De door de politierechter geregistreerde criminaliteit tijdens het crisisdecennium in Lokeren, 1840-1850 (Annelies Coppieters)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

HOOFDSTUK 4: DE DADERS EN DE SLACHTOFFERS

De percentages in elke rubriek worden steeds berekend aan de hand van de gegevens waarover we beschikken. Er is wel altijd een overzicht van de aantallen en percentages onbekenden.

4.1 De daders

4.1.1. Het beroep

Ik heb getracht om de beroepen op een logische manier te verzamelen onder een aantal hoofdsectoren: landbouw, ambacht en industrie (met de onderverdelingen voeding, kleding, bouw en hout, textiel, metaal en luxewaren), transport, handel, vrije beroepen, ambtenaren/bedienden, dienstpersoneel, diverse arbeiders, andere beroepen, personen zonder beroep en personen van wie het beroep onbekend is.

Ik heb dus enkel de hoofdcategorie ambacht en industrie nog eens onderverdeeld in 6 subsectoren. Bij deze indeling heb ik me terug laten leiden door de indeling van Meersman.

 

Op deze manier probeer ik een overzicht te geven van de beroepssectoren waaruit de meeste daders komen. In bijlage zit een overzichtslijst waarin de samenstelling (beroepen) van de hoofd- en subsectoren duidelijk weergegeven wordt[253]. In de bijlage zit ook een tabel die de verhouding weergeeft tussen de daders, gegroepeerd per hoofd- en subsector en de misdrijven, gegroepeerd per hoofdcategorie. De belangrijkste of interessantste gegevens zijn verwerkt in onderstaande tekst[254].

Aan de hand van het beroep kan je de persoon ook een plaatsje geven in de sociale classificatie.

Overzicht daders per hoofdsector/subsector

 

Naam

Aantal

%

 

Subsectoren ambacht en industrie

Aantal

% t.o.v.

hoofd-categorie

Ambacht en industrie

361

42,42%

textiel

234

64,82%

Landbouw

107

12,57%

 

bouw & hout

  47

13,02%

Vrije beroepen

100

11,75%

 

voeding

  27

7,48%

Zonder beroep

   99

11,63%

 

kleding

  27

7,48%

Handel

   68

7,99%

 

metaal

  19

5,26%

Diverse arbeiders

   68

7,99%

 

luxewaren

    7

1,94%

Transport

   16

1,88%

 

 

 

 

Ambtenaren - bedienden

   14

1,65%

 

 

 

 

Dienstpersoneel

   10

1,18%

 

 

 

 

Andere

    8

0,94%

 

 

 

 

Totaal

851

100,00%

 

 

 

 

 

In deze tabel zien we de vertegenwoordiging van de beroepsgroepen wat de daders betreft.

Deze tabel houdt geen rekening met het soort misdrijf dat de daders gepleegd hebben. Die informatie vinden we in de bijlage[255]. Deze tabel stelt ons in staat om een overzicht te krijgen over de beroepen van de daders.

De grafiek hieronder is de visualisering van de tabel. Hij dient ter verduidelijking.

De hoofdsector ambacht en industrie wordt opgesplitst in zijn subsectoren.

 

Beroep daders per hoofd-/subsector

 

 

De daders komen voor een groot deel (42,42%) uit de ambachtelijke en industriële sector.

Binnen de hoofdsector ambacht en industrie maken de arbeiders die werkzaam zijn in de textielnijverheid 64,82% uit. Niet enkel binnen deze sector neemt de subsector textiel het grootste aantal daders voor haar rekening, ook in vergelijking met alle andere hoofdsectoren staat de textielsector aan kop: de meeste daders komen uit de textielsector. (26,96%)

De textielarbeiders maken zich overwegend schuldig aan ordeverstoring (143/234). Op de tweede plaats plegen deze arbeiders vermogensdelicten (67/234)[256].

 

We moeten deze vaststelling toetsen aan de kennis over de economische situatie in het midden 19e-eeuwse Lokeren.

De textielsector stelt op dat moment in Lokeren een groot pak mensen tewerk onder de vorm van huisnijverheid.

In de onderzochte bronnen zijn 145 (!) wevers, 2 minderjarige zoons van wevers, 34 spinsters, 1 minderjarige zoon van een spinster, 16 blekersgasten, 12 vlasbewerkers, 5 vlashekelaars, 7 trameurs[257], 4 twijnders, 2 koordenmakers, 1 koordenmakersknecht en 1 minderjarige zoon van een koordenmaker als daders van 'kleine' criminaliteit geregistreerd.

Daarnaast heb ik ook de 3 hoedenmakers en de 3 hoedenmakerknechten onder deze rubriek ondergebracht.

 

De landbouwsector neemt 12,57% van het totaal aantal daders voor zijn rekening en komt hiermee op de tweede plaats. Er is een redelijk groot verschil tussen het aantal daders uit de  textielnijverheid en de landbouwsector: het aantal daders uit de textielbranche bedraagt meer dan het dubbele van de daders uit de landbouwsector.

75 landbouwers, 23 landbouwersknechten, 4 herders, 3 tuinmannen en 2 minderjarige landbouwerszonen hebben zich in de jaren 1840 ingelaten met illegale praktijken. De landbouwers maken zich vooral schuldig aan de verstoring van de openbare orde (41/107)[258].

