) . Zo was er het FOREAMI (Fonds Reine Elisabeth pour l’Assistance Médicale aux Indigènes du Congo Belge) die het ministerie vroeg of zij in de omstandigheden van september ’38 geen voorschriften hadden voor de bedrijven voor het geval België de mobilisatie zou afkondigen.

“… qu’en présence des évènements, nous croyons utile et urgent de vous demander si vous n’avez pas à prescrire au Foréami des mesures spéciales en cas de mobilisation de la Nation, notamment si l’évacuation de la Capitale par le Gouvernement devait être envisagée. Il y aurait lieu en effet de savoir si :

1°) la Direction d’ Europe du Foréami devrait suivre le service du Gouvernement Belge avec ses archives.

2°) dans l’affirmative, comment il serait fait front à nos besoins en argent, en médicaments, en matériel.”[419]

In haar antwoord (oktober ’38) raadde het ministerie van Koloniën de bedrijven aan  om dezelfde maatregelen te treffen als het departement voor wat betreft evacuatie van personeel en materiaal. Voor wat de medicamenten betreft had de overheid een regeling getroffen met Socophar en Cophaco, die de voorziening van de kolonie op zich zouden nemen. Zij zouden binnen hun bedrijf over een constante voorraad beschikken die de benodigdheden voor zes maanden zou dekken. Ook het Foréami zou een gelijkaardige hoeveelheid moeten voorzien:

“… car s’il est vrai que dès la mobilisation générale tous les services relèvent directement du Gouvernement, il est vrai qu’il faut prévoir un certain laps de temps avant l’organisation systématique du ravitaillement de tous les services médicaux en produits, pansements et matériels.”[420]

Het ministerie van Koloniën ging zelfs verder in zijn toewijding voor de koloniale bedrijven, geïnspireerd door de aanvraag van het Foréami, vroeg het ministerie begin januari 1939 de belangrijkste bedrijven welke archiefstukken en personeel ze wensten te evacueren.

Cette évacuation devra être limitée au personnel reconnu strictement indispensable à la bonne marche de la société et aux archives nécessaires. A cet effet, vous voudrez bien faire connaître au début du premier trimestre de chaque année :

1° Le nombre de personnes à évacuer,

2° le nombre de caisses d’archives ainsi que le poids et le cube de celles-ci (le moins possible)

3° le nombre de locaux dont devrait disposer la société.”[421]

Uiteraard gold deze bijzondere toewijding van het ministerie van Koloniën  niet voor alle koloniale bedrijven. Enkel de bedrijven die van openbaar nut waren en degene die onmisbaar waren voor de functionering van de economische activiteit van de kolonie.

pour les sociétés exerçant une activité d’intérêt public en produisant des matières indispensables à la vie économique.”

In beide gevallen had de overheid er belang bij dat deze zouden blijven functioneren. Enerzijds om de productie van de kolonie te verzekeren anderzijds had zij in veel van deze bedrijven zelf participaties. Hieruit blijkt opnieuw het economisch belang binnen de koloniale politiek. Het zou ook omwille van de economische belangen, enorme winsten door de onstabiliteit van de markten, dat de koloniale bedrijven niet echt te vinden waren om goederen te stockeren aangezien dat kosten met zich meebracht terwijl de verkoop hogere winsten tekende.   

Het ministerie zelf had van zijn kant lijsten aangelegd met haar materiaal

en archief dat niet in handen mocht vallen van de vijand.  

De maritieme blokkade van de Britten in september 39 zorgde voor verdere complicaties. Er werd een interministeriële commissie opgericht die zich met de voorziening van medicamenten bezighield en bestond uit de  verschillende betrokkenen: met vertegenwoordiging van de ministeries van Defensie, Koloniën, Hygiëne.  De export van farmaceutische producten was verbonden aan een licentiesysteem dat garant stond voor onnodige en langdurige procedures. Voor de kolonie  zouden de vergunningen aangevraagd moet worden bij het ministerie va Koloniën  (zoals in vredestijd), zij stuurden ze door naar de koloniale dienst (Office Colonial) die ze centraliseerde en doorstuurde naar de andere betrokken ministeries.

