Meisjesonderwijs te Brugge 1900-1930. (Mieke Brichaux)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

ALGEMEEN BESLUIT

 

In dit onderdeel probeer ik een antwoord te geven op de onderzoeksvragen die in de inleiding gesteld werden.

 

1. Zijn er veranderingen op te merken in het onderwijs voor meisjes?

 

In loop van dit werk viel het me op dat er constante factoren en positieve evoluties op te merken waren. In de onderstaande tekst zal ik trachten om deze factoren te schetsen.

 

1.1 Constante factoren

 

De katholieke kerk had een grote invloed in het meisjesonderwijs. Zowel het gemeentelijk als het vrij onderwijs werden op grote schaal gedomineerd door de katholieke doctrine. Deze instellingen waren in grote mate verantwoordelijk voor de opleiding van de meisjes. De katholieke kerk had meestal behoorlijk conservatieve ideeën over de positie van de vrouw. In de katholieke meisjesscholen werden de meisjes niet gestimuleerd om op zoek te gaan naar een betere sociale positie.

 

Het soort onderwijs dat men volgde was meestal afhankelijk van de sociale klasse waartoe men behoorde. Verschillende barrières zorgden ervoor dat het onmogelijk was om naar een school te gaan van een hogere sociale klasse. De som inschrijvingsgeld in de scholen voor kinderen uit de hogere klassen was zeer hoog. Op die manier was het onmogelijk om kinderen uit andere sociale klassen toe te laten. Het dragen van een duur uniform behoorde eveneens tot de mogelijkheden om aan sociale stratificatie te doen. De taal was een andere belangrijke manier om kinderen uit lagere klassen uit het onderwijs te weren. Kinderen die thuis geen Frans spraken kregen het moeilijk om zich in de pensionaten te manifesteren.

 

Een andere constante factor was het aanleren van typisch vrouwelijke activiteiten in het onderwijs. Elke onderwijsinstelling besteedde enkele lesuren aan handwerk en andere vaardigheden die in het huishouden belangrijk konden zijn. Uiteraard was het belangrijk dat meisjes leerden hoe ze hun gezin konden beredderen. Doordat deze meisjes een degelijke opleiding kregen in de huishoudelijke taken waren de latere moeders beter in staat om voor hun gezin te zorgen. Toch vind ik het jammer dat daardoor een algemene opleiding voor meisjes in het gedrang kwam. Doordat men veel tijd besteedde aan het uitvoeren van huishoudelijke vaardigheden werden algemene vakken naar de achtergrond verschoven.

 

Daarbij komen we bij de volgende constante factor, de algemene opleiding voor meisjes. Een algemene opleiding voor meisjes was vrijwel onbestaande in Brugge. Het humaniora-onderwijs bestond enkel uit een opleiding van drie jaar. Door deze geringe algemene opleiding was het voor meisjes onmogelijk om hogere studies aan te vatten. Toch valt hier een lichtpuntje op te merken, op het eind van de jaren twintig startte men met een algemene opleiding in verschillende onderwijsinstellingen. De doorstroming naar het hoger onderwijs werd door deze evolutie verzekerd.

 

1.2 Positieve evoluties

 

De positieve evoluties in het onderwijs werden meestal van hogerhand opgelegd. Het waren beslissingen die de nationale overheid gemaakt had en die daarna werden doorgegeven aan de lokale besturen. Voorbeelden van dergelijke maatregelen was de invoering van de leerplicht en het fonds der meestbegaafden.

 

De invoering van de leerplicht was voor de kinderen een belangrijke maatregel. Kinderen die anders niet naar school zouden gaan werden op die manier gedwongen om onderwijs te volgen. Veel kinderen bezochten reeds een onderwijsinstelling. Door deze maatregel werd het onderwijs door de leerlingen frequenter bezocht.

Een andere belangrijk gevolg van de invoering van de leerplicht was het verdwijnen van de kantscholen. Deze scholen waren plaatsen waar kinderen op een goedkope manier kant produceerden. Dit was een vorm van uitbuiting die door de invoering van de leerplicht niet meer mogelijk was.

