De door de politierechter geregistreerde criminaliteit tijdens het crisisdecennium in Lokeren, 1840-1850 (Annelies Coppieters)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL II: DE KLEINE CRIMINALITEIT

 

INLEIDING

 

De aanduiding 'criminaliteit' is voor de meeste overtredingen die gevonnist worden door de politierechter in de 19e eeuw vrij overdreven.

Ik heb doorheen dit werk de term 'kleine criminaliteit' gebruikt om alle wetsovertredingen aan te duiden die voor de politierechtbank, of zoals men het vroeger zei voor de 'rechtbank van enkele/simpele politie', gebracht werden.

Professor P. Hebberecht van de vakgroep strafrecht en criminologie heeft me er op gewezen dat de term 'kleine criminaliteit' een naam is die in de jaren 1980 aan een Nederlandse commissie gegeven werd, die zich met de criminaliteitsproblematiek bezig houdt [135].

 

Reeds sinds de Code Pénal (1811) worden misdrijven onderverdeeld in drie categorieën.

Overtredingen (contraventions) zijn de lichtste misdrijven en worden behandeld voor de  politierechtbank. De bestraffing kan gaan van 1 tot en met 5 dagen celstraf of van 1 tot en met 25 frank boete.

Wanbedrijven (délits) komen voor de correctionele rechtbank en worden bestraft met een gevangenisstraf van 8 dagen tot en met 5 jaar en/of 26 frank boete en  meer.

De zwaarste soort misdrijven komt voor het Hof van Assisen. Deze misdaden (crimes) worden bestraft met een celstraf van 5 jaar en meer[136].

 

De strafwetswijzigingen kunnen het vergelijkend criminaliteitsonderzoek parten spelen. Wat strafbaar is in de ene periode, is dat daarom niet in de andere en omgekeerd.

Een bepaalde daad die tot op dat moment niet als een misdrijf aanzien wordt, kan in een andere periode als misdrijf beschouwd worden.

Dit gebeurt omdat een bepaalde gedraging niet (meer) overeenkomt met de belangen van de heersende groep en/of de algemene orde en rust verstoort van de gemeenschap.

In november 1845 wordt er in Lokeren een politiereglement uitgevaardigd dat misbruiken tegen de nachtwachtdienst wil tegengaan. Tot op dat moment doet de nood zich niet voor om zo'n reglement geldig te maken. Blijkbaar wordt er in het Lokeren van eind 1845 een loopje met de nachtwachtdienst genomen en vinden de lokale machthebbers dit verzuim ernstig of storend genoeg om het te criminaliseren[137].

 

Er kan bovendien sprake zijn van een overheveling van bevoegdheden van de ene rechtbank naar de andere.

Correctionalisering betekent dat het strafrecht van een misdaad (crime) een wanbedrijf (délit) maakt, met andere woorden dat een bepaald misdrijf voortaan niet meer door het Hof van Assisen zal behandeld worden maar wel door de correctionele rechtbank.

Wat relevanter is voor het hier gevoerde onderzoek is de contraventionalisering. Hierdoor krijgt een wanbedrijf de status van overtreding (contravention) en verhuist de berechting van de correctionele rechtbank naar de politierechtbank.

Door wijzigingen in het strafrecht of in de bevoegdheid van de strafrechter kan een op het eerste zicht fenomenale daling of stijging van een bepaald misdrijf eenvoudig verklaard worden[138].

 

Als ik het gevoerde onderzoek een plaats moet geven in het criminologisch vierkant van Young (we stellen ons een vierkant voor met in elke hoek een aanduiding: de staat, de bevolking, de dader en het slachtoffer) dan situeer ik dit onderzoek voornamelijk aan staatszijde omdat ik met gerechtelijke bronnen heb gewerkt[139]. De bestudeerde minuten van vonnissen zijn voortgebracht door de griffier van de politierechtbank.

Deze instelling hangt sancties vast aan overtredingen op de door de lokale overheid gestemde politiereglementen. Soms worden er wijzigingen of nieuwe voorstellen voorgedragen door de bestendige deputatie.

De provinciale overheid moet in elk geval haar goedkeuring geven vooraleer de lokale reglementen openbaar gemaakt worden. Dit openbaar maken gebeurt door aanplakking.

De politierechter vonnist ook overtredingen op nationaal gestemde wetten.

Vooraleer een overtreding bij de politierechter terechtkomt, is ze onderhevig aan verschillende selectiemechanismen.

 

Mijn onderzoek behandelt die processen-verbaal die door de politiecommissaris doorgegeven zijn aan de politierechtbank.