4%  van de Lokerse landbouwbevolking heeft zich schuldig gemaakt aan kleine criminaliteit tijdens de crisisjaren[259].

 

100 zelfstandigen hebben de wet overtreden in de onderzochte periode (11,75%). Onder zelfstandigen verstaan we de vrije beroepen zoals een apotheker, 2 zangeressen, 2 eigenaars van een eethuis-hotel, 3 schrijvers, 2 fabriekseigenaars, een advocaat maar vooral herbergiers. De herbergiers maken de overgrote meerderheid uit van de sector van de vrije beroepen. 86 gevonniste zelfstandigen zijn herbergiers.

Het is door deze groep zelfstandigen dat het aandeel van de vrije beroepen zo hoog ligt.

In de bestudeerde periode is er op elke straathoek een herberg. Overtredingen op het sluitingsuur komen frequent voor en zoals de verschillende politiereglementen (1822, 1831 en 1844) vermelden, wordt de herbergier die zijn etablissement openhoudt en drankjes inschenkt, steevast mee veroordeeld.

 

Op de vierde plaats staan de personen die (tijdelijk) zonder beroep moeten overleven. Zij maken 11,63% uit van het totaal aantal daders. Het gaat hier over 90 werklozen, 4 bedelaars, 4 weduwen en een gepensioneerde militair

Het grote aantal vermogensdelicten valt hier op: 77 van de 99 veroordeelde werklozen hebben zich schuldig gemaakt aan dit soort misdrijf. Het gaat hier vooral over diefstallen (57/77), de andere 20 gevallen hebben betrekking op materiële schade.

Het tweede meest gepleegde misdrijf door deze werkloze personen is de verstoring van de openbare orde[260].

 

Op de vijfde plaats vinden we 2 sectoren terug: de arbeiderssector en de handelssector.

7, 99% van alle daders zijn arbeiders.

Arbeiders zijn personen die werken in de manufacturen en fabrieken van Lokeren. Het gaat zowel over 'gewone' arbeiders als over dagloners. Er komt ook 1 ploegbaas in voor. Ik heb het beroep ploegbaas ook onder deze categorie gesorteerd omdat hij, net zoals de andere arbeiders, in een manufactuur/fabriek werkt. De arbeiders plegen voornamelijk vermogensdelicten[261].

 

De personen die werkzaam zijn in de handel nemen ook 7,99% van het totaal aantal veroordeelden voor hun rekening. 4 linnenkoeriers, 1 minderjarige zoon van een linnenkoerier, 5 linnenkooplui, 1 minderjarige zoon van een linnenkoopman, ook oliehandelaars, koopman van vellen, kooplui van borstels, melkmannen, mosselmannen, fruithandelaars… vinden we onder deze sector terug[262].

Deze handelaars en aanverwanten zetten hoofdzakelijk de boel op stelten. 41 van de 68 veroordeelde personen uit de handelsector krijgen een boete of een gevangenisstraf omdat ze de openbare orde verstoord hebben[263].

 

Het valt op dat de beroepen die veelvuldig uitgeoefend worden, ook het meest voorkomen bij de beroepen van de daders.

Eigenlijk moeten we dus weten hoeveel landbouwers, wevers… er op het onderzochte moment in Lokeren aanwezig zijn. In het Stadsarchief van Lokeren ligt een lokale landbouw- en industrietelling. We vinden hierin wel een landbouwerstelling van 1846 terug maar geen cijfermateriaal over het totaal aantal wevers, handelaars… die in het Lokeren van de jaren 1840 bedrijvig zijn. Waar we dit cijfermateriaal wel vinden, is in de nationale tellingen van 1846. Toch moeten we erg voorzichtig te werk gaan met deze cijfers[264].

Wat de wevers en spinsters betreft, beschikken we over de linnenenquête van 1846. In 1846 zijn er 771 wevers en 755 spinsters werkzaam in de Lokerse textielnijverheid[265]. Op basis van deze enquête hebben 18,8% van de Lokerse wevers en 4,5% van de Lokerse spinsters zich tijdens de jaren 1840 schuldig gemaakt aan 'kleine' criminaliteit.

 

Op basis van de landbouwstatistiek van 1846 kunnen we stellen dat in 1846 17,41% van de Lokerse bevolking actief is in de landbouw[266].  2 865 personen zijn actief in de landbouw in het Lokeren van 1846[267].

Aan de hand van het beschikbare cijfermateriaal kunnen westellen dat 3,7%  van de Lokerse landbouwbevolking zich tijdens de crisisjaren schuldig gemaakt heeft aan kleine criminaliteit[268]. Spijtig genoeg kunnen we dat met de andere beroepssectoren niet doen op basis van de beschikbare tellingen.