 

In het middelbaar onderwijs werd inhoudelijk verder uitgebouwd, dit was vooral het geval in het technisch-en beroepsonderwijs. Er ontstonden in het technisch onderwijs studierichtingen die meisjes voorbereidden op een latere carrière. De studies die de meisjes volgden waren meestal typische vrouwenrichtingen zoals secretariaat of textielwerkster. Het was uiteraard positief dat enkele meisjes door het volgen van deze opleiding meer zelfstandigheid verkregen. Het is de vraag of de meisjes dit beroep effectief zouden gaan uitvoeren. Om dit na te gaan is een ander soort onderzoek noodzakelijk.

 

Het fonds der meestbegaafden bood meisjes die minder middelen hadden de mogelijkheid om hoger onderwijs te volgen. Deze instelling bood een beurs aan meisjes die de capaciteiten hadden om verder te studeren maar niet over de financiële middelen beschikten. De meisjes die een beurs toegewezen kregen waren meestal afkomstig uit de middenklasse. Het was voor kinderen uit de lagere sociale klasse moeilijker om de weg naar het hoger onderwijs te vinden.

 

De Vlaamse universiteiten kregen in de jaren twintig de eerste Brugse meisjesstudentes over de vloer. Dit was een belangrijke evolutie omdat universitaire studies aan meisjes de mogelijkheid boden om hun sociale positie te verstevigen. Toch was het volgen van universitair onderwijs enkel weggelegd voor enkele gelukkigen. De richtingen die de meisjes volgden waren meestal de traditionele richtingen voor meisjes. Meestal werd een universitaire richting beschouwd als een aanvulling op een studie aan het hoger onderwijs.

 

1.3 Besluit

 

De traditionele rol van de vrouw werd nog steeds door het onderwijs gepromoot. De invloed van de katholieke kerk was nog steeds enorm groot. Door de invloed van de kerk op het onderwijs lag de emancipatie van de vrouw aan banden. Initiatieven op het vlak van meisjesonderwijs zoals die van Isabelle en Zoë Gatti de Gamond waren in Brugge niet aanwezig. Brugge was op het vlak van meisjesonderwijs nogal conservatief ingesteld. Het gemeentebestuur of de vrije scholen deden weinig moeite om het onderwijs vrouwvriendelijker te maken. De grootste veranderingen die hier werden aangehaald waren over het algemeen afkomstig van de nationale overheid.

 

2. Was sociale mobiliteit mogelijk via het onderwijs?

 

Het onderwijs werd ingedeeld volgens de sociale klassen waartoe de leerlingen behoorden. De scholen voor kinderen uit de hogere sociale klassen waren moeilijk toegankelijk voor kinderen uit de lagere klassen. Dit was het gevolg van de verschillende barrières die werden ingevoerd (zie supra).

Verschillende instellingen, zoals het fonds der meestbegaafden, zorgden voor de sociale mobiliteit van enkele gelukkigen. De toelating voor deze beurs was streng, enkel kinderen met speciale gaven werden toegelaten. De meisjes die een beurs van dit fonds kregen toegewezen behoorden tot de lagere middenklasse. Kinderen uit de lagere klasse kenden geen toegang tot dit fonds.

 

Enkele technische studierichtingen bevorderden de zelfstandigheid van de vrouwen. Doordat deze meisjes een beroep leerden konden ze op eigen benen staan, wat een belangrijke eis van de vrouwenbeweging was.

 

Besluit

 

Het soort onderwijs dat de meisjes volgden werd nog steeds sterk bepaald door de sociale klasse waartoe ze behoorden. De toelating tot fondsen werd enkel voor enkele ‘happy few’ geregeld.

Sommige beroepsopleiding bevorderden de zelfstandigheid van de meisjes. Alhoewel het typische vrouwenrichtingen waren vind ik dit een positieve evolutie.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende