Sluikpers. Antwerpen, 1940-1944. (Gert De Prins)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk 6. De niet-Antwerpse sluikpers

 

6.1 De niet-Antwerpse sluikpers

 

Een overzicht samenstellen van de sluikpers in het Antwerpse kan zich niet slechts beperken tot die uitgaven welke in Antwerpen werden opgesteld en gedrukt. Een blik op het aantal verschillende titels dat op één of meerdere momenten beschikbaar was in de stad, leert dat een dergelijke houding het zicht op een bredere context belemmert.

 

Daar staat tegenover dat het praktisch onmogelijk is aandacht te schenken aan alle krantjes: net omwille van dat enorme aantal titels, maar ook omwille van het slechts sporadische voorkomen van het leeuwendeel ervan. Er werd daarom voor gekozen een beperkt aantal titels nader te bekijken:

 

1) De Vrijschutter

Het blad werd gekozen omdat het één van de toonaangevende uitgaven van het land was. In Antwerpen werd het bovendien opgepikt door verschillende groeperingen, wat de sluikpers in een interessant perspectief plaatst. Daarnaast is de verdeling ervan uitgebreid gedocumenteerd, zodat een voldoende gedetailleerd overzicht mogelijk was.

 

2) La Libre Belgique

Waar De Vrijschutter toonaangevend was, was La Libre Belgique dat nog veel meer. Het blad werd verdeeld in de beide landsdelen, en kende verschillende uitgaven. De titel dook op in talloze dossiers maar werd niet verdeeld langs duidelijk af te lijnen kanalen, zoals dat voor De Vrijschutter wel het geval was: de Libre had daarmee een heel eigen karakter.

 

3) “Luchtpropaganda”

De bladen die de Londense regering in ballingschap liet opstellen, maakten strikt genomen geen deel uit van de sluikpers. Eens in handen van diegenen voor wie ze bestemd waren, was er nochtans geen verschil meer. Ze verstrekten informatie over het verloop van de oorlog, riepen op tot verzet, en het bezit ervan was zonder meer verboden.

Het aantal vermeldingen van dergelijke bladen was beperkt, en in andere studies werd nauwelijks aandacht besteed aan het verdelen van deze bladen. Het is dan ook een interessante oefening na te gaan of, ondanks de smalle basis waarop gebouwd kan worden, vastgesteld kan worden hoe de bladen werden opgenomen binnen het verzet en hoe ze werden doorgegeven.

 

De selectie van die titels respecteert niet de verhouding van de politieke gezindheden: alle drie kunnen ze zonder meer belgicistisch genoemd worden. Het zou dus wenselijk zijn om op een vergelijkbare manier te bestuderen hoe bijvoorbeeld De Roode Vaan in Antwerpen verdeeld werd na de aanhoudingen van 1943. De praktijk toonde echter dat te weinig materiaal beschikbaar is om dit te doen op een zinvolle manier.

 

 

6.2 De Vrijschutter

    “Naar de geest van Jacob van Artevelde. Los van Duitschland.

    Geen bloedakkoord met Hitler!” (Halle)

 

De heruitgave van een sluikkrant [433]

De Vrijschutter had een verleden. Het blad verscheen al onder de bezetting van 1914-1918, in Halle bij Brussel, en werd toen geleid door Jean Nicolas Devillé en gedrukt door zijn broer Guillaume. Samen met priester-leraar Arnold De Deken namen zij in 1940 het initiatief om het blad opnieuw uit te brengen. Ondanks een dergelijke voorgeschiedenis spiegelde Arnold De Deken zich toch aan La Libre Belgique: “De Vrijschutter moest worden voor de Vlaamschsprekenden wat La Libre Belgique was voor de Franschsprekenden. Dit initiatief werd te Londen goedgekeurd.”[434] Het zegt veel over het gewicht en het aanzien van La Libre Belgique.

 

Op een eerste vergadering waren de volgende personen aanwezig: August De Maeght, senator en latere burgemeester van Halle, Jan Van den Eynde, Herman Vergels en Albert Bouweraerts, allen volksvertegenwoordigers; Jean Nicolas Devillé, schepen in het gemeentebestuur van Halle; Edgard Reygaerts en Arnold De Deken. Ook Gerard Waucquez zou betrokken zijn geweest bij de oprichting. De herinnering aan 1914-1918 moet zwaar gewogen hebben: behalve Reygaerts zijn alle betrokkenen geboren vóór 1890. Deze personen zouden de opstelraad voor De Vrijschutter vormen. Daarbij verzamelde Reygaerts de teksten, leverde De Maeght het nodige papier en verzorgde Guillaume Devillé opnieuw het drukwerk. Na de arrestaties van februari 1943 in Antwerpen dook Arnold De Deken onder en nam August De Maeght de leiding over. Via netwerken als Zero, Porte Mine en Leopold zou de groep het contact met Londen hebben kunnen bewaren.

 

Op latere vergaderingen waren ook personen uit het Antwerpse aanwezig: Hendrik Marck uit Berchem; baron Robert de Kerckhove d’Exaerde uit Antwerpen, ondervoorzitter van de Kamer en Jean De Clerck, eveneens uit Antwerpen. Alle drie waren ze volksvertegenwoordigers voor de katholieke partij. De vergaderingen lijken eerder parlementair van aard te zijn geweest, dan dat ze gericht waren op de clandestiene pers. Bij het werkelijke opstellen van De Vrijschutter lijken ze niet betrokken te zijn geweest. Volgens Arnold De Deken namen ze op de wekelijkse of tweewekelijkse vergaderingen verschillende vlugschriften mee. Maar of dit van werkelijk belang was voor de Antwerpse sluikpers, is niet duidelijk. Of er al “vlugschriften” gedrukt werden nog voor De Vrijschutter opnieuw verscheen, is evenmin duidelijk. In ieder geval was het een geïmporteerd blad, dat naar inhoud geen direct verband hield met Antwerpen.

