De door de politierechter geregistreerde criminaliteit tijdens het crisisdecennium in Lokeren, 1840-1850 door Annelies Coppieters

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

HOOFDSTUK 1: DE POLITIERECHTBANK

1.1 Inleiding

Als je als historicus de politierechtbank als instelling bestudeert, is het belangrijk dat je op de hoogte bent van de onderlinge sterke verwevenheid met het vredegerecht.

Voor een beter inzicht in de bruikbaarheid van de archieven van de politierechtbank moet je je bewust zijn van de verschillende evoluties die dit gerecht ondergaan heeft doorheen de tijd. Tijdens de 19e eeuw kunnen we eigenlijk spreken over een 'twee-in-één-instelling”.

In de 19e eeuw kan éénzelfde persoon zowel vrederechter als politierechter zijn.

In de gemeenten waar meerdere vredegerechten zetelen wisselen de vrederechters elkaar in beurtrol op als politierechter. Volgens J. Bekers gebeurt dit van oud naar jong[152]. Het vredegerecht is bijna altijd gevestigd in de kantonhoofdplaats en dit is ook het geval in Lokeren. Het kanton Lokeren bestaat uit de gemeenten Lokeren, Daknam en Eksaarde met Lokeren als hoofdplaats. De vrederechter spreekt zich uit over zaken die in de gemeenten van het kanton voorkomen.

De politierechter heeft de bevoegdheid om het als strafbaar gedefinieerde gedrag van de eigen tijd te vonnissen. Als we stilstaan bij de vraag wie bepaalde gedragingen gecriminaliseerd heeft, komen we automatisch uit bij mensen van de hogere klassen. De gegoede burgers definiëren het strafrecht. Mensen uit de lagere klassen hebben immers de macht niet om te interveniëren in het strafrecht. Ze mogen door het cijnskiesrecht niet stemmen, laat staan dat ze zich verkiesbaar kunnen stellen. In 1893 wordt het meervoudig stemrecht voor alle mannelijke leden van de bevolking ingevoerd, in 1919 het enkelvoudig stemrecht en pas na de Tweede Wereldoorlog in 1847 krijgen vrouwen hun politieke rechten.

De sociale klassen en groepen wenden als belangengroepen hun invloed en macht aan om bepaalde gedragingen en/of handelingen te criminaliseren.

Maar ook de staat speelt een rol in het tot stand komen van strafwetten, net zoals ideeën, ideologieën en de publieke opinie de inhoud van strafbaarstellingen beïnvloeden.

Bovendien kunnen er politiek-economische tendensen aan de basis liggen van het strafbaar stellen van gedrag[153].

Nandrin stelt in 'La justice de paix à l'aube de l'independance de la Belgique' dat het noodzakelijk is om in elke fase rekening te houden met de manier waarop de juristen, magistraten en politici de juridische teksten interpreteren omdat alle rechtsinstellingen de zeer directe invloed van hun geschiedenis lijken te ondergaan[154].

1.2 Ontstaan

De Franse 'juge de paix' wordt in 1790 ingesteld onder de regering van Lodewijk XVI om te oordelen over vrij onbelangrijke geschillen zonder kosten en zonder pleitbezorgers waarbij de beslissing meer een feitenkwestie dan een rechtskwestie is.

De vrederechters zijn de opvolgers van de zgn. 'vredemaeckers' of 'peysmaekers' die in grote delen van Europa reeds bestaan sinds de middeleeuwen. Hun sociale functie is de openbare orde handhaven en de voortdurende familietwisten beëindigen.

De instelling van de vrederechter wordt bij ons, in de toenmalige Zuidelijke Nederlanden, ingevoerd op 23 november 1795. De bepalingen van 1790 blijven, op enkele kleine veranderingen na, gelden. Tot het midden van de 19e eeuw moeten de vrederechters geen rechtskennis bezitten want 'il faut que tout homme de bien, pour peu qu'il ait d'expérience et d'usage, puisse être élu juge de paix' [155]. Volgens Nandrin benoemt de minister van justitie sinds 1833 toch systematisch juristen tot vrederechter.Vanaf 1795 wordt de vrederechter bijgestaan door twee assessoren. Daarvoor zijn er dat nog vier of zes, afhankelijk van de woonplaats van de partijen. Door de wet van 20 maart 1801 wordt de vrederechter een alleensprekend rechter. De twee bijzitters worden twee plaatsvervangers van de vrederechter bij diens afwezigheid. Nandrin schrijft dat door het gebrek aan een volledige wetgeving in 1830, het de uitvoerende macht zal zijn die de herwaardering van de vrederechters zal realiseren. De belangrijkste doelstelling zal zijn om de vredegerechten te professionaliseren. Lebeau, minister van justitie, zal hier een belangrijke rol in spelen. Hij snijdt de beweging aan die zal uitmonden in de legitimatie en professionalisatie van de vrederechters.

Ondanks enkele beperkingen voltrekt deze professionalisatie zich definitief tussen 1841 en 1848[156].

