Sluikpers. Antwerpen, 1940-1944. (Gert De Prins) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Hoofdstuk 5. De ‘vaderlandse’ sluikpers
“Ongecensureerd Orgaan der Vlaamsche Demokraten”
Het eerste nummer van Het Vrije Woord was gedateerd op 23 april 1941, en zou in mei 1941 zijn verspreid. Of Marcel Daelemans, de sturende kracht achter het blad, al eerder actief was in de sluikpers is niet zeker. Volgens Cornelis De Haan, die Het Vrije Woord financieel ondersteunde, zocht Daelemans al in 1940 naar een actieve rol in de sluikpers.[378] In ieder geval werd het eerste nummer opgesteld in kleine kring, zonder veel andere contacten, en het was pas met de volgende nummers dat Het Vrije Woord enigszins losraakte uit zijn huislijke omgeving. Behalve echtgenote Mathilda Wendel en zoon Willy Daelemans geraakte dan ook Alex Christiaens betrokken bij de productie van het krantje. Langs Christiaens om werd Georges Machiels in de groep opgenomen. Alle betrokkenen kenden elkaar reeds voor de oorlog.
Afbeelding 13: Marcel Daelemans, uitgever van Het Vrije Woord, het latere
“Brabo”.(DOS, dossier DDO Daelemans Marcel)
Hoe vaak het blad verscheen, is niet helemaal duidelijk, al moeten de verschillende uitgaven elkaar aanvankelijk snel zijn gevolgd. Volgens Jan Van den Heuvel verscheen het om de twee tot drie weken, volgens Paul Scarceriaux verscheen het tweewekelijks, en volgens Willy Daelemans zelfs wekelijks.[379] De nummering van de bladen was weinig standvastig, maar spreekt een dergelijke periodiciteit niet tegen: de nummers 14, 16 en 18 verschenen al in de zomer van 1941.[380] Het tempo lijkt daarna wat te zijn teruggevallen: nummer 21 verscheen pas op 1 maart 1942. De sterk stijgende papierprijzen zullen hier niet vreemd aan geweest zijn.[381]
Ondertussen was ook de titel veranderd: de mogelijke naamsverwarring met het communistische blad dat dezelfde titel droeg, werd als hinderlijk ervaren. Vanaf januari 1942 verscheen Het Vrije Woord als Brabo.[382] De ondertitel van het blad wisselde ook regelmatig, maar verwees altijd naar een “ongecensureerd orgaan”.
Wie de opstellers ervan waren, is niet echt duidelijk. De weinige informatie hierover lijkt aan te geven dat Daelemans in grote mate verantwoordelijk bleef. Dat het blad ophield te verschijnen wanneer Marcel Daelemans zich begin 1944 terugtrok, lijkt een dergelijke situatie te bevestigen. Slechts van André Peeters is geweten dat hij bij gelegenheid een bijdrage leverde.
Afbeelding 14: hoofding van ‘Brabo’, zoals het verscheen op 1 maart 1942.[383]
Een reactie op de anti-joodse rellen van 14 april 1941
De uitgave van 26 mei 1941, waarvan een afschrift kon weergevonden worden in het dossier ‘Weerstander door de Sluikpers’ van Alex Christiaens, vormt een doorsnede van wat ook de andere edities brachten. Het origineel moet vier bladzijden hebben beslagen. Hoewel de eerste bladzijde een artikel van zekere lengte bevat, is het blad voornamelijk samengesteld uit vele kleine berichtjes en mededelingen. Zo bijvoorbeeld over een schip dat vertrok vanuit Antwerpen en tot zinken werd gebracht, een kleine commentaar bij Winterhulp of bij een bericht uit De Dag, een bedenking bij het feit dat een aantal jeugdbewegingen hun leden dolken laten dragen… Opvallend is wel dat men zich niet liet verleiden tot het opstellen van ellenlange ‘zwarte lijsten’.
Belangrijk is dat in dit nummer gereageerd werd tegen de ‘pogrom’ die plaatsvond op paasmaandag 14 april 1941. Onder de titel “Volkschen Aanval” ging het blad in op de gebeurtenissen:
“Weer wat nieuws, weer een nieuwen arrivist, Advokaat Lambrichts…
Het is hij die de jongeren opruit tegen de joden. Wij ook dragen sommigen niet geheel in ons hart, maar onder de bescherming van een invaller maakt men geen gebruik van macht tegen kleine menschkens. Lambrichts zijn grootste klienteel was vroeger joodsch… hij verloor enige processen, verloor daarbij het joodsch klienteel, dat hem steeds vet betaalde, hij werd Anti-Jood… Nu… is Lambrichts een nieuwen knecht van Hitler geworden. Zijne blaadjes worden zodanig weinig gekocht en gelezen dat hij ze in de bussen steekt, gratis prodeo… met judas geld gedrukt…
Hij is leider, zolang het duurt van Volkschen Aanval, hij is het die zo hevig te werk gaat, omdat sommige de godsdienst aanvallen. Wat doet hij? Hij steekt de Joodse kerken in brand, verbrand wat heilig is [aan een geloof] dat hem niet aangaat. Hij is ook een nieuwe lafaard voor de zwarte lijst.”[384]
De houding doet sterk denken aan wat opgenomen werd in Steeds Vereenigd nummer. 4, dat ongeveer op hetzelfde moment verscheen als bovenstaand artikel.[385]
Verdeling van het blad
Het aandeel van Daelemans in de verspreiding van de bladen is niet bekend. Vast staat dat Christiaens een belangrijk verdeler was: via hem kwamen de publicaties terecht op de scheepswerven van de Mercantile, waar Jan Duysan (OF) een contactpersoon van hem was. Hij bezorgde ook een aantal exemplaren aan Paul Scarceriaux, die de bladen verdeelde op de Bell Telephone Company. De verklaring van Hippoliet Van Nuffel bevestigt dat.[386] Christiaens bezorgde de bladen ook aan John Van Geffen, en trad daarnaast nog op als koerier naar contactpersonen die hem onbekend waren. Ze waren hem slechts aangeduid bij middel van een adres, geschreven op de omslag waarin de krantjes staken.
Een ander deel werd verspreid via Georges Machiels, die samenwerkte met zijn echtgenote, Josephina Van den Heuvel. Hierin werden zij onder meer geholpen door Jan Van den Heuvel, haar vader.
De groep rond Daelemans lijkt niet echt betrokken te zijn bij de verdeling van andere titels, al verdeelde Jan Daelemans, vader van Marcel Daelemans, ook een aantal exemplaren van De Vrijschutter. Behalve via Christiaens waren er ook niet zo veel contacten met andere groeperingen. De namen van de personen die betrokken waren bij de productie en verdeling van Het Vrije Woord en Brabo, komen niet voor in verband met andere groeperingen.
Stopzetting van ‘Brabo’ en arrestatie van Marcel Daelemans
Vanaf december 1943 leefde Marcel Daelemans ondergedoken. Brabo verscheen nog op regelmatige tijdstippen, maar Daelemans zelf raakte ondertussen steeds meer betrokken bij de ontsnappingslijnen voor geallieerde piloten.[387] Deze activiteit maakte dan wel dat hij zijn blad kon verspreiden tot Hastière, La Roche en zelfs Virton - wat hem een vermelding op Radio Londen opleverde - maar vanaf het voorjaar van 1944 nam dit dermate veel tijd in beslag dat hij in de maand april de publicatie van het blad stopzette.[388]
Zijn betrokkenheid bij een ontsnappingslijn voor neergehaalde geallieerde piloten leidde tot zijn arrestatie te Brussel op 31 juli 1944.[389] Op 8 augustus volgden de aanhoudingen van Mathilda Wendel en Willy Daelemans, volgens Wendel een gevolg van verklikking door iemand die de groep van binnenuit kende.[390] Verdere aanhoudingen lijken niet te zijn gevolgd.
Fotomontages
Behalve krantjes verdeelde de groep ook gemonteerde foto’s. Veel informatie werd er niet over teruggevonden, maar het lijkt aannemelijk dat deze verkocht werden tegen een kleine vergoeding. Ze werden in gereproduceerde vorm teruggevonden in het dossier ‘Weerstander door de Sluikpers’ van Alex Christiaens, waarin zich overigens ook het afschrift bevond van de totnogtoe onbekende uitgave van Het Vrije Woord van 26 mei 1941. Hij was fotograaf en werkte bij Gevaert, allicht kwamen de foto’s dan ook via hem tot stand.
Afbeelding
15.
Afbeelding
16 (onder): Hitler met op de arm Pierre Laval, de vice-premier van het
collaborerende Franse Vichy-regime. Onder de foto was geschreven:“Hitler,
beschermer der verraders! Het Vrije Woord.”
Afbeelding 17: “Londres via fond de mer”.
Op
het bord achteraan staat geschreven: “Voor Duitsche toeristen zijn zwemgordels
te bekomen. Lees Het Vrije Woord.”
“Les Trois Drapeaux” verscheen vanaf eind 1941, en bleef bestaan tot het einde van de bezetting.[391] Eigenlijk had de publicatie geen titel: het had slechts de drie gekruiste vlaggen van de Verenigde Staten, België en Groot-Brittannië als hoofding. Inventarissen verwijzen meestal naar het blaadje als Les Trois Drapeaux. Ook in de naoorlogse getuigenissen werd het blaadje zo genoemd, of Les Trois Petits Drapeaux, al dook regelmatig het Nederlandse De Drie Vlaggen op. De meeste vermeldingen van bladen met ‘vlaggen’ of ‘vlaggetjes’ slaan op deze publicatie.
Afbeelding 18: hoofding van ‘Les Trois Drapeaux’.
De groep rond het museum Sterckshof
Ondanks het feit dat het initiatief tot het oprichten van het krantje afkomstig was van Armand Bosschaerts, overheerst de indruk dat vooral Jos De Beer van ‘Les Clochards’ een centrale figuur was.[392] In 1941 nam Bosschaerts met hem contact op, omdat hij op zoek was naar het nodige materiaal om een krantje te drukken. De Beer was conservator van het Sterckshofmuseum en beschikte daar over de nodige middelen. En hoe: Les Trois Drapeaux is waarschijnlijk het enige Antwerpse blaadje dat ten dele op een steendrukpers vervaardigd werd. De Beer kon Jef Leysen uit Mechelen engageren de tekening van de drie vlaggen te snijden, die dan als gekleurde hoofding op papier geperst werd.[393] De tekst werd aangevuld met behulp van een stencilmachine. Bosschaerts kon via De Beer nog Karel Laenens bij de groep betrekken. Zijn vader was Edward Laenens, een medebeheerder van het museum Sterckshof die zelf drukker was en van wie gezegd werd dat hij gedurende de Eerste Wereldoorlog meegeholpen had met het uitbrengen van De Vrije Stem.[394] Vanaf het begin van 1942 zorgde Karel Laenens voor de vertalingen en de nodige karikaturen, en tikte hij regelmatig de stencils uit. Ongeveer maandelijks zou een nieuw nummer verschenen zijn, met een totaal van 34 verschillende uitgaven, telkens afgedrukt op 250 tot 400 exemplaren.
Een blad ter verspreiding van inlichtingen
De aandacht van Bosschaerts, die naar voren komt als belangrijkste opsteller, ging voornamelijk uit naar het verstrekken van militaire informatie: het verschuiven van de fronten, kaartjes die de veranderde situaties moesten verduidelijken, etc. Die kaartjes zouden overigens gedrukt zijn geweest door Edward Laenens. De belangrijkste bron van informatie was de geallieerde radio. Ook niet-militaire informatie werd doorgegeven: het nummer van 5 juli 1942 maant de zeevissers aan tot voorzichtigheid.[395]
Het blad verscheen aanvankelijk slechts in de Franse taal. Als het vertalen van de Franstalige artikels begon met het toetreden van Karel Laenens, dan zou dat betekenen dat Les Trois Drapeaux al vrij snel na de oprichting ervan tweetalig verscheen. Uit die periode zijn echter geen exemplaren bewaard gebleven, zodat dit niet kan gecontroleerd worden.
Op 28 maart 1942 werd Bosschaerts gedurende korte tijd aangehouden. Bij gebrek aan bewijzen werd hij snel weer vrijgelaten. Zijn arrestatie schijnt verder geen gevolgen te hebben gehad.[396]
Verspreiding
De meeste exemplaren werden, in de woorden van Claire Bruglemans, “verzonden langs de post, onder gesloten omslag en correct gefrankeerd.”[397] De Beer gaf een ware inventaris van de verschillende manieren waarop de bladen verstuurd werden:
“Une grande partie des clandestins Les Trois Drapeaux furent envoyé par la poste aux quatre coins du pays sous enveloppe fermée, tantôt imprimée au nom d’une firme à l’entête imposante mais non existante, tantôt l’entête des enveloppes révélèrent que l’expéditeur fut notaire, huissier ou docteur, avec souvant une mention ‘facture’, ou ce fut une enveleoppe émanant d’un grand journal enboché de l’époque ou d’autresfois encore ce fut une simple lettre parfoi même, bordé d’une bande de deuil qui sur la patte de l’enveloppe mentionnait Mme Veuve, et un nom et adresse tout aussi peu existants que tout les autres adresses et noms que les enveloppes avait coutume de porter pour tromper une eventuelle censure.”[398]
Een aantal krantjes werd ook direct verspreid. Zo gaf Jos De Beer een kleine hoeveelheid aan Julien Horckmans, die hij kende van de verzetsgroep ‘Les Clochards’, en aan wie hij eerder reeds La Libre Belgique bezorgde.[399] Dezelfde bladen bezorgde hij ook aan Maurice de Hasque.[400] Zelf kreeg De Beer La Libre Belgique van lt. Boussemaere.
Antoon Van De Kerkhove in Mortsel ontving het blad vanaf het voorjaar van 1943. Het is niet duidelijk op welke manier hij dit ontving.[401]
Afbeelding 19: het laatste wapenfeit van de groep rond ‘Les Trois Drapeaux’ - een verwelkoming van de geallieerden.[402]
5.3 Bulletijn van den Bond van Vaderlandsche Ambtenaren
De periode 1940 - 1941
De kiem voor het verzet van de ‘Bond van Vaderlandsche Ambtenaren’ lijkt te zijn gelegd door Felix Rooms, officier bij de Gerechtelijke Politie, die in juli 1940 terugkeerde uit Frankrijk.[403] In verband met de sluikpers duikt zijn naam vooral op waar het de verdeling van La Libre Belgique betreft. Hoewel er weinig met zekerheid over is vast te stellen, lijkt het erop dat een aantal belangrijke contacten van wat later de Bond van Vaderlandsche Ambtenaren zou worden, al gelegd werd in het eerste jaar van de bezetting. Zo onder meer de link met het verzet op de Koloniale Hogeschool.
Op 20 augustus 1941 werd Rooms gearresteerd en veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar. Het grootste gedeelte van die periode, van oktober 1941 tot oktober 1943, bracht hij door in de strafkolonie te Merksplas.[404] Eind 1943 werd hij via de gevangenis van Vorst op transport gezet naar Duitsland.
“Aan de ambtenaren”
Een nieuwe actie volgde in mei 1942. Albert Van Kerckvoorde had ondertussen Rooms opgevolgd - niet slechts professioneel, maar ook verzetsmatig, zo bleek. Met Georges Block, Germain Deloof en Jos Matthijssens, allen verbonden aan het Parket van Procureur des Konings Herman Sabbe, werd een pamflet gedrukt dat gericht was aan de ambtenaren.[405] De opsteller ervan was waarschijnlijk Georges Block, met Jos Matthijssens als drukker, die thuis over het nodige materiaal beschikte. Van bij aanvang was het de bedoeling regelmatige nieuwe uitgaven rond te zenden (“Andere oproepen zullen volgen”).
Het pamflet zelf was titelloos. Bovenaan de eerste bladzijde stond slechts “Aan de ambtenaren” geschreven. De pagina was met een stencilmachine langs twee zijden bedrukt, en ondertekend door “Het centraal Comité van den Bond van Vaderlandsche Ambtenaren (BVA)”. Voor dat Comité was het duidelijk wie de vijand was:
“De ambtenaren moeten er zich echter diep van doordrongen zijn, dat zij die voor 10 Mei 1940 de vijanden van de natie waren het gebleven zijn en trouwens het lastenmateriaal dat reeds tegen hun bestond, zelf in ruime mate hebben aangevuld. Om duidelijk te zijn: De Vlaamsche-nationalisten, de Rexisten en de Communisten. Het staat onomstotelijk vast dat deze drie groepeeringen reeds van voor 10 Mei 1940 financieel ondersteund zijn geworden door buitenlandsche mogendheden. […]
Het ambtenarenkorps mag zich evenmin blindstaren op het feit dat de Sovjets thans strijden aan de zijde van Engeland.”
De tekst was opgesteld met een scherp afgelijnd beeld voor ogen waarin een vijfde colonne, door buitenlandse machten gesteund, de weerbaarheid van het Belgische leger had ondermijnd en de intocht van de vijandelijke troepen had mogelijk gemaakt. De belangrijkste tegenstanders bevonden zich dus onder de eigen bevolking, en het verzet waartoe het Comité opriep, was hierop afgestemd:
“De houding die de ambtenaren thans moeten aannemen kan ook niet twijfelachtig zijn. Zonder zich te compromiteeren zullen ze alles in het werk stellen om de bevelen hun gegeven door VNV-ambtenaren ongedaan te maken, wanneer ze gericht zijn tegen de belangen van de Belgische gemeenschap.”
Geweld als uiting van verzet werd afgekeurd:
“De gewelddaden die de communisten verrichten kunnen geen invloed hebben op het verloop van den oorlog. Ze kunnen enkel leiden tot het vergrooten van de ellende waaronder de Belgische gemeenschap thans gebogen gaat.”
Het pamflet besloot met de patriottische boodschap “Leve België, Leve de Koning, Leve ons roemrijk Belgisch leger.”
Een duidelijke politieke boodschap
Vanaf het tweede nummer verscheen het pamflet onder de titel “Bulletijn van den Bond van Vaderlandsche Ambtenaren”. Het Comité nam daarin al evenmin een blad voor de mond. In het derde nummer stelden de opstellers een “nieuwe en gelouterde demokratie” voor te staan. Dat was blijkbaar niet zo vanzelfsprekend, want een extra toelichting volgde in het vierde nummer:
“1°/ Een België wiens demokratie zal geleid worden door menschen waarvan den moed, de eerlijkheid en de bevoegdheid gestaald werden door de zware tijden der bezetting en die alles veil hebben gehad voor de Natie en voor het Volk.
2°/ Een België wiens demokratie geschaard rond het Koningdom niet de ‘nieuwe orde’ doch de broodnoodige orde scheppen en handhaven zal in het land.
3°/ Een België wiens demokratie zich zal verdedigen tegen alle elementen en uitingen die het er op zouden gemunt hebben om die demokratie te ontwrichten of neer te halen.
4°/ Een België wiens demokratie niet toelaten zal dat ongewenschte vreemdelingen onder het mom van valsche motieven, zich in onze samenleving zouden inzijpelen ten nadeele van de burgers der Natie.
5°/ Een België wiens demokratie de absolute gelijkheid brengen zal tusschen Vlamingen en Walen, dat wil zeggen dezelfde rechten en plichten voor beide rassen.
6°/ Een België wiens demokratie de meest vooruitstrevende sociale rechtvaardigheid zal in het leven roepen en organiseeren waar de belangen van enkele bankiersfamilies de plaats zullen moeten ruimen voor de belangen van de gansche Belgische gemeenschap.
7°/ Een België wiens demokratie een einde zal stellen tusschen de rivaliteit van gelovigen en niet-gelovigen en die de burgers van beide categorieën in een band zal verbinden tot heil van de gansche Natie.
8°/ Een België wiens demokratie zal medehelpen tot het verzekeren van den vrede voor de komende geschlachten en tot verwezenlijking van dit doel een verregaande toenadering zal zoeken met Nederland.
9°/ Een België wiens demokratie zich vooral steunen zal op een groote demokratische beweging waarin alle lagen der bevolking zonder onderscheid van filozofische overtuigingen zullen samengebundeld worden.”[406]
Productie en verspreiding
Van het Bulletijn verscheen een achttal nummers: één nieuwe uitgave per ongeveer drie maanden, vanaf juni 1942 tot juni 1944.[407] Per keer zouden tot duizend exemplaren gedrukt zijn. Tot en met het derde nummer besloeg de inhoud twee bladzijden, de nummers vier tot zes besloegen elk drie bladzijden.
Langs Van Keckvoorde of Block ging de oplage naar Maria Verstappen in de Pacificatiestraat. Al naargelang de mogelijkheden haalde Verstappen deze op op het Gerechtsgebouw, of bracht Van Kerckvoorde ze bij haar aan huis. Hij had haar leren kennen begin 1942, door een juridische zaak waarin haar werkgever, de spoorwegen, betrokken partij was. Sindsdien hadden ze geregeld bladen uitgewisseld, en nu het Bulletijn verscheen, hield Verstappen ze bij haar thuis in depot.
Het blad was in de eerste plaats gericht aan de ambtenaren en de gerechtelijke diensten. Er werd direct verdeeld op het Gerechtshof door Jos Matthijssens en bladen werden achtergelaten op het bureau van onder meer Procureur Edmond Baers.[408] De belangrijkste verspreiding vond plaats onder gesloten omslag. Daartoe had Van Kerckvoorde een lijst met adressen bezorgd aan Maria Verstappen. De omslagen werden dan gebust op verschillende postkantoren, om te vermijden dat de grote hoeveelheid teveel aandacht zou trekken. Op die manier bereikte het Comité onder meer de parketten van Dendermonde, Gent en Brugge. Een ander gedeelte (wat nog restte na verzending?) verdeelde Maria Verstappen onder de spoorwegarbeiders.
Van het krantje verscheen ook een Franstalige versie onder de titel Bulletin de la Ligue des Fonctionnaires Patriotiques. Hiervan bleef slechts één exemplaar bewaard.[409] Allicht werd het vervaardigd door dezelfde personen, maar een vermelding hiervan kon niet worden teruggevonden in de geziene dossiers.
Contacten met andere groeperingen
Verschillende betrokkenen verklaarden achteraf dat de actie van het comité geen verband hield met andere vormen van georganiseerd verzet. Dit lijkt een bewuste strategie te zijn, want contacten waren er genoeg. Van Kerckvoorde en Louis Sleeckx waren beide betrokken bij het Geheim Leger en wisselden regelmatig bladen uit. Louis Sleeckx en Jos Matthijssens waren beide lid van Socrates, en Jos Matthijssens daarnaast ook nog van de Groep-G. Ook Louis De Keersmaecker uit Hoboken, een kennis van Van Kerckvoorde, was lid van de Groep-G. Vanaf 1943 kreeg Van Kerckvoorde ook het blad Front van René Devrieze, een contactpersoon van hem op het parket van Dendermonde. Via Leontine Vermeulen uit Belsele en Maria Verstappen kon Van Kerckvoorde ook nog bladen bekomen van Frans Cornu. In de praktijk was hun verzet was blijkbaar minder uitgesproken anti-communistisch dan het eerste pamflet liet verwachten.[410]
Opvallend is wel dat Albert Van Kerckvoorde erg gericht verdeelde: het Bulletijn was duidelijk bedoeld voor ambtenaren, en werd dan ook voornamelijk aan hen bedeeld. Zo bijvoorbeeld aan de ambtenaren van het gemeentehuis van Berchem, of op de dienst Bevolking van het stadhuis van Antwerpen. Bladen als La Libre Belgique en de valse Soir verdeelde hij in kleine aantallen aan vrienden en kennissen.
Einde van de ‘Bond van Vaderlandsche Ambtenaren’
De bedrijvigheid rond het comité hield op in juni 1944, na een inval van de Sipo. Op 26 juni werden verschillende huiszoekingen verricht, zowel ‘ten burele’ als bij een aantal personen thuis, naar verluidt als gevolg van een eerdere arrestatie in gerechtelijke kringen.[411] Albert Van Kerckvoorde dook dezelfde dag nog onder, en week uit naar Gent. Naar eigen zeggen bleef hij er wel actief. Aanhoudingen lijken in deze zaak niet te zijn verricht. Pas een maand later, op 29 juli 1944, werden Jos Matthijssens en zijn echtgenote aangehouden.[412] Het is dan ook niet zeker of beide acties verband houden, maar het had wel voor gevolg dat de activiteit van het comité volledig stopte.
Het opzet van De Waarheid was kleinschalig en het doelpubliek was slechts beperkt tot de inwoners van de gemeente Mortsel.[413] Van de twee personen die naar alle waarschijnlijkheid verantwoordelijk waren voor het verschijnen van het blaadje, Alexander Romeo en Georges Deprez, kon slechts van de eerste een aantal gegevens worden teruggevonden. De historiek van De Waarheid leunt daarmee sterk op de verklaringen van een beperkt aantal getuigen, in het dossier van één medewerker.
De herkomst van het blad
In welke mate De Waarheid het werk is van één van de beide personen of allebei, is niet duidelijk. Volgens de verklaringen van Romeo was het Deprez die de stencils vervaardigde, terwijl hijzelf zorgde voor het afdrukken ervan. Romeo maakt nergens aanspraak op de rol van opsteller, waardoor het niet onmogelijk lijkt dat Deprez hier voor instond. Het drukken gebeurde op het gemeentehuis van Mortsel, waar Romeo werkte en kon beschikken over een stencilmachine. Papier en inkt kon hij, opnieuw naar eigen zeggen, betrekken uit de vooroorlogse voorraden van het gemeentehuis. Het krantje besloeg slechts één pagina. Het zou verschenen zijn om de zes tot acht weken gemiddeld, met een oplage van dertig tot veertig exemplaren. De oplage werd ongeveer gelijk verdeeld tussen Romeo en Deprez.
De inhoud beschreef Romeo als bestaande uit berichten die zelf opgesteld waren, of overgenomen van andere bronnen. Zelf opgesteld waren de berichten over incivieken en collaborateurs, overgenomen waren de berichten van radio Londen, of artikelen uit andere sluikkrantjes. Zo verscheen in het eerste nummer van De Waarheid een artikel over Breendonk dat was overgenomen uit een niet nader vernoemd krantje.
Verspreiding
De periode waarin De Waarheid verscheen, is moeilijk te bepalen. De meeste getuigen bevestigden het blad te hebben ontvangen sinds 1942, al gaven sommigen eind 1941 op als begindatum. De verspreiding lijkt zich inderdaad tot Mortsel te hebben beperkt. Voornamelijk twee groepen stelden het blad te hebben gelezen. Enerzijds de ambtenaren, collega’s van Romeo of mensen die hij kende via zijn werk op het gemeentehuis (een politieagent en een bediende van de posterijen). Anderzijds de uitbaters van de plaatselijke winkels. Geen enkele getuige zegt meer dan één of twee exemplaren tegelijk te hebben ontvangen.
Er werden geen arrestaties verricht die de werking van De Waarheid in gevaar konden brengen. Nochtans voerde de Gestapo in 1942 een huiszoeking uit op het gemeentehuis. De politie vermoedde dat het blad er gedrukt werd op de stencilmachine, een ‘roneo’, die daar opgesteld stond, maar omdat het blad niet vervaardigd was op de schrijfmachines van het gemeentehuis, kon niets bewezen worden. De zaak lijkt geen gevolg te hebben gehad.
Contacten met andere groeperingen
Het enige echte contact met de sluikpers uit het centrum van Antwerpen lijkt via Frans Simkens te zijn gegaan, die naar eigen zeggen een goede vriend was van de vader van Romeo. Maandelijks ontving Simkens van Edward Van Eyndonk twaalf tot vierentwintig exemplaren van De Werker.
Jos Nollet stond al in 1941 bekend als drukker van vlugschriften, al zijn de betrokkenen het niet eens of hij er ook de opsteller van was.[414] Mogelijk werd er aanvankelijk ook gedrukt bij Seraphin Cornelis, die bij Nollet in de buurt woonde.[415] De meeste contacten van Nollet bevonden zich trouwens in Merksem en Deurne.
Afbeelding 20: Jan Caelens (DOS, dossier DDO Caelens Jan)
Volgens Gaston Freyne verzorgde Jan Caelens in 1943 al een eenmalige uitgave onder de titel Stemmen uit Hoboken.[416] Opmerkelijk genoeg maakte Caelens zelf hierover nergens melding. Wel verwees hij naar zijn medewerking aan De Stem uit Luik - La Voix de Liège.[417] Het lijkt onwaarschijnlijk dat Caelens in zijn overigens erg uitvoerige verslag een titel zou hebben vergeten. Mag aangenomen worden dat er wel al plaatselijke blaadjes en vlugschriften bestonden nog voor Uit Hoboken verscheen, maar dat in de herinnering van Freyne de verschillende titels met elkaar verweven raakten?
Het verschijnen van Uit Hoboken werd mogelijk gemaakt door het contact dat werd gelegd tussen enerzijds Jan Caelens en Antoon Engelen, beiden lid van Groep-G in Hoboken en Wilrijk, en anderzijds Gaston Freyne, lid van Groep-G in Merksem. Bij de groep in Merksem waren ook Constant Van Uffelen en Jules Verelst aangesloten. Jos Nollet kende men waarschijnlijk via Gaston Freyne.[418]
Dat een groep uit Hoboken/Wilrijk samenwerkte met een drukker uit Merksem/Deurne, hoeft niet te verwonderen, wanneer in aanmerking genomen wordt dat de contacten reeds geruime tijd bestonden wanneer Uit Hoboken begin 1944 een eerste maal verscheen. Door de connecties die Nollet had met het Onafhankelijkheidsfront, hadden Caelens en Freyne eerder al een aantal artikelen kunnen laten opnemen in België Vrij.[419] Afgewerkte bladen gingen via Freyne naar Engelen en Caelens.[420] De exemplaren van La Libre Belgique waar Freyne de hand wist op te leggen, volgden dezelfde weg.[421]
Daarnaast bezorgden Nollet en Freyne ook nog België Vrij aan Maria Druart, die aangesloten was bij de Koninklijke Landmacht (KLM).[422]
Een eigen sluikblad
Hoewel de verschillende contacten van de groep vrij nauwkeurig kunnen worden gereconstrueerd, blijft Uit Hoboken zelf eerder onbekend. Er bleven geen exemplaren of afschriften van bewaard. De laatste originelen werden waarschijnlijk vernietigd bij de aanhouding van Jos Nollet.
De bladen werden waarschijnlijk opgesteld door Caelens zelf en gedrukt bij Jos Nollet, die de volledige oplage terugbezorgde aan Caelens.[423] De oplage ervan werd nergens gespecificeerd, maar het lijkt niet onredelijk te veronderstellen dat de oplage nooit groter was dan vijfhonderd exemplaren.[424] Mogelijk verscheen het blad tweewekelijks.[425]
Jan Caelens geeft in het verslag van zijn activiteiten een beeld van het blad:
1) “Vermelding der namen en adres van leden deel uitmakende van VNV - DeVlag - SS - Organisatie Todt.
2) Hun werking en doel - dagen en plaats der vergadering zooals: café Ben, Brederodestraat - café ’t Kelderken, Kioskplaats Hoboken.
3) Hun leiders VNV - DeVlag - namelijk […].
4) Aanklachten collaboratie.
5) De Belgen aan te sporen onze rangen te komen vervoegen.
6) Weigeren naar Duitschland te gaan werken.
7) Zooveel mogelijk te saboteren in de werkhuizen.
8) Ons de namen over te geven van slechte belgen, alsook hun activiteit.
9) Hun moed aan te wakkeren, met hun de waarheid te verkondigen.
10) Inlichtingen te verzamelen om ons deze te kunnen overhandigen bij de dag der bevrijding.
11) Het laten verschijnen van den laatsten brief van politieofficier Bethuyne voor zijn terechtstelling […].”[426]
De afscheidsbrief van Emiel Bethuyne werd op aandringen van Freyne nooit gepubliceerd, omwille van het gevaar voor de nabestaanden. Uit de beschrijving van Caelens spreekt een enorme aandacht voor het bekendmaken van collaboratiefeiten. Eenzelfde focus spreekt ook uit de verspreiding van het blad (“De meeste sluikbladen gingen rechtstreeks naar de collaborateurs zelve”), en uit het feit dat men actief informatie verzamelde (“een fichenstelsel waar wij al de inlichtingen opschreven”).[427] Caelens vestigt daarmee wel erg nadrukkelijk de aandacht op het bestrijden van de collaboratie, maar zijn visie wordt door geen enkele verklaring tegengesproken.
Arrestaties
Uit Hoboken hield op te bestaan door de aanhouding van Jos Nollet. Hij werd gearresteerd op 29 juli 1944, gedurende een actie die voornamelijk gericht was tegen de groep Socrates, de sabotagegroepen ‘Victor’ en Groep-G, en de ontsnappingslijnen voor geallieerde piloten.[428] Nog zes andere leden van de Groep-G zouden op hetzelfde moment zijn opgepakt.
In meerdere verklaringen werd de verantwoordelijkheid van deze aanhoudingen gelegd bij Piet Graré die, nadat hij eerder die dag zelf was aangehouden, de nodige informatie zou hebben doorgespeeld aan de politie.[429] Dit kan niet bevestigd of ontkend worden op basis van de geziene bronnen. Vast staat wel dat de actie vooraf gepland was en dus niet noodzakelijk een gevolg hoeft te zijn van eventuele verklaringen van Graré.[430] Uit naoorlogse documenten blijkt wel dat Graré een rol speelde bij de arrestatie van onder meer Jos Matthijsens, die betrokken was bij Socrates, Groep-G en het sluikblad Bulletijn van den Bond van Vaderlandsche Ambtenaren.[431]
In verband met een actie tegen de Koninklijke Landmacht (KLM) werd eerder al Maria Druart gearresteerd.[432]
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[378] Verklaring De Haan Cornelis in DOS, dossier Daelemans Marcel.
[379] Verklaringen van Daelemans Willy, Scarceriaux Paul en Van den Heuvel Jan in DOS, dossiers Christiaens Alex en Daelemans Marcel.
[380] SOMA, BG 645.
[381] Zie de verklaring van Vrancken Maurice, die stelde dat Het Vrije Woord stopte wegens papierschaarste. In: DOS, dossier Daelemans Marcel. Het papier was afkomstig van Edmond De Vroey, die een drukkerij had in de Van Diepenbeeckstraat (verklaring De Vroey Edmond in DOS, dossier Daelemans Marcel). Voor het effect van de stijgende papierprijzen, zie ook Optimisme (2344), op p. 70 en volgende.
[382] Verklaring Wendel Mathilde in DOS, dossier Wendel Mathilde.
[383] Bewaard in SOMA, BG 645.
[384] Afschrift van Het Vrije Woord, 26 mei 1941, bewaard in DOS, dossier Christiaens Alex.
[385] SOMA, BG 516, Vergelijk: “Beste lezers, denkt nu niet, dat wij Belgen voor de Joden zijn. Neen verre van daar. Maar toch ’n jood is ook een mens.” Zie ook L. Saerens, Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn Joodse bevolking (1880-1944), Tielt, 2000, 894 p.
[386] DOS, dossier Victor Vandecasteele.
[387] Samen met onder meer Domien Busschots.
[388] Verklaring Daelemans Willy in DOS, dossier Daelemans Marcel.
[389] Er werd niet gespecificeerd om welke lijn het hier ging.
[390] Verklaring Wendel Mathilda in DOS, dossier Wendel Mathilda.
[391] De historiek van Les Trois Drapeaux werd, tenzij anders vermeld, samengesteld op basis van DOS, dossiers ‘Weerstander door de Sluikpers’ van Bosschaerts Armand, Bruglemans Claire, De Beer Jos en Laenens Karel.
[392] In verband met ‘Les Clochards’, zie ook p. 213 e.v.
[393] Verklaringen van De Beer Jos, bewaard in DOS, dossiers Bruglemans Claire en De Beer Jos.
[394] Verklaring Laenens Karel, bewaard in DOS, dossier Bosschaerts Armand. Naar eigen zeggen drukte hij gedurende de Tweede Wereldoorlog spotprenten, zoals het gekende plooibriefje ‘zoek het vijfde varken’ (verklaring Laenens Edward, bewaard in DOS, dossier Laenens Karel).
[395] Les Trois Drapeaux, bewaard in DOS, dossier De Beer Jozef.
[396] Volgens een verklaring van Bruglemans Claire werd Les Trois Drapeaux eerst bij haar thuis gedrukt (Prins Albertlaan, Berchem), en werd pas na deze actie verhuisd naar het museum Sterckshof. Het is echter de enige verklaring in die zin, en past niet echt in wat blijkt uit de andere getuigenissen. Verklaring Bruglemans Claire, bewaard in DOS, dossier Bruglemans Claire.
[397] Verklaring Bruglemans Claire, bewaard in de documentatiemap die Leo Lejeune samenstelde bij de historiek van Les Trois Drapeaux. SOMA, AA 756 / 16 / 180, fonds Leo Lejeune.
[398] Verklaring De Beer Jos, bewaard in DOS, dossier De Beer Jos.
[399] Voor ‘Les Clochards’ zie DOS, R 610, Tr 237367 / 30.
[400] Verklaring de Hasque Maurice, bewaard in DOS, de Hasque Maurice.
[401] Verklaring De Kerkhove Antoon, bewaard in DOS, dossier Romeo Alexander. Van De Kerkhove Antoon zelf bezit geen dossier.
[402] SOMA, BG 549.
[403] De historiek van het Bulletijn van den Bond van Vaderlandsche Ambtenaren werd, tenzij anders vermeld, samengesteld op basis van DOS, dossiers “Weerstander door de Sluikpers” van Block Georges, Matthijssens Jozef, Sleeckx Louis en Van Kerckvoorde Albert. Deloof Germain en Rooms Felix bezitten geen dergelijk dossier. Van Rooms Felix werd wel DOS, dossier “Politiek Gevangene” geraadpleegd.