Les licences ne seront pas accordées immédiatement. Les exportateurs seront avertis qu’un délai  de trois jours sera réclamé.”[422]

Maar dit was niet alles, om de stockering af te dwingen, verplichte men de bedrijven om bij hun aanvraag van exportlicentie een staat van de stocks te geven. Al snel werd men geconfronteerd met een overvloed van aanvragen en ravitailleringproblemen voor goederen van Duitse oorsprong.  Voor de bedrijven was het ook niet altijd duidelijk wie hen kon helpen met de problemen die ze hadden om goederen naar de kolonie te transporteren.

Les licences d’exportations vers le Congo Belge ( validité 60 jours) sont en pratique accordées sans restriction par le Ministère des Affaires Economiques. Toutefois la “Socophar” en particulier se plaint  que les licences ne sont accordées qu’avec un grand retard.”

Omwille van deze vertraging komt de export van goederen die wachten om ingescheept te worden in het gedrang. Door de vertraging vervallen namelijk de exportlicenties evenals de consulaire certificaten van Franse en Britse autoriteiten, aangezien deze een validiteit hebben van slechts dertig dagen. De vertragingen zorgen voor nog meer problemen als het gaat om goederen die een gevaar kunnen vormen zoals alcohol en brandbare producten[423] (er waren niet veel boten die het zich waagden om deze te transporteren[424]).    

Ook de individuele burger ervaart de exportproblemen, zoals blijkt uit een artikel dat de 16de februari verscheen in de “Nation Belge” Hierin werd fel uitgehaald naar de commissies waarvan niemand het fijne afwist, en die door hun procedures de zaak nogmaals vertraagden met behulp van allerlei fiscale voorschriften zodat de enkeling die geen steun had binnen één of ander departement tot wachten veroordeeld werd.

 

Er was haast een overaanbod van commissies en discussiegroepen. Begin september vroeg de gouverneur generaal welke maatregelen hij in de kolonie moest treffen, welke goederen het land niet mochten verlaten, welke productie aangemoedigd moest worden etc.

Om hierop een antwoord te vinden werden commissies opgericht. Soms telden deze commissie slechts twee leden die zich met theoretische problemen bezighielden. De brandstofcommissie hield zich bijvoorbeeld bezig met het zoeken naar brandstoffen die benzine konden vervangen of motoren die op andere brandstoffen konden functioneren. De commissie kon rekenen op de gebruikelijke informatiekanalen zoals de ambassadeurs in het buitenland. We kunnen stellen dat deze commissies overbodig waren aangezien iedereen, buiten het ministerie van Koloniën, hun werk als tijdverlies omschreef. Zowel Ryckmans als Gilson van het AICB benadrukten hun zinloos gepieker over theoretische problemen. Gilson verwees ernaar in een aantal van zijn toespraken als een elitaire groep dat zich inliet met problemen die zich niet eens zouden stellen. Hij benadrukte expliciet dat hij geweigerd had lid te zijn van zulke commissies omdat hij de noodzaak er niet van inzag om te praten over theoretische zaken terwijl er  heel wat dringendere problemen zich stelden. Koloniën had over het algemeen deze houding aangenomen, namelijk zich enkel over problemen te buigen als deze zich presenteerden. Met de inval van de Duitsers in België volgden ze vooral de algemene evacuatieplannen van de overheid om zich eind mei ’40 te reorganiseren  met het duo De Vleeschauwer-Ryckmans als nieuwe heersers over de kolonie.

 

 

6.3  De Laatste maanden

 

De laatste maanden die de Duitse inval voorafgingen werden getekend door onzekerheid en verwarring. Men kreeg  berichten toegestuurd die elkaar tegenspraken en het gevoel dat de kolonie binnenkort afgesneden zou worden van haar metropool was reëel. Hoewel men in Duitsland uiteraard de vijand zag, vertrouwde men niet volledig op de geallieerden, ondanks dat deze de volle soevereiniteit van het gebied garandeerden. Duitsland gaf trouwens dezelfde garanties. Het Verenigd Koninkrijk sloeg in haar onderhandelingen met Duitsland rond het  “colonial appeasement”, een slecht figuur, en kon zich niet als beschermer van de koloniale gebieden opwerpen.