Processen-verbaal die geseponeerd worden en processen-verbaal die naar de correctionele rechtbank of het Hof van Assisen verhuizen behoren niet tot mijn onderzoeksveld.

 

We moeten ons goed bewust zijn van de 'dark-number'-criminaliteit. Dit zijn misdaden die nooit opgespoord, geregistreerd, geverbaliseerd en vervolgd geweest zijn en dus geen neerslag gekregen hebben in de bronnen maar deze criminaliteit bestaat natuurlijk wel in de realiteit. Adolphe Quetelet schrijft in 1869 over deze 'dark-number'-criminaliteit het volgende : 'Je ne crains pas même de dire que tout ce que nous possédons sur la statistique des crimes et des délits ne pourrait être d'aucune utilité si l'on n'admettait pas tacitement qu'il existe un rapport à peu près invariable entre les délits commis et jugés et la somme totale inconnue des délits commis'[140].

Wat de 'min of meer onveranderlijke verhoudingen' betreft, zit deze 19e-eeuwse geleerde er naast maar hij onderkent wel reeds dat de criminaliteit die kàn bestudeerd worden slechts een willekeurige greep is uit het totale aantal 'begane' misdrijven[141].

Als een niet bevoegde persoon iemand betrapt, worden sommige zaken waarschijnlijk in der minne geregeld en/of stil gehouden voor de politie.

De twee burgerlijke partijen kunnen ook onderling, zonder tussenkomst van het gerecht, tot een oplossing komen.

Ook de misdrijven die wel opgespoord zijn door een bevoegd persoon (veldwachter, agent, politiecommissaris) maar die niet geregistreerd zijn uit verwantschap of vriendschap, uit vrees voor represailles, door omkoperij of gewoon uit vergeetachtigheid kunnen niet achterhaald worden door bronnenstudie. Veranderingen in het politiebeleid kunnen het beeld van de geregistreerde criminaliteit ook danig beïnvloeden. Daarnaast kunnen we er van uitgaan dat in crisisperiodes de controle van het beleid toeneemt en dat er dus deels door de hogere registratiebereidheid van de politie meer criminaliteit terug te vinden is in de bronnen.

Niet enkel de registratiebereidheid van de politie vervormt het resultaat, ook de registratiebereidheid van de slachtoffers speelt een rol. In de 19e eeuw ligt de aangiftebereidheid bij de slachtoffers erg laag[142].

Deze talrijke 'filters' op de werkelijkheid  trekken het resultaat scheef. Het is voor de 19e eeuw onmogelijk te bepalen hoeveel en welke criminaliteit aan de gerechtelijke administratie ontsnapt.

Het gevoerde onderzoek heeft dus betrekking op de door de politierechtbank geregistreerde criminaliteit in het Lokeren van de jaren 1840.

 

Honger

 

Zoals eerder vermeld, verliezen veel mensen in de jaren 1840 hun inkomen of vermindert het en schieten de prijzen van de levensmiddelen en de gronden de hoogte in.

De hongersnood en de ellendige levensomstandigheden hebben ongetwijfeld hun weerslag gehad op de rurale en stedelijke bevolking.

Fysisch gezien zorgt uithongering ervoor dat het hongergevoel geleidelijk aan verdwijnt.

De rammelende maag en het ijle gevoel in het hoofd van de uitgehongerde worden vervangen door een pijnlijk verlangen naar eten.

Voedsel en manieren om eraan te geraken, overheersen de gedachten. Het verlangen naar voedsel is zo groot dat alle andere morele of wettelijke regels ervoor moeten wijken. Een uitgehongerde persoon zal na verloop van tijd geen energie meer kunnen of willen opbrengen om zich te verzetten tegen de drang om door oneerlijke praktijken de maag te kunnen vullen.

 

Maslows motivatietheorie stelt dat er verschillende behoefteschalen zijn. De 'belangrijkste' behoeften, waaronder eten, waarborgen de bestaanszekerheid. De behoeften van het eerste niveau moeten tot op een zekere hoogte voldaan zijn vooraleer er nog maar aan de vervulling van andere behoeften gedacht kan worden. Op de tweede behoefteschaal staan onder andere het instinct tot zelfbescherming en eigenwaarde. Genegenheid, liefde en het willen behoren tot een groep horen bij het derde niveau[143]. Het laat mensen die niet in staat zijn om hun hongerige magen te spijzen koud of ze geliefd zijn door hun medemensen en of ze tot een bepaalde groep behoren.