 

1.3 De burgerlijke bevoegdheid

 

Volgens Carré hebben de vrederechters drie belangrijke burgerlijke functies: een gerechtelijke, een verzoenende en een buitengerechtelijke functie[157].

In concreto moeten de vrederechters oordelen over kleine geschillen, verzoeningspogingen ondernemen tussen de verschillende partijen en talloze administratieve opdrachten uitvoeren. Ik schets hieronder de drie functies van de vrederechter als burgerlijk rechter.

 

1.3.1 De vrederechter als verzoener

 

In 1790 wordt er een voorafgaandelijke verzoeningsprocedure ingesteld. Beide partijen moeten voor een 'bureau de paix' verschijnen. Van deze samenkomst wordt een proces-verbaal opgesteld. Deze verzoeningsprocedure is niet geldig voor zaken die de natie, gemeenten en de openbare orde betreffen. Deze verplichting wordt in 1911 afgeschaft maar de wetgever blijft de poging tot verzoening in verschillende gevallen aanbevelen. Bij de gerechtelijke hervorming van 1967-1970 blijft de mogelijkheid tot voorafgaandelijke verzoening gehandhaafd.

 

1.3.2  De vrederechter als rechter

De zaken waarover de vrederechter burgerlijk 'recht mag spreken' worden doorgaans in twee categorieën ingedeeld namelijk de algemene en de bijzondere bevoegdheid.

De algemene bevoegdheid bevat alle betwistingen die, het door de wetgever vastgestelde bedrag, niet overschrijden. Dit bedrag gaat van 100 pond in 1790 over 2 500 frank in 1928 en in 1992 komt het op 75 000 frank. In 1935 wordt het vredegerecht ook bevoegd in handelsgeschillen tot 1 000 frank.

 

Wat de bijzondere bevoegdheid van de vrederechter betreft zegt procureur-generaal E. De Le Court dat de vele wetten vóór 1960 'het wezen zelf van de instelling' veranderd hebben. Een overzicht geven van de talrijke wetten die de vrederechter nieuwe bevoegdheden hebben toegewezen zou me te ver leiden[158].

 

1.3.3 De vrederechter en zijn griffier als openbare ambtenaren

 

De vrederechter

In de vakliteratuur spreekt men over 'les fonctions extrajudicaires du juge de paix' of over 'de willige rechtsmacht'. Aanvankelijk moet de vrederechter zich in deze functie enkel bezighouden met het voorzitten van familieraden, zegelleggingen en ontzegelingen.

In de loop van de 19e eeuw vindt er door de talrijke wetten een uitbreiding plaats op het vlak van familierecht, de sector van de geesteshygiëne en de notariële praktijk.

 
De griffier

De vrederechter mag zijn griffier kiezen. De griffier dient een eed af te leggen, is openbaar ambtenaar en lid van de gerechtelijke orde.

Als openbaar bewaarder is hij houder van de minuten, de registers en alle akten betreffende de rechtsmacht, ook van drukwerken en juridische documentatie waarvan de vrederechter gebruik maakt. De griffier bewaart daarnaast ook alle documenten en voorwerpen die neergelegd zijn op de griffie. Vaak is hij de tussenpersoon  tussen de verschillende partijen.

De griffier verricht tal van administratieve handelingen zowel in burgerlijke als in strafzaken. 

1.4 De strafrechtelijke bevoegdheid 

Na de Franse Revolutie zorgt het 'corps municipal', de voorloper van onze huidige gemeenteraad, voor de uitvoering van de wetten en politiereglementen en controleert de naleving ervan.

Uit dit corps municipal  worden drie leden gekozen om 'recht te spreken'. De lokale overheid stelt deze politierechtbank dus in. Deze rechtbank moet waken over de veiligheid op de openbare weg, optreden tegen rustverstoorders, de orde handhaven op de markten, bij plechtigheden en in herbergen, maten en gewichten controleren, levensmiddelen keuren en tenslotte ongelukken, epidemieën en branden voorkomen of bestrijden.

De politierechtbank mag geldboetes en gevangenisstraffen uitschrijven bij overtredingen op deze reglementen.

1.4.1 Code des délits et des peines

Op 25 oktober 1795 wordt de 'Code des délits et des peines' uitgevaardigd. Deze wet delegeert de rechtspraak op lokaal vlak aan een vrederechter en twee bijzitters. Vanaf dan neemt de vrederechter naast burgelijke zaken ook kennis van bepaalde strafrechtelijke aangelegenheden. In de 19e eeuw is de vrederechter dus zowel bevoegd voor burgerlijke zaken als voor strafzaken. Zijn strafrechtelijke bevoegdheid oefent hij uit in de hoedanigheid van politierechter.

1.4.2 Samenstelling van de politierechtbank

De politierechtbank is samengesteld uit de politierechter die overtredingen en kleine wanbedrijven vonnist, de griffier van het vredegerecht die belast is met het opmaken van de akten van rechtspleging en een ambtenaar van het openbaar ministerie.