 

Het contact met Antwerpen

 

Arnold De Deken, zelf geboren in Antwerpen, geeft twee contactpersonen op: zijn broer, Jozef De Deken en Karel Van Gorp. De rol van Jozef De Deken is uitgebreid gedocumenteerd, maar de betekenis van Van Gorp voor de sluikpers is verre van duidelijk.[435] Zijn eigen dossier ‘Weerstander door de Sluikpers’ is nagenoeg leeg, zodat een inschatting van zijn activiteit slechts gebaseerd kan worden op indirecte getuigenissen. Uit die getuigenissen komt naar voren dat de sluikpers zeker niet gezien kan worden als zijn hoofdactiviteit in het verzet. Alhoewel zijn naam vaak opduikt, vermeldden slechts enkele personen bladen van hem te hebben ontvangen, en dat dan nog in erg kleine hoeveelheden.[436] Caroline Galliaert, de weduwe van Jozef De Deken, stelde dat hij slechts gedurende een korte periode exemplaren van het krantje bij haar afhaalde, en bevestigde daarbij de erg kleine hoeveelheden die hij meenam.[437] Uit geen enkele getuigenis blijkt een andere vorm van betrokkenheid bij De Vrijschutter. Mogelijk ligt het belang van zijn activiteit eerder in het gewapende verzet. Ironisch genoeg was het zijn arrestatie die het einde van De Vrijschutter in Antwerpen betekende.

 

Het transport van ‘De Vrijschutter’

 

In de exemplaren bestemd voor Antwerpen werd voorzien door Arnold De Deken, die ze bewaarde bij hem thuis in de Marnestraat te Brussel. De oplage beliep volgens hem 1000 tot 20000 exemplaren per maandelijkse uitgave, waarvan hij zelf ongeveer één derde verdeelde. Naar eigen zeggen waren daarvan elke maand 2500 exemplaren bestemd voor de provincie Antwerpen. Dit cijfer roept enige vragen op. Alle getuigen stellen dat het ‘Antwerpse’ deel 1500 tot 2500 exemplaren bedroeg: de getuigenissen zijn daarmee opvallend eensluidend, wat de indruk wekt dat het om getallen gaat die na de oorlog ‘gecanoniseerd’ raakten - een indruk die nog wordt versterkt door het beeld dat deze oplage gedurende de gehele bezetting constant zou zijn gebleven.

 

Toch moet de oplage aanzienlijk geweest zijn.[438] Jozef De Deken was provinciaal verdeler voor Antwerpen, en hij zorgde voor het overbrengen ervan. Het is waarschijnlijk dat zijn echtgenote Caroline Galliaert hem hier aanvankelijk bij hielp maar Petrus Jacobs, een collega van De Deken, nam haar rol snel over. Later zou hij zelfs enkele malen alleen de bladen ophalen. De oplage werd maandelijks per trein naar Antwerpen gevoerd, een laatste maal nog in januari 1943, naar verluidt slechts enkele dagen voor de arrestaties. Bij Jozef De Deken thuis werd de oplage dan verdeeld. Ongeveer de helft werd afgestaan aan Albert Blomme, een kwart werd gebruikt voor eigen verdeling, en een laatste kwart zou naar Frans De Deken zijn gegaan. Deze laatste nam na de oorlog echter duidelijk afstand van het hele verzetsgebeuren, zodat er geen informatie beschikbaar is die zijn activiteit kan bevestigen of ontkennen.

 

Het contact met het Geheim Leger

 

De belangrijkste afnemer van Jozef De Deken was Albert Blomme. Een aantal exemplaren van De Vrijschutter verdeelde hij via de Rantsoeneringsdienst van Deurne, waar hij werkte en wat hij een uitgelezen plek vond, omdat alle inwoners er minstens éénmaal per maand passeerden. Maar Blomme voorzag vooral het Belgisch Legioen, het latere Geheim Leger, van bladen in de omgeving van Deurne.[439] Van belang waren daarbij Egied Diels, gemeentesecretaris van Deurne, Jules Hey, Valère Mullier, Henri Verdonck en Leopold Gilis. Gilis was adjunkt-politiecommissaris van Deurne, en stond in contact met de groep rond Guillaume Van Gaever. Binnen de groep circuleerde in de eerste plaats Steeds Vereenigd en België Vrij, naast De Vrijschutter.

 

Niet alle contacten van Blomme waren (of voelden zich) betrokken bij het Geheim Leger, zoals bijvoorbeeld Alois Amants en Fransiscus Delava. Amants verdeelde zijn exemplaren, samen met België Vrij, hoofdzakelijk op het postkantoor van het station van Antwerpen Centraal. Kleinere hoeveelheden gaf hij door aan contactpersonen op de Lakborslei.

 

Fransiscus Delava werkte net als Blomme op de rantsoeneringsdienst van Deurne. Hij wist dat Blomme De Vrijschutter verdeelde en stelde zijn medewerking voor, waarna Delava zelf elke maand een pakket ter verdeling kreeg. Hij gaf exemplaren aan onder meer Roger De Kerckheer en Antoon Janssens, die zelf La Libre Belgique ontving van Gaston Carolus. Gustaaf Delava, zoon van Fransiscus Delava, verdeelde De Vrijschutter op de school in de Kruikstraat, waar hij studeerde voor maatschappelijk werker. Hij kreeg de bladen aanvankelijk van zijn vader, later direct van Blomme.

 

Het contact met de Witte Brigade

 

In mindere mate werd De Vrijschutter ook verdeeld binnen de Witte Brigade. Het echtpaar Firmin Delvaux en Jozefine Aghten ontving de bladen van Jozef De Deken en Caroline Galliaert, waarna ze verder werden verdeeld langs het kettingsysteem van de Witte Brigade. Het aantal bladen dat op die manier verdeeld werd, moet beperkt geweest zijn omdat de meeste getuigenissen vanuit de Witte Brigade De Vrijschutter vernoemen als een blad dat slechts met onregelmatige tussenpozen en in kleine oplagen rondging.

 

Hoe het contact ontstond tussen de beide groepen, is niet duidelijk. Opvallend is wel dat de adressen van de beide echtparen vlakbij elkaar liggen: Delvaux en Aghten woonden in de Leopold De Waelstraat, die uitgeeft op de Lambermontplaats, waar De Deken en Galliaert woonden. Indien dit nabuurschap de basis vormde van het contact, dan zou dat betekenen dat De Vrijschutter pas in de middens van de Witte Brigade werd verdeeld na juli 1941, datum waarop De Deken en Galliaert vanuit Borgerhout naar de Lambermontplaats verhuisden.[440]

 

Afbeelding 21: Jozefine Aghten en Firmin Delvaux,
herstellende van de verwondingen die hij opliep in mei 1940.
[441]

 

Mogelijk was er een andere, beperkte instroom via Jean Batta. Er bestond ook een kleinschalige uitwisseling met Guillaume Denbroeder, met wie De Vrijschutter geruild werd voor tien tot vijftien exemplaren van La Libre Belgique. In Aalst werd De Vrijschutter geleverd aan Hendrik Cornelis, de plaatselijke sectieleider van de Witte Brigade.[442] Uit geen enkel dossier blijkt dat De Vrijschutter in Antwerpen verdeeld zou zijn geweest via Aalst. Rechtstreekse contacten met het hoofddepot in Brussel had de Witte Brigade niet. Na de aanhouding van De Deken en Galliaert stopte ook voor de Witte Brigade de aanvoer van De Vrijschutter.

 

Andere contacten

 

Een aanzienlijk deel van wat De Deken verdeelde, vond zijn weg via de het kantoor waar hij werkte in de Drukkerijstraat. Jules Grossé ontving er telkens een dertigtal exemplaren en Petrus Jacobs, die mee de pakken van Brussel naar Antwerpen voerde, ontving er een vijftigtal, die hij vooral verdeelde in zijn eigen omgeving (Gijzelaarstraat en Volkstraat, Antwerpen). August Pauwels en Paul Van Praet verdeelden zelf een klein aantal exemplaren.

 

Ludovicus Galliaert, broer van Caroline Galliaert, zou eveneens De Vrijschutter verdeeld hebben.[443] Na de bezetting vroeg hij echter geen statuut aan, zodat er niets over zijn activiteiten geweten is. Ook uit andere getuigenissen valt niets op te maken.

 

Jozef De Deken leverde daarnaast ook aan Maurice Vrancken, die zelf in contact stond met Jan Daelemans, vader van Marcel Daelemans die Het Vrije Woord - Brabo drukte.[444]

 

Een beperkte hoeveelheid ging naar de groep rond John Van Geffen. Waarschijnlijk werd dit geleverd via Karel Van Gorp, die al vroeg met hem in verbinding stond.[445]

 

Vanaf begin 1942 verkrijgt het echtpaar Alice Van Wesemael en Carolus Lava van Caroline Galliaert maandelijks een vijftiental exemplaren van De Vrijschutter en Steeds Vereenigd. Ze werden gearresteerd op 5 april 1943, al lijkt er geen verband te zijn met de overige arrestaties van februari 1943.[446]

 

Arrestaties

 

Op 4 februari 1943 werd Karel Van Gorp aangehouden. De huiszoeking die erop volgde toonde aan dat hij onder meer in het bezit was van sluikbladen. In de dagen die volgden, werden vrijwel alle betrokkenen gearresteerd. Op 5 februari werd Jozef De Deken aangehouden in zijn kantoor. August Pauwels ging naar de Lambermontplaats om zijn echtgenote te waarschuwen en bevond zich nog in het huis toen de GFP arriveerde, maar mocht vertrekken. De Deken werd weggevoerd, nadat eerst het huis doorzocht was. In de loop van de namiddag keerden de agenten terug, en arresteerden Caroline Galliaert. Ook Ludovicus Galliaert werd aangehouden. Dan bleef het even rustig, tot de GFP op 10 februari binnenviel op het kantoor van De Deken en er Petrus Jacobs, August Pauwels, Jules Grossé en Paul Van Praet arresteerde.

 

Het proces tegen de arrestanten vond plaats op 27 april 1943. Karel Van Gorp werd daarbij ter dood veroordeeld en gefusilleerd op 17 april 1943 op de d’Herbouvillekaai. Jozef De Deken werd veroordeeld tot vijf jaar tuchthuis en Petrus Jacobs tot drie maanden gevangenisstraf. De anderen werden vrijgesproken en waren op 18 mei terug in vrijheid. Begin 1944 stierf De Deken in het Duitse Sonnenburg.

 

Er werden geen aanwijzingen gevonden dat De Vrijschutter na februari 1943 nog verdeeld werd in Antwerpen of dat er pogingen volgden om opnieuw de verbinding met Brussel tot stand te brengen.

 

 

6.3 La Libre Belgique

 

‘La diffusion des journaux d’opinion est assez facile à imaginer. Celle de la Libre l’est plus difficilement à cause de son prestige historique qui fait que jamais elle n’est refusée même par ceux qui ne pensent pas comme nous mais restent curieux de ce qu’ ‘Elle’ dit.’[447]

 

Binnen het geheel van de clandestiene pers bekleedde La Libre Belgique een bijzondere plaats. Dat werd reeds eerder aangehaald bij de bespreking van de Antwerpse versies ervan, en het is hier opnieuw aan de orde. De bedoeling is hier enige aandacht te schenken aan de kanalen waarlangs de verschillende uitgaven van La Libre Belgique die niet in Antwerpen gedrukt werden de stad bereikten en hoe ze er verder verdeeld werden.

 

Dat de Libre, zoals het blad wel eens genoemd werd, een grote verdeling kende, hoeft nog niet te betekenen dat haar wegen eenvoudig te reconstrueren zijn. Wel integendeel. William Ugeux, hoewel in deze context nauwelijks onpartijdig te noemen, had gelijk wanneer hij in bovenstaand citaat verwees naar het “historisch prestige” van het blad. Dat prestige was een resultaat van de rol die het als sluikblad had gespeeld tijdens de Eerste Wereldoorlog. Na een nieuwe periode van clandestiniteit gedurende de Tweede Wereldoorlog, was haar prestige in 1945 zo mogelijk nog groter. Wie jaren later een erkenning aanvroeg als ‘Weerstander door de Sluikpers’, verwees dan ook maar al te graag naar zijn of haar betrokkenheid bij de verspreiding ervan. In liefst 116 van de 212 geziene dossiers werd door de aanvrager of door één of meer getuigen verwezen naar de Libre.[448] Zo een verwijzing was overigens lonend: de controlecommissies deelden gul erkenningen uit waar het La Libre Belgique betrof, veel meer dan wanneer het om kleine, plaatselijke blaadjes ging.

 

Het is dan ook verwonderlijk dat uit een dergelijke hoeveelheid gegevens geen sluitende historiek kan samengesteld worden. Reden hiervoor is dat, net zomin als er één versie van de Libre bestond, er evenmin kan gesproken worden van één kanaal waarlangs het blad werd verspreid. Het beeld van de verdeling van La Libre Belgique dat hier naar voren komt, is erg gefragmenteerd en onvolledig. De contacten zijn in vele gevallen nauwelijks te dateren. Het gaat hier dan ook om een overzicht, eerder dan een historiek.

 

La Libre Belgique ‘Peter Pan’

 

De belangrijkste uitgave van La Libre Belgique was de zogenaamde ‘Peter Pan’, genoemd naar de schuilnaam van de belangrijkste opsteller ervan, de Brusselse advocaat Robert Logelain. Deze versie werd zowat overal in het bezette België verdeeld. In het archief van de Nationale Unie van de Sluikpers bevindt zich documentatie in verband met de ‘Peter Pan’-uitgave, maar deze kon slechts weinig sporen naar Antwerpen aangeven.[449] De contacten zouden D. De Graeve zijn geweest in Berchem, en een zekere Van Elewyck in Antwerpen (Hanzestedenplaats). Beiden werden bevoorraad door G. Saume uit Brussel, die op zijn beurt de kranten kreeg van Dewolf. Geen van deze personen kon in verband worden gebracht met andere namen die uit deze studie naar voren kwamen. Uit de documentatie bleek ook dat er heel wat contacten met Gent waren. Er werd echter nergens een aanwijzing gevonden dat de kranten via Gent naar Antwerpen zouden zijn gekomen. Er zou bovendien ook een verspreiding zijn geweest via de post.

 

Vanuit de dossiers ‘Weerstander door de Sluikpers’ konden nog een aantal andere verdelers van de uitgave ‘Peter Pan’ worden gevonden. Zo zou Herman Kermans vanaf augustus 1940 tot eind 1941 het blad hebben verdeeld. Zelf kreeg hij het van Georges Petit, die hij mogelijk had leren kennen via Karel Van Gorp. Kermans en Van Gorp waren daarnaast ook betrokken bij Le Précurseur.[450]

 

Jean Crahay, betrokken bij De Volksgazet, kreeg sinds 1942 de uitgave via Jacques Wijckmans.[451]

 

Germaine Bolsee kreeg de uitgave via Edmond Crahay. Na zijn aanhouding kreeg ze het blad rechtstreeks uit Brussel.[452]

 

Karel Leemans gaf de ‘Peter Pan’ aan Karel Waegemans.[453]

 

Guillaume Corbet kreeg sinds 1940 maandelijks La Libre Belgique van Marie-Louise Henin, uit Brussel. Hij verdeelde de bladen op de burelen van de arbeidsbemiddelingsdienst, samen met zijn collega’s Jan Zwaenepoel en Eugeen Birgel.[454]

 

La Libre Belgique ‘Ressuscité en 1940 - éd. spéciale pour le pays de Liège’

 

De Luikse editie van de Libre kon Antwerpen bereiken langs Georges Defau, die de bladen naar Brussel bracht, waar hij ze overhandigde aan Charles Spineux.[455] Gaston Freyne, zelf betrokken bij Groep-G, linkt Spineux aan het Onafhankelijkheidsfront, en stelt dat deze tot de groep behoorde rond Jan Stockmans en Jozef Schoofs (beide koeriers voor het OF, zie ook Uit Hoboken), Frans en Albert Adriaenssens (scheepswerven van Mercantile, zie ook het sluikblad Waarheen?) en Alexander Saint Ghislain. Stockmans en Saint Ghislain waren aangesloten bij de zogenaamde ‘Groep Heymans’, een communistische verzetsgroep, genoemd naar haar leider Gustaaf Heymans.[456]

De verschillende contacten situeerden zich dus voornamelijk in Merksem.

 

Andere uitgaven?

 

In het eerder aangehaalde archief van de Nationale Unie van de Sluikpers worden ook lijsten van medewerkers bewaard voor andere uitgaven van La Libre Belgique. Het leverde geen contacten met Antwerpen op.[457]

 

Verdeling binnen de Witte Brigade

 

Maria Opdebeeck en Anna Van Immerseel gaven de Libre aan Octaaf Stas, die ze in depot hield en verder verdeelde, onder meer aan Augustinus Verresen.[458]

 

Hendrik Mollekens verdeelde La Libre Belgique binnen het politiekorps van Deurne. Van wie hij de bladen kreeg, is niet duidelijk. Hij gaf de bladen daarnaast ook aan Jozef Veerman, die ze zelf doorgaf aan onder meer Karel Lombaert. In Deurne gaf Lombaert ze op zijn beurt door aan Frans Ceuppens, Willy Van de Goor, Jozef Torfs en Jozef
Meyers.
[459]

 

Paul Janssens van de Witte Brigade bracht exemplaren mee uit Brussel, waar hij studeerde aan de Université Libre de Bruxelles (ULB).[460]

 

Tussen Charles Van Hassel en Frans Van Noten bestond al vroeg een uitwisseling van La Libre Belgique.[461]

 

De belgicistische verzetgroepen

 

Samen met De Vrijschutter werd ook een zekere hoeveelheid La Libre Belgique meegegenomen uit Brussel.[462] Er is geen enkele reden om aan te nemen dat deze bladen niet dezelfde weg volgden als De Vrijschutter zelf, nl. naar het Geheim Leger en de Witte Brigade.