Er waren wel toenaderingen gedaan naar Nederland toe[425], maar België hield zich krampachtig vast aan haar neutraliteit, wat er ook in de kolonie mocht gebeuren. Op de vraag die Chamberlain gesteld werd in het Britse lagerhuis, namelijk of hij bij inname van neutrale landen door de vijand zou toelaten dat hun kolonies als uitvalsbasissen zouden dienen, antwoordde hij negatief. Maar waar eindigt bescherming en begint passieve inname van het territorium? Mocht men de Britten meer vertrouwen schenken dan de Japanners die hetzelfde voorstel deden? De Britten hadden meermaals beloofd dat ze Duitsland uit Kongo zouden houden. In plaats van het in te nemen hebben ze deze zaak subtieler aangepakt en het tot een briljante samenwerking gebracht. Door geuite bedreigingen zoals die van de Japanse minister van Buitenlandse Zaken, begonnen de koloniale mogendheden te beseffen dat de verdeling en het koloniaal systeem geen eeuwig leven zou leiden. In de twee jaar die de oorlog voorafgaan vindt men vaak bevestigingen van de gedachte om het bestuur van de kolonies over te hevelen naar een algemene raad met internationaal karakter, maar geen land dat er ook maar aan dacht om de macht over zijn achtertuin uit handen te geven. Opnieuw zou de realisatie er komen tengevolge van de situatie in Europa. De Franse en Britse regering coördineerden hun koloniaal imperium eind november 1939, in een orgaan met experts van beide landen. Eind maart werden andere koloniale mogendheden zoals België en Nederland uitgenodigd om er, ten gepaste tijde, deel van uit te maken. De Verenigde Staten hadden niet op de oorlog gewacht om hun interesses voor Belgisch Kongo duidelijk te maken.

Het was hun ook te doen om akkoorden te sluiten met de regering die ervoor bevoegd was alvorens dat het conflict zou losbarsten.[426]

Maar het gevaar bestond niet van gisteren. In 1938 was het leger op versterkte voet gebracht, en de generale repetitie van september 1939 hadden zowel bedrijven als overheid ertoe aangezet voorbereidingen te treffen. Twee ton archiefmateriaal werden ingepakt en geëvacueerd per trein met bestemming Bordeaux, terwijl een ander deel onmiddellijk naar de kolonie gebracht werd. Tweehonderd functionarissen van het ministerie werden voorzien van identiteitspapieren en “laisser-passer’s” om naar Frankrijk te kunnen vluchten. Ondertussen bleven 50 functionarissen in Brussel om een permanente dienst van het ministerie te verzekeren.

Ook de portefeuilles van de Bank van Belgisch Kongo werden in allerijl naar de kolonie overgebracht, en vroegen het ministerie om daartoe de nodige stappen te ondernemen bij het Britse Foreign Office.[427] 

 

Een ander voorteken dat men een imminente inval vreesde, was de bezorgdheid voor de bevestiging van de neutraliteitstatus[428] van de kolonie. De zesde mei werd de kabinetschef van Koloniën door Louwers van nogmaals aan herinnerd dat deze zaken niet onder  bevoegdheden van Buitenlandse Zaken vielen. Met Nederlands Indië in het achterhoofd ging Buitenlandse Zaken ging nog haastig op zoek naar garanties voor de kolonie. 

En rapport avec la question de la défense du Congo belge n’y aurait-il pas lieu d’examiner si nous ne pourrions trouver certaines garanties dans le domaine  diplomatique ?”[429]

Er waren in het verleden twee aktes geweest bij de welke Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk de neutraliteit van de kolonie garandeerden. De eerste was de verklaring van Antwerpen daterende van de 19de september 1914 en die van St-Adresse van 29 augustus 1916. Juridisch gezien hadden beide verklaring nog altijd hun draagkracht aangezien er geen aanwijzingen waren over de duur en dat er in de loop van de jaren geen wijzigingen waren geweest of andere verklaringen die beide verbeurd zou verklaren.

“Toutefois il est fort  douteux que ces engagements de la France et de l’Angleterre soient encore considérés à Paris et à Londres, comme ayant aujourd’hui la même valeur.”[430]

Het vertrouwen in de geallieerden was zoek, des te meer dat zij reeds in staat van oorlog waren en terwijl België en haar kolonie neutraal waren. Een initiatief van Belgische zijde zou ook misvat kunnen worden als verzoek om een geallieerde bescherming voor Belgisch Kongo.

  Sans égard aux considérations d’opportunité politique – lesquelles ne plaident pas à l’heure actuelle en faveur d’une initiative de notre part ,-ne pourrait-on se demander si, en principe, il n’y aurait pas moyen de rappeler à la vie ces deux documents”[431]

In feite wou men Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk aan hun engagementen jegens de kolonie herinneren. De ophitsing rond de deelname van de kolonies in het conflict en de geluiden die men vanuit Japan ontving zorgden voor een terechte vrees dat Kongo tussen de geallieerden als inzet tegen Duitsland verdeeld zou worden. Daarom wou men zo voorzichtig mogelijk garanties bekomen op de welke men op middellange termijn zou kunnen steunen.

Ne pourrait-on, par exemple, approcher les gouvernements français et anglais pour leur demander si, dans leur esprit, ces engagements les lieraient au cas où l’intégrité de notre territoire colonial se verrait menacée par une Puissance étrangère?”[432]

De bezorgdheid voor de kolonie was duidelijk evenals wie de  “puissance étrangère” tegen wie men bescherming vroeg aan Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Ook besefte men dat als deze naties hun bescherming zouden verlenen dit niet gratis zou gebeuren en op lange termijn gevolgen met zich zou meebrengen. Later zou de inzet van de kolonie de oorlog sterk uitbreiden. De vrees dat de kolonie ontnomen of aan akkoorden onderworpen zou worden ten gevolge van de Franse veroordeling van de Belgische koning, zal het koloniaal bestuur aangezet hebben, om het blazoen van België op te poetsen in een oorlogsinspanning die de Belgische autoriteit over Kongo moest bestendigen.

 

De garanties die men de 9de mei nog poogde te verkrijgen zouden niet op tijd komen, en men zou ter goeder trouw moeten onderhandelen met de geallieerden over de kolonie, het enige deel van België dat niet bezet was door Duitse troepen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[412] Documents Diplomartique Declaration de Neutralité 3/9/39 , annexe 8, p.77

[413] PRESCOBEL : 14/9/39 Si des hostilités découlent effectivement de ces actions interdites, l’auteur sera punissable de 10 à 15 ans de servitude pénale. Cette ordonnance est entrée en vigueur à partir du 8 septembre

[414] Cfr. De economische blokkade en haar invloed op de kolonie.

[415] Moniteur Belge : 8/9/39

[416] VADERLINDEN (F.) Pierrre Ryckmans(1891-1959), coloniser dans l’honneur.

[417] BAILLON (Louis). La résistance administrative ; la lutte secrète des Pouvoirs publics contre les Allemands en Belgique (1940-45)..

[418] AMBZ . AA . H 4386 . n° 36/1052 Corr. Def/Kol. : 24/3/36

[419] AMBZ . AA . H 4386 . n° 387 : Corr Foréami/ Kol (dienst Hygiëne) : 27/9/38

[420] AMBZ . AA . H 4386 . : Corr. Min. Kol / pres. Foréami : 10/10/38

[421] AMBZ . AA . H 4386 (29) : dienst mobilisatie ; project-nota : 15/1/39

[422] AMBZ AA. H4386 : Proces verbaal van de mobilisatie commissie : 6/9/39

[423] AMBZ AA. H4386 : Dienst Hygiëne, nota voor de minister : 29/1/40

[424] Vooral sinds het ter ziele gaan van de Alex van Opstal die schipbreuk leed tengevolge van een zeemijn.

[425] Cfr. Koloniale relaties met Nederland en Japan.

[426] Cfr. De interesse van de VS voor Belgisch Kongo

[427] AMBZ . AE . 50926 (53554) : 1e DG, Kol / Min. Kol : 6/5/40

[428] Deze was uitgeroepen en gepubliceerd in de Moniteur Belge 8/9/39, rekening houdende met het karakter van de koloniale legislatuur die de daden hiertegen bestrafte(oorspronkelijk: 12/8/1915cfr. ook Inl. : voorbereidingen).

[429] AMBZ . AE . AF-2-1 : nota van Coppenens/Louwers : 9/5/40

[430] ibid.

[431] AMBZ . AE . AF-2-1 : nota van Coppenens/Louwers : 9/5/40

[432] ibid.