[404] Het verblijf in Merksplas kon de contacten van Rooms met de Gerechtelijke Politie niet verbreken. Zie hierover het rapport dat Abwehragent Karl Ulrich (codenaam “Harry”) opstelde, gedateerd op 8 juli 1943. Bewaard in DOS, dossier Van Hassel Charles. Rooms stond overigens in nauw contact met Charles Van Hassel gedurende zijn gevangenschap.
[405] Herman Sabbe zou later nog zetelen in de controlecommissies voor de toekenning van het statuut “Weerstander door de Sluikpers”.
[406] SOMA, BG 70, Bulletijn van den Bond van Vaderlandsche Ambtenaren, nr. 4, s.d. [begin 1943].
[407] Slechts de eerste zes nummers, allen ongedateerd, bleven bewaard. Block stelt te hebben meegewerkt aan acht uitgaven. Verklaring Block Georges, bewaard in DOS, dossier Block Georges.
[408] Baers kreeg ze altijd anoniem, maar “steeds heb ik echter vermoed dat het iemand was die op het gerechtshof werkte, daar sommige artikels die het parket aanbelangden met rood potlood waren aangetekend.” Verklaring Baers, bewaard in DOS, dossier Block Georges. Het wantrouwen tegenover de aanstelling van Baers in maart 1942, zoals die aangehaald wordt bij Lieven Saerens, werd in ieder geval niet gedeeld door de opstellers van het Bulletijn. Zie L. Saerens, Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn Joodse bevolking (1880-1944), Tielt, 2000, p. 495.
[409] SOMA, BG 72, Bulletin de la Ligue des Fonctionnaires Patriotiques.
[410] Het Comité was daarbij ook minder anti-feministisch dan het Bulletijn liet verwachten (zie bijvoorbeeld de werking van Maria Verstappen binnen de groep).
[411] Verklaring Van Kerckvoorde Albert, bewaard in DOS, dossier Van Kerckvoorde Albert.
[412] Het zou hierbij gegaan hebben om een actie gericht tegen zowel Socrates, Groep-G, een sabotagegroep “Victor” en het verbergen van geallieerde piloten. Bij deze actie werd ook Joseph Nollet aangehouden. Zie SOMA, AA 310, Uiteenzetting der zaak …
[413] De historiek van de De Waarheid werd samengesteld op basis van verklaringen van De Pater Maria, Gaspard Edgard, Joris Frans, Meunier René, Muzio Robert, Peeters Hector, Rombouts Maria, Romeo Alexander, Sanders Polidor, Simkens Frans, Texier Hendrik, Van de Kerckhove Antoine en Van den Heuvel Philomena, bewaard in DOS, dossier Romeo Alexander.
[414] Verklaringen van Cornelis Seraphin, Druart Maria, Van den Broeck Maria (wed. Nollet Jos), Van Herpe Ferdinand in DOS, dossier Nollet Jos.
[415] Jos Nollet woonde in de Meeusstraat, Seraphin Cornelis op de Merksemsesteenweg.
[416] Verklaring Freyne Gaston in DOS, dossier Freyne Gaston.
[417] Verklaring Caelens Jan in DOS, dossier Caelens Jan.
[418] Voor het ontstaan van de groep, zie DOS, dossiers Caelens Jan, Engelen Antoon, Freyne Gaston en Nollet Jos.
[419] Jos Nollet en Gaston Freyne verkregen de bladen van het OF via achtereenvolgens Jozef Schoofs (gearresteerd 18 maart 1942) en Jan Stockmans (gearresteerd 20 mei 1943), beide locale verdelers. Na de aanhouding van Stockmans nam Nollet deze functie over, en werd zo verantwoordelijk voor de bevoorrading van Brasschaat, Ekeren, Mariaburg, Merksem en Hoboken. Verklaringen van Freyne Gaston, Van den Broeck Maria en Stockmans Jan in DOS, dossiers Nollet Jos en Stockmans Jan.
[420] Zie verklaringen in DOS, dossier Caelens Jan.
[421] Gaston Freyne verkreeg La Libre Belgique via Louis Icke, die het blad verdeelde in zijn herberg ‘De Oude Bareel’ in Merksem. Verklaringen van Freyne Gaston en Icke Louis in DOS, dossier Freyne Gaston.
[422] Verklaringen Druart Maria in DOS, dossiers Freyne Gaston en Nollet Jos. Zie ook SOMA, AA 310, Uiteenzetting der zaak …
[423] Caelens baatte toen een café ‘Sportingclub Hoboken’ uit.
[424] Vijfhonderd exemplaren is overigens ook de schatting van Caelens. Het aantal andere bladen dat Caelens en Engelen verdeelden was overigens nooit meer dan enkele honderdtallen. Verklaringen in DOS, dossiers Caelens Jan en Engelen Antoon.
[425] Id.
[426] Verklaring Caelens Jan in DOS, Caelens Jan.
[427] Id.
[428] SOMA, AA 310, Uiteenzetting der zaak …
[429] Zie bijvoorbeeld het uitgebreide verslag van Caelens Jan in DOS, dossier Caelens Jan.
[430] “De acties in de morgend van 29 Juli 1944 waren het gevolg van opdrachten gegeven door de Abwehrstelle in verband met vliegerdoorsluizing en sabotage.” SOMA, AA 310, Uiteenzetting der zaak… Hierbij moet ook opgemerkt worden dat Ferdinand Frankenstein, Kriminaloberassistent van de Sipo-afdeling IV D 3 en bevoegd voor deze actie, nergens de verantwoordelijkheid doorschuift naar Graré.
[431] SOMA, AA 310, Uiteenzetting der zaak…
[432] SOMA, AA 310, Uiteenzetting der zaak… Maria Druart werd aangehouden op 13 maart 1943.