 

Victor Sergeef uit Sint-Joost-ten-Node bracht in de jaren 1941 en 1942 per uitgave een vijftigtal exemplaren van La Libre Belgique naar Mechelen. Op een vooraf afgesproken ontmoetingsplek, meestal een café, werden de bladen aan de dochter van Maurice de Hasque gegeven die ze dan per fiets naar Antwerpen voerde.[463]

 

Gaston Carolus, betrokken bij de NKB en uitgever van België-Belgique, haalde La Libre Belgique in Brussel bij een zekere dokter Rouffaert (Van Orleystraat). Hij gaf ze onder meer aan Antoon Janssens. [464]

 

Alexander Romeo, die zelf in Mortsel De Waarheid opstelde, kreeg de Libre in erg kleine aantalen van Louis Van Langenhoven en Gaston Vereecken.[465]

 

Van 1942 tot 1944 verdeelde Jozef Anthonissen het blad onder het trampersoneel. Zelf kreeg hij het via Emiel Suy, een gepensioneerd officier, die ze op zijn beurt had van politiecommissaris Verhulst. De personen hadden contact met elkaar door de verzetsgroep ‘DNB’.[466]

 

Edward Laenens (vader van Karel Laenens, die zelf betrokken was bij Les Trois Drapeaux), verkrijgt La Libre Belgique via zijn dochter, die in Brussel werkte. Op die manier kon hij tot vijftig exemplaren per keer verkrijgen.[467]

 

De groep die in 1944 Uit Hoboken verdeelde, verspreidde ook La Libre Belgique. Het bereikte de groep via enerzijds Gaston Freyne (Groep-G in Merksem), die het blad verkreeg van Louis Icke. Anderzijds hadden Gaston Freyne en ook Jos Nollet contact met Marcel Hiernaux, die hen de Libre kon bezorgen vanaf 1943 tot juni 1944.[468] Freyne gaf het blad op zijn beurt door aan Antoon Engelen, die het doorgaf aan Jan Caelens. Hij gaf het ook aan het echtpaar Marthe Van Hecke - Henri Heuvelmans.[469]

 

La Libre Belgique werd verspreid door Fernand Rahier en Jacques Van Offelen.[470]

 

Volgens verklaringen in het dossier ‘Weerstander door de Sluikpers’ van Palmyre Pardon zou een zekere Charles Van Dyck (De Bosschaertstraat 85, Antwerpen) een verdeler zijn geweest van La Libre Belgique, waarvan de exemplaren hem werden bezorgd vanuit Leuven.[471]

 

Oswald Panier, die verder onbekend bleef, zou de Libre hebben bezorgd aan Carlo Buyssaert of Maurice De Praetere.[472]

 

Maudoux verdeelde het blad samen met Gaston Sody en Armand Demoulin.[473]

 

Valerie Claes kreeg La Libre Belgique van Pierre Mul, en gaf ze door aan onder meer Maria De Swerdt.[474]

 

Het Onafhankelijkheidsfront

 

Albert Van Rensenberg gaf de Libre aan Joseph Vanthienen en Lodewijk Verheyen. Deze laatste gaf zelf een aantal exemplaren ervan aan René Milio.[475]

 

Domien Boone was aangesloten bij de Patriottische Milities. Hij kreeg de bladen naar eigen zeggen van Louis Van Puyvelde, zijn overste in het verzet. Boone hield ze in depot op de Koninklijke Vlaamse Opera, waar hij concièrge was, en gaf ze aan onder meer Jaak Ekkermans en Antonius Mertens.[476]

 

Eén kanaal waarlangs het Onafhankelijkheidsfront te Brasschaat uitgaven van La Libre Belgique kon verkrijgen, was langs Leon Lommaert, die de bladen doorgaf aan Theodoor Mengal en zo aan Jan Frans Wijnen.[477] Mogelijk kreeg het OF er ook bladen van Louis Reintjens.[478]

 

John Van Geffen verkreeg de bladen eerst via het OF. Waarschijnlijk langs Victor Vandecasteele, die zelf zei de Libre te bekomen van een hem onbekende contactpersoon.[479] Zeker is dat het contact van Van Geffen wegviel met de arrestaties van 4 december 1942. Het verdelen van de Libre kon later hernomen worden door een contact dat Van Geffen had bij het bedrijf Lever Bros. te Brussel en via een ander contact in de Scailquinstraat, eveneens te Brussel. Hij verdeelde de bladen, samen met Corneel Heynen, in dezelfde kringen waar hij ook De Vrijheid verdeelde.[480] Louis Pighini verkreeg het blad ook via Jacques Deleu uit Pulderbos.

 

Van Wim Luyten werd gezegd dat hij La Libre Belgique verkreeg via een contact op “een ministerie”. Een deel ervan gaf hij aan Remy Gillis, die ze verspreidde onder het personeel van een aantal scholen.[481] Behalve aan Gillis gaf Luyten ook exemplaren aan Gustave De Greef en Corneel Obourdin.[482]

 

Vital Nahon kreeg de Libre van Piet Jacobs.[483]

 

Frans Camerlinckx verkreeg in Brussel de bladen van Emmanuel De Veen. Hij gaf ze verder aan Emiel Bollenger, leraar op de Hogere Zeevaartschool. Camerlinckx kreeg ook exemplaren van Gaston Van den Bos, die sinds 1944 ondergedoken zat te Brussel.[484]

 

 

6.4 “Luchtpropaganda”: vlugschriften van de Belgische regering in ballingschap

 

Volgens Hendrik Olivier, opsteller van de catalogus ‘Luchtpropaganda boven België, 1940-1945’, werden tussen september 1940 en september 1944 ongeveer twintig miljoen vlugschriften uitgestrooid boven het bezette België. Iets meer dan de helft ervan werd gedropt vanuit overvliegende bommenwerpers.[485]

 

De vlugschriften kunnen moeilijk vergeleken worden met de sluikpers zoals die in de rest van deze studie aan bod komt. Niet alleen werden ze met een onvergelijkbaar veel groter budget gemaakt - heel wat van de vlugschriften werden in kleur gedrukt, op glanzend papier - maar bovendien konden er nooit vaste kanalen bestaan waarlangs de bladen verspreid werden. Het was onmogelijk te voorzien of men in het bezit van dergelijke bladen zou komen, laat staan in welke hoeveelheden.

 

Toch is het interessant enige aandacht te schenken aan het fenomeen. Het vormt een bijkomend gegeven waarmee de verspreiding van verboden propaganda, die niet uit het Antwerpse afkomstig was, nader bekeken kan worden. De informatie waarop een bespreking ervan zich kan baseren, is echter vrij beperkt. Over het geheel genomen werden slechts achtentwintig verwijzingen gevonden, die samen refereerden naar vier verschillende uitgaven.[486] Het is dus duidelijk dat enig voorbehoud bij de conclusies geboden is.

 

De Regenboog - L’Arc en Ciel

 

De Regenboog werd gedrukt als tweetalig blad, en boven het bezette België gedropt tot de bevrijding van het land in september 1944. Zesentwintig nummers verschenen van De Regenboog.[487]

Augustinus Verresen en Jozef Lefort verdeelden De Regenboog in kringen van de Witte Brigade.[488] Octaaf Stas, eveneens lid van de Witte Brigade, kreeg het bad van Anna Van Immerseel. Mathilde Dijkmans, de weduwe van Octaaf Stas, stelt dat De Regenboog ook bij hen in depot werd gehouden.[489] Ook Leon Ceulemans vermeldde het verdelen van De Regenboog op zijn aanvraagformulier.

 

Jozef Anthonissen kreeg De Regenboog van Emiel Suy, een gepensioneerd officier, die de bladen zelf kreeg van een zekere politiecommissaris Verhulst. Anthonissen verdeelde de sluikbladen die hij kreeg voornamelijk onder het trampersoneel.[490]

 

Jacques De Groodt verdeelde eveneens De Regenboog. Hij kreeg de bladen op school van Edmond Wijns, die hem ook De Wervelwind bezorgde. Tijdens de oorlog waren zijn contacten voornamelijk terug te vinden onder leden van het Onafhankelijkheidsfront te Edegem, maar na de bevrijding sloot hij zich aan bij de NKB.[491]

 

John Van Geffen, een verdeler van De Vrijheid die daarnaast ook goede contacten had met het OF, bezorgde het blad aan Joannes Slagmolen en Hippoliet Van Nuffel. Naar eigen zeggen verkreeg Van Geffen De Regenboog door contactpersonen bij de spoorwegen, die de bladen hadden opgevangen bij een dropping bij het Noordkasteel.[492] Mogelijk bedoelde hij hiermee Simon Demolie, die De Regenboog ook aan Maria De Winter gaf.[493]

 

Louis Pighini, eveneens betrokken bij de groep rond De Vrijheid, vermelde L’arc en ciel te hebben gekregen, zonder verder te verduidelijken op welke manier.

 

Het SOMA bewaart ook drie exemplaren van L’arc en ciel bij de persoonlijke documenten van V. De Jean.[494]

 

Nog twee andere vermeldingen van L’arc en ciel werden gevonden in de dossiers van Emiel Lauwers en Denise De Bruyn.[495] De vermeldingen konden hier niet weerhouden worden, omdat beide betrokkenen aangehouden werden nog voor L’arc en ciel verscheen.[496]

 

L’Amérique en guerre[497]

Afbeelding 22: ‘L’Amérique en guerre’, n°83, uitgave van 5 januari 1944. (Amsab - Centrum Antwerpen, archief CESCO, 8.3.1/26)

 

Van het blad werd slechts één vermelding gevonden, te weten op het aanvraagformulier dat Louis Pighini invulde om toelating te verkrijgen tot het statuut ‘Weerstander door de Sluikpers’. Op het blad vermeldde hij ook L’arc en ciel te hebben verdeeld. Van geen van beide bladen geeft hij de herkomst weer.

 

In de collecties van Amsab-Centrum Antwerpen wordt één exemplaar van L’Amérique en guerre bewaard. De juiste oorsprong ervan is niet bekend.[498]

 

De Luchtpost - Le courier de l’air

Edward Pilaet wist vanuit zijn onderduikadres in Spa Le courier de l’air te bezorgen aan Carlo Buysaert, uitgever van De Vrijheid.[499]

 

Frans Potters kreeg De Luchtpost door zijn contacten met Jaak Boussery, van de OF-groep op het Vleeshuis.[500]

 

Jos Matthijsens, betrokken bij de verzetsgroep die het Bulletijn van den Bond van Vaderlandsche Ambtenaren opstelde, maar ook actief bij Socrates en de Groep-G, vermeldde het blad in zijn aanvraag om toegelaten te worden tot het statuut van ‘Weerstander door de Sluikpers’.

 

De Wervelwind

 

Afbeelding 23: De eerste uitgave van “De Wervelwind”, daterend van april 1942.
 (Met dank aan dhr. Gustaaf Bruskin).

 

De Wervelwind werd niet gedrukt voor België, maar voor Nederland. De exemplaren die ervan verspreid werden in België, zijn dan ook exemplaren die over de grens werden gesmokkeld of, allicht vaker nog, verkeerdelijk boven Belgisch grondgebied gedropt werden. Dat bijvoorbeeld Gustaaf Bruskin het kon verdelen, was slechts omdat een aantal bladen terechtgekomen waren bij zijn familie in Limburg, die vlak tegen de grens woonde.[501]

 

Zoals eerder vermeld, verdeelde ook Jacques De Groodt het blad.[502]

 

Laurent De Bakker, aangesloten bij de Witte Brigade en één van de agenten van het Deurnese politiekorps die in januari 1944 gearresteerd werden, gaf zijn exemplaren van De Wervelwind door aan Jozef Veerman.[503]

 

 

6.5 Conclusie

 

De verdeling van De Vrijschutter en La Libre Belgique toont dat de sluikpers in Antwerpen niet slechts afhankelijk was van de eigen productie. Waar mensen bereid waren risico’s te nemen, bleek afstand geen bezwaar - wat overigens ook afgeleid kan worden uit de lijst van titels die achteraan opgenomen is.