 

4.1.2 De woonplaats

Overzicht woonplaats daders

 

 

naam

aantal

%

Stadskern

  522

63,74%

Heirbrug

    63

7,69%

De Roos

    51

6,23%

Exaerde

    40

4,88%

Spoele

    34

4,15%

Andere gemeenten

    26

3,17%

Heyende

    20

2,44%

Bergendriesch

    20

2,44%

Nieuwpoort

    19

2,32%

Staekte

    11

1,34%

Daknam

    11

1,34%

zonder vaste woonplaats

     2

0,24%

Totaal

  819

100,00%

 

 

De meeste daders wonen in de stadskern (63,74%). De mensen leven hier dichter op elkaar waardoor de kans op conflicten aanzienlijk toeneemt. Bovendien leven er ook meer mensen in de stadskern dan in de landelijke buitenwijken. Het spreekt dus vanzelf dat er in de drukke stad meer aanleiding en kans is om een overtreding te begaan.

Zowat alle misdrijven worden het meest begaan in de stadskern. 'Ophef en drukte' en 'Diefstal' staan hier aan kop met respectievelijk 20,11% en 19,54% van het totaal aantal overtredingen begaan in de stadskern[269].

Nochtans kunnen we aannemen dat, als er veldvruchten en dergelijke gestolen worden, dit op een akker of een veld gebeurt. Blijkbaar zijn niet enkel de landelijke buitenwijken voorzien van landbouwbedrijfjes maar telt de Lokerse stadskern ook een vrij hoog aantal tuintjes en veldjes waar men gewassen op  kweekt.

 

Het tweede hoogste aantal overtredingen wordt begaan door bewoners van Heirbrug (7,69%). Heirbrug is een wijk die dicht tegen de stadskern ligt.

De bewoners van deze wijk plegen tijdens de crisisjaren voornamelijk diefstallen (38,1%).

Op de tweede plaats worden ze veroordeeld voor ophef en drukte (26,98%).

 

6,23% van de geverbaliseerde daders woont in de wijk De Roos, een andere wijk die aan het stadscentrum grenst. Ook op de Roos worden voornamelijk diefstallen gepleegd (29,41%) en ophef en drukte gemaakt (27,45%).

 

De buurgemeente Eksaarde vertegenwoordigt 4,8% van de daders.

40% van de daders die in Eksaarde wonen heeft zich schuldig gemaakt aan de overtreding van het sluitingsuur van herbergen. 22,50% is voor de politierechter verschenen omdat hij/zij iemand uitgescholden heeft.

 

De wijk Spoele neemt 4,15% van de daders voor haar rekening. 44,12% van de daders die op Spoele wonen hebben zich schuldig gemaakt aan overtredingen die ondergebracht zijn in de categorie 'Varia'. Dit gaat over het nalaten om zich in te schrijven in het bevolkingsregister, zwemmen op een verboden plaats, overtredingen op de nachtwachtdienst tot straatmuziek maken zonder toestemming. 20,59% van de daders die op Spoele wonen hebben het herbergreglement overtreden.

 

Andere gemeenten dan Lokeren, Eksaarde en Daknam komen op de zevende plaats met 3,17%. 23,08% van deze niet-Lokeraars weigeren de bareelrechten te betalen, 19,23% begaat een overtreding op het sluitingsuur van herbergen en nog eens 19,23% pleegt een diefstal.

 

Ook 'vreemdelingen' komen naar Lokeren en begaan daar misdaden. Meestal gaat het over personen uit de buurgemeenten maar sommigen komen ook uit Deinze, Lede.. en zelfs een keer uit Amsterdam.

De wekelijkse markten en de jaarmarkten lokken veel volk. De kooplieden en handelaars die voor deze gelegenheid naar Lokeren komen, weigeren soms om de bareelrechten te betalen. Het feit dat dit de meest voorkomende overtreding is, begaan door mensen die niet in Lokeren zelf wonen, kan verklaard worden door het feit dat zij zich met een voertuig moeten verplaatsen om in Lokeren te raken. Deze handelaars overnachten waarschijnlijk regelmatig in een herberg. Ze drinken een glaasje en verliezen het uur uit het oog. Er komen waarschijnlijk ook geregeld feestgangers uit de buurgemeenten de bloemetjes buiten zetten in Lokeren.

Bovendien moet het enkele buren opgevallen zijn dat er in Lokeren vrij veel veldjes en tuintjes met gewassen zijn. Inwoners uit de buurgemeenten komen met zakken, een kruiwagen of een kar om aardappelen, wortels en fruit te stelen. Misschien denken ze dat hun pakkans kleiner is als ze op het Lokerse grondgebied hun slag slaan. De politiecommissaris mag immers enkel daders arresteren die zich op het grondgebied van Lokeren bevinden. Als de dieven niet gepakt worden in Lokeren dan kunnen ze in principe niet meer vervolgd worden.

 

Ik heb Daknam en Eksaarde als aparte gemeenten beschouwd omdat ze deel uitmaken van het kanton Lokeren. We stellen vast dat 90,61% van de gevonniste daders uit Lokeren zelf komt. 9,39% van de daders wonen in Eksaarde, Daknam of andere gemeenten of hebben geen vaste woonplaats.

 

Bergendriesch en Heyende herbergen elk 2,44% van de daders die voor de politierechtbank moeten verschijnen gedurende de 10 onderzochte jaren.

De bewoners van de wijk Bergendriesch plegen voornamelijk diefstallen, schelden medeburgers uit en begaan overtredingen die ik ondergebracht heb in de categorie 'Varia'.

Elk van de opgesomde misdrijven wordt tijdens de periode 1840-1850 door 20% van de bewoners begaan.

 

30% van de daders die op het Heyende wonen hebben vuiligheid en mest door de stad vervoerd. Het Heyende is een landelijke buitenwijk en de landbouwers hebben heel wat mest nodig om een renderende oogst te verkrijgen[270]. 20% overtreedt de verkeersregels en nog eens 20% wordt veroordeeld voor ophef en drukte.

 

De wijk Nieuwpoort staat op de negende plaats met 2,32% van de daders.

68,4% van de daders uit deze wijk hebben tijdens het crisisdecennium een diefstal gepleegd.

'Verbale geweldpleging' en 'Varia' worden door deze mensen het tweede meest gepleegd (elk 10,53%).

 

Daknam is de minst criminele gemeente en Staekte de minst criminele wijk van het kanton Lokeren tijdens de crisisjaren.

Meer dan de helft van de betichte Daknamnaren, hebben zich schuldig gemaakt aan ophef en drukte (54,55%).

De enige visvangstovertredingen die we in het onderzoek tegengekomen zijn, worden gepleegd door 4 personen uit Daknam en maken 36,36% van de door Daknamnaren begane overtredingen uit.

De aantallen zijn hier zo laag dat het erg moeilijk is om hierover een uitspraak te doen.

In verband met de nachtwachtdienst worden er enkele personen uit Eksaarde veroordeeld op basis van het reglement van Eksaarde. Voor Daknam gebeurt dit niet.

 

Gevatte daders uit de wijk Staekte hebben voornamelijk diefstallen gepleegd (27,27%).

Overtreding op het sluitingsuur van herbergen en verbale geweldpleging nemen elk 18,18% voor hun rekening wat de bewoners van het Staekte betreft.

 

0,23% van de daders hebben geen vaste woonplaats. We kunnen aannemen dat deze personen zwervers zijn die zich (tijdelijk) op het grondgebied van Lokeren bevinden.

Het gaat hier slechts over 2 personen. Ze hebben zich schuldig gemaakt aan overtredingen die onder de subcategorie 'Varia' vallen[271].

 

4.1.3 Het geslacht

Aandeel mannen/vrouwen per hoofdcategorie

 

Naam

Totaal

Man

Vrouw

Percentage Man

Percentage vrouw

Verstoren van de openbare orde

452

418

34

      92,48%

     7,52%

Vermogensdelicten

226

196

30

      86,73%

    13,27%

Andere

81

76

5

      93,83%

     6,17%

Gewelddelicten

75

55

20

      73,33%

    26,67%

Verkeersovertredingen

34

34

 

     100,00%

     0,00%

 

 

Aandeel mannen/vrouwen per hoofdcategorie

 

Op basis van de bovenstaande grafiek (visualisering van de tabel, bijlage 11) kunnen we ons slechts 1 vraag stellen: hoe komt het dat mannen zoveel meer misdrijven plegen dan vrouwen? We werken met beschuldigde en gestrafte daders maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat vrouwen makkelijker aan de rechtspraak ontsnappen dan mannen.

Plegen ze hun misdrijven 'anders' zodat de pakkans verkleint? Plegen ze andere misdrijven? Of begaan ze gewoonweg minder misdrijven?

Een interessante invalshoek die zeker nog nader onderzoek verdient. Ik zal echter enkel mijn onderzoeksresultaten weergeven en toelichten.

In de jaren 1840 verschijnen er in totaal 779 mannen en 89 vrouwen voor de politierechter. Dit betekent dat 89,75% van de daders een man is en 10,25% van de daders een vrouw.

Er verschijnen dus bijna 8 keer zoveel mannen voor de politierechtbank.

 

Voor geen enkele subcategorie zijn de vrouwelijke daders in de meerderheid. Voor een aantal subcategorieën zijn er zelfs geen vrouwen veroordeeld tijdens de crisisjaren.

30,43% van de daders die zich schuldig gemaakt hebben aan fysieke geweldpleging zijn van het vrouwelijke geslacht. Op de tweede plaats maken vrouwen zich schuldig aan verbale geweldpleging en het niet in bedwang houden van hun hond (25%).

21,43% van de daders die voorgekomen zijn voor een overtreding op de handelswetten zijn vrouwen. Pas op de vijfde plaats, met 17,24% vrouwelijke daders, vinden we het vergrijp diefstal terug[272].

 

We kunnen het hoge aantal mannelijke daders verbinden met hun positie in de 19e-eeuwse samenleving. Voordat de industrialisatie de maatschappij beïnvloedt, gaat de vrouw nauwelijks buitenshuis werken: op het land helpen, het huishouden doen en de kinderen opvoeden vormen de hoofdcomponenten van haar takenpakket. In Lokeren vormt de onderzochte periode een vroege aanzet tot de industrialisatie.

Dat mannen meer buitenshuis zijn en dus ook meer bloot staan aan de verleidingen en verlokkingen om (kleine) criminaliteit te plegen kan een mogelijke verklaring vormen[273].

Als we deze stelling toetsen aan het onderzochte bronnenmateriaal zien we dat het merendeel van de vrouwelijke daders een beroep hebben dat buitenshuis uitgeoefend wordt.