Het spreekt voor zich dat deze maatschappelijke 'onverschilligheid' en de drang naar voedsel toenemen, naarmate het honger lijden langer duurt.

Ook de wil om vrij te zijn valt voor veel mensen in het niets als ze ziek zijn van de honger: ze gaan een groter risico nemen om aan voedsel te geraken. Vaak zijn de enige opties voor deze mensen of sterven van de honger of de wet overtreden.

Daarnaast lijkt de gevangenis voor bepaalde mensen tijdens zwarte jaren een mini-paradijs tegenover de ellende waarin ze trachten te overleven. We moeten dus ook rekening houden met het fenomeen 'vrijwillige opsluiting'. In tijden van voedselschaarste en armoede plegen sommige mensen kleine misdrijven, soms letterlijk onder de neus van de politie, om opgenomen te worden in de gevangenis waar ze een dak boven het hoofd krijgen en van voedsel voorzien worden. Jacquemyns spreekt in dit verband tijdens de catastrofale crisis van de jaren 1840 over 'briseurs de vitres'. Deze mensen gooien opzettelijk ruiten aan diggelen en blijven ter plaatse wachten op de politie om opgepakt te worden. De gevangenis is voor deze mensen, die totaal aan de grond zitten, een laatste redmiddel om niet van honger te moeten sterven. Een pamflet uit 1846 luitdt: 'Velen maeken zich aen misdaeden pligtig om in de gevangenissen of prisons gestoken te worden, om dat zy in die afgryzelyke gestichten ten minste verzekerd zijn van er niet van honger te zullen moeten sterven'[144].

Soms pleit een veroordeelde er zelfs voor om zijn vrouw en kinderen mee te mogen nemen naar de gevangenis want 'men zou hier met den oogst uitgaan vet gelyk otters'[145].

Verzet op het platteland

In de Vlaamse en Waalse steden ontstaan er, nadat het overgrote deel van de oogst voor een tweede maal op rij mislukt in 1847, voedselrellen als een collectief actiemiddel.

Voedselrellen vormen volgens Gita Deneckere de meest expliciete uitdrukking van verontwaardiging over kapitalistische overtredingen van de 'morele economie'.

Een voedselrel is een typisch voorbeeld van collectieve actie waarbij het volk tijdelijk het recht (op voedsel) in eigen handen neemt[146].

 

Louise Tilley onderscheidt drie soorten voedselrellen. De eerste soort is de vergeldingsactie of 'market riot'. Tijdens deze rellen worden vooral speculanten en hamsteraars die er van verdacht worden voedselproducten in hun huis te verbergen, aangevallen. Ook verkopers, vooral bakkers, die te hoge prijzen vragen voor het brood of met het gewicht sjoemelen, zijn potentiële slachtoffers.

 

De tweede soort is de prijsrel of 'taxation populaire'. Het volk neemt hierbij de controle over de markt en dwingt de marktkramers om de producten aan een lagere prijs te verkopen. Soms verdringen actievoerders de verkopers en nemen ze het heft letterlijk in eigen handen.

De derde protestvorm is de blokkade of 'entrave'. Graanwagens worden tegengehouden en mogen niet doorrijden[147].

 

Vlaanderen krijgt tijdens de crisisjaren ook te maken met dit soort rellen. De eerste soort komt het frequentst voor. De 'slachtoffers' zijn de verpersoonlijking van het aanbod en de (te hoge) prijs van de voedingswaren. Brood is een belangrijk basisproduct dus het spreekt voor zich dat vooral bakkers en hun familie het slachtoffer worden van deze rellen.

Sommige bakkers anticiperen op de rellen door hun eetwaren kosteloos uit te delen.

In maart 1847 wordt de Brugse bakker Christiaens door een snel aangroeiende menigte verjaagd uit zijn winkel. De actievoerders vallen massaal de winkel binnen en nemen alles mee wat eetbaar is. Voorwerpen met geldelijke waarde worden niet meegenomen hetgeen bewijst dat de mensen die zich schuldig maken aan deze collectieve 'diefstal' enkel gedreven  worden door de honger. De beslissing om de bakkerij effectief te plunderen wordt aangewakkerd door geruchten dat de desbetreffende bakker speculeert en hamstert.

Ook in Gent breken heftige voedselrellen uit in mei 1847. Verschillende bakkerijen worden bijna gelijktijdig geplunderd[148].

 

Het is niet toevallig dat net in 1847, wanneer de voedselprijzen een hoogtepunt bereiken, deze golf van rellen door de steden woedt. De voedselrellen verdwijnen tegen de jaren 1850 van het toneel als collectief actiemiddel. Collectieve actie evolueert mee met de economische veranderingsprocessen. De massa gaat nu haar frustraties en ontevredenheid botvieren op de werkgevers in plaats van op de verkopers en de regering[149].

