International Crisis Group en conflictpreventie. (Ellen Bakkers)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

“We must all recognize that … we have failed in our response to the agony of Rwanda and thus have acquiesced in the continued loss of human lives. Our readiness and capacity for action has been demonstrated to be inadequate at best and deplorable at worst, owing to the absence of the collective political will.”

Secretaris Generaal van de Verenigde Naties Boutros Boutros-Ghali

31 mei 1994

Inleiding

 

Na het einde van de Koude Oorlog groeide de hoop op een meer vreedzame wereld, waarin de internationale gemeenschap naar de toekomst efficiënter zou tussenkomen bij conflicten. Somalië, Bosnië en Rwanda sloegen die droom echter aan diggelen. De internationale gemeenschap had gefaald. Wat waren de oorzaken van dat falen? Was er geen afdoende early warning? Waren er geen oplossingen voor die conflicten voorhanden? Was er een gebrek aan politieke wil om op te treden?

Ontevredenheid met deze situatie leidde tot de oprichting van een nieuw soort NGO, die exclusief haar aandacht richt op conflictpreventie. De International Crisis Group is daar een sprekend voorbeeld van.[1] Acht jaar na haar oprichting is ICG, met een 90tal personeelsleden verspreid over vijf continenten uitgegroeid tot de grootste multinationale niet-gouvernementele organisatie met betrekking tot conflictpreventie. Mark Eyskens verwoordde die evolutie als volgt: “ICG is zich gaan plaatsen op de kaart van de werelddiplomatie.”[2]

ICG profileert zich als een combinatie van een denktank en een advocacygroep met sterke nadruk op beleidsvorming. Zij probeert dreigende conflicten niet enkel onder de aandacht te brengen, maar tracht ook oplossingen te bedenken op basis van veldonderzoek.[3] Het feit dat Gareth Evans, de huidige president van ICG, zijn organisatie graag een onafhankelijk ministerie van Buitenlandse Zaken noemt, geeft een aanduiding van de omvang van zijn ambities.[4]

Waarom een organisatie als ICG bestuderen? ICG kan gezien worden als een convergentie van een aantal recente trends. Ten eerste is zij een voorbeeld van het groeiende belang van de NGO beweging. Daarnaast kan zij beschouwd worden als een uitdrukking van het “CNN effect”, de mogelijkheid van de media om 24 uur per dag over heel de wereld het beleid te beďnvloeden. Ook het toenemende gebruik van het internet is een van die trends: alle ICG rapporten zijn immers voor iedereen rechtstreeks toegankelijk op hun website. Tenslotte is ICG een reflectie van de toenemende privatisering van regeringsfuncties en van een nieuwe internationale norm die zegt dat conflicten binnen de grenzen van een land niet langer de exclusieve zaak zijn van die regering, van dat land.[5]

Evaluatiemethoden binnen het veld van conflicttransformatie zijn nog in volle ontwikkeling. Conflictoplossing is relatief zichtbaar, dus ook meetbaar. In gevallen van conflictpreventie daarentegen is het zeer moeilijk om de impact van ICG of andere organisaties te meten. De meest gestelde vraag over ICG is bijgevolg ook het moeilijkste te beantwoorden: maakt ICG echt een verschil inzake conflictpreventie? Hoe succesvol zijn haar pogingen om conflicten te voorkomen?

Deze vragen vormden meteen de grootste uitdaging en het laatste deel van deze eindverhandeling. De onderzoeksvraag waarop zij gebaseerd is valt uiteen in drie delen. Allereerst wordt de vraag naar de tekorten van de internationale gemeenschap inzake conflictpreventie opgeworpen. Het eerste hoofdstuk tracht een conceptueel kader te schetsen door op zoek te gaan naar een bruikbare definitie van conflictpreventie en een beschrijving van de instrumenten van conflictpreventie. Daarnaast wordt er uitgebreid aandacht besteed aan de zwakke plekken van conflictpreventie. Het tweede deel van de onderzoeksvraag gaat na op welke manier de International Crisis Group die zwakke plekken van conflictpreventie tracht aan te pakken. In het tweede hoofdstuk wordt er daarom achtereenvolgens de oprichting, besluitvorming, filosofie en werkwijze van ICG geschetst.

Het derde deel verwijst naar de verwezenlijkingen van de International Crisis Group. Slaagt ICG in haar opzet conflicten te voorkomen of op te lossen? Het laatste hoofdstuk van deze eindverhandeling bestaat dan ook uit een beschrijvende evaluatie van ICG’s werk. Hoe evalueren zij zichzelf? Vindt er een institutioneel leerproces plaats? Hoe beoordelen we ICG’s activiteiten?

Het onderzoek waarop deze eindverhandeling gebaseerd is bestond uit verschillende fasen. Allereerst heb ik mij toegelegd op een grondige studie van de beschikbare academische literatuur over conflictpreventie ten einde een algemeen theoretisch kader te schetsen. Vervolgens heb ik op basis van ICG rapporten en verslagen enerzijds en artikels over ICG in dagbladen en tijdschriften anderzijds een beeld proberen te schetsen van ICG als organisatie. Deze fase van mijn onderzoek verliep vrij snel doch eenzijdig omwille van het feit dat er relatief weinig informatie voorhanden was uit andere bronnen dan ICG zelf. Vooral bij mijn poging tot evaluatie van ICG zorgde het gebrek aan onafhankelijke informatie voor problemen. Externe evaluaties van de organisatie zijn zo goed als onbestaande, op een vrij oppervlakkige studie van ICG in Bosnië in 1998 na. Ik heb deze obstakels proberen te voorkomen door de beschikbare informatie zo kritisch mogelijk te analyseren. Daar ik niet over voldoende achtergrondkennis beschikte over de conflictgebieden waar ICG actief is voor ik dit onderzoek aanvatte, was het onmogelijk om binnen het kader van deze eindverhandeling zelfstandig een evaluatiestudie te ondernemen.

De laatste fase van mijn onderzoek bestond uit het afnemen van interviews als aanvulling op mijn literatuurstudie. Zij moesten zorgen voor een dynamischer en diepgaander geheel. Zo ben ik een aantal keren naar het hoofdkantoor van de International Crisis Group in Brussel getrokken om er met onderzoeksanalisten te gaan spreken over de ontwikkeling en het beleid van hun organisatie, alsook over de moeilijkheden om een organisatie als de hunne te evalueren. Afsluitend heb ik met de heer Mark Eyskens gesproken over zijn engagement in ICG. Al sinds de oprichting is hij lid van de Raad van Bestuur van ICG. Hij voorzag mij van waardevolle inzichten over de interne werking van ICG en de evolutie die de organisatie heeft doorgemaakt in haar nu bijna achtjarig bestaan.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] INTERNATIONAL COMMSSION ON INTERVENTION AND STATE SOVEREIGNTY, The Responsibility to Protect: Research, Bibliography, Background, Canadian Department of Foreign Affairs and International Trade, 2001, http://www.dfait-maeci.gc.ca/icissciise/pdf/Supplementary %20Volume, %20Introduction.pdf

[2] M. EYSKENS, Gesprek over ICG, Heverlee, 16/04/2003

[3] C. ALBERS, “Diplomaten Zonder Grenzen” in Knack, 31, (2001), 17, pp.109

[4] Gareth Evans, voormalig minister van Buitenlandse Zaken van Australië

[5] D. CASE, “True believer”, in Foreign Policy, (2001), 123, pp. 37