22,22% van de arbeiders en 16,07% van de dagloners die een misdrijf begaan hebben, zijn van het vrouwelijk geslacht. Er zijn 22,09% vrouwen onder de herbergiers die voor de politierechtbank verschenen zijn. Personen die een herberg uitbaten, hebben veel sociale contacten. Bovendien zijn ze vatbaar voor een overtreding op het sluitingsuur van herbergen. We kunnen wel zeggen dat een herberg uitbaten in de 19e eeuw een erg riskante onderneming is, ten minste wat het risico op overtreding van het sluitingsuur inhoudt. Hier geldt wel dat de herbergiers, ongeacht of ze van het vrouwelijk of mannelijk geslacht zijn, ook een hoog percentage innemen.

De vrouwen die actief zijn in de handelssector nemen ook een betrekkelijk aandeel in tegenover hun mannelijke collega’s: 25% winkeliersters, 33,33% vrouwelijke fruithandelaars en 25% vrouwelijke groothandelaars.

 

Daartegenover staat dat slechts 2,67% van de landbouwbevolking en 10% van de huisbedienden die veroordeeld wordt voor kleine criminaliteit vrouwen zijn.

Er zijn 14,81% vrouwelijke kledingmaaksters en 12,39% textielarbeidsters in verhouding met hun mannelijke collega’s. We kunnen er van uitgaan dat dit overwegend thuisarbeid is. Het relatief hoge aandeel dat vrouwen voor hun rekening nemen in deze branches kan verklaard worden door de grote vertegenwoordiging van kledingmakers en textielarbeiders in het algemeen.

66,67% van de weduwen/weduwnaars zijn vrouwen[274]. Dit kunnen we verklaren doordat vrouwen gemiddeld langer leven dan mannen.

 

In 1847 is 16,80% van de daders van het vrouwelijk geslacht. Dit is het hoogste percentage dat de vrouwelijke daders bereiken. In 1848 ligt het aandeel van de vrouwen op 13,11%. In 1842 is 12,16% van de daders van het vrouwelijk geslacht. In 1849 is 11,29% van de daders vrouwelijk. Op de vijfde plaats wat betreft het hoogste vrouwelijke daderpercentage staat 1843. In 1842 is slechts 2,41% van de daders vrouwelijk[275].

Tijdens de onderzochte jaren waarin de gevolgen van de mislukte oogsten zich het sterkst doen voelen in Lokeren (1847, 1848 en 1849), ligt het aandeel van de vrouwen merkelijk hoger. Enkel in 1842 bedraagt het aandeel van de vrouwen ongeveer evenveel.

 

4.1.4 Leeftijd

 

Wat dit onderdeel betreft hebben we te maken met een betrekkelijk groot aandeel onbekenden (287/868). Daarom berekenen we de percentages aan de hand van de daders wiens leeftijd we wel kennen.

 

Leeftijd van de daders

 

Als we de leeftijd van de daders in categorieën indelen zien we dat het grootste aandeel daders, op de onbekenden na, tussen 16 en 20 jaar is. Dit relatief hoge aandeel jeugddelinquenten kunnen we allicht relateren aan de houding van de samenleving tegenover deze adolescenten. Reeds van kleinsaf aan rekent men op de kinderen om hun steentje bij te dragen tot het gezinsinkomen. Jongeren worden van kindsbeen af tot mini-volwassenen gekneed en gaan zich logischerwijs dan ook als volwassenen gedragen. Dit is ook het geval op het vlak van de criminaliteit. Er is geen specifiek jeugdig misdrijf: de jeugd pleegt in grote lijnen dezelfde criminaliteit als de volwassenen. Als we wat meer in detail treden, zien we dat mannen het meest crimineel zijn tussen 16 en 20 jaar, vrouwen tussen 31 en 35 jaar.

Globaal genomen plegen de daders de meeste misdrijven als ze tussen 16 en 35 jaar oud zijn. Eigenlijk begint de piekperiode bij de mannen al vanaf 11 jaar.

In de categorie 6-11 jaar vinden we 10 jongetjes en 1 meisje terug (7 diefstallen en 4 gevallen van materiële schade).

Ook de zestig-plussers laten zich niet onbetuigd. Deze mensen kunnen niet met pensioen gaan. Er is in deze periode nog geen sprake van een pensioenstelsel maar ze krijgen wel te maken met lichamelijke aftakeling. De ouderen moeten blijven meedraaien in het 'actieve' leven willen ze kunnen overleven. Als ze geen geld meer kunnen binnenbrengen, zijn ze aangewezen op hun familieleden of op het bureel van weldadigheid.

De misdrijven die deze ouderen begaan, zijn vrij gevarieerd: diefstal, ophef en drukte, beledigingen, aanvallende hond, overtreding op de handelswetten en zelfs overtreding op het sluitingsuur van herbergen: 6 personen tussen 61 en 65 jaar zijn hiervoor veroordeeld[276].

 

4.1.5 Recidivisme

 

In totaal maken 88 personen zich schuldig aan recidivisme. Dit komt neer op 12,80% van het totaal aantal personen die 1 of meerdere misdrijven begaan hebben tijdens de onderzochte periode. Meestal hervallen ze in dezelfde fout.