 

Het is hoe dan ook opvallend dat er in de crisisjaren zo goed als geen georganiseerd verzet op het Vlaamse platteland uitbreekt.

De plattelandbewoners vallen in deze zwarte jaren terug op de verdere uitputting van het eigen keuterbedrijfje, migratie en allerlei vormen van semi-legale en illegale praktijken.

De kleine criminaliteit stijgt in Oost-Vlaanderen van 8 765 arrestaties in 1845 tot 25 684 arrestaties in 1847. In 1847 worden vier keer meer mensen veroordeeld voor stroperij dan enkele jaren eerder[150].

'La famine des Flandres est un cas particulier qui permet de constater que la criminalité a marché de pair avec l'extension de l'indigence. Les prisons devinrent en quelque sorte les succursales des hospices et des dépôts de mendicité. La misère provoqua des délits collectifs et des méfaits individuels'[151].

In de 19e eeuw is er in Lokeren geen sprake van massaal protest of verzet. Misdrijven in groep op het platteland kunnen we misschien ook als een vorm van georganiseerd verzet beschouwen maar ik opteer er voor om dit niet te doen.

Als twee of drie mannen aardappelen stelen op een boerderij doen ze dit samen omdat het praktischer is. Iemand staat op de uitkijk, iemand houdt de zak(ken) open en een ander vult ze. Een ander voorbeeld van een collectief misdrijf is volgende casus.

Op 21 november 1848 hebben 2 minderjarige jongens hout gestolen '…le premier coupé du bois et le second d'avoir emporté chez lui respectivement sur une pièce de terre et au préjudice de Pierre Cornelis…'

 

Vooraleer ik de concrete bevindingen over het onderzochte 19e eeuwse Lokeren weergeef, is het van essentieel belang dat ik eerst een grondige doorlichting geef van de instelling die de bestudeerde bronnen produceert: het vredegerecht. In de 19e eeuw is de vrederechter ook strafrechtelijk bevoegd in de hoedanigheid van politierechter.

Zoals reeds vermeld zijn de bestudeerde minuten van vonnissen opgesteld door de griffier, de 'secretaris' van de politierechtbank.

Dit werk kan dus niet volledig zijn zonder een overzicht te geven van het ontstaan, de bevoegdheid van de politierechter in de 19e eeuw en de (relevante) strafwetswijzigingen die doorgevoerd zijn.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

  


 

[135]        H.J. ROETHOF, Eindrapport Commissie kleine criminaliteit. 's Gravenhage, 1986, 172 p.

[136]        S. FABER, Criminaliteit in de negentiende eeuw, 1989, pp.12-13

[137]        SAL, Diverse stedelijke en politiereglementen, Répertoire des réglements et ordonnances de police

[138]        Voor een concreet overzicht van de strafwetswijziging zie Deel II, Hoofdstuk 1: de politierechtbank

[139]        J. YOUNG, The exclusive society. Social exclusion, Crime and Difference in Later Modernity, London, 1999

[140]        A. QUETELET, Physique sociale, p. 251

[141]        Zie deel III

[142]        Zie verder

[143]        A.H. MASLOW, Motivation and personality, New York, 1954

[144]        E. VANHAUTE, Cursus sociaal-economische geschiedenis Nieuwste Tijden, p. 93

[145]        G. JACQUEMYNS, Histoire de la crise économique de Flandres (1845-1850), p. 330

[146]        G. DENECKERE, Sire, het volk mort: collectieve actie in de sociale geschiedenis van de Belgische Staat, 1831-1940, p. 378. De term 'morele economie' wordt uitgelegd op pagina 377 en slaat op 'een complexe consensus over wat legitieme en illegitieme praktijken waren bij de voedselproductie, -distributie en -consumptie.

[147]        L. TILLEY, The food riot as a form of political conflict in France. Journal of interdisciplinary history, pp. 23-24

 [148]       I. VAN DER VENNET, Een vergelijkend criminaliteitsonderzoek tussen Vlaanderen en Ierland, pp. 44-48

     E. VANHAUTE, Cursus sociaal-economische geschiedenis van de Nieuwste Tijden, p.93

[149]        G. DENECKERE, op.cit.,  p. 429

[150]        E. VANHAUTE, Cursus sociaal-economische geschiedenis van de Nieuwste Tijden, p. 93

[151]        G. JACQUEMYNS, op.cit., pp. 321-322