 

De verdeling van de bladen volgde een eigen patroon:

 

1) Waar De Vrijschutter in het Antwerpse over een scherp afgelijnde verdeling beschikte, was dat voor La Libre Belgique niet het geval.

De Vrijschutter werd naar Antwerpen gebracht door slechts één koerier, terwijl La Libre Belgique de stad bereikte via talloze kleine en middelgrote verspreiders. Eerder reeds werd opgemerkt dat van de Libre meer dan één versie bestond, maar het verschil is frappant.

 

2) De Vrijschutter was veel kwetsbaarder doordat de verdeling ervan afhankelijk was van slechts één persoon.

De aanhoudingen van februari 1943 maakten dit op een pijnlijke manier duidelijk. La Libre Belgique scheen hiervoor veel minder gevoelig te zijn.

 

3) De bladen werden overgenomen door verschillende groeperingen.

Waar een blad - De Vrijschutter, de Libre of een gedropt krantje - in voldoende grote hoeveelheden kon verkregen worden, werd het verdeeld volgens de eigen kanalen van die groepering. Voorbeelden daarvan waren onder meer John Van Geffen, die de Libre verder verdeelde op dezelfde wijze als andere krantjes en Octaaf Stas van de Witte Brigade, bij wie de bladen terechtkwamen omdat hij een depot bezat van andere bladen.

 

In welke mate de bladen verdeeld werden in minder royalistische of belgicistische kringen, is moeilijk te achterhalen. Individuele getuigenissen suggereren dat de bladen ‘over de ideologische grenzen heen’ gelezen werden, maar het is twijfelachtig of ze ook werkelijk opgenomen werden onder de eigen bladen. Mag men veronderstellen dat waar groeperingen zich afkerig opstelden tegenover dergelijke bladen, de individuele leden van die groep er toch een zekere appreciatie voor wisten op te brengen? Het lijkt aannemelijk, maar kan moeilijk onderbouwd worden op basis van de beschikbare gegevens.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[433] De historiek van De Vrijschutter werd, tenzij anders vermeld, samengesteld op basis van DOS, dossiers van Alexandre Marcel, Amants Alois, Blomme Albert, Ceulemans Adriaan, Daelemans Marcel, De Belder Annie, De Deken Jozef, De Deken Arnold, De Groodt Jacques, Delava Fransiscus, Delava Gustaaf, Denbroeder Frans, Friedberg Judel, Galliaert Carolina, Jacobs Petrus, Louette Marcel, Luyten Wim, Michiels Maria, Pauwels August, Pighini Louis, Segers Arnold, Stas Octaaf, Van der Vaet Hyppoliet, Van Geffen John, Van Gorp Karel, Van Offelen Jacques, Vandecasteele Victor en Verhaeghe Jan. Van Galliaert Ludovicus en De Deken Frans bestaan geen dossiers.

Van De Deken Jozef werd ook DOS, dossier Politieke Gevangene geraadpleegd.

[434] Verklaring De Deken Arnold in DOS, dossier van De Deken Arnold.

[435] De betrokkenheid van Karel Van Gorp bij het verschijnen van Le Précurseur, na de arrestatie van Marcel Alexandre in januari 1941, wordt elders behandeld.

[436] Bourgeois Eugène, Bomhals Jozef en Van Gelder Willem in DOS, dossier van Herman Kermans. Zie ook de verklaringen van De Belder Irma in DOS, dossiers van Alexandre Marcel en De Belder Annie.

[437] Verklaring Galliaert Caroline in DOS, dossier van Van Gorp Karel.

[438] Het depot van Jozef De Deken werd ‘officieel’ bepaald op 500 tot 1000 exemplaren. Zie DOS, dossier van De Deken Jozef.

[439] Verklaring Blomme Albert in DOS, dossier Blomme Albert.

[440] Op 17 juli 1941 schreef de gemeente Borgerhout Jozef De Deken en Caroline Galliaert af naar de Antwerpse Lambermontplaats.

[441] DOS, dossier DDO van Delvaux Firmin.

[442] Historiek van de Witte Brigade, bewaard in het archief van de Witte Brigade (nr. 801).

[443] Verklaring Galliaert Caroline in DOS, dossier De Deken Jozef Ludovicus

[444] Verklaringen van Vrancken Maurice en Daelemans Jan in DOS, dossier Marcel Daelemans.

[445] Verklaring Van Geffen John in DOS, dossier Van Geffen John.

[446] Verklaring Van Wesemael Alice in DOS, dossier De Deken Jozef.

[447] SOMA, AA 408, reactie van ‘Walter’ (William Ugeux, directeur-generaal Inlichtingen en Actie van de Veiligheid van de Staat te Londen) op ‘La presse clandestine en Belgique’ [Van de Perre?], 12 januari 1943. Bewaard in SOMA, AA 408, nota's over de evaluatie van de sluikpers door de Staatsveiligheid te Londen, 1943.

[448] Bij deze verhouding dient men in gedachten te houden dat de linkse sluikpers ondervertegenwoordigd is in de dossiers ‘Weerstander door de Sluikpers’. Niettemin tonen de cijfers een sterke aanwezigheid van La Libre Belgique.

[449] SOMA, AA 1056 / 30 P, Amicale de la Libre Belgique Clandestine ‘Peter Pan’.

[450] DOS, dossier Kermans Herman.

[451] DOS, dossier Crahay Jean. Na de oorlog sloot Crahay zich aan bij de NKB.

[452] DOS, dossier Bolsee Germaine.

[453] DOS, dossier Waegemans Carolus.

[454] DOS, dossier Corbet Guillaume.