Vrouwen die hervallen is een marginaal fenomeen. Ze plegen een heel pak minder misdrijven dan mannen, de kans om te hervallen is verhoudingsgewijs dus ook kleiner. De 6 vrouwelijke recidivisten zijn 4 herbergiers, 1 weduwe en 1 spinster.

De meeste recidivisten komen slechts 2 keer voor het tribunaal.

15 personen komen tussen de 3 en 7 keer voor de politierechter in het decennium 1840-1850. 7 van deze 15 personen oefenen het beroep van herbergier uit en worden grotendeels geverbaliseerd voor overtreding op het sluitingsuur van herbergen.

3 personen uit deze top 15 zijn van het vrouwelijk geslacht, 2 herbergiersters en een spinster die 'toevallig' moeder en dochters zijn. De grootste recidivist is Jeanne Hofman, een herbergierster. Zij moet 7 keer voor de politierechter verschijnen. 6 keer voor overtreding op het sluitingsuur van herbergen en 1 keer voor beledigingen. Naast herbergiers zijn het vooral (textiel)arbeiders en werklozen die hervallen[277].

 

4.1.6 Besluit daders

 

Als we een eerste blik op het gemiddelde daderprofiel werpen, stellen we vast dat de daders op enkele uitzonderingen na allen uit de lagere klasse komen (dagloners, wevers, blekers, spinsters, landbouwers…). Het grootste deel van de daders is actief in de textielsector (26,96%). Door de vele thuiswerkers krijgen we via de tellingen geen zicht op het totaal aantal tewerkgestelden. We mogen er wel van uitgaan dat veel Lokeraars actief zijn in deze beroepssector. Het zijn vooral deze mensen die getroffen worden door het verval en de ondergang van de linnenindustrie. Landbouwers die weven/spinnen… om een aanvullend inkomen te verwerven, kunnen altijd terugvallen op de opbrengsten van hun landbouwbedrijfje. Doordat hun lonen dalen en er minder werk voorhanden is, komen de textielarbeiders in de problemen om aan hun basisbehoeften te kunnen voldoen.

Als in 1845 en 1846 de oogsten mislukken is het hek van de dam: doordat de voedingsmiddelen schaars en duur zijn, wordt voor de textielarbeiders de toestand helemaal miserabel maar ook de landbouwers kunnen nu niet meer terugvallen op de opbrengst van hun, meestal kleine, stukjes land.

Bij het zoeken naar verklaringen voor de vaststelling dat in het bestudeerde bronnenmateriaal vrij weinig personen uit de hogere klasse als dader geregistreerd zijn, moeten we rekening houden met het klassenbewustzijn in de 19de eeuw. Mensen van adel of met aanzien worden in de 19e eeuw beschouwd als een andere, hogere soort en distantiëren zich van de volksklassen. Vaak ontstaat er een grote kloof tussen arm en rijk. De gevoelens van de armere lieden tegenover deze mensen zijn er vaak van afgunst en jaloezie maar evenzeer van respect en bewondering. De drempel om een sociaal hoger geplaatste aan te houden zal voor de veldwachter en politieofficier waarschijnlijk vrij hoog geweest zijn.

 

4.2 De slachtoffers

Over de slachtoffers komen we een heel pak minder te weten. De woonplaats van deze mensen wordt slechts sporadisch vermeld en ook het beroep staat er niet altijd bij.

Het slachtoffer is in de 19e eeuw duidelijk van ondergeschikt belang. Bovendien is de gemeenschap in heel wat gevallen het slachtoffer. We hebben enkel de personen die het slachtoffer zijn van een delict opgenomen, waarvan naam, beroep en woonplaats gekend zijn. Hun leeftijd wordt slechts in enkele gevallen vermeld door de griffier. Er zijn te weinig gegevens beschikbaar om een overzicht te maken van de leeftijdscategorieën van de slachtoffers. Om net als bij de daders de ontbrekende gegevens in de beroepssector en de woonplaatsen op te vangen, hebben we een rubriek 'Onbekend' ingelast.

Daarna hebben we de hoofdsector 'Onbekend' uit het totaal aantal gegevens getild en de percentages berekend aan de hand van de slachtoffers wiens beroep/woonplaats we wel kennen. 59,80% van de slachtoffers valt ten prooi aan een vermogensdelict, 30,39% aan een gewelddelict, 9,31% aan verstoringen van de openbare orde en 0,49% aan een verkeersovertreding.

Vermogensdelicten (diefstal, materiële schade, bedrog en in mindere mate visvangstovertredingen) en gewelddelicten (verbale en fysieke geweldpleging) maken nu eenmaal meer slachtoffers dan een (midden 19e-eeuwse) verkeersovertreding of een ordeverstoring

Verkeersovertredingen en veel overtredingen van de openbare orde hebben eenvoudigweg geen specifiek slachtoffer. Het slachtoffer in deze zaken is de gemeenschap. We hebben in dit onderzoek als doel om de sociale achtergrond van de slachtoffers te doorgronden, de gemeenschap is dan ook nooit als slachtoffer vermeld. De hoofdcategorie 'Andere' telt geen enkel slachtoffer.

 

4.2.1 Beroep

 

We hanteren dezelfde beroepenindeling als bij de daders.