De rechter spreekt recht, wijst het vonnis toe. Hij is dus bekleed met de rechterlijke macht.

De rechter beschikt over het personeel van de griffie (het secretariaat van de rechtbank) onder leiding van een griffier.

De politiecommissaris, sinds de wet van 16 februari 1800 in de hoedanigheid van de ambtenaar van het openbaar ministerie, spoort de misdrijven op, verzamelt de bewijzen, daagt voor de rechtbank, eist de toepassing van de wet en voert de vonnissen uit. Hij is dus bekleed met de uitvoerende macht. Bij afwezigheid van de politiecommissaris neemt de burgemeester of de afgevaardigde schepen deze functie waar. De ambtenaar van het openbaar ministerie beschikt over het personeel van het parket onder leiding van een secretaris[159].

 

De  structuur van de rechtbank zoals beschreven in de 'Code d'instruction criminelle' van 1808 en de 'Code pénal' van 1810 blijft ongewijzigd. De bevoegdheid van de politierechtbank wordt wel nog uitgebreid.

 

1.4.3 Bevoegdheid van de politierechtbank

 

Door de wet van 1 mei 1849 kent de materiële bevoegdheid van de politierechter een grote uitbreiding onder andere door de invoering van het systeem van verzachtende omstandigheden in correctionele zaken en de verwijzing van zaken naar de politierechter. Behalve overtredingen komen er nu ook bepaalde wanbedrijven onder de hoede van de politierechtbank. Deze wanbedrijven worden vóór 1849 behandeld door de correctionele rechtbank. Het gaat hier om landloperij, bedelarij en beledigingen, een aantal wanbedrijven tegen het landelijk wetboek, overtredingen van wetten en reglementen betreffende wegen en openbare werken, verkeer, vervoerdiensten van personen en goederen, posterijen en tolhekken, overtredingen van besluiten betreffende maten en gewichten en inbreuken op provinciale reglementen. In de Gazette van Lokeren lezen we over deze overheveling van bedelarij naar de politierechtbank: 'Behalve de spaerzaemheid welke deze wet moet verwezenlyken, bestaet er een tweede reden die, deszelfs aenneming krachtig heeft verdedigd en deze rede spruit uit de gevoelens van menschlievendheid voor die ongelukkige klasse der maetschappij, die zich somtyds by gebrek van werk in de droevige noodzakelykheid bevindt, van te moeten bedelen!…Mogen die menschen wel als misdadigers aenzien of behandeld worden?'[160]

De invoering van het Belgisch strafwetboek in 1867 zorgt opnieuw voor een aanzienlijke uitbreiding van de bevoegdheden van de politierechtbank.

Vanaf 1911 worden er vredegerechten opgericht die uitsluitend bevoegd zijn voor strafzaken. Het aantal zaken dat onder de bevoegdheid van de politierechtbank valt, is zo toegenomen dat een werkverdeling onder de vrederechters niet meer volstaat.

Door de strikte splitsing tussen strafrechtelijke aangelegenheden en burgerlijke zaken komt er in de organisatie van het vredegerecht een einde aan de traditie van het Ancien Régime.

De belangrijkste breuklijn in de evolutie van de bevoegdheden van de politierechtbank tijdens de 19e en 20e eeuw is, volgens Karel Velle, de vrij recente wet van 11 juli 1994.

Door deze wet wordt de bevoegdheid van de politierechter flink uitgebreid.

De politierechtbank krijgt bijvoorbeeld de volledige bevoegdheid in verkeersovertredingen toegewezen[161].

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

 


 

[152]        J. BEKERS, “Het archief van de politierechtbank als bron voor sociale geschiedenis. Een voorbeeld te Antwerpen omstreeks 1900.” Bijdragen tot de geschiedenis, 1969, p 188

[153]        P. HEBBERECHT, Cursus Theoretische Criminologie 1999-2000, p. 59

[154]        J.P. NANDRIN, La justice de paix à l'aube de l'indépendance de la Belgique (1832-1848). La professionalisation d'une fonction judiciaire, p. 307

[155]        K. VELLE, Het vredegerecht en de politierechtbank (1795-1995) Organisatie, bevoegdheden en archiefvorming, p. 67

[156]        J. P. NANDRIN, La justice de paix à l'aube de l'indépendance de la Belgique (1832-1848). La professionalisation d'une fonction judiciaire.

[157]        K. VELLE Het vredegerecht en de politierechtbank (1795-1995). Organisatie, bevoegdheden en archiefvorming, p. 22

[158]        Een gedetailleerd overzicht vind je in K. VELLE Het vredegerecht en de politierechtbank (1795-1995) Organisatie, bevoegdheden en archiefvorming,  p. 93 en verder

[159]        J. BEKERS, art.cit., pp. 195-196

[160]        SAL, Gazette van Lokeren, 28 april 1848

[161]        K. VELLE, op.cit., pp. 217 e.v.