[455] DOS, R 497 Tr 245 217, 240 questionnaires de tous les collaborateurs de ‘La Libre Belgique ressuscité’, Liège, établie fin 1945. Source: Mr. Bosmans, rue Ste.-Walburge, Liège. Georges Defau verkreeg de kranten van Henri Krins. Zie ook DOS, dossiers Defau Georges en Spineux Charles.

[456] SOMA, AA 310, Uiteenzetting der zaak …, pp. 14-16. De meeste leden van de groep werden gearresteerd in de loop van de mei 1943. In juni 1943 werd in dat verband ook nog een zekere Crahay aangehouden. Het is niet duidelijk of het hier om Edmond of Jean Crahay gaat, of om nog iemand anders.

[457] SOMA, AA 1056 / 30 P, Amicale de la Libre Belgique Clandestine ‘Peter Pan’. Aangehaalde titels: La Libre Belgique ‘Lessines’, ‘Tournai’, ‘Passelecq’, ‘Namur’, ‘Illustré’, ‘Ressuscité en 1940’ en ‘Ressuscité en 1940 - éd. spéciale pour le pays de Liège’.

[458] DOS, dossiers Opdebeeck Maria, Stas Octaaf en Van Immerseel Anna.

[459] DOS, dossier Veerman Jozef. Veerman had overigens ook contact met Gaston Carolus.

[460] DOS, dossier Janssens Paul.

[461] DOS, dossier Van Hassel Charles.

[462] DOS, dossiers Aghten Jozefine en Delvaux Firmin.

[463] DOS, dossier de Hasque Maurice. De Hasque was via Norbert Laude betrokken bij de groep van het Geheim Leger op de Koloniale Hogeschool.

[464] DOS, dossier Carolus Gaston.

[465] DOS, dossier Romeo Alexander.

[466] DOS, dossier Anthonissen Jozef.

[467] DOS, dossier Laenens Karel.

[468] DOS, dossier Freyne Gaston.

[469] Id.

[470] DOS, dossiers Rahier Fernand en Van Offelen Jacques.

[471] DOS, dossier Pardon Palmyre.

[472] DOS, dossier Buyssaert Carlo.

[473] DOS, dossier Cornelius Maudoux.

[474] DOS, dossier Claes Valerie.

[475] DOS, dossiers Milio René, Van Rensenberg Albert, Vanthien Joseph en Verheyen Lodewijk.

[476] DOS, dossier Boone Dominicus.

[477] DOS, dossier Lommaert Leon, Mengal Theodoor en Wijnen Jan Frans.

[478] DOS, dossier Reintjens Louis. Mogelijk kreeg hij de bladen van Edmond Crahay, die ze op zijn beurt had van Jean Crahay en Jacques Wijckmans.

[479] Ook Leon Van den Bril verkreeg La Libre Belgique van Victor Vandecasteele. DOS, dossier Van den Bril Leon.

[480] DOS, dossiers Aerts Maria, Demolie Simon, Herincx Achilles, Heynen Corneel, Vandecasteele Victor, Van Geffen John, Verhaeghe Jan en Vermersch Jerome.

[481] Verklaring Gillis Remy in DOS, dossier Luyten Wim.

[482] DOS, dossiers Boussery Jaak, De Greef Gustave en Obourdin Corneel.

[483] DOS, dossier Nahon Vital.

[484] DOS, dossiers Camerlinckx Frans en Van den Bos Gaston.

[485] De catalogus verscheen als naslagwerk bij de gelijknamige tentoonstelling die in 1984 in Antwerpen werd georganiseerd. [H. Olivier], Luchtpropaganda boven België, 1940-1945, 1984, Antwerpen, s.p.

[486] Waaronder twee verklaringen die verwezen naar gedropte bladen, zonder een titel te vernoemen: zie Verklaring Leon Lommaert, die de bladen aan Theodore Mengal gaf (DOS, dossier Mengal Theodore) en Jos Matthijssens (DOS, dossier Matthijssens Jos). Zie ook de brief van Honoré De Meulemeester, gericht aan staatscommissaris Clerckx, gedateerd op 22 november 1952 (DOS, dossier Buysaert Carlo).

[487] SOMA, AA 756 / 357, fonds Leo Lejeune.

[488] SOMA, AA 1056 / 30, de door de Nationale Unie van de Sluikpers postuum opgemaakte dossiers op naam van Lefort Jozef en Verresen Augustinus.

[489] Verklaringen Dijkmans Mathilde en Van Immerseel Anna in DOS, dossier Stas Octaaf.

[490] DOS, dossier Anthonissen Jozef.

[491] DOS, dossier De Groodt Jacques.

[492] Verklaring Slagmolen Joannes en Van Geffen John in DOS, dossier Van Geffen John. Zie ook Verklaring Van Nuffel Hyppoliet in DOS, dossier Vandecasteele Victor.

[493] Verklaring De Winter Maria in DOS, dossier Demolie Simon.

[494] SOMA, AA 643 / 4, Documenten V. De Jean betr. verzet Antwerpen, 1941-1945. - 1 fard: De Regenboog - l'Arc en Ciel. - 3 pièces.

[495] SOMA, AA 1056 / 30, de door de Nationale Unie van de Sluikpers postuum opgemaakte dossiers op naam van De Bruyn Denise en Lauwers Emiel. Zie ook DOS, dossier De Bruyn Denise.

[496] Emiel Lauwers werd aangehouden op 21 juli 1943, Denise De Bruyn op 9 augustus 1943.

[497] Zie ook SOMA, fonds Leo Lejeune, AA 756 / 359.

[498] Amsab-Centrum Antwerpen, archief CESCO (Centrum voor Economisch en Socio-cultureel Onderzoek), 8.3.1/26.

[499] Verklaring Pilaet Edward in DOS, dossier Buysaert Karel.

[500] Verklaring Potters Frans in DOS, dossier De Greef Gustaaf.

[501] Interview met Gustaaf Bruskin, 17 april 2004.

[502] DOS, dossier De Groodt Jacques.

[503] SOMA, AA 1056 / 30, dossier postuum opgemaakt op naam van De Bakker Laurent