Van 46,34% van de slachtoffers kennen we het beroep niet. De griffier vermeldt enkel de naam van het slachtoffer in deze gevallen. Om geen vertekend beeld van de beroepsspreiding bij de slachtoffers op te hangen, berekenen we de percentages aan de hand van de gekende beroepen (= de slachtoffers wiens beroep door de griffier vermeld wordt in de minuten).

 

Beroep van de slachtoffers

 

 

 

De beroepgroep die het meeste slachtoffers telt, is de landbouwsector: 72,73% van de gekende slachtoffers zijn landbouwers.

Landbouwers zijn het meest slachtoffer van vermogensdelicten (93,75%). Dit is ook niet verwonderlijk, hun velden en akkers staan bol van voedingsgewassen, grassen…

Bovendien zijn er veel landbouwers in het toenmalige Lokeren. (Zie daders)

 

9,09% van de slachtoffers is werkzaam in de ambacht en industrie. De aangereikte informatie is echter te gering om in detail te treden over de subsectoren. Deze personen worden ofwel het slachtoffer van vermogensdelicten, ofwel het slachtoffer van gewelddelicten (elk 50%).

 

Mensen die een vrij beroep uitoefenen, nemen 6,36% van het slachtofferschap voor hun rekening. Hierbij is een apotheker uit Gent die akkerland bezit in Lokeren dat geplunderd wordt, maar het gaat in deze sector voornamelijk over herbergiers. In 71,43% worden de zelfstandigen het slachtoffer van vermogensdelicten.

 

Personen werkzaam in de handelssector en ambtenaren-bedienden zijn beide in 3,64% van de gevallen slachtoffer van een misdrijf. 75% van de handelaars zijn het slachtoffer van gewelddelicten, de andere 25% van vermogensdelicten. De ambtenaren-bedienden zijn voornamelijk het slachtoffer van overtredingen op de openbare orde. Het zijn allemaal veldwachters.

 

1 keer is een persoon zonder beroep het slachtoffer geworden. Het gaat hier niet over een werkloze maar over een graaf. Hij is het slachtoffer van een vermogensdelict[278].

 

4.2.2 Woonplaats

 

Naam

Totaal

Geweld-delicten

Verkeers-over-tredingen

Vermogens-delicten

Verstoren van de openbare orde

Percentage

Percentage zonder

'onbekend te Lokeren'

onbekend te Lokeren

  153

50

1

  93

      9

74,63%

 

Stadskern

    17

   9

 

   7

      1

8,29%

32,69%

Exaerde

      9

   2

 

   5

      2

4,39%

17,31%

De Roos

      7

 

 

   4

      3

3,41%

13,46%

Andere gemeenten

      5

 

 

   3

      2

2,44%

9,62%

Bergendriesch

      4

 

 

   2

      2

1,95%

7,69%

Heirbrug

      3

   1

 

   2

 

1,46%

5,77%

Staekte

      2

 

 

   2

 

0,98%

3,85%

Spoele

      2

 

 

   2

 

0,98%

3,85%

Nieuwpoort

      1

 

 

   1

 

0,49%

1,92%

Heyende

      1

 

 

   1

 

0,49%

1,92%

Daknam

      1

 

 

   1

 

0,49%

1,92%

Totaal

  205

62

1

123

    19

100,00%

100,00%

Totaal zonder

'onbekend te Lokeren'

    52

 

 

 

 

Van 74,63% van de slachtoffers die de griffier vermeld heeft in de bestudeerde vonnissen, kennen we de woonplaats niet. We weten enkel dat het slachtoffer in Lokeren woont. We volgen hetzelfde stramien als bij het beroep en laten ons bij de volgende bespreking leiden door de slachtoffers wiens woonplaats we wel kennen.

32,69% van de slachtoffers woont in de stadskern. Dit is dan ook het grootste en dichtst bewoonde deel van Lokeren. Inwoners van de stadskern zijn het minst slachtoffer van diefstal, maar voornamelijk van fysieke geweldpleging en materiële schade. De slachtoffers die in de andere wijken/gemeenten wonen, worden voornamelijk het slachtoffer van diefstal.

17,31% van de slachtoffers komt uit Eksaarde. 13,46% van de slachtoffers woont in de wijk De Roos. Het valt op dat de stedelijke buitenwijken zoals De Roos, Heirbrug en Bergendries meer slachtoffers tellen dan de meer landelijke wijken (Heyende, Nieuwpoort, Spoele en Staekte). Dit geldt ook voor de daders.

9,62% van de slachtoffers komt uit andere gemeenten dan Eksaarde, Lokeren en Daknam (kanton Lokeren).

Nu kan het lijken alsof een groot deel van de slachtoffers buiten de stad Lokeren woont. Nochtans is slechts 7,32% van de slachtoffers een niet-Lokeraar. We mogen de categorie 'Onbekend te Lokeren', waar enkel ‘demeurant à Lokeren’ vermeld wordt, uiteraard niet uit het oog verliezen.

 

4.2.3 Geslacht

 

Bij deze rubriek is er geen probleem met een categorie van onbekenden. In de gevallen dat we enkel de naam krijgen van het slachtoffer, kunnen we daaruit het geslacht afleiden. Aan de voornaam zien we of het om een man of om een vrouw gaat.

 

Geslacht van de slachtoffers

 

Net zoals bij de daders, zijn de mannen ook bij de slachtoffers in de meerderheid. Als we de hoofdcategorieën beschouwen, zijn de mannen op elk domein in de meerderheid[279]. Als we nu wat meer in detail treden zien we dat bij twee subcategorieën meer vrouwelijke dan mannelijke slachtoffers gemaakt worden: 'fysieke geweldpleging' en 'ophef en drukte'.

De slachtoffers van fysieke geweldpleging zijn in 52,94% van de gevallen vrouwen.

In 61,54% gevallen van 'ophef en drukte' zijn de slachtoffers van het vrouwelijk geslacht. Vaak gaat het over minder ernstige zaken zoals een groepje mannen die luidkeels roepend rond het huis van een weduwe lopen.

In de literatuur lezen we dat over het algemeen vrouwen meer beledigen en meer beledigd worden dan mannen maar de onderzoeksresultaten van de Lokerse casus spreken dit tegen.

We hebben de stelling dat vrouwen meer beledigingen uiten reeds ontkracht op basis van de resultaten bij de daders. Mannen halen hier met 73,33% als slachtoffer van beledigingen ruim de bovenhand[280]. In het crisisdecennium is uitschelden en uitgescholden worden overwegend een mannenzaak.

 

4.3 Vergelijking sociaal profiel daders en slachtoffers

 

Hieronder volgt een overzicht van de meest voorkomende beroepen en woonplaatsen van de daders en de slachtoffers en worden deze vaststellingen naast elkaar geplaatst.

 

4.3.1 Beroepen

 

De meeste daders komen uit de textielindustrie, de meeste slachtoffers uit de landbouwsector. In de drie sectoren die de meeste personen vertegenwoordigen, zien we parallellen bij de slachtoffers en de daders. De landbouwers komen bij de daders op de tweede plaats, personen die werkzaam zijn in de ambachtelijke en industriële sector komen bij de slachtoffers op de tweede plaats. Het gaat hier niet overwegend over textielarbeiders.

Zowel wat de slachtoffers als de daders betreft, nemen de personen met een vrij beroep de derde plaats in. Het gaat hier in beide gevallen vooral om herbergiers. Deze mensen komen vaak en met veel mensen in contact. Het risico op conflicten wordt op deze manier groter.

Wat hun hoge daderaantal betreft, moeten we wijzen op de strenge herbergreglementering.

 

4.3.2 Woonplaats

 

Zowel de meeste daders als de meeste slachtoffers wonen in de stadskern.  De Roos herbergt een aantal slachtoffers en daders waardoor in beide categorieën deze wijk op de derde plaats komt. De Heirbrug herbergt 7,69% van de daders (tweede plaats) maar wat de slachtoffers betreft komt deze wijk pas op de zesde plaats. De tweede plaats bij de slachtoffers wordt ingenomen door Eksaarde, bij de daders staat deze buurgemeente op de vierde plaats.

 

4.3.3 Geslacht

 

De kleine criminaliteit wijkt in het midden 19e-eeuwse Lokeren niet af van het 'gewone' patroon: (geregistreerde) kleine criminaliteit is in de 19e eeuw overwegend een mannenzaak en de crisisjaren veranderen hier niets aan.

Gemiddeld 90,13% van de daders en 77,05% van de slachtoffers zijn mannen.

Vrouwen zijn dus meer het slachtoffer van kleine criminaliteit dan dat ze daders zijn. Ook dit is een stelling die we in verschillende studies over criminaliteit in de 19e eeuw kunnen terugvinden.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 


 


[252] Overzichtstabellen, zie bijlage 4

[253] Overzichtslijst, zie bijlage 6

[254] Overzichtstabellen, zie bijlage 7

[255] Overzichtsabel, zie bijlage 7

[256] Overzichtstabel, zie bijlage 7

[257] Een trameur is een arbeider die inslagdraden op de schietspoel windt (Van Dale).

[258] Overzichtstabel, zie bijlage 7

[259] Berekening op basis van de telling van de landbouwbevolking die in het SAL ligt.

[260] Tabel, zie bijlage 7

[261] Tabel, zie bijlage 7

[262] Tabel, zie bijlage 6

[263]        Tabel, zie bijlage 7

[264] Zie Inleiding, 3. Bronnenduiding

[265]        RAG, Provinciaal archief, lokale linnenenquête, 1846

[266] Recensement générale de l’agricole (15 octobre 1846), Brussel, 1849

[267] SAL, Economische stellingen en statistieken, 1797-1862, Statistique agricole de la commune de Lokeren

[268] Berekening op basis van de telling van de landbouwbevolking die in het SAL ligt.

[269] Overzichtstabel, zie bijlage 9.

[270]        Zie Deel I, hoofdstuk 2

[271] Overzichtstabel, zie bijlage 9

[272] Zie tabel, bijlage 12

[273]        Zie deel III

[274] Zie tabel, bijlage 8

[275] Zie bijlage 3.5

[276] Zie bijlage 15

[277] Overzichtslijst, zie bijlage 16

[278] Overzichtstabel (basis van de grafiek), zie bijlage 17

[279] Tabel waarop de grafiek gebaseerd is, zie bijlage 20

[280] Tabel, zie